nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 23 juni 1999
1. Inleiding
Tijdens het algemeen overleg op 12 april 1999 met de vaste commissies
voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Justitie (26 345,
nr. 10) heb ik toegezegd dat ik het convenant dat ik met de korpsbeheerders
van de regionale politiekorpsen wens af te sluiten aan u zou voorleggen.
Dit convenant is thans in concept gereed. De voorliggende tekst heeft
de instemming van het veld. Het bevat afspraken over een aantal onderwerpen
die de in het Regeerakkoord geformuleerde doelstellingen meer concreet vorm
en inhoud geven. Zoals bekend zijn deze doelstellingen uitgewerkt in het Beleidsplan
Nederlandse Politie 1999–2002 en de landelijke politiebrief van 26 mei
jl. De inhoud van het convenant sluit hierop aan. Het convenant heeft wat
betreft de verantwoordelijkheid voor het strafrechtelijke handhavingsbeleid
en wat betreft de gevolgen voor het KLPD de instemming van Justitie.
2. Het convenant
Het convenant heb ik als bijlage bij deze brief gevoegd1 .
De afspraken hebben betrekking op de navolgende doelstellingen:
A. de in het regeerakkoord beoogde sterktegroei 1999–2002 (3000
agenten en surveillanten);
B. het oplossen van de financiële knelpunten van de regio's op grond
van het regeerakkoord;
C. de verbetering van de doelmatigheid van de korpsen (vrijspelen van
2000 arbeidsjaren voor het (in)directe politiewerk) op grond van het regeerakkoord;
D. het inlopen van achterstanden op het gebied van ICT;
E. de financiering van de meerkosten van de politie CAO 1999–2000;
F. de implementatie van het Informatiemodel Nederlandse Politie.
Het convenant geeft invulling aan de in het regeerakkoord 1998 genoemde
afspraken en aan mijn streven om in nauwe samenspraak met de korpsbeheerders
en de korpschefs vanuit onze onderscheiden verantwoordelijkheden gezamenlijk
een route uit te zetten om de veiligheid in Nederland te vergroten. Het convenant
schetst een meerjarig perspectief en biedt daarvoor de randvoorwaarden. Over
de budgettaire kaders is overeenstemming bereikt bij de voorjaarsnota 1999.
In het convenant is onder punt VI het budgetrecht van de Staten-Generaal opgenomen.
Dit dient zo te worden gelezen dat bij majeure afwijkingen in de financieel-economische
vooruitzichten de in dit convenant genoemde bedragen kunnen worden aangepast.
De budgettaire problemen waarvoor de regionale korpsen zich geplaatst
zagen, staan beschreven in een aantal onderzoeken die in opdracht van mijn
ministerie hebben plaatsgevonden.
Ik ben van mening dat deze budgettaire problematiek binnen afzienbare
tijd kan worden opgelost. Het voorliggende convenant biedt hiervoor de kaders.
Voor de nadere uitwerking van een aantal onderdelen uit het convenant wordt
een stuurgroep ingesteld. Deze stuurgroep zal zich met name richten op de
ontwikkeling van een nieuw bekostigingsstelsel voor de politie vanaf het jaar
2001 en de ontwikkeling van normen ten aanzien van bedrijfsvoering en de financiële
positie, ondermeer om regio's in een meer gelijkwaardige financiële positie
te brengen. In de stuurgroep zullen naast de ministeries van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, van Justitie en van Financiën, het politieveld
en het openbaar ministerie breed vertegenwoordigd zijn.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Peper