26 345
Beleidsplan Nederlandse Politie 1999–2002

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 30 juni 1999

Mede namens mijn ambtgenoot van Justitie bied ik u het standpunt met betrekking tot de invoering van het middel pepper spray voor de Nederlandse politie aan.

Sinds enige jaren komen er uit het politieveld en de politievakorganisaties signalen dat de bestaande bewapening van de politie onvoldoende is. Er wordt een zogenaamd «gat» tussen wapenstok en vuurwapen geconstateerd, in die zin dat in bepaalde situaties de korte wapenstok een te licht en niet effectief geweldmiddel is terwijl het vuurwapen in andere situaties juist een te zwaar middel wordt geacht. Om die reden is de roep ontstaan om een middel voor de politie dat qua geweldsniveau geplaatst kan worden tussen korte wapenstok en vuurwapen. Het bestaan van dit zogenaamde gat wordt bevestigd door het onderzoek «Onder Schot» van de Vrije Universiteit van Amsterdam uit 1996, uitgevoerd onder de politie.

Uitgevoerde onderzoeken

Naar aanleiding van deze signalen uit het politieveld en het vermelde rapport «Onder Schot» zijn drie onderzoeken verricht, gericht op het vinden van een oplossing voor dit probleem. De rapporten van deze onderzoeken heb ik u reeds eerder doen toekomen. Het gaat daarbij om:

– het TNO literatuuronderzoek uit 1996 «Toxicologische evaluatie van Pepper Spray als mogelijk wapen voor de Nederlandse politie». De conclusie van dit onderzoek is dat pepper spray veilig en effectief geacht kan worden bij toepassing op gezonde personen. Geconcludeerd werd evenwel dat er onvoldoende zekerheid bestaat over de gevolgen van toepassing van pepper spray op personen met astmatische longaandoeningen, al dan niet in combinatie met fysieke en mentale stress. Om op deze vragen een antwoord te verkrijgen werd nader dierexperimenteel onderzoek noodzakelijk geacht.

– Het TNO onderzoek uit 1998, «Experimenteel onderzoek naar de veiligheid van Pepper Spray in de met ovalbumine gesensibiliseerde cavia». Naar aanleiding van de aanbevelingen uit het eerste TNO rapport werd een experimenteel onderzoek op cavia's uitgevoerd. De dieren hebben een in hoeveelheid en duur verschillende dosis pepper spray ingeademd. De uitkomst van dit onderzoek is dat onder voorbehoud van onzekerheden met betrekking tot vertaling van de proefdiergegevens naar de mens en bepaalde in acht te nemen gebruiksvoorwaarden, gebruik van pepper spray door de politie niet extra gevaarlijk is voor astmatische personen. In de woorden van TNO: «Er zijn als zodanig geen toxicologische overwegingen die invoering van pepper spray in de weg staan». Om de «grootst mogelijke zekerheid» te verkrijgen wordt het evenwel «wenselijk» geacht nader onderzoek op vrijwilligers uit te voeren. TNO concludeert voorts dat de veiligheidsmarge van pepper spray overeenkomt met die van CS traangas.

– Het KLPD/LSOP onderzoek uit 1998, «Netten, Stokken en Sprays». Het onderzoek is gezamenlijk verricht door het Korps landelijke politiediensten (KLPD) en het Landelijk Selectie en Opleidingsinstituut Politie (LSOP). In dit onderzoek zijn de ervaringen in de politiepraktijk en uit de wetenschappelijke wereld met pepper spray, vangnetten en verschillende typen wapenstokken onderzocht. De drie typen wapens zijn met name onderzocht op hun praktische geschiktheid voor de basispolitiezorg, in die zin dat is nagegaan in hoeverre deze geweldmiddelen een oplossing kunnen bieden voor het «gat» tussen vuurwapen en korte wapenstok. Opgemerkt wordt dat er in dit verband geen «wondermiddelen» bestaan. Onder dit voorbehoud wordt geconcludeerd dat pepper spray onder voorwaarden een geschikt middel kan worden geacht voor de basispolitiezorg.

Invoering van pepper spray

Op basis van de uitkomst van de vermelde rapporten hebben mijn ambtgenoot van Justitie en ik in een brief aan het Korpsbeheerdersberaad, de Raad van Hoofdcommissarissen en het Hoofdofficierenberaad het voornemen geuit het middel pepper spray voor gebruik in de basispolitiezorg in te voeren. Dit standpunt is mede gebaseerd op onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat pepper spray geschikt geacht kan worden voor gebruik in de basispolitiezorg. Verwacht wordt dat het gebruik van pepper spray kan leiden tot een afname van geweld tegen de politie, een afname van letsel bij slachtoffers, en een afname van het aantal klachten tegen de politie. Daarnaast wordt verwacht dat het dreigen met het middel of het gebruik ervan een zodanig deëscalerende werking kan hebben dat daarmee in bepaalde situaties vuurwapengebruik kan worden voorkomen. Gelet op deze gegevens en de uitkomst van de TNO rapporten kan pepper spray een waardevolle aanvulling zijn op de bewapening van de politie.

Hoewel het KLPD/LSOP rapport aangeeft dat de uitschuifbare wapenstok eveneens geschikt wordt geacht voor de basispolitiezorg wordt de voorkeur gegeven aan pepper spray. Die opvatting is gebaseerd op de overweging dat er weinig kwantitatieve gegevens bestaan inzake de effecten van (uitschuifbare) wapenstokken en dit geweldmiddel een beperkte meerwaarde heeft ten opzichte van de huidige politie-bewapening. De mogelijkheid beide typen wapens in te voeren komt ons inziens niet in aanmerking. Daarmee kan de indruk ontstaan dat de politie is «overbewapend» hetgeen wij een ongewenst beeld vinden van de politie in de Nederlandse samenleving.

Uit de onderzoeken blijkt nog onvoldoende onder welke voorwaarden en met welke nazorg pepper spray kan worden ingevoerd. Alvorens tot landelijke invoering van dit middel wordt overgegaan dient het, in onze opvatting, in een pilot te worden beproefd. Daarin wordt onderzocht of het middel aan de gestelde verwachtingen voldoet en welke exacte voorwaarden bij landelijke invoering uiteindelijk aan het gebruik ervan moeten worden gesteld. Gelet op het feit dat de bevolkingssamenstelling en het niveau van de geweldscriminaliteit per politieregio verschillen is het noodzakelijk dat aan de pilot wordt deelgenomen door twee korpsen. Eén van de korpsen behoort gelegen te zijn in een groot stedelijk gebied, het andere korps in een gebied met een meer landelijk karakter. Om te waarborgen dat bij de uitvoering van de pilot aan alle te stellen vereisten wordt voldaan zal een op de Politiewet 1993 gebaseerde ministeriële regeling worden vastgesteld. De regeling zal in ieder geval strikte regels voor de inzet, het gebruik, de training, het toezicht, en de nazorg geven. De regeling zal in nauw overleg met het politieveld en de Inspectie voor de Gezondheidszorg worden opgesteld.

De resultaten van de pilot zullen worden geëvalueerd. Voorafgaand aan invoering van het middel in de pilot wordt onder de deelnemende korpsen een nulmeting verricht. Bepaald wordt daarin onder meer in welke situaties welke geweldmiddelen thans worden gebruikt en de mate en aard van de onveiligheid bij de politie-ambtenaren. Na invoering wordt in het onderzoek onder meer vastgesteld wat de ervaringen van de ambtenaren en de «slachtoffers» met het middel zijn.

De pilot zal door een breed samengestelde commissie worden begeleid. Naast vertegenwoordigers uit het politieveld en de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie zal daarin ook een Inspecteur voor de Volksgezondheid zitting hebben. De commissie zal de bevoegdheid hebben het experiment tussentijds bij te stellen of desnoods te beëindigen.

Standpunt beraden

Het bovenstaande voornemen tot invoering van pepper spray is op 21 januari 1999 voor advies voorgelegd aan het Korpsbeheerderberaad, het Hoofdofficierenberaad en de Raad van hoofdcommissarissen. Daarbij is tevens gevraagd aan te geven welke voorwaarden, in de opvatting van de Beraden, aan de invoering van pepper spray gesteld dienen te worden. Op 23 april jongstleden is een gezamenlijk advies van de Beraden ontvangen. De kernpunten daaruit zijn:

– pepper spray kan een waardevolle aanvulling zijn in de basispolitiezorg. Het is evenwel geen opvulling van het gat tussen wapenstok en vuurwapen. Gebruik ervan kan in bepaalde gevallen vuurwapengebruik voorkomen;

– in het geweldscontinuüm dient pepper spray vlak vóór het vuurwapen te worden geplaatst;

– ingestemd wordt met het voornemen het middel te beproeven in twee regio's. De Beraden dragen daarvoor de korpsen Rotterdam-Rijnmond en Brabant-Noord voor;

– pepper spray wordt uitsluitend toegestaan tegen individuele personen ter aanhouding in zeer ernstige situaties en in situaties waarin sprake is van noodweer of noodtoestand;

– vóórdat pepper spray in de pilot wordt beproefd achten de Beraden het gewenst de gezondheidseffecten van het middel op astmatisch vrijwilligers te onderzoeken.

Standpunt politie vakorganisaties

De politie vakorganisaties hebben in de vergadering van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) van 18 mei jongstleden met kracht gepleit voor invoering van pepper spray bij de politie. De organisaties vinden het ongewenst dat voorafgaand aan landelijke invoering met dit geweldmiddel een pilot wordt gehouden. Er wordt aangedrongen op landelijke invoering van pepper spray voor de gehele politie per 1 juni 2000.

Verfijning standpunt

Mede naar aanleiding van het advies van de beraden hebben wij ons standpunt terzake verder ingevuld. Wij achten het van belang dat pepper spray slechts zal worden gebruikt in individuele zeer ernstige situaties ter aanhouding van een persoon en in situaties waarbij sprake is van noodweer. Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat het niet geschikt wordt geacht voor gebruik tegen groepen.

Voorts achten wij het van belang dat voordat de pilot in de politiepraktijk daadwerkelijk van start zal gaan, vast staat welke nazorg er dient te worden verleend. In die zin dat de nazorg niet alleen is voorbereid op normale situaties maar ook op mogelijke medische noodsituaties. Om te kunnen vaststellen aan welke voorwaarden die nazorg bij met name medische noodsituaties met astma patiënten behoort te voldoen zal opdracht worden verstrekt aan een onderzoeksbureau voor nader onderzoek op astmatische vrijwilligers. Het onderzoek op vrijwilligers zal na aanvang plusminus negen maanden duren. Tegelijkertijd met het onderzoek naar de juiste nazorg wordt voortgegaan met de voorbereiding van de pilot in de politiepraktijk. Op die manier kan de pilot van start gaan zodra het onderzoek succesvol is afgerond.

Op voorstel van de beraden zal de pilot worden gehouden in de korpsen Rotterdam-Rijnmond en Brabant-Noord. Het onderdeel van de pilot dat betrekking heeft op de politiepraktijk zal zeker negen maanden tot een jaar gaan duren. Indien de resultaten van de pilot daartoe aanleiding geven zal dit geweldmiddel medio 2001 landelijk kunnen worden ingevoerd.

Tot slot

Wij beseffen terdege dat pepper spray geen wondermiddel is waarmee het zogenaamde «gat» tussen wapenstok en vuurwapen geheel kan worden gedicht. Niettemin zijn wij van mening dat de invoering van pepper spray een belangrijke en nooodzakelijke aanvulling kan zijn op de toerusting van de politie, waarmee de mogelijkheden om in veel situaties op een ook voor de politie medewerkers veilige en adequate wijze op te treden, kunnen worden verbeterd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Naar boven