Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26345 nr. 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26345 nr. 10 |
Vastgesteld 14 april 1999
De vaste commissies voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 en voor Justitie2 hebben op maandag 12 april 1999 overleg gevoerd met de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie over het Beleidsplan Nederlandse Politie 1999–2002 (26 345).
Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Cloe
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,
Van Heemst
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Coenen
Maandag 12 april 1999
11.15 uur
De voorzitter: De Cloe
Aanwezig zijn 9 leden der Kamer, te weten:
Van den Berg, De Cloe, Halsema, Van Heemst, Nicolaï, Niederer, Rietkerk, Scheltema-de Nie en Schutte,
alsmede de heren Peper, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en Korthals, minister van Justitie.
Aan de orde is de behandeling van:
het Beleidsplan Nederlandse Politie 1999-2002 (26345);
de brief van de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie inzake nadere schriftelijke informatie naar aanleiding van het wetgevingsoverleg over de politie op 16 november 1998 (26 200-VII en VI, nr. 33);
de stand van zaken met betrekking tot en de ontwikkelingen van het personeel bij de politie (26 200-VII en VI, nr. 49);
de brief inzake nadere informatie ontwikkeling personeel politie (26 200-VII en VI, nr. 50);
het regeringsstandpunt op het rapport "Geweldsmeldingen 1996-1997", de analyse politieel geweldsgebruik 1996-1997 (BZK-99-348);
de brief inzake het akkoord arbeidsvoorwaarden sector politie (26 386, nr. 4).
De voorzitter:
Wij zullen vandaag in hoofdzaak spreken over het Beleidsplan Nederlandse Politie 1999-2002. Dat was de oorspronkelijke opzet, maar in de loop van de tijd zijn er op het terrein van de politie nog wat andere brieven en stukken binnengekomen en ik weet dat sommige collega's dan niet de verleiding kunnen weerstaan om ook daarover te spreken en daarom hebben wij die stukken ook aan de agenda toegevoegd. Ik wijs er echter op dat als hoofdpunt vermeld staat het Beleidsplan Nederlandse Politie.
Op dezelfde uitnodiging worden ook de maximale spreektijden vermeld en ik stel voor, de vermelde volgorde van de sprekers aan te houden.
Eerste termijn van de zijde van de commissies
De heerVan Heemst(PvdA)
Voorzitter! In het Beleidsplan Nederlandse Politie geven de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie een analyse van de positie, taken, bedrijfsvoering en prioriteiten van de politie voor de komende vier jaar. Aan de ene kant is het beleidsplan – BNP – weinig opzienbarend, omdat vele bekende zaken de revue passeren. Dat kan ook niet anders, omdat wij natuurlijk ook hier op allerlei thema's rond de politiezorg de afgelopen jaren de nodige discussies hebben gevoerd en omdat het beleidsplan in hoge mate zal moeten aansluiten op wat er in politieland leeft.
Aan de andere kant is het beleidsplan zeker aan te merken als een doorbraak. Dat moet vandaag ook gezegd worden. Het is de eerste keer dat een meerjarig beleidskader voor de politie is opgesteld en dat is een hele stap vooruit als wij kijken naar de beleidsbrieven die wij met name de afgelopen vier jaar in deze Kamer rond de politiezorg hebben besproken.
Het motto van het beleidsplan spreekt ons bijzonder aan: Nederland moet in het jaar 2002 veiliger zijn. De vraag is evenwel om welke veiligheid het daarbij gaat. Welke resultaten willen wij bereiken en hoe is vast te stellen of dat wel of niet gelukt is? Kijken wij naar het slachtofferschap of juist naar ophelderingspercentages? Kijken we naar gevoelens van veiligheid en onveiligheid of gaat het juist om geregistreerde criminaliteit? Het blijft in het beleidsplan wat in het midden. In onze ogen is dat een omissie, waarin het integraal veiligheidsplan, dat de Kamer waarschijnlijk voor de zomer zal krijgen, zal moeten voorzien. Daarin moeten ook de controleerbare afspraken en doelstellingen zijn opgenomen.
Het plan gaat in op een aantal maatschappelijke veranderingen, die mogelijk consequenties hebben voor de aard en de omvang van de criminaliteit en de onveiligheid in ons land. Het is beslist van belang om naar die consequenties, naar die mogelijke gevolgen, nader onderzoek te doen. Terzijde merk ik nog op dat het op zichzelf opvalt hoe weinig er eigenlijk systematisch aan onderzoek naar veiligheid en politiezorg in dit land wordt gedaan. De vraag aan de minister is om na te gaan of hij ervoor kan zorgen dat we nog in de loop van deze kabinetsperiode over een aantal scenario's kunnen beschikken, die een beeld geven van wat er vanuit die trends en die maatschappelijke ontwikkelingen te verwachten is. Deze trends en ontwikkelingen hebben terecht een centrale plaats gekregen in het beleidsplan en ik zou zo'n verkenning heel interessant vinden.
Het BNP gaat uit van een heroriëntatie op de politietaken. Dat sluit aan op onze eerdere pleidooien, want een herijking is hard nodig. De politie moet zich meer kunnen richten op het eigenlijke politiewerk en dat kan alleen als anderen duidelijker en directer hun eigen verantwoordelijkheid voor veiligheid nemen. Dat geldt bijvoorbeeld voor:
- verzekeraars bij aanrijdingen met alleen blikschade;
- voor hulpverleners bij de opvang van psychisch gestoorde mensen die in een crisissituatie zitten;
- voor het openbaar vervoer bij de veiligheid in tram, bus en metro;
- voor de horeca rond uitgaanscentra;
- voor het onderwijs bij veiligheid in en rond de school en ook bij educatie en veiligheid, wat in Nederland nog steeds een verwaarloosd terrein is;
- voor gemeenten en provincies bij de bestuurlijke handhaving; gemeenten en provincies kunnen daarbij hun eigen instrumentarium inzetten om de veiligheid te waarborgen en behoeven dat niet af te schuiven naar politie en justitie.
Hoe die verschuiving vorm moet krijgen – daar zijn best kritische opmerkingen bij te maken – wordt in het BNP voor het grootste gedeelte in het midden gelaten. Ook daarover zal in het integraal veiligheidsprogramma (IVP) duidelijkheid moet worden verschaft. Het is belangrijk dat daarin wordt aangegeven en gedefinieerd hoe de medeverantwoordelijkheid van anderen kan worden ingevuld. Deze overschakeling zal ongetwijfeld tijd en moeite kosten. Bij de hoorzitting en het rondetafelgesprek hebben wij het daarover gehad, bijvoorbeeld als het gaat om de rol van de politie bij crisisinterventie, bij het opvangen van mensen die nergens meer terechtkunnen. Je kunt die politiezorg niet zomaar afbreken. Het is wel goed dat de heroriëntatie of herijking op de politietaken zo centraal staat in het BNP. De politie heeft een natuurlijke reflex om alles aan te pakken wat zich aandient, en dat is ook een goede neiging die zij niet te veel moet onderdrukken. Maar het omgekeerde is ook waar, namelijk dat anderen een natuurlijke reflex hebben om de politie voor van alles en nog wat aan te spreken en in te schakelen.
De Partij van de Arbeid wil een herkenbare, dat wil zeggen buurt- en wijkgerichte politie die de mensen kent en die door de mensen gekend wordt. In het landelijke gebied moeten de beschikbaarheid en de bereikbaarheid van de politie worden verbeterd, om noodhulp sneller af te doen. De kwaliteit van het recherchewerk moet hoogwaardig zijn, niet alleen als het gaat om de grote criminaliteit, maar juist ook op het niveau van wijk en buurt.
Wat ik de afgelopen jaren in de praktijk ben tegengekomen, laat zich herleiden tot de volgende drie knelpunten. Ten eerste wordt het buurtgericht politiewerk in de steden met grote regelmaat verstoord doordat ondersteuning bij noodhulp of grootschalig optreden voorrang krijgt. Dan kan zo'n agent zich niet als het ware wortelen in de buurt of de wijk. Ten tweede ontbreekt op het niveau van buurt, wijk en regio in een aantal gevallen voldoende recherchecapaciteit om uitgevoerde observaties en ingewonnen infor- matie maximaal te benutten om criminaliteit effectief te bestrijden. Ik herinner de collega's aan het werkbezoek dat wij hebben afgelegd bij de politieregio Zeeland. Ten derde blijkt dat de noodhulp in met name het landelijke gebied op zijn minst onder grote spanning is komen te staan; daar hebben wij het de afgelopen vier jaar vaker over gehad. Ik hoor graag van beide ministers hoe dit beleidsplan en de maatregelen met betrekking tot de extra politiesterkte kunnen leiden tot adequate verbetering van die drie knelpunten.
Voor de politie wordt een aantal landelijke prioriteiten genoemd. Mijn vraag is of dit ook echt prioriteiten zijn, want daarover bleken op een aantal plaatsen misverstanden te bestaan. Zijn het wat meer vrijblijvende prioritaire beleidsthema's, of zijn het harde prioriteiten waarop de politie zich bij voorrang en met extra inzet en aandacht moet richten? Die prioriteiten of prioritaire beleidsthema's zijn: jeugdcriminaliteit, geweld op straat, zware en georganiseerde criminaliteit, verkeersveiligheid en milieu. Onder zware crimi- naliteit worden dan ook gerekend de mensenhandel, een van de meest weerzinwekkende inbreuken op de menselijke integriteit, kinderporno en wapens. Wij kunnen deze prioriteiten ondersteunen. Wel wil ik er min of meer voorzichtig een aan toevoegen: het geweld in de huiselijke kring. Qua omvang is dit in Nederland een aanmerkelijk groter probleem dan geweld op straat. Qua impact is het in mijn ogen voor slachtoffers een veel grotere verschrikking, omdat dit geweld zich afspeelt in een omgeving waar je je thuis en dus veilig behoort te voelen. In veel opzichten is de aandacht voor deze problematiek nog volop in ontwikkeling; dat erken ik volmondig. Zoals bij vrijwel alle veiligheidsvragen, gaat het bij de aanpak van geweld in huiselijke kring om meer dan alleen de inzet van politie en justitie. Het is niet alleen een probleem van politie en justitie. Het staat echter ook als een paal boven water dat zonder een toereikende inzet van politie en justitie aan met name kinderen en vrouwen geen goede bescherming kan worden geboden. Ik wil er dus een sterk pleidooi voor houden om dit onderwerp aan de lijst van prioritaire beleidsthema's toe te voegen, overigens rekening houdend met alle relativerende opmerkingen die ik daarbij gemaakt heb.
Wij steunen van harte de zakelijke benadering van het politiewerk, zoals die in het beleidsplan is terug te vinden. De kern daarvan is dat wij bij de politie resultaten willen meten en de politie willen kunnen afrekenen op prestaties. Ook de financiering van de politiezorg moet die kant opgaan. Het draait dan met name om de vraag die wij hier heel vaak onder ogen hebben moeten en hebben willen zien, namelijk wat de Nederlandse samenleving terugkrijgt voor de ruim 4,5 mld. die jaarlijks aan politiezorg wordt besteed. Dat is een gewone vraag, maar het is lastig om daar een adequaat antwoord op te geven. Dat wij die kant nu meer opgaan en dit nu als het ware meer op scherp zetten, is een goede zaak en een verdedigbare keuze.
In dit verband mag ik nog in herinnering roepen het debat dat wij ongeveer anderhalf jaar geleden hebben gevoerd met minister Sorgdrager, de toenmalige minister van Justitie, naar aanleiding van haar uitlatingen over de lage ophelderingspercentages. Dat debat is nu eigenlijk weer helemaal van tafel af. Nu was hier natuurlijk ook het nodige op af te dingen, omdat het onverstandig is om eenzijdig alleen maar naar dat punt te kijken. In de kern blijft echter de vraag op tafel liggen wat politie en justitie weten te bereiken bij het opsporen van plegers van allerlei misdrijven. Als daders onvindbaar blijven, wordt het rechtsgevoel in onze samenleving iedere keer opnieuw zwaar op de proef gesteld. De minister heeft in dat debat van anderhalf jaar geleden de Kamer toegezegd dat zij werk zou gaan maken van een vergroting van de pakkans. Zij had het nog niet over een plan van aanpak dat ontwikkeld zou moeten worden, maar zij wilde daar wel een thema van maken bij politie en justitie. Ik wil de minister van Justitie dan ook vragen hoe het daarmee staat.
Waar het gaat om de meer zakelijke benadering en het afrekenen op prestaties, is er nog een andere bescheiden waarschuwing op zijn plaats. Als zakelijkheid te ver doorslaat – het gaat niet alleen om output maar ook om outcome – dan wordt de verleiding groot om als het ware naar resultaten toe te redeneren. In Engeland is dat een maand of twee geleden heel mooi geïllustreerd met een onderzoekje van een krant en een televisiestation. Dat liet zien hoe mishandeling van vrouwen door de politie systematisch werd ingeboekt als een huiselijke ruzie, waardoor het niet als een misdrijf in de boeken kwam. Daardoor gingen de criminaliteitscijfers er op dat punt gunstiger uitzien en kon men beweren dat de criminaliteit aan het teruglopen was. De vraag aan beide ministers is hoe in die meer zakelijke benadering bij het afrekenen op prestaties die valkuil te omzeilen is.
Het Beleidsplan Nederlandse Politie gaat volgens mij niet in op de vraag wat voor soort politie wij in Nederland willen hebben. Je kunt zeggen dat dit een verantwoordelijkheid is die vooral regionaal of lokaal moet worden behartigd, maar eigenlijk hadden beide bewindslieden daar een opvatting over moeten geven in het beleidsplan. De optel- som van een aantal ontwikkelingen vind ik op z'n zachtst gezegd niet zo gelukkig. Het zijn in ieder geval ontwikkelingen waar wij kritisch naar moeten kijken. Naast een steviger politie qua aanpak, waar ik dus een groot voorstander van ben, koersen wij bovendien af op politiemensen die standaard uitgerust zullen zijn met pepperspray en kogelwerend vest. Daarbij heeft die politie wellicht moeite – ik zeg dit met name tegen de minister van Justitie – met het uitvoeren van solosurveillances. En dan zie je alles bij elkaar een politie ontstaan die zich bijna letterlijk afschermt van de buitenwereld en die daarmee laat zien dat die buitenwereld buitengewoon onveilig is.
De politiebonden zijn het op dit soort punten niet altijd met elkaar eens, maar het signaal dat zij in dit verband afgeven, is wel van grote betekenis. Zij willen onderstrepen dat de politiewerkgever een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor de veiligheid van de politiewerknemers. Wij moeten er dus attent op zijn om die veiligheid binnen redelijke grenzen te waarborgen. Ik mag er misschien in alle bescheidenheid aan herinneren dat ik de afgelopen jaren in debatten een- en andermaal voor dat belang ben opgekomen. Steeds heb ik ministers gevraagd naar de maatregelen in de bedrijfsvoering gericht op beveiliging en de zekerheid van de werknemers binnen het politieapparaat. Een van de hoofdpunten van dat beleid moet zijn dat er goede opvang is en dat er sprake is van goede beveiliging en zorg voor politiemensen die bij de uitvoering van hun werk zijn of worden bedreigd of andere traumatische ervaringen hebben. Geweld tegen politiemensen moet snel en hard worden aangepakt. Daar moeten zij voor 100% op kunnen rekenen. Welke inspanning willen de ministers op dat punt leveren?
Dat staat los van de vraag of politiemensen daadwerkelijk veiliger kunnen werken als zij voorzien zijn van een kogelwerend vest en pepperspray. Zou een dergelijke uitbreiding van de uitrusting niet eerder de geweldsspiraal versterken dan afremmen? Deze vragen zijn tot op heden onvoldoende besproken en getoetst.
In dit verband is ook een andere kwestie essentieel, namelijk dat scholing en vorming van politiemensen is geënt op de veranderende situaties waarbinnen zij hun werk moeten doen. Daarbij moet de schietvaardigheid – het goed en adequaat kunnen benutten van de bestaande geweldsinstrumenten – op peil zijn en blijven. Politiemensen moeten zelfvertrouwen uitstralen, gezag en overwicht hebben. Daar gaat het in eerste instantie om. Kort gezegd: de mond van de politieman of politievrouw is het beste wapen. Terughoudendheid is dan de beste raadgever. Graag een reactie van beide bewindslieden op dit punt.
Ook andere meer kwalitatieve aspecten van de politiezorg komen beknopt in het beleidsplan aan de orde: integriteit, veelkleurigheid, informatievoorziening en scholen. Deze aspecten worden wel aangestipt, maar vooral in de vorm van een beschrijving van de huidige stand van zaken. Het kabinetsstandpunt over de toekomst van het politieonderwijs zou in februari al verschijnen. Ik heb begrepen dat het vanmorgen bij de post lag. Ik zal er nu weinig over zeggen, omdat ik bang ben dat er niet genoeg aandacht aan kan worden besteed gezien het grote aantal onderwerpen dat vandaag de revue passeert. Buiten dat vind ik het onderwerp belangrijk genoeg om daar een apart overleg over te voeren. Het beleids- plan maakt namelijk duidelijk dat het de komende jaren veel meer dan de afgelopen vier jaar zal moeten gaan om een en-en-benadering. Kwaliteit en kwantiteit zullen in de politiezorg hand in hand moeten gaan.
De politiesterkte kan vandaag natuur- lijk niet onbesproken blijven. Op dit punt springen er drie kwesties uit.
Ten eerste vinden wij dat de 3000 agenten voor deze kabinetsperiode niet voor een deel in de plaats kunnen komen van de extra agenten die wij nog tegoed hebben van de vorige kabinetsperiode. De indruk zou kunnen ontstaan dat dit voor een beperkt deel wel het geval is. Het is van belang dat wij daar duidelijkheid over krijgen. Volgens de vorige minister van Binnenlandse Zaken zou de sterkte in de periode van 1995 tot 2000 omhooggaan met 3715 politiemensen. In de brief van 27 maart 1998 heeft hij de meerjarenramingen gegeven. In 1998 zou de feitelijke groei, uitgedrukt in FTE's, ruim 700 zijn, in 1999 zou dat 430 zijn en in 2000 bijna 300. Hierover zouden afspraken zijn gemaakt met de korpsbeheerders, zo is ons toen voorgehouden. De huidige minister van Binnenlandse Zaken geeft aan dat hij voor de uitbreiding met 3000 agenten op grond van het regeerakkoord van Paars II juli 1998 als peildatum neemt. Rekent hij dan automatisch niet een aantal van die geprognosticeerde uitbreidingen van de vorige minister gemakshalve mee? Anders gezegd: Paars I en II moeten in onze ogen een uitbreiding opleveren van in totaal 6715 politiemensen. Voorzover ik kan narekenen komen de berekeningen van Dijkstal plus Paars II uit op zo'n 43.850 à 44.360 en die van Peper, die begint te rekenen bij Dijkstal en dan Paars II meeneemt, op 43.220. Dat zou een verschil zijn van 630 à 1100 politiemensen, exclusief de herbezetting. Ik wil weten hoe dit precies zit, uitgaande van de brief van 27 maart 1998 die als peildatum de politiesterkte in 1994 aangeeft. Kan de minister de Kamer op korte termijn schriftelijk aangeven of er inderdaad een verschil bestaat en, zo ja, hoe dat te verklaren is? Mochten er onverhoopt minder politiemensen zijn, dan mag dat niet het resultaat zijn van een nu al vast te leggen lagere ambitie.
Wij vinden in de tweede plaats dat korpsen met ruime reserves, zoals Rotterdam-Rijnmond en Amsterdam-Amstelland wel erg stevig door de minister worden aangepakt. Zij krijgen voor 1999 een uitbreiding van nul politiemensen. Dat is wellicht verdedigbaar als tegelijkertijd wordt duidelijk gemaakt hoe de werving en selectie bij de korpsen in de stedelijke gebieden kan verbeteren. Al eerder is in de Kamer geconstateerd dat in de Randstad een leegloop is waar te nemen bij de politie. Mensen proberen zo snel mogelijk te vertrekken naar korpsen in het landelijk gebied. Ik zou daar zelf als Rotterdammer niet aan moeten denken, maar kennelijk kijken anderen daar anders tegenaan.
Wij hebben wellicht iets te gemakkelijk aangenomen, zoals de minister ons in een brief van 2 december 1998 heeft laten weten, dat dit specifiek een verantwoordelijkheid betreft van de regionale korpsen zelf. Er lag toen een motie-Dittrich, waarop een schriftelijke reactie van de minister is gekomen. Op het eerste gezicht vond ik de reactie van de minister dat de korpsen vooral zelf zouden moeten proberen daarin te voorzien, adequaat. Maar als de leegloop in de stedelijke gebieden zich voortzet en een hardnekkig probleem wordt, wil ik graag een nuancering op mijn aanvankelijke oordeel aanbrengen. Er ligt dan wel degelijk een medeverantwoordelijkheid voor de minister van BZK om te kijken hoe die ontwikkeling kan worden gekeerd. Wij zullen hem daarop aanspreken. Welke actie is er wat dat betreft te verwachten?
Volgens mij zit in de gang van zaken voor een deel een bepaald mechanisme. De korpsen hebben geld uitbetaald gekregen; zij zien een hoge uitstroom en hebben vacatures die zij niet kunnen vervullen. Als dat proces zich doorzet, kunnen de korpsen aan een behoorlijke vermogensvorming doen en dan worden zij dus afgestraft voor het feit dat zij stevige vermogens hebben. Als dat het mechanisme is, ontstaat een klempositie waaruit een korps zich moeilijk kan ontworstelen zonder ondersteuning van de minister.
De minister heeft in het verleden, ook in het laatste politiedebat in november, aangegeven dat hij wel heil zag in regionale CAO's of een landelijke CAO met regionale componenten. Dat zou de positie van de regionale korpsen op de arbeidsmarkt kunnen versterken. Ik wil graag weten hoe het met dit idee zit. Ik voeg hieraan toe dat wij weinig heil zien in een stadstoeslag om ervaren agenten voor de stedelijke gebieden te behouden. Dat lost misschien op korte termijn iets op, maar leidt uiteindelijk in financiële zin tot een heilloze concurrentieslag tussen de politieregio's. Overigens is het een goede zaak dat bij de verdeling van geld korpsen worden "voorgetrokken" die erin geslaagd zijn relatief veel geld in personeel om te zetten. Het is een gewaagde maar noodzakelijke stap. Een gebied als Brabant-Noord komt er daarbij echter bekaaid af. We hebben daarover een brief gehad van de korpsbeheerder van de regio. Ik heb via collega De Cloe, een geraffineerd en actief Brabants PvdA-Kamerlid, een brief gezien. Dat noopt mij om daarover twee vragen te stellen.
1. Waarom is deze regio er bekaaid afgekomen? Zij heeft slechts een beperkt deel uit de politiesterkte gekregen, terwijl zij goed scoort op het gebied van omzetten van geld in agenten.
2. Waarom wordt dit gebied aange- merkt als een stedelijke regio? Rond Den Bosch wonen 470 inwoners per vierkante kilometer – rond Amsterdam 3100 –, terwijl het gebied rond Tilburg met krap 460 inwoners per vierkante kilometer wel als landelijk gebied wordt aangemerkt. Ik vind Noord-Brabant-Noord een vreemde eend in de bijt van de verdeling.
In de derde plaats maakt de minister van Binnenlandse Zaken via de verdeling van de eerste 500 politiemensen die er volgens het regeerakkoord van Paars II kunnen bijkomen, een inhaalslag voor het landelijke gebied. Dat is een noodzakelijke en inhoudelijk terechte stap. De korpsbeheerders van Amsterdam-Amstelland en Rotterdam-Rijnmond maken hiertegen bezwaar in hun brief van 10 maart aan de vaste commissie voor BZK. Ik ga ervan uit dat deze regio's bij de verdeling van de volgende 2500 extra politiemensen op basis van de overigens verder bij te stellen verdeelsleutel weer gewoon meedoen. Als dat anders is, hoor ik daar graag een reactie op. Ik voeg hier nog een opmerking aan toe, want de brief van de twee korpsbeheerders vind ik ook wel een beetje klaaglijk. Het zou overigens interessant zijn geweest om, als de heer Peper nog korpsbeheerder in Rotterdam was geweest, te weten of wij dan ook zo'n brief hadden gekregen. Formeel hebben zij gelijk als zij stellen dat wij niet in agenten maar in BVE's rekenen. Dat is een centraal punt in hun kritiek. Die twee korpsbeheerders weten natuurlijk drommels goed dat het in de landelijke politiek in materieel opzicht altijd te doen is geweest – daarom mobiliseren wij zoveel belastinggeld voor de politiezorg – om een zo groot mogelijke uitbreiding van de menskracht. Daar ging het de afgelopen jaren om.
De komende jaren is het vermoedelijk problematisch om voldoende politiemensen aan te trekken. De landelijke banenlijn – het is echt een goede zet om die in het leven te roepen – is gedurende de eerste week een groot succes gebleken. Naar ik meen, hebben daar al ruim 10.000 mensen gebruik van gemaakt. Voor uitbreiding en vervanging binnen de Nederlandse politie is in de komende vier, vijf, zes jaar een enorme inspanning geboden. Anderen hebben al eens gezegd dat je een soort plan van aanpak zou moeten hebben. Daarmee kan maximale druk worden uitgeoefend en kunnen alle mogelijkheden die bij de instroom en vervanging tot goede resultaten kunnen leiden, worden verkend en benut, en wel op een arbeidsmarkt die onder grote druk staat en waarin volop een concur- rentieslag plaatsvindt tussen over- heid en bedrijfsleven, binnen de overheid en binnen allerlei sectoren.
Ik wil kort de elementen van zo'n plan van aanpak noemen die daar volgens mij een rol in zouden moeten spelen. Ik wil daar graag een reactie op van de minister van Binnenlandse Zaken.
Het eerste punt is dat parttime werken binnen de politie aanmerkelijk aantrekkelijker kan worden gemaakt. De politie is nog steeds in een aantal opzichten parttimeonvriendelijk. Dat kan volgens mij de werving van vrouwen en herintredende vrouwen ondersteunen.
Ik ben zelf geen tegenstander van het inschakelen van vutters. Wij kunnen bekijken of mensen die de politie hebben verlaten, alsnog voor een aantal uren in de week voor politie- werk kunnen worden ingeschakeld.
Een derde punt dat ik wil noemen is het centraliseren van werving en selectie. Dat betekent dat aspirant-politiemensen via Binnenlandse Zaken een baangarantie krijgen. Ik vind het een moeizaam element dat in een tijd waarin de nood hoog is, via de banenlijn bemiddeld moet worden voor alle politieregio's. Zij verzorgen immers formeel de werving. Volgens mij is het echt een flinke stap vooruit als Binnenlandse Zaken iemand die centraal binnenkomt, een baangarantie geeft. Het is misschien wat ongebruikelijk, maar de omstandigheden zijn ernaar. De omweg via de regio's wordt dan overgeslagen om vaart te maken.
Het vierde punt is de vorming van een landelijke pool die bij piekbelasting kan worden ingezet. Dat vind ik ook om andere redenen verdedigbaar. Ik wil dat bekeken wordt of zo'n pool, financieel of qua menskracht, haalbaar is.
Ik vraag meer aandacht voor de inschakeling van de vrijwillige politie. Wij zijn er nooit zo'n warm voorstander van geweest, maar ik ben bereid om de wat afwachtende opstelling die de PvdA-fractie op dat vlak heeft gehad, te laten varen. Dan noem ik nog het scheppen van meer functies binnen de politie die gericht zijn op de ondersteuning van het primaire politiewerk. Het zou goed zijn om daarop de functie-indeling binnen de politie te toetsen. De integratie van Melkertbanen – ik denk nu aan de mensen die zich echt met veiligheid hebben beziggehouden en die daarmee ervaring hebben opgedaan – binnen de politie met een additioneel scholingsprogramma en het geven van een vaste plaats aan de surveillanten binnen de politie zijn ook opties. Daar hebben wij vaak over gesproken. Je ziet nu dat het probleem wordt opgelost onder druk van de arbeidsomstandigheden en de arbeidsmarkt.
De millenniumwisseling en het EK 2000 voetbaltoernooi zullen een enorme druk op de politiecapaciteit leggen. Daarom wil ik nog een keer onder de aandacht van de bewindslieden brengen dat het noodzakelijk is om de komende anderhalf tot twee jaar te proberen grote evenementen die een zwaar beslag leggen op een additionele politie-inzet, zoveel mogelijk te beperken.
Mijn laatste punt wat betreft het plan van aanpak is het inzetten van boventalligen. In een aantal regio's hebben wij te maken met mensen die daar boven de toegestane sterkte konden blijven zitten. De afgelopen vier jaar is er heel weinig gedaan om de boventalligen over te plaatsen naar politieregio's met tekorten. Hierbij verwijs ik naar het werkbezoek aan Zeeland, waar boventallige politiemensen het al een hele stap of zelfs een onoverkomelijk bezwaar vonden om niet langer op Schouwen-Duiveland, maar op Goeree-Overflakkee hun werk te doen en de overstap te maken van de politie Zeeland naar Rijnmond of Zuid-Holland-Zuid. Dat ligt 10 kilometer van elkaar en de cultuur in die regio's is bijna identiek.
Ik zal de laatste drie punten heel snel afronden. Hoever is de studie van Binnenlandse Zaken en Financiën naar de ontoereikendheid van de normkostenvergoeding? Zijn wij niet bezig sluipenderwijs nieuwe geldstromen op te zetten voor onder andere ICT-onderzoek en deze af te splitsen van de generale geldstroom? Welke veranderingen houdt het BNP in voor de positie van korpsbeheerder en korpschef? Ik kan deze er niet goed uithalen. Als er nieuwe wijzigingen in de relatie tussen Rijk en politieregio's, korpschef en korpsbeheerders uit voortvloeien, hoor ik dat graag vandaag van de minister.
Hoe beoordeelt de minister de schaal van de bestaande politieregio's? Uit het BNP krijg ik aan de ene kant de indruk dat een aantal regio's, zoals de Gooi- en Vechtstreek, wellicht op termijn te klein zijn om de aanscherping van de taken die uit het BNP voortvloeit adequaat te behartigen. Als wij kijken naar de aansluiting van het politiewerk op de lokale politiezorg, krijg ik aan de andere kant de indruk dat een aantal regio's wellicht te groot zijn om in de toekomst een toereikende worteling te houden. Los van de besteldiscussie, waar de PvdA nogal bunzig van is, vraag ik de minister of de schaal op termijn nog adequaat is, dus niet te klein en niet te groot.
De tijd ontbreekt om in te gaan op vuurwapengeweld, dus vraag ik de minister van Justitie alleen wat de stand van zaken is bij het onderzoek naar de dood van een zwerver bij het politiebureau Warmoesstraat in Amsterdam in 1997.
De heerNicolaï(VVD)
Voorzitter! De opmerkingen van de VVD hebben vooral betrekking op het belangrijkste stuk van vandaag, het Beleidsplan Nederlandse Politie. Laat ik vooropstellen dat de VVD dit een goed stuk vindt. Dat mag wel eens met nadruk gezegd worden. Onze indruk is dat het op een goede manier tot stand is gekomen, namelijk in goed overleg met het veld en de betrokken partijen. De passages over de organisatie en taken en over prioriteiten sluiten goed aan bij de VVD-opvattingen.
Het is een erg afgewogen verhaal. Dat is een voordeel, maar in zekere zin ook een nadeel. De VVD vindt dat het op enkele punten wat aanscherping kan gebruiken. Ik zal er thematisch enkele onderwerpen uitlichten, om te beginnen de maatschappelijke ontwikkelingen, waar ook het BNP mee begint. Een van de aspecten die hierbij vaak worden genoemd, is de individualisering. De VVD vindt dit geen goede aanduiding, omdat deze op zichzelf geen probleem is. Een betere aanduiding is het wegvallen van de sociale controle.
Een relevant voorbeeld hiervan is de affaire Joes Kloppenburg in Amsterdam. Iemand die wel zijn individuele verantwoordelijkheid nam, sprak een groep aan op het feit dat zij bezig was iemand anders in elkaar te slaan. Door een soort groepsgedrag moest Joes Kloppenburg dat met de dood bekopen. De rode draad voor het platform Stop geweld en voor Meld geweld is het aanspreken van mensen op hun individuele verantwoordelijkheid. Het aspect van de individuele verantwoordelijkheid willen wij extra benadrukken bij de aanpak van problemen waarbij de politie niet alleen voor een oplossing kan zorgen. Mensen moet ook een perspectief geboden worden op een positie in de samenleving zodat deze problemen voorkomen kunnen worden. Een ander aspect is de clemente samenleving, waar wij sinds de jaren zeventig van terugkomen. Van de VVD mag dat nog best een stapje verdergaan.
Een thema waarover ik vervolgens enkele opmerkingen wil maken, betreft de taken van de politie. De VVD-fractie onderschrijft volledig de lijn in het beleidsplan, dat wil zeggen het concentreren op kerntaken en de gedachte dat de politie niet de problemen van de samenleving op de schouders moet nemen, althans geschoven moet krijgen. Een agent is geen welzijnswerker. Heel duidelijk is dat daarbij hoge eisen worden gesteld aan een groot aantal andere partijen in het geheel. Dat zijn in de eerste plaats de gemeenten. Voorts is er een reeks van andersoortige partijen waarvan al enkele genoemd zijn door de vorige spreker: horeca, onderwijs en de burger zelf. Ik denk daarbij een inbraakpreventie, maar ik kan wel 1000 voorbeelden geven van het feit dat ook die burger zelf zijn verantwoordelijkheid hier en daar meer kan nemen.
Een ander belangrijk punt in dit verband zijn de opvangmogelijk- heden en de hulpverlening door de Riagg's, de 24-uursbeschikbaarheid en het verkorten van wachttijden. Het vreemde is dat op pagina 11 van het beleidsplan staat dat de hulpverlening het laat afweten, hoewel dat ook onder de verantwoordelijkheid van diezelfde regering valt die ook dit stuk schrijft. Ik wil dan ook een duidelijk antwoord op mijn vraag wat de regering daaraan gaat doen, voorzover het rijksbeleid betreft.
Aangezien de problematiek veelomvattend is, vraag ik mij af hoe het staat met de coördinatie. Loopt zij via BZK? Is de minister-president misschien in de positie om op dit punt coördinerend op te treden? Willen de bewindslieden daarop reageren?
De fractie van de VVD is een groot voorstander van het wijkgericht opereren van de politie, zoals in het plan bij de taken is omschreven. Datzelfde geldt voor flexibilisering om eindelijk de goede mensen op de goede tijden op de goede plek te krijgen. Daaraan schort het naar ons oordeel nog steeds. Voor ons is flexibiliteit het kernwoord, samen met openheid, in verband met de organisatie van de politie. Het beleidsplan is nogal positief over de politie. Wij vinden het een goede zaak dat het op deze manier gezegd wordt. Onze belangrijkste kritiek richt zich op de twee trefwoorden flexibi- liteit en openheid bij de organisatie van de politie.
Het is een goede gedachte om de bedrijfsvoering meer te relateren aan de prestaties. Dat geldt ook voor de beloning van korpsen. Daarvoor worden indicatoren ontwikkeld. Die lijn is heel goed.
Ik plaats daar de volgende vijf kanttekeningen bij. Deze lijn is in de eerste plaats goed om korpsen zelf te stimuleren, zodat zij onderling elkaar de best practice kunnen voorhouden. Ik denk daaraan eerder dan aan het toedelen van middelen. In de tweede plaats moeten wij oppassen dat de indicatoren niet te veel op input-throughput en te makkelijk meetbare zaken gericht worden, zoals het aantal bekeuringen, maar vooral op resultaat en de toename van veiligheid. In de derde plaats praten wij niet alleen over direct meetbare veiligheid, maar ook over subjectieve. Hoe verwerken de bewindslieden dat in de opzet? In de vierde plaats moet het meten niet alleen landelijk gebeuren, maar ook lokaal en regionaal. In de vijfde plaats moet de politiek naar de mening van mijn fractie niet te dicht op het feitelijke werk van de politie zitten. Hoewel wij deze vijf kanttekeningen plaatsen, herhaal ik dat wij de lijn van het beleidsplan onderschrijven.
Ik ben benieuwd te horen op welke termijn al deze plannen tot zoveel resultaat leiden dat wij al iets kunnen horen over de productiviteit en de effectiviteit. Nemen zij toe?
In verband met de organisatie van de politie wil ik nog iets zeggen over specialismen. Mijn fractie is voor- stander van het (weer) invoeren van enkele specialismen. Dat betreft in de eerste plaats jeugd en zeden, in de tweede plaats wapens en in de derde plaats milieu. Dat betekent niet dat wij ervoor pleiten dat deze specialismen weer afdelingen moeten worden. Dat past in de gedachte dat de politie beter weet hoe een en ander georganiseerd moet worden en dat wij dat niet vanuit Den Haag moeten doen. Wij maken ons zowel zorgen over de deskundigheid als over de te grote doorstroom van politiemedewerkers. In dit verband baart de toedeling van de middelen aan de korpsen ons toch enige zorgen. Er is bezwaar gemaakt door Amsterdam-Amstelland, Rotterdam-Rijnland, Zuid-Holland-Zuid en Haaglanden. Ik wil nu niet op de juridische en procedurele aspecten daarvan ingaan. Ik wil één element eruit lichten dat betrekking heeft op de positie van Amsterdam-Amstelland, omdat het daar wel erg onredelijk uitpakt. Ik ben ook erg benieuwd naar de nadere motivering van de kant van het kabinet. Als ik het goed begrijp, wordt de instroom gerelateerd aan de uitstroom. Die twee worden als het ware van elkaar afgetrokken. Nu heeft het korps van Amsterdam een grote uitstroom. In 1998 kwamen er 524 bij en gingen er 326 weg en ik zag dat in januari en februari van dit jaar al 34 mensen naar andere korpsen zijn vertrokken. Dat zijn natuurlijk heel grote problemen en het is heel curieus om het op deze manier af te rekenen. Bovendien heeft zo'n korps dan al investeringen gedaan waar een ander korps van profiteert.
Een erg belangrijk aspect, misschien wel een van de belangrijkste aspecten, is het geheel van werving en opleiding. Daarover is een aanvullende brief gestuurd. Over het LSOP hebben wij vanochtend nog een brief gevonden, die wij nu niet geacht worden te bespreken. Dat zal ik ook niet doen, in de hoop dat we daar op een later moment uitvoerig over zullen spreken, maar ik geloof dat daar al plannen voor zijn. Ik wil hier wel mijn zorg over uitspreken. We hebben een mooi plan, maar er wordt een grote uitstroom verwacht. Daar bovenop moeten er nog 3000 extra mensen komen en dan is er nog die verschuiving van 2000. Het gaat mij nu vooral om die 3000. Wij van de VVD-fractie maken ons er zorgen over of dat aantal gehaald wordt en of dat goed gehaald wordt binnen de tijd die ervoor staat. Het gaat niet alleen om het aantal, maar het gaat er ook om dat de goede mensen op de juiste plek komen. Ik wil enkele opmerkingen meegeven aan de regering. Misschien kan er nu al enige reactie op komen, maar anders kan dat later aan de orde komen. Misschien zijn er toch ingrijpender maatregelen nodig dan nu in de brieven staat, voorzover ik die heb kunnen bestuderen.
Bij de integratie van opleidingen, politieopleidingen en reguliere opleidingen, zou stappen verder gegaan kunnen worden: niet alleen civiele effecten uitwisselbaar maken, maar ook de opleidingen meer integreren. Er kan veel actiever worden gezocht naar mogelijkheden om mensen later in hun loopbaan naar de politie te halen. Het is geen nieuwe gedachte, maar het gaat om het idee dat daar meer werk van gemaakt moet worden, ook omdat het zo goed past in die opener organisatie die de politie zou moeten worden. Wat betreft de vrijwillige politie ben ik blij dat de PvdA-fractie nu een tournure lijkt te maken en dat daar meer ruimte voor wordt geboden. De VVD-fractie is daar zeer voor. Ik noem ook de mogelijkheid dat bureautaken in beschouwing worden genomen. Wat ook nog een probleem is, is dat we mensen die te jong van school komen om aan de opleiding te beginnen soms kwijtraken. Ik roep de regering op om te kijken of er mogelijkheden zijn om mensen dan al op een of andere manier aan je te binden. De plannen van het LSOP zien er wel goed uit, maar die leiden pas in 2002 tot dat nieuwe gedifferentieerde opleidingsstelsel. Dan zijn we ongeveer klaar met die 3000, als alles goed gaat. Zijn er mogelijkheden om ze versneld in te voeren? Is het niet vereist om een meerjarenplanning te maken voor het capaciteitsprobleem van korpsen en LSOP? Als het niet goed en snel genoeg vanuit korpsen te organiseren is, dan moet het LSOP misschien maar het voortouw nemen. Dan moet men maar bezien hoe men dat verdeelt.
Een heel belangrijk aspect dat niet goed aan de orde komt in het beleidsplan, is het punt van de afbakening van wat aan de politie is en wat aan anderen. Het gaat hierbij om de afbakening van publiek en privaat domein. Er wordt wel verwezen naar latere stukken, maar wij vinden het een gemis dat dit punt hier niet iets duidelijker aan de orde is gesteld. Het punt van het door- rekenen van kosten bij activiteiten wordt in de brief van 2 december wel genoemd, maar komt eigenlijk nauwelijks terug in het beleidsplan. Het standpunt van de VVD-fractie is dat het handhaven van de openbare orde een kerntaak van de politie en de overheid is. De politie is niet te koop. Ik neem aan dat de regering dit uitgangspunt onderschrijft. Het kan niet zo zijn dat de rijksten de meeste rotzooi kunnen laten trappen. Er kan wel in veel gevallen een veel groter beroep worden gedaan op organisatoren van evenementen en andere partijen. Ik denk aan de inzet van eigen mensen en particuliere beveiliging. Cruciale voorwaarde daarbij is dat de korpsbeheerder en de politie de regie en verantwoordelijkheid blijven houden.
Op pagina 12 van het beleidsplan staat een aantal punten waar alleen maar vragen worden gesteld. Wij zijn erg benieuwd naar het antwoord. Het gaat om organisaties die eigen verantwoordelijkheid moeten nemen: winkelcentra, voetballen, festivals, enz. Hoever moet dat dan gaan? Hetzelfde geldt voor private organisaties bij alarmmeldingen. Ik denk aan de blikschade; verzekeraars en burgers moeten meer verantwoordelijkheid nemen.
Voorzitter! Ik kom te spreken over de beleidsthema's die in het beleidsplan worden genoemd. Wij vinden het geen goede aanduiding omdat wij graag spreken over prioriteiten. De heer Van Heemst neigde ook naar dat woord. Die thema's zijn thans niet aan de orde; ze komen apart aan de orde. Wij kunnen ons in principe vinden in de prioriteiten: jeugdcriminaliteit, geweld op straat, zware georganiseerde criminaliteit, verkeersveiligheid en het milieu. De VVD vindt dat deze punten aangescherpt moeten worden. Het zijn prioriteiten en geen aandachtsgebieden. Er moet nog duidelijker geprioriteerd worden als het gaat om het straatgeweld. Dat moet dan wel ruim worden opgevat. Het geldt ook voor straatroof en geweld in het verkeer. Als het gaat om de opsporing, willen wij een extra accent op kindermisbruik en alles wat daarmee samenhangt. Bestrijden van straatgeweld is niet hetzelfde als zero tolerance. In het plan wordt daarover terloops en vrij afhoudend gesproken. Dat is wat ons betreft terecht. Het gaat om een samenleving waarin wij elkaar aan afgesproken regels houden. Het moeten wel zodanige regels zijn dat iedereen het logisch vindt dat je daaraan gehou- den wordt. Juist bij de zero tolerance komt je op regels waarover discussie mogelijk is. Dan vallen de bodem en de handhaafbaarheid er onderuit.
Voorzitter! Wij hebben een debat over de CAO gevoerd. Het positieve punt van de afgesloten CAO is wat de VVD betreft, de ruimte voor flexibilisering. Kan de minister aangeven wat het precies gaat opleveren? Wij praten over de goede mensen op de goede tijden op de goede plek. Wat betekent die ruimte concreet? De dekking van het gat dat er nog lag, is nog steeds niet duidelijk. In het debat dat wij hebben gevoerd, werd gezegd dat het pas in mei duidelijk zou worden omdat dan de afspraken met de korpsen duidelijk zouden zijn. In de brief van 23 februari wordt aangegeven dat de dekking van de CAO in eerste instantie is gevonden in het overleg met de vakorganisaties. Vervolgens komt er een zeer mooie zin: "Gelet op de door deze CAO te bereiken grotere flexibiliteit en doelmatigheid in de bedrijfsvoering zullen inverdieneffecten optreden waardoor onder andere de toename van het materieelvoorzieningenbudget voor de jaren 2000-2003 beperkt kan blijven." Het klinkt alsof er niets aan de hand is. Wat wordt met die zin bedoeld? Gaat het nu wel of niet ten koste van materieel? Verder wordt in die brief wel degelijk de begroting van Binnenlandse Zaken genoemd. Hoe verhoudt zich dat tot de uitlatingen van de minister van Binnenlandse Zaken dat de dekking van 35 mln. – het gat van de CAO – niet ten koste gaat van de beleidsgeld van Binnenlandse Zaken en politie?
Een aantal mogelijke wetswijzigingen wordt genoemd in het Beleidsplan Nederlandse Politie en komt later apart aan de orde. Dat zijn stuk voor stuk wetswijzigingen waar de VVD al eerder voor heeft gepleit. De belang- rijkste is voor ons de groepsaanspra- kelijkheid, waardoor het mogelijk wordt dat mensen zich niet in de anonimiteit van een groep verschuilen als zij iemand doodtrappen of meedoen aan het ophitsen tot allerlei crimineel gedrag. Zij moeten ook individueel daarvoor verantwoordelijk gesteld kunnen worden. Later zullen wij nog discussiëren over fouilleringsmogelijkheden en controle op wapens en mogelijkheden tot anonieme aangifte.
Een specifiek punt is de overgang van het beheer van de politie van Justitie naar BZK. Hoe staat het daarmee?
Een kernwoord bij de politie is "gezag". Enerzijds moet de politie dat afdwingen. Dat stelt hoge eisen aan agenten en aan het werven en opleiden van mensen. Anderzijds moet de toenemende agressie tegen agenten, van schelden en spugen tot echt geweld, harder worden aangepakt. In het algemeen moet er meer respect komen voor de mensen die het moeilijke werk van het handhaven van de openbare orde voor ons opknappen.
De heerNiederer(VVD)
Voorzitter! Ik wil even spreken over de recherche binnen de politie, vooral gerelateerd aan het bestrijden van de zware georganiseerde criminaliteit. Dit regardeert vooral de minister van Justitie, die dit jaar komt met een brief waarin nader wordt ingegaan op het integreren van de bijzondere opsporingsdiensten in de reguliere politiekorpsen. Daarover hoeven wij nu inhoudelijk niet te discussiëren. Wij wachten die brief af. Wel vraag ik de minister of, vooruitlopend op die integratie, die ikzelf zie als een goed uitgangspunt, niet reeds nu in navolging van het landelijk rechercheteam veel meer multidisciplinair kan worden gewerkt, bijvoorbeeld in fraudeonderzoeken door de politie en de FIOD, in onderzoeken met een economische invalshoek door de politie en de Economische controledienst, enz. Ik denk dat daardoor wederzijds de kennis wordt verbreed en samen kan worden opgetrokken in een opsporingsonderzoek. Ik heb bij het landelijk rechercheteam gezien dat dit buitengewoon goed werkt. Het komt de kwaliteit van de opsporing ten goede en uiteindelijk de strafzaak ten goede.
Collega Van Heemst was op bezoek bij de politie in Zeeland. Ik ben eens gaan kijken bij de politie in Limburg-Zuid, vooral naar de aanpak van de grensoverschrijdende criminaliteit. Het draaien en afronden van opsporingsonderzoeken met België of Duitsland hangt nogal af van het "ons kent ons", meer dan van soepel lopende, onderling afgestemde wetgeving, opsporingsmethoden en bevoegdheden. Rechtshulpverzoeken die over en weer worden ingediend, kunnen niet altijd adequaat worden afgewikkeld, simpelweg omdat wij het anders doen dan bijvoorbeeld België. Ik spreek daar geen waardeoordeel over uit alsof wij het zoveel beter doen, maar ik constateer dat er toch nogal wat verschillen zijn, die in de praktijk elke dag toegedekt worden door de contacten tussen de politiefunctionarissen onderling. Politiemensen stoppen uiteraard ook wel eens met hun carrière. Gaat iemand met pensioen, dan zie je dat contacten ophouden en daarmee samenwerkingsverbanden ophouden. Die zouden eigenlijk moeten worden geabstraheerd van persoonlijke relaties, door in wetgeving en beleid zoveel mogelijk de handen van onze zuider- en oosterburen vast te houden. Criminaliteit trekt zich uiteraard van grenzen niets aan.
Collega Nicolaï heeft al gezegd dat wij de prioriteiten in het beleidsplan onderschrijven. Op het punt van de zware georganiseerde criminaliteit zie je nu een nogal excessieve aandacht voor drugs. De criminele-inlichtingendiensten runnen in overgrote mate drugsinformanten. Kortom, de drugsscene is prominent aanwezig. Hoe gaan de bewindslieden nu de omslag maken waardoor de politie ook informatieposities gaat creëren op het punt van het milieu, van fraude enz., kortom andere informatieposities dan in de drugswereld? De politie zal hiervoor een grote omslag moeten maken. De ervaring leert dat het nogal wat tijd in beslag neemt voordat zij met voldoende gezag op dergelijke onderwerpen rechercheert.
De heerVan Heemst(PvdA)
Voorzitter! Eigenlijk houdt de heer Niederer een pleidooi voor een vermindering van de aanpak van zware drugscriminaliteit. Met name voor de kring waartoe hij behoort, lijkt mij dat een koerswending.
De heerNiederer(VVD)
Ik kan die zorg wegnemen, voorzitter. Prioriteiten vereisen ook posterioriteiten; als je ergens prioriteit aan geeft, kun je niet alles 100% blijven doen. Natuurlijk zal de aandacht voor drugs niet verminderen, ik wilde alleen weten hoe aan de andere prioriteiten invulling zou worden gegeven.
De heerVan Heemst(PvdA)
U zei dat er nu excessieve aandacht is voor drugs en voor de zware criminaliteit die daarmee samenhangt. U vindt die aandacht kennelijk veel te groot en houdt een pleidooi om die aanmerkelijk te verkleinen.
De heerNiederer(VVD)
Ik deel deze conclusie niet en ik heb die suggestie ook niet gewekt. Ik zeg alleen dat je er in politieland in moet investeren als je aandacht wilt besteden aan andere zaken dan drugs alleen. Dat betekent niet dat je de strijd tegen drugs moet laten schieten, maar wel dat je consequenties onder ogen moet zien: die strijd moet niet minder, maar anders.
De heerRietkerk(CDA)
Voorzitter! Voordat ik op het beleidsplan inga, zal ik een paar algemene opmerkingen maken. Ik zal de laatste minuten van mijn bijdrage besteden aan de sterkte, met name aan een eventuele overeenkomst tussen de Dijkstalagenten en de diefstalagenten.
De basisingrediënten voor een veilige samenleving zijn betrokkenheid, respect en verantwoordelijkheid. Mensen moeten naar elkaar omzien, elkaar durven aan te spreken, oog hebben voor elkaar en over het eigen schuttinkje heenkijken, dat moet vooropstaan. Een schuttingsamenleving kan nooit een veilige samenleving zijn. Het CDA neemt tegen een dergelijke samen- leving stelling door op veel gebieden met initiatieven te komen. In het CDA-manifest "Samen werken aan een veiliger Nederland" wordt aan die verantwoordelijkheden invulling gegeven; aan verantwoordelijkheden voor de overheid, maar nadrukkelijk ook voor ouders, kinderopvang, scholen, sportverenigingen, bedrijfsleven, media en kerken. Het komt erop aan om te werken aan een gemeenschappelijk veiligheidsbeleid. En het sluitstuk is dat de handhaving geloofwaardig en effectief zal moeten zijn. Wij vinden dat deze brede invalshoek in elk beleidsplan voor de Nederlandse politie zal moeten doorwerken.
Er is werk aan de winkel. Op veel terreinen nemen de problemen toe en verhardt de samenleving zichtbaar, zoals in het verkeer en bij geweld tegen gezagsdragers, ook tegen de politie. Vandaar dat het CDA hierover vragen heeft gesteld. Het antwoord van de regering was dat er nog veel onderzoek nodig is. Ik vind dit erg lang duren. Kan dit onderzoek naar geweld tegen gezagsdragers, in het bijzonder tegen de politie, worden versneld? Hoe denkt de regering over het idee van civiele schadeclaims bij geweld tegen politie? Samenleving en verantwoordelijkheden vinden dat er iets moet gebeuren. Ik spreek de regering hierop aan.
Een recent voorbeeld is de onrust over agressie in het Amsterdamse openbaar vervoer. Die agressie is een uiting van hetgeen ik schetste: er is gebrek aan normbesef en aan respect voor elkaar. Die agressie leidde tot stakingen, niet om loon, maar om veiligheid. De roep om de ontwikkeling van veiligheid – zie ons rapport – maar ook om stevig optreden is hier aan de orde. Minister-president Kok en deze minister hebben bij de campagne voor de statenverkiezingen hun lot verbonden aan een veiliger Nederland. De CDA-fractie ondersteunt die ambitie.
Het Beleidsplan Nederlandse Politie is een instrument om die ambitie waar te kunnen maken. Het beleidsplan leest vlot, oogt aardig en is van onderop opgebouwd. Daar is niets mis mee; wat dit betreft sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Nicolaï. Echter, de CDA-fractie wil de ambities van de bewindslieden ook beoordelen en controleren; als onderdeel van de Kamer zijn wij daar ook voor gekozen. Daar schiet het beleidsplan ernstig tekort; bij de doelstellingen bijvoorbeeld, die beschrijvend zijn geformuleerd bij de beleidsthema's. Ik noem één voorbeeld; dat betreft het thema zware georganiseerde criminaliteit. Daar staat de doelstelling: Nederland moet zeer onaantrekkelijk worden om criminele activiteiten te ontplooien; een hoge pakkans, een lage opbrengst van criminele activiteiten en het verhinderen van criminele organisaties om te infiltreren in de legale economie dragen daaraan bij. Dat is het doel en daar is niets mis mee. Maar in 2002 willen we de bewindslieden graag aan die ambitie houden en daarom zouden we graag de taakstellingen die bij deze doelstellingen horen – zo kan ik het hele plan doorgaan – benoemd willen zien. Wij missen dat.
Kunt u, de komende tijd, aan die doelstellingen duidelijke taakstellingen verbinden, zodat wij, als Kamer, u als regering kunnen controleren? Dat is een vrij centraal punt, maar ook een belangrijk punt. Dan gaat het ons niet alleen om kwantitatieve cijfers, maar ook om kwalitatieve cijfers; ik kom daar zo op terug. Kunt u toezeggen dat dit alsnog gebeurt?
Ik noem een tweede hoofdpunt inzake het beleidsplan, betreffende de ambities. Als ik de ambities goed op me laat inwerken – nogmaals, die spreken ons aan – dan zit er toch een spanning met de middelen, met de instrumenten. Ik zag graag dat de bewindslieden daar in algemene zin op in willen gaan, want ambities en beschikbare middelen lopen wat ons betreft te ver uiteen.
Dan wat betreft de kerntaken. Ik pak twee punten om de discussie over de kerntaken aan de orde te stellen: de hulpverleningstaak en het uitbesteden van veiligheid.
Eerst de hulpverleningstaak; het beleidsplan geeft daar terecht aandacht aan. De politie is een belangrijk onderdeel van de hele veiligheidsketen en deze discussie dient eigenlijk plaats te vinden in het kader van het integraal veiligheidsplan. Maar als CDA-fractie zullen wij, nu de bewindslieden dit zelf ook doen, hier een helder standpunt over weergeven. De politie zou te veel tijd kwijt zijn met minder eigenlijke of zelfs oneigenlijke taken. Dat staat letterlijk in het plan. Daarbij wordt de blik vooral gericht op de hulpverle- ningstaak. Scholen, jeugdhulpverle- ning en organisaties op het gebied van verslaafden en psychisch gestoorden zouden nadrukkelijk hun verantwoordelijkheid moeten nemen of daarop aangesproken moeten worden. Daarbij worden nog een aantal zaken genoemd, als het gaat om verkeersongelukken, in relatie tot de ANWB. Hierdoor komt een beeld naar voren, waarbij het accent gelegd wordt op de presterende, repressieve, interveniërende functie van de politie. Ook uit commentaren blijkt dat de strafrechtelijke handhaving daarin bevestigd wordt. Professor Naeyé zei dit heel mooi bij het rondetafelgesprek. Deze gaf aan dat hij een politie waarneemt die vooral tegen de weerstanden in moet opereren.
Voor de CDA-fractie is de politieagent van de volgende eeuw vooral de buurtagent, die kent en gekend wordt: eerstelijns veiligheidszorg, een maatschappelijk geïntegreerde politie in wijken, in buurten, dicht bij mensen, en met een duidelijk preventieve taak. Net als de huisarts kan een buurtagent prima doorverwijzen. Bereikbaarheid, beschikbaarheid, maar ook aanwezigheid van gezag bij kleine zaken moeten niet onderschat worden. Deze lijn van gebiedsgebonden politiezorg staat wat ons betreft wat op gespannen voet met de genoemde invalshoek van de presterende, repressieve en interveniërende politiefunctie. Het is naar ons idee moeilijk een heel scherpe grens te trekken. De CDA-fractie is het daarom oneens met de zogenaamde scherp te trekken theoretische grens uit het plan, van achter het bureau. De hulpverleningstaak is bij de politie prima op z'n plek. Graag verkrijg ik een reactie van de minister hierop.
De heerVan Heemst(PvdA)
Ik denk op zichzelf dat we in een aantal opzichten dicht bij elkaar zitten, want u noemt thema's die ik ook in mijn verhaal had. Als u echter zegt dat voor het CDA geldt, dat ook anderen rond veiligheid hun verantwoordelijkheid moeten nemen, is het iedere keer de vraag hoe dat in uw benadering concreet kan leiden tot een nadere afbakening van wat politiewerk is en wat werk is waar je anderen – de school, de ouders, welzijnswerk en noem maar op – op kunt aanspreken. Volgens mij loopt u daar nu een beetje van weg.
De heerRietkerk(CDA)
Nee ik loop daar absoluut niet voor weg. Laat het volgende duidelijk zijn. Om de ambitie inzake een wijkgerichte en buurtgerichte politie, waar wij qua principe vrijwel gelijkluidend over praten en denken, waar te maken, heb je minimaal 3000 agenten nodig om die taken te realiseren. Wat betreft uw vraag naar de kerntaken – dit is een verkeerd woord, trouwens, want het gaat gewoon om de taken van de politie – welnu, wat zijn die taken? Dan zul je er in die hele veiligheidsketen duidelijk over moeten zijn wie waar verantwoordelijk voor is. Het kan efficiënter met doorverwijzen, maar een politieagent die in de wijk iets tegenkomt en bij wijze van spreken met het hoofd naar links moet doorlopen, zien wij niet zitten. Primair is de GGZ, de geestelijke gezondheidszorg, de eerstverantwoordelijke, maar wij kennen de stand van zaken bij de geestelijke gezondheidszorg, zeker in de weekeinden. Theoretisch hoort dit niet bij de kerntaak van de politie, want de politie zou iemand niet even tijdelijk in de cel moeten zetten omdat hij of zij voor overlast zorgt, maar die taak – nu maatschappelijk geïntegreerd bij de politie – moet daar blijven tenzij de geestelijke gezondheidszorg en de Riagg een impuls krijgt om die taak waar te nemen. Die impuls zien wij niet, maar deze kwestie zal integraal bekeken in het veiligheidsdocument aan de orde moeten komen.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Voorzitter! De heer Rietkerk heeft daarmee eigenlijk kritiek op de gebrekkige impulsen aan het revitaliseren van hulpverlening, maar ik begrijp zijn conclusie niet. Waarom zegt hij dat de politie inderdaad maar beter en meer moet waarnemen en geeft hij de regering geen opdracht om de hulpverlening uit te breiden?
De heerRietkerk(CDA)
Ik zal daar kort op ingaan, omdat dit ter sprake komt in mijn betoog over de grote steden. Nu vind ik het verkeerd om die taak daar weg te halen, omdat er gaten zouden vallen. De organisaties die aangesproken zouden moeten worden, zijn hiertoe kennelijk onvoldoende in staat. Ik noemde zojuist al het voorbeeld van de geestelijke gezondheidszorg. In het overleg over het grotestedenbeleid heeft de regering toegezegd de sociale pijler voor 1 april uit te werken. Er is namelijk een heel groot probleem, ook wat betreft de afstemming. Er ligt nog geen visie bij de Kamer maar ik ga ervan uit dat dit geen 1 aprilmop is. Zolang deze analyse en visie er niet zijn, verbaast het de CDA-fractie dat in dit plan wordt vooruitgelopen op die discussie en dat een uitspraak wordt gedaan op één onderdeel. In hoeverre voert dit kabinet integraal beleid op dit vraagstuk? Kunnen incidentele veiligheidsprojecten in het grotestedenbeleid, nu in ad-hocvorm vormgegeven, niet veel beter een structureel karakter krijgen? Dan kunnen we fundamenteel over deze zaken doorpraten.
Het tweede punt van de kerntaken is de particuliere beveiliging of het uitbesteden van veiligheid. De particuliere beveiligingsorganisaties hebben hun positie aardig verworven, bijvoorbeeld in het toezicht op bedrijventerreinen. Daar zijn goede voorbeelden van te vinden. Laat duidelijk zijn dat de regie van de politie hierbij vooropstaat, ook in relatie tot stadswachten en anderen die toezicht houden. Maar hoe je het ook wendt of keert, in deze constructie zit wel een element van veiligheid kopen. Kan de minister een principiële grens aangeven waar het inschakelen van particuliere beveiligers ongewenst is of is er sprake van een glijdende schaal? Ik neem in de praktijk al een aantal U-bochtconstructies waar, waarin veiligheid gewoon gekocht wordt. Het lijkt alsof er geen consistente lijn is, maar klopt die veronderstelling? Ik krijg graag een standpunt van de minister, ook op de discussie over het afstoten of uitbesteden van taken bij de politie en over het betalen van politie-inzet. Ik zeg niet dat ik daarvoor ben maar die discussie moet maar eens goed gevoerd worden.
De beleidsthema's zijn herkenbaar en worden ondersteund. Laat dat duidelijk zijn, maar toch stelt de CDA-fractie de vraag wat deze thema's in het beleidsplan nu betekenen voor de regiokorpsen. Kennelijk blijven alle jaarplannen dezelfde als de Kamer na dit debat de thema's vaststelt onder het motto "alles zit erin". De collega's zijn ook nog zo vrij om er een thema aan toe te voegen. Zit er een plannings- en sturingsfilosofie achter die thema's of niet? Hoe verhouden deze nationale thema's zich ten opzichte van de ordening, afgesproken in de Politiewet?
De CDA-fractie vindt het belangrijk dat de politieregio's de status van deze thema's kennen. Het effectief uitvoeren van deze thema's, bijvoorbeeld jeugdcriminaliteit, vraagt om ontkokering op departementen. Dat is een verantwoordelijkheid van de minister. Dat geldt ook voor het lokale veiligheidsbeleid en bij het grotestedenbeleid. Lukt het deze minister om hier een doorbraak te realiseren?
De heerVan Heemst(PvdA)
Kan de CDA-fractie met deze thema's nu uit de voeten of heeft zij op een specifiek punt inhoudelijk nog iets te melden, bijvoorbeeld dat zij van mening is dat de politie meer aandacht moet besteden aan een ander thema? Ik krijg namelijk de indruk dat de heer Rietkerk het zo allemaal wel mooi vindt. Dat is weer winst, want ik zie graag een breed draagvlak.
Mijn tweede punt is dat er ook iets van kritiek in uw verhaal zit: het is allemaal ouwe koek die al in beleidsplannen van de regio's stond. Zit er nog iets nieuws in? Dat verbaast mij, omdat juist het CDA altijd zegt dat er een breed draagvlak voor de plannen moet zijn, dat de plannen van onderop moeten komen en dat je het niet van bovenaf mag forceren. Waarom bent u daar dus zo kritisch over?
De heerRietkerk(CDA)
De eerste zin van mijn bijdrage was dat wij de thema's herkenbaar vinden en ook ondersteunen. Daarover bestaat brede consensus. In mijn inleiding heb ik gezegd hoe ik tegenover het beleidsplan sta. Ik vind wel dat wij zuinig moeten zijn met het toevoegen van nieuwe beleidsthema's, want als je iets benoemt, moet dat ook effect hebben in de wisselwerking conform de Politiewet. Het is prima dat dit vanuit de basis komt. Vandaar dat het niet zo verrassend is; op dat punt sluit ik mij bij uw woorden aan. Wel moet voor de politieregio's helder zijn wat dit nu voor hen betekent. Ik heb geen zin in een papieren brij met suggesties die hetzij centraal, hetzij decentraal hun eigen leven gaan leiden. Ik wil van de minister dus graag horen wat de thema's voor de regiokorpsen betekenen, omdat daar volgens het CDA een centrale rol ligt. Dat blijkt ook uit de Politiewet.
De heerVan Heemst(PvdA)
De conclusie is dan dat het CDA, wat de prioriteiten betreft, geen ander, eigen thema wil voorstellen.
De heerRietkerk(CDA)
Dat heb ik ook niet gesuggereerd.
De heerVan Heemst(PvdA)
Nee, maar het verbaast mij wel na de eigen veiligheidsplannen van het CDA en na alles wat het CDA het afgelopen jaar bij verschillende beleidsdiscussies heeft ingebracht.
De voorzitter:
De vragen zijn door de heer Rietkerk beantwoord en daar trekt u nu een conclusie uit. Ik stel voor dat de heer Rietkerk zijn betoog vervolgt.
De heerRietkerk(CDA)
Wij hebben in het vakbondsmuseum in Amsterdam met zo'n 100 mensen prima gedebatteerd over verantwoordelijkheden in de samenleving, van ouders tot en met scholen. De veiligheidsdiscussie is namelijk veel breder. Kom morgenavond maar naar Leeuwarden, want dan debatteren wij daar opnieuw over. Daar komen prima suggesties uit die wij in het kader van het integraal veiligheidsplan zullen inbrengen.
De voorzitter:
Maar vandaag discussiëren wij met de bewindslieden. Dat doen wij hier.
De heerRietkerk(CDA)
Precies. Daar wil ik nu dus maar mee verdergaan.
Ik kom dan op het thema "bezit en gebruik van wapens". Dat neemt naar ons idee angstaanjagende vormen aan. Mijn collega Van de Camp legt momenteel de laatste hand aan een initiatiefwetsvoorstel aanpak vuur- en steekwapengeweld. Daar komt dus ons initiatief, mijnheer Van Heemst. Het CDA pleit voor een herkenbaar specialisme wapens en munitie bij de Nederlandse regiokorpsen, want daardoor kunnen de aanpak van illegaal vuurwapenbezit en -gebruik en de handhaving van wetgeving worden versterkt. Wat is de reactie van de minister op deze gedachte? Kan hij aangeven hoe een en ander nu binnen de korpsen georganiseerd is? Als ik goed ben geïnformeerd, is de minister van Justitie gekomen met een voorstel tot preventief aanhouden van mensen.
MinisterKorthals
Daar komt de regering mee. Omdat het vermoedelijk een wijziging van de Gemeentewet inhoudt, is de minister van Binnenlandse Zaken de eerstverantwoordelijke.
De heerRietkerk(CDA)
Zit in dat voorstel ook het preventief fouilleren, of begint het met preventief aanhouden?
MinisterPeper
Dat noemen wij "bestuurlijke ophouding".
De heerRietkerk(CDA)
Mijn vraag is, denk ik, helder. Verder heeft de ME dit weekend in Arnhem een aardige truc of actie uitgevoerd tegen voetbalvandalen. Wat is uw reactie daarop?
MinisterKorthals
Positief.
De heerRietkerk(CDA)
Mijn laatste vraag op dit punt is welke politiesterkte de komende jaren nodig is in verband met het opheffen van het bordeelverbod. Schuift dat weer andere prioriteiten naar achteren?
Dan kom ik op het sturen en meten. Ik heb er begrip voor dat de landelijke politiebrief later zal verschijnen. Kunnen de ministers iets zeggen over de wijze en het detailniveau waarop zij de regiokorpsen gaan aansturen? Het CDA pleit voor een eenvoudig herkenbaar en meetbaar systeem; het geheel moet niet te technocratisch worden. Worden goede kwalitatieve indicatoren beschreven? Krijgt de kwaliteit vanuit de regio naar het centrale niveau voldoende aandacht? Volgens mij is dat een heel belangrijke vraag in deze discussie. Tot slot wil ik weten of het juist is dat slechts 20% van het politiewerk aanstuurbaar is. In de rondetafelgesprekken werd dit gezegd. Is er dan ook geen sprake van een soort overkill aan outputsturing en dergelijke?
Ik wil kort ingaan op scholing en opleiding, omdat wij nog een apart overleg krijgen over de brief die wij vanochtend terzake hebben gekregen. Ik vind scholing en opleiding echter wel belangrijke kwalitatieve elementen voor de politieorganisatie. Een toegeruste opleiding is heel belangrijk. Wij hebben echter evenals de heer Nicolaï zorgen over de huidige praktijk. De minister heeft eerder toegezegd dat wij voor 1 maart cijfers zouden krijgen over de in- en uitstroom bij het LSOP en de relatie met de politiesterkte. Ik heb die cijfers gemist en dat vind ik jammer. Ik wil nu opnieuw aan de minister vragen hoeveel uitstroom hij voor de komende jaren per jaar van het LSOP kan garanderen. Welke investeringen zijn daarvoor nodig? Het gaat namelijk niet vanzelf. Hoe worden deze investeringen gedekt? Is het juist dat de geplande opleiding – deze zou per 1 mei starten bij Kennemerland – niet doorgaat vanwege een capaciteitsprobleem? Het CDA vindt dat voor goede scholing en vorming en voor toetreding tot de arbeidsmarkt een meerjarenplanning onontkoombaar is. Daarvoor hebben wij een jaarlijks overzicht voor de periode tot 2002 nodig, mede in relatie tot vacatures, natuurlijke uitstroom, herbezetting en de ambitie van 5000 agenten. Wij hebben de vorige keer al naar aan plan van aanpak gevraagd. Collega Van Heemst was er destijds nog niet aan toe om een motie terzake te ondersteunen. Dat was ook niet nodig, want die toezegging lag er. Wij hebben die motie dan ook niet ingediend. Ik vind het echter wel jammer dat de minister nog niet zover is dat hij ons dat plan van aanpak kan presenteren. Ik hoor hier graag een reactie op.
Ik kom op het convenant tot 2002. In het regeerakkoord staat de ambitie om in 2002 5000 agenten-surveillan- ten extra op straat te hebben, waarvan 3000 nieuwe. Voorts krijgt de Kamer nog inzicht in de dekking van de politie-CAO en de effecten op de sterkte. Dan gaat het om de 35 mln. jaarlijks, maar ook om de 58-jarigenregeling. De Kamer heeft haar politieke oordeel aangehouden tot het moment waarop de minister deze informatie geeft. Dat zou voor 1 mei a.s. gebeuren. De minister heeft dus nog even. De brief die wij hierover gekregen hebben, is voor ons volstrekt onvoldoende. Op dit punt sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Nicolaï. Zeker de uitspraak dat dit bij de begroting voor 2000 bekeken zal worden, sluit niet aan bij het debat dat wij woensdagavond gehad hebben over de politie-CAO. Als ik het goed begrepen heb uit de brief, dan wil de minister bij het convenant ook de normvergoeding, ICT en een aantal andere zaken aan de orde stellen. Ik vind het op zichzelf een heel begaanbare weg om die zaken in een onderlinge relatie te bezien. Een en ander moet dan echter wel goed geanalyseerd worden. Daarom wil ik nu graag de toezegging van de minister krijgen dat het convenant voor de ondertekening met de Kamer wordt besproken. Zo kan de Kamer op het juiste moment de uitvoering van de CAO en een aantal andere ambities bespreken. Dit is overigens heel normaal, want op andere terreinen gebeurt dat ook regelmatig met belangrijke grote convenanten. Ik hoor dus graag een toezegging op dit punt.
De verdeling van de 500 agenten is niet geruisloos verlopen. Volgens mij is dat terecht. In de stukken van de minister ontbreekt thans een helder inzicht. Het lijkt een beetje op een incidentele figuur. Waarschijnlijk is dat niet zo bedoeld, maar er zijn onvoldoende objectieve meerjarige criteria terug te vinden. Krijgen de korpsen er bij goed presteren agenten bij? In hoeverre zijn diepte-investeringen in bijvoorbeeld korpsen bij Amsterdam bij de weging betrokken? De heer Van Heemst is hier ook al even op ingegaan. Waarom komt de minister niet wat sneller met een nieuw meerjarig verdeelsysteem? Als dat systeem er is, kunnen wij het bespreken. Op dat moment kunnen er ook agenten meerjarig worden weggezet. Dat geldt zowel voor de korpsen van Amsterdam en Den Haag, maar ook die van Flevoland en Brabant-Noord. Brabant-Noord heeft overigens een prima korpsbeheerder, de heer Rombouts. Hij heeft hierover een brief bij de Kamerleden weten te brengen, waarin hij duidelijk aangeeft dat er vragen zijn. Ik sluit mij aan bij de vragen in die brief van korpsbeheerder Rombouts.
De suggestie die net ter tafel kwam om het probleem in grote steden door middel van extra beloning op te lossen, krijgt onze steun niet. Dat lijkt ons geen goed idee. Er zijn andere manieren om een en ander te stimuleren.
De heerVan Heemst(PvdA)
Voor de duidelijkheid: die brief van de heer Rombouts is niet naar de Kamer gestuurd. Die is aan een aantal Kamerleden gestuurd. Twee van de vragen uit zijn brief vond ik relevant en die heb ik hier ingebracht. De heer Rombouts heeft u als CDA-woordvoerder verzocht naar aanleiding van zijn brief schriftelijke vragen te stellen. Dat heeft u niet gedaan. U verwijst nu iets te gemakkelijk naar de brief van Rombouts.
De heerRietkerk(CDA)
Ik corrigeer wat ik gezegd heb, in die zin dat via de Brabantse Kamerleden informatie binnengekomen is. Ik sluit mij bij de informatie uit de brief aan.
De voorzitter:
De brief is niet bij de commissie binnengekomen. Hij is bij een aantal Kamerleden, in dit geval uit Brabant, terechtgekomen en elk Brabants Kamerlid had hem aan zijn woordvoerder ter beschikking kunnen stellen. Ik meld dit voor alle duidelijkheid.
MinisterPeper
Is dit een recente brief?
De heerRietkerk(CDA)
Van twee weken geleden.
De voorzitter:
In de brief werd gesuggereerd om schriftelijke vragen te stellen. De heer Rombouts was echter niet bekend met de gebruiken in deze Kamer. Wanneer er namelijk gepland is een notaoverleg te voeren, is het niet gebruikelijk om schriftelijke vragen te stellen.
De heerRietkerk(CDA)
Nogmaals, ik corrigeer wat ik heb gezegd. De informatie is niet aan de commissie gestuurd. De informatie heeft ons via drie Brabantse Kamerleden bereikt en daar sluit ik mij bij aan. Ik denk dat dit een ondersteuning is van het betoog van de heer Van Heemst.
Voorzitter! Over de bereikbaarheid van de politie zijn veel vragen binnengekomen. Gebleken is dat het bellen van het alarmnummer 112 over te veel schijven gaat. Heeft de minister de indruk dat dit het geval is? Zijn hierover bij hem klachten uit de verschillende regio binnengekomen? Zo ja, welke maatregelen zouden er in dit kader genomen kunnen worden? Ik vind het jammer dat wij regelmatig klachten krijgen over iets wat goed zou kunnen functioneren.
Ik rond het onderdeel over het beleidsplan af. Wij steunen het voorstel om extra aandacht te geven aan slachtofferhulp. Ook steunen wij het voorstel voor de extra aandacht aan vrijwillige politie. Het verheugt mij dat ook de fractie van de heer Van Heemst zich hierbij aansluit. Dan kom ik nog bij de actiepunten in de bijlagen van het plan. Het is een mooi overzicht. Er is een heleboel te doen. Wij moeten ervoor oppassen niet te veel weg te schuiven. Toch mis ik in dit plan de jaren 2000, 2001 en 2002, terwijl het toch een beleidsplan is dat zich uitstrekt tot 2002. Het gaat over het algemeen over 1999. Mijns inziens zou een beleidsplan dat zich uitstrekt tot 2002 een doorkijk moeten geven naar 2002.
Voorzitter! Het laatste gedeelte van mijn betoog in eerste termijn wil ik besteden aan politiesterkte en herbezetting. Laat duidelijk zijn dat de CDA-fractie dit onderwerp liever in een apart overleg had willen behandelen. Uit mijn bijdrage zal blijken waarom. De CDA-fractie heeft zich mateloos geërgerd aan de lakse houding van deze minister om met cijfers te komen over de herbezetting van de 36-urige werkweek. Hij had ook inzicht moeten geven in de realisatie van het aantal Dijkstalagenten, in het sterkteoverzicht en het vacatureoverzicht. Nu moet men zich de reactie van de Nederlandse burger eens voorstellen. In 1994 hoorden zij tijdens de campagne: er komen 10.000 agenten bij. Verschillende malen is aan voormalig minister Dijkstal gevraagd naar de realisering van de voorgenomen politiesterkte. De burgers zagen dan de handen of armen omhooggaan, waaruit bleek dat hij het niet precies wist. Na wat trekken en vragen is uiteindelijk een overzicht verschenen in maart 1998. Dat is mijn houvast op dit moment. Uit dit overzicht blijkt dat er volgens de regering zo'n 2000 agenten bijgekomen zijn in de afgelopen vier jaar. Dan heb ik het maar niet over andere berekeningen, zoals in het politiemagazine, waarin men uitkomt op 237 agenten. In het overzicht van minister Dijkstal staat dat er van 1998 tot 2000 zo'n 1500 agenten bij zouden moeten komen. Ik zie deze Dijkstalagenten nog steeds nergens terug. Het lijkt wel of deze minister hier diefstalagenten van wil maken. Ik wijs ook op de 250 agenten die er dankzij de 25 mln. van de heer Bolkestein zouden moeten komen. Waar zijn zij gebleven?
Nu kom ik bij de herbezetting. Met een 36-urige werkweek en een sterkte van 40.000 gaat het al gauw om 2000 arbeidsjaren. Na vragen heeft de Kamer eindelijk per regiokorps het overzicht gekregen. Overigens was dit overzicht eind 1998 al beschikbaar. Ik snap niet dat het zo lang heeft moeten duren voordat de Kamer die cijfers krijgt. Ik vraag mij af of de minister de controlerende taak van de Kamer wel serieus neemt op dit onderdeel. Van die 2000 plaatsen komt volgens de CAO zo'n 80% in aanmerking voor herbezetting. Dan gaat het om 1600 plaatsen. Aan de Kamer is twee keer het getal 400 meegedeeld. Heeft de Kamer daar ooit mee ingestemd? Ik kan het mij niet meer herinneren. Ik kan het ook niet op z'n janboeren- fluitjes narekenen. Ik noem een aantal voorbeelden: Kennemerland van 27 agenten naar 0; Rotterdam-Rijnmond van 95 naar 50; Twente, waar nog geen overeenkomst is, van 25 naar 4; Utrecht van 45 naar 0. Ik kan dat niet uitleggen. Ik spreek de minister als werkgever erop aan hoe hij met herbezetting omgaat. Een goed voorbeeld zou goed moeten worden gevolgd. Over de totaaltellingen is zojuist ook al iets gezegd. De bijna 40.000 agenten per januari 1998 uit de brief van Dijkstal worden via een nulmeting door deze minister op 40.222 gesteld. Wat een precisie! Of is dit een schijnprecisie? Zitten het KLPD en het ITO-onderdeel hierbij in? En zit de rijksrecherche erbij in? Ik kan het niet narekenen. Als ik gemakshalve uitga van die 40.000 agenten per 1 januari 1998 en de Dijkstalagenten, de Bolkesteinagenten en de nog her te bezetten plaatsen erbij optel, zit ik al tussen de 42.500 en 43.000 agenten. Als de minister de ambitie heeft om 43.000 agenten te realiseren in 2002, kent hij mijn politieke conclusie.
Ik heb begrepen dat de Rekenkamer in 1994 en 1995 een onderzoek heeft verricht naar de politiesterkte. Wat heeft deze minister met de aanbevelingen gedaan? Hoe kan het dat er, ondanks het Rekenkamerrapport en de instelling van een projectorganisatie die de kwaliteitsborging van personele informatie moet verbeteren, nog steeds gegoocheld wordt met cijfers? Als ik alles op een rijtje zet, klopt het gewoon niet. Ik voel mij knap bij de poot genomen. Kan de minister de juiste getallen geven? Ik doe het niet meer via vragen, want dat werkte het afgelopen halfjaar niet. Ik heb een overzicht gemaakt, dat ik graag aan de minister geef. Het zijn blokjes die hij kan invullen. Ik vraag hem de invuloefening te doen voor ons als Kamer en ons voor 1 juni daarover te informeren. Het gaat dan niet alleen over de politiesterkte, de natuurlijke uitstroom en de vacatures, maar ook over de Dijkstal- en de Bolkesteinagenten, de herbezetting, het regeer- akkoord en de in- en uitstroom van het LSOP. Dus een soort meerjaren- plan van aanpak, maar dan in getallen.
Ik hoop dat de minister ertoe in staat is de Kamer nu volledig te informeren. Wij laten ons als fractie niet meer met een kluitje in het riet sturen. Laat dat duidelijk zijn!
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Voorzitter! Ook D66 vindt dat het Beleidsplan Nederlandse Politie op zich een goed verhaal is. Nederland moet aantoonbaar veiliger worden, aldus de ministers. Dat is eenieder met hen eens, ook wij. Er komt een veiligheidsplan en er zullen afspraken worden gemaakt in een convenant, opgesteld in een beraad van korpsbeheerders, hoofdofficieren en hoofdcommissarissen. Zoveel hens aan dek, dat belooft wat!
Ik ben het met beide ministers eens dat een uitbreiding van het aantal agenten alleen niet zaligmakend is. Het blijkt echter wel een belangrijk speerpunt te zijn. Het regeerakkoord belooft in deze kabinetsperiode 3000 extra agenten plus de 2000 arbeidsjaren die verder nog zijn toegezegd. Het gaat om extra. Ik wil de bewindslieden daaraan houden. Ik hoop dat zij de twijfels die de heer Van Heemst formuleerde en heeft uitgewerkt – wat ik niet zal doen in verband met een kortere spreektijd – kunnen wegnemen. Het gaat toch om 3000 extra agenten plus 2000 arbeidsjaren?
Voorzitter! Er is 750 mln. beschikbaar voor vier jaar. Ik heb langzamerhand zorgen of het voor dat bedrag nog mogelijk is. Moet de intensivering van scholing daaruit worden bekostigd? Is de ontoereikende normvergoeding daarbij ook tot last? Wordt er rekening gehouden met de vergrijzingsgolf die over twee jaar zal toeslaan? Wordt de herbezetting in mindering gebracht op de uitbreiding of komt zij erbovenop? Dan noem ik nog het ICT-verhaal en de kosten die daarmee zijn gemoeid. Het is geen succesverhaal. De bewindslieden erkennen dat. Moet het departement hierop niet eens fors aansturen, opdat wij de ICT nu eens echt op orde krijgen? Het is toch te gek dat men niet bij elkaars recherchegegevens kan.
Ten slotte noem ik nog de kosten van flexibilisering. Die zijn er ook. Worden deze zaken nu allemaal in die 750 mln. besloten geacht? En wat betekent dat dan voor het concrete aantal agenten?
MinisterKorthals
Mevrouw Scheltema spreekt voortdurend over 750 mln. Zij weet dat er 750 mln. was voor politie en justitie. Dit bedrag is verdeeld: 375 mln. naar Binnenlandse Zaken en 375 mln. naar Justitie. Het laatste bedrag wordt vooral gebruikt voor de reorganisatie van de zittende magistratuur.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Natuurlijk weet ik dat. Alleen is die uitsplitsing niet goed en helder gemaakt. Dat zal nog wel moeten gebeuren.
MinisterKorthals
Daarover heeft de Kamer een brief ontvangen.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Ja, van Justitie wel. Worden deze punten onder die bedragen gebracht of komen die er extra bij? En als zij eronder worden gebracht, wat betekent dat dan voor het concrete aantal agenten?
In de brief van 8 april, de follow-up, worden vele nota's, rapporten en pilots aangekondigd. Ik heb er 12 geteld. Ik ben erg benieuwd. Wij zullen elkaar hierover nog wel spreken. Desondanks maak ik mij op een aantal punten nogal wat zorgen.
Wij willen geen agenten op papier, maar op straat. Aspiranten zullen dus als de wiedeweerga moeten worden geschoold. Maar kan de omvang die nu nodig is, worden bereikt? De capaciteit van het LSOP is nu 1200 en zal worden uitgebreid tot 2000. Er liggen nieuwe onderwijsplannen. Dat is goed, maar dan nog. Er moet voldoende aanbod van aspiranten zijn. En zij moeten ook nog tot het onderwijs worden toegelaten. Wie bepaalt de toelating tot de politieopleiding uiteindelijk? Ik noem een concreet geval. In Amsterdam was een aantal aspiranten geselecteerd. Zij werden gemeld bij het LSOP, maar vervolgens werd slechts 10% toegelaten. Wie selecteert nu, en wat is daar de oorzaak van? Zijn de korpsen te coulant? Selecteert het LSOP te streng? Of is er gewoon sprake van een capaciteitsprobleem? Uit het voorbeeld bleek ook dat er verhoudingsgewijs veel allochtonen afvielen. Is dat gebruikelijk, of is dat een toevalstreffer?
Waarom wordt toch zo laat met de algemene wervingscampagne begonnen? Het water stond toch al tot aan de lippen? Ik hoorde dat in Gelderland met het lokkertje "verwenweekenden" wordt gespeeld; dan is de nood toch hoog gestegen. Nu pas werven betekent dat een kostbaar jaar verloren gaat. Overigens ben ik het wel met de collega's eens: hoe verloopt het landelijk en regionaal werven nu, hoe zit het met de onderlinge verhoudingen, worden banengaranties geboden, enz.?
Dat herintreders worden geworven en dat een verstevigde inzet van vrijwilligers wordt nagestreefd, heeft onze instemming. Ik vraag de bewindslieden ook of een intensievere inzet van surveillanten niet tot de mogelijkheden behoort. Daarbij denk ik dan aan de doorstroming en aan taken.
De politie behoort een afspiegeling van de samenleving te zijn. Daar schort het nog behoorlijk aan. Een verhoudingsgewijs geringe instroom en in ieder geval een grote uitstroom van allochtonen en vrouwen worden gesignaleerd. Dat is een veeg teken. De noodzakelijke cultuuromslag is kennelijk nog steeds niet gemaakt. Wat doen de bewindslieden hieraan? Het is naar ons oordeel in het belang van de politie en de veiligheid in het algemeen als er een meer geschakeerde politie komt. Ik wil hierop graag actie van de bewindslieden zien.
De verdeling over de korpsen van 144 mln. in 1999 voor extra agenten is niet geschied volgens het normale budgetverdeelsysteem, maar op grond van de circulaire van 23 februari, waarmee wordt vooruitgelopen op de plannen voor een nieuw systeem dat meer prestatiegericht zal zijn. Korpsen die erin slagen bij de budgetverdeeleenheden en functie-eenheden een balans van 95% te halen, krijgen wel extra agenten en andere niet. Wat is het resultaat? Dat de landelijke korpsen er in het algemeen op vooruitgaan, behalve kennelijk in Brabant, maar die brief heb ik helaas niet gekregen. Ik vind dat zo selectief.
De voorzitter:
Zij hebben waarschijnlijk gekeken naar de vier grootste partijen, en of Kamerleden daarvan in Brabant wonen. Dat is inderdaad zeer selectief.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Ik vind dat niet verstandig. Als het over een verdeling gaat, is het hele land erbij betrokken. Ook wij hebben een Brabants Kamerlid, dus ik begrijp het niet en ik vind het merkwaardig.
Het resultaat van dit nieuwe verdeelsysteem is dat landelijke korpsen er in het algemeen op vooruitgaan en grootstedelijke korpsen buiten de prijzen vallen. Dat roept een aantal vragen op. Kan de minister zomaar bij circulaire afwijken van een bestaand budgetverdeelsysteem? Is dat juridisch gezien houdbaar? De korpsen van Amsterdam, Rotterdam, Haaglanden en Limburg-Noord twijfelen daaraan.
Het niet financieel stimuleren van korpsen die het niet nodig hebben en die financieel gezond zijn, is op het eerste gezicht redelijk. Het wordt echter anders als blijkt wat bij sommige korpsen de onderliggende reden is. Die korpsen kampen met onderbezetting door de uitstroom van pas opgeleide agenten en surveillanten. Zij fungeren als een soort onbezoldigd opleidingsinstituut voor de overige korpsen. Als de vis aan de maat is, wordt hij weg gevist, aldus een van de korpsen. Zo'n ongebreidelde uitstroom bij de grootstedelijke korpsen was en is D66 een doorn in het oog.
De vorige keer heeft de heer Dittrich hierover een motie ingediend, waarin wordt gevraagd om een onderzoek en een plan van aanpak. De ministers hebben hierop gezegd dat dit een taak is van de regiokorpsen zelf. Dat vraag ik mij af, als je ziet dat het nog steeds doorgaat. Ik denk dat er landelijk iets aan moet gebeuren.
Er zijn een aantal mogelijkheden te bedenken: óf de overige korpsen worden verplicht zelf hun aspiranten te doen opleiden; óf er worden opleidingskorpsen aangewezen die daarvoor extra menskracht krijgen; óf er komt een Randstadtoelage of -bonus voor pas opgeleide agenten die in de Randstad blijven werken. Ik vind het verheugend dat de bonden zich hier niet meer tegen verzetten. De laatste oplossing, de Randstadtoelage, spreekt D66 het meest aan, zoals mijn fractievoorzitter in een eerdere spreekbeurt ook naar voren heeft gebracht.
De heerRietkerk(CDA)
Ziet u zo'n Randstadtoelage voor de hele Randstad, dus ook buiten de grote korpsen, en waar denkt u dan aan?
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Ik zie het als een toelage voor de korpsen die met een bovenmatig uitstroomprobleem worden geconfronteerd. Ik denk aan het vasthouden van die agenten door middel van een positieve prikkel.
De heerVan Heemst(PvdA)
In welke orde van grootte denkt u dan, in termen van guldens per agent, en waar haalt u dat geld vandaan?
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Zo ken ik u niet. Dat is zo detaillistisch. Eerst is de vraag of je dat moet overwegen en dan komt het geld pas aan de orde.
De heerVan Heemst(PvdA)
U heeft eerder gezegd dat er minstens vijf kwesties zijn bij de politie die extra geld vergen. U legt er nu een nieuwe claim bij. Dan is het toch heel terecht dat wij namens de Nederlandse belastingbetalers vragen wat het ongeveer mag kosten, want zo kennen wij u wel. Moet je die agenten ƒ 10.000 of ƒ 20.000 per jaar toestoppen? Voor welk bedrag zou u in de Randstad blijven wonen en werken en vermenigvuldigt u dat eens met ƒ 20.000?
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Waar, mijnheer Van Heemst?
De heerVan Heemst(PvdA)
Dat is allemaal bespreekbaar.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Ik geef geen antwoord op de eerder door de heer Van Heemst gestelde vraag, omdat een en ander in samenhang met het LSOP moet worden gezien en met alle factoren die een rol spelen bij die grote uitstroom. Het moet natuurlijk een redelijke toelage zijn, geen bovenmatige. Je zult daarover overleg met de bonden moeten hebben. Je zult iets moeten doen om die uitstroom tegen te gaan. Ik zie in zo'n positieve prikkel veel meer dan in een verbod om vrij te bewegen naar een ander korps. Dat is een verkeerde oplossing.
De heerVan Heemst(PvdA)
Niemand heeft gepleit voor zo'n verbod. Mijn conclusie is dat de benadering van mevrouw Scheltema heel vrijblijvend is. Zij is het eens met een Randstadtoelage, maar die mag niets kosten. Daar komt het eigenlijk op neer.
De heerRietkerk(CDA)
Mevrouw Scheltema is voor een positieve prikkel, maar geeft daar verder geen inhoud aan. Moet er aan de vacatureproblemen bij het onderwijs en andere grotestedenproblemen ook niet iets gedaan worden?
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Natuurlijk zijn ook elders problemen. De motie-Dittrich signaleert bijvoor- beeld het probleem zowel bij de rechterlijke macht als bij de politie en vraagt om een plan van aanpak. De conclusie die de heer Van Heemst trok, is overigens niet terecht. Ik heb drie mogelijkheden genoemd: óf de overige korpsen worden verplicht zelf hun aspiranten te doen opleiden, óf er worden opleidingskorpsen aangewezen die daarvoor extra menskracht krijgen óf er komt een soort Randstadtoelage. Dat zijn drie keuzes die ik aan het kabinet voorleg. Het kabinet moet zich daarover buigen en met een concreet voorstel komen. Ik heb dus suggesties gedaan en een voorkeur voor een daarvan uitgesproken. Daar houd ik het op dit moment bij.
Meer algemeen wordt de richting ingeslagen van een premiëring van goed presterende korpsen. Daadkracht, daar gaat het om. Dat is op zichzelf goed, maar de uitgangsposities van korpsen zijn soms zeer ongelijk. Zij zijn soms klein, hebben problemen met de uitstroom en vergrijzing. Daarmee wordt geen rekening gehouden. Wordt daardoor de achterstand van korpsen die toch al in de problemen zitten, niet vergroot? Die kans is er. De heer Deetman zou dan gelijk krijgen met zijn uitspraak over "minder veilig, minder politie". Een dergelijke ontwikkeling wensen wij niet.
Hoe verhoudt die prestatiegerichtheid zich tot het meer wijkgericht werken? Prestaties lijken bij dat wijkgerichte werken minder goed te kwantificeren en te beoordelen.
Wij vrezen voorts een tijdrovende en bureaucratische beleidsplancyclus, waarbij alles tot in decimalen achter de komma moet worden ingevuld. Dat streven naar perfectie is ambtenaren nooit vreemd. Ik krijg van de bewindslieden graag de verzekering dat dit niet de bedoeling is en dat als aan prestatiegerichtheid wordt gedacht, dit meer veiligheid betekent en geen diepgaande uitsplitsingen.
De politietaken worden in het beleidsplan uitvoerig aan de orde gesteld. Dat geldt voor de prioriteiten waarover iedereen het bij de politie maar ook in het land en bij D66 het eens is. Anders dan de heer Van Heemst wil ik daaraan in beginsel niet nog eens extra prioriteiten toevoegen, omdat ook die in geld waardeerbaar zijn. Echter, over de zedenpolitie zijn wij het in deze Kamer altijd eens geweest. Dat aspect mag van ons niet ondersneeuwen in de beleidsprioriteiten. Een ander belangrijk punt is meer wijkgerichtheid. Ons spreekt dat aan.
Terecht wordt in het beleidsplan ingegaan op de functie van de politie als last resort. Het is de enige, altijd aanwezige dienst als er gaten blijken te vallen. Ik denk daarbij aan mensen in psychische nood, burenruzies, eerstehulpverlening, noodhulp. Het is wel zo dat het vaker moet gebeuren als er meer gaten vallen en dat moet je zoveel mogelijk voorkomen. De fractie van D66 vindt het in ieder geval belangrijk dat de politie deze functie van "laatste toevlucht" blijft vervullen. Men moet uiteindelijk ergens terechtkunnen hier in Nederland. Als er onterechte gaten vallen, moet het natuurlijk op een andere wijze opgelost worden. Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister. Worden die wel gesignaleerd door de agenten? Wordt er in het kabinet over gesproken als zo'n signalement binnenkomt? Het kan toch niet zo zijn dat het de politie verboden wordt om eerste hulp te verlenen bij een hartinfarct als de ambulance te lang op zich laat wachten. Dat signaal bereikte mij vanuit Haaglanden en ik vind dat wij die richting niet uit moeten gaan.
De voorzitter:
Komt u ook langzamerhand tot een afronding?
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Nee, ik heb nog een paar dingen. Ik ben erg veel geïnterrumpeerd.
De voorzitter:
Ik trek de interruptietijd meestal van de spreektijd af.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Ja, ik hoop dat u dat doet. Ik ben vrij snel klaar.
De voorzitter:
U heeft nog een kleine twee minuten.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Het stellen van prioriteiten vergt een nadenken over posterioriteiten. Hoe denken de bewindslieden over de volgende voorstellen: geen politie meer bij eenvoudige aanrijdingen, bij nodeloze alarmeringen, aangifte van misdrijf of overtreding op de plaats des onheils en eenvoudige overtredingen meer bestuurlijk afdoen.
Geweld is een punt van zorg: geweld op straat, op scholen, in het openbaar vervoer en tegen agenten. Onbegrijpelijk en zinloos geweld mag de politiek niet over haar kant laten gaan. Nederland moet aantoonbaar veiliger worden. Hoe belangrijk het voorkomen van geweld ook is – onder meer door wijkgerichte politiezorg en het door alle betrokkenen weer opkomen voor de wijk, het tegengaan van verloedering, het tegengaan van spijbelen, een tweede man in bus of tram en ook het duidelijker stellen van normen – toch zullen extra wettelijke maatregelen nodig zijn. De fractie van D66 is bereid verder te denken in de richting van strafbaarstelling van geweld in groepsverband: het in een eerder stadium fouilleren, inzet van meer cameratoezicht en de onlangs aangescherpte strafbaarstelling van verboden wapenbezit zijn redelijke stappen. Grote reserves heeft mijn fractie echter ten aanzien van het bestuurlijk oppakken van mogelijke relschoppers, zonder dat enig strafbaar feit dan wel poging daartoe heeft plaatsgevonden. Dat opent onzes inziens de weg naar willekeur. Vrijheidsbeneming is een zwaar middel. Daar kan gebruik van worden gemaakt, maar dan in bijzondere gevallen. De wetgever heeft daartoe in de Gemeentewet noodbevoegdheden opgenomen die met waarborgen zijn omkleed. Die zijn toereikend. De minister blijkt binnenkort met een wetsvoorstel te komen. Ik zal dat natuurlijk afwachten, maar de eerste reactie van D66 is dat dit ons een stap te ver lijkt.
Het geweld tegen agenten neemt toe. Agenten zullen daartegen moeten worden getraind. Dat geeft ze ook meer zekerheid. Waarom laten die extra vaardigheidstoetsen op dat terrein zo lang op zich wachten? Het idee om van de agressiepleger schadevergoeding te eisen spreekt ons aan. Ik begrijp eigenlijk niet waarom dat al niet eerder bedacht is. Zijn er soms bewijslastproblemen?
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Voorzitter! Ik complimenteer de regering met dit meerjarige beleidsplan, waarin voor het eerst de werkzaamheden van de politie en de organisatieontwikkeling geordend voor meer jaren zijn terug te vinden. Wij steunen ook het centrale uitgangspunt van het Beleidsplan Nederlandse Politie, namelijk Nederland moet veiliger. Twee weken geleden vond er een rondetafelgesprek plaats in deze Kamer. Opvallend was de tevredenheid bij de deelnemers aan dat rondetafelgesprek over het beleidsplan. Het kwam de levendigheid van het gesprek niet altijd ten goede, maar over het algemeen kun je zeggen dat het veld ingenomen is met het beleidsplan. Dat neemt niet weg dat er bij de fractie van GroenLinks ook wel wat verbazing is over de alom heersende tevredenheid. Wij willen toch nog wel een aantal kritische kanttekeningen plaatsen. Naar ons idee bevat het beleidsplan toch nog een aantal tegenstrijdigheden en vaagheden.
Ik loop het beleidsplan even na. Ik zal allereerst stilstaan bij plaats en positie Nederlandse politie, dan bij de prioriteiten, internationale politiesamenwerking en als laatste bij de organisatie van de politie.
Voordat ik die punten langsloop, wil ik eerst een enkele opmerking maken over het beeld van de samenleving dat geschetst wordt in het beleidsplan. Mijn fractie valt het op hoe inktzwart dat beeld is. Het is ook enigszins tendentieus. Geweld en jeugdcriminaliteit hebben onaanvaardbare vormen aangenomen, zo zegt het beleidsplan. Geen woord over de geleidelijk afnemende vormen van criminaliteit. De straat is een verzamelplaats van maatschappelijk ongewenste situaties, zo staat er te lezen in het beleidsplan. Is dat werkelijk zo? Er is sprake van grote verruwing in het verkeersgedrag en toenemende conflicten onder verkeersdeelnemers. Waarop is dat gebaseerd? Hoe verhoudt het zich tot allerlei andere sociologische gegevens, waaruit blijkt dat er na een afname toch weer enigszins sprake is van een toenemende sociale cohesie in de Nederlandse samenleving? Er bestaat groot geluk over de eigen staat van de Nederlanders en de samenleving. Dat is in het beleidsplan volstrekt afwezig. Waarom niet eens wat beschreven over de geleidelijke afname van criminaliteit? Waarom enkel de neerwaartse spiraal beschreven? Waarom kan niet eens het eigen succes beschreven worden? Of wordt door een zeer negatief maatschappelijke beeld te schetsen het beleidssucces op termijn veiliggesteld?
Dit inktzwarte beeld dat de regering schetst in het beleidsplan, geeft wat mijn fractie betreft ook een probleem. Er wordt ook een heel somber beeld geschetst van het moreel van de Nederlandse burgers. Zij maken een grote afvalbak van de Nederlandse straat, zij trekken zich onvoldoende van elkaar aan, zij zijn ruw, enz. Tegelijkertijd zijn de ambities ten aanzien van het gedrag van die burgers in het beleidsplan heel erg groot. Die burgers moeten een veel grotere bijdrage leveren aan de bestrijding van criminaliteit en het vergroten van de veiligheid. Met andere woorden: Ik vind het mens- en maatschappijbeeld in het beleidsplan niet erg consistent. Ik heb er ook problemen mee omdat ik het hier en daar tendentieus vind.
Als het gaat over het maatschappijbeeld, valt het mij ook op dat er weinig aandacht is voor de grote verschillen in onveiligheid en criminaliteit in dit land. Het inktzwarte beeld dat in vrij algemene termen voor onze samenleving wordt geschetst, is vooral het beeld dat kan bestaan voor bepaalde wijken en problematische gebieden in Nederland. Wij weten al jaren dat onveiligheid en criminaliteit sociaal-economisch en geografisch zijn geconcentreerd. Ik vind dat dit in een analyse van het werk van de politie niet mag ontbreken. De politie-inzet moet juist gericht zijn op die gebieden waar mensen het meest kwetsbaar zijn, waar onveiligheid en criminaliteit het hoogst zijn.
Ik kom te spreken over de rol van de politie en de taken in die samenleving. Centraal staat dat er minder hulpverlening moet zijn en meer nadruk op de rechtshandhaving. Wij kunnen het daarmee in grote lijnen eens zijn. Wij vinden – dat zou het algemene uitgangspunt moeten zijn – dat hulpverlening niet in handen hoort te zijn van een organisatie die ook een repressieve taak heeft. Hulpverlening hoort in handen te zijn van hulpverleningsorganisaties. Het gaat om mensen die daarvoor zijn opgeleid en daartoe bevoegd zijn. Het roept wel een aantal vragen op. De heer Rietkerk stipte dat aan. Als de politie minder hulpverleningstaken krijgt, wie gaat dat dan opvangen? Mijn vraag aan de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie is: is er op dit moment overleg met VWS om de grote leegte die er op dit moment bestaat bij crisisinterventie op te vangen? Worden er extra middelen beschikbaar gesteld, bijvoorbeeld voor de GGZ? Dat lijkt mij wel de logische consequentie van de opmerking dat de politie minder hulpverleningstaken moet hebben. Hier zien wij een tegenstrijdigheid. Er wordt gezegd: de politie zou zich meer moeten beperken tot haar core business en zou zich moeten richten op de rechtshandhaving. Tegelijkertijd wordt er in het beleidsplan gesproken over de politie als belangrijkste veiligheidsorganisatie. Dat lijkt veel meer te impliceren. De politie is normstellend, zichtbaar en proactief. Hier is geen sprake van kleine ambities ten aanzien van de politie. Hier lijkt ook sprake van een nieuwe verruiming van de politietaken. Zou ik daar wat meer helderheid over kunnen krijgen? Bij mij ontstaat zo het idee dat nadat de politie de hulpverleningstaken enigszins worden afgenomen, er in vrij vage omschrijvingen allerlei nieuwe taken voor de politie worden geformuleerd, waarbij de politie zou kunnen bezwijken aan nieuwe ambities.
Ik kom te spreken over de prioriteiten die zijn geformuleerd: jeugdcriminaliteit, geweld op straat, zware en georganiseerde criminaliteit. Uit het rondetafelgesprek waar ik al even naar verwees, bleek daarover een grote tevredenheid te zijn. Deze prioriteiten bleken zelfs vooral de codificatie te zijn van de politiepraktijk en van de prioriteiten die de politie over het algemeen zelf staat. Ik spreek daarvoor mijn waardering uit. Het getuigt van realisme als de centrale overheid in haar centrale prioriteitsstelling rekening houdt met hetgeen de politie zelf formuleert.
Wel vraag ik mij af of de geformuleerde prioriteiten niet op gespannen voet kunnen staan met de centrale taken, die ook door de politie zijn geformuleerd: rechtshandhaving, het bieden van hulp in nood. In hoeverre kunnen de thematische prioriteiten deze taakstelling van de politie gaan doorkruisen? Ik voeg er nog de taken aan toe die in de brief van 8 april werden geformuleerd: community policing en preventie van criminaliteit in meer algemene termen.
Omdat het zowel om een codificatie gaat als om beleidsprioriteiten die pas in werking kunnen treden nadat de politie haar centrale taken heeft vervuld, was dat voor de deelnemers aan het rondetafelgesprek ook aanleiding tot enige relativering. Zij hadden er eigenlijk niet zoveel geloof in dat de nieuwe prioriteitenstelling ook zou leiden tot een nieuwe werkordening voor hen. Steunt de minister dat idee, of gaat hij er wel degelijk van uit dat de politie ook een andere werkwijze gaat aanvaarden met deze prioriteitsstelling?
Ik ben het met de heer Van Heemst eens dat huiselijk geweld onvoldoende aandacht krijgt, naast bijvoorbeeld geweld op straat. Ik sluit mij volledig aan bij zijn opmerkingen daarover.
Waar het over verkeersveiligheid gaat, valt het mij op dat er weinig wordt gesproken over fietsendiefstal. Mijn fractie en wellicht ook andere fracties hebben hierover de afgelopen tijd allerlei brieven gekregen. Er zijn brieven gekomen van de fietsersbond, waarin erop wordt gehamerd dat de zogenaamde antidiefstalchip opgenomen had moeten worden in het Beleidsplan Nederlandse Politie. Ik kan mij daarbij wel iets voorstellen. Waar dat technisch mogelijk is en het om een wijd verbreide vorm van kleine criminaliteit gaat, is het eigenlijk gek dat de Nederlandse regering er geen enkele prioriteit aan geeft. De antidiefstalchip maakt het mogelijk om snel diefstal op te sporen, maar het is volledig afhankelijk van de inzet van de politie of met dat systeem gewerkt gaat worden. Pas dan zullen producenten en consumenten er ook in willen investeren.
De heerVan Heemst(PvdA)
Ik vind dit nu precies zo'n punt waarop je kunt zeggen dat producenten, importeurs, verkopers en belangenorganisatie ENFB volkomen vrij zijn om een initiatief te nemen. Binnen een, twee of drie jaar kunnen fietsen van een chip zijn voorzien. Zij kunnen een landelijk registratiesysteem opzetten en uitvoeren. Als sluitstuk moet je bij de politie kunnen melden waar je een gestolen fiets lokaliseert. De kracht van de onderhavige brief vind ik dat eerst gemarkeerd wordt wat eigenlijk aan de politie is, om daarna anderen te kunnen aanspreken op hun verant- woordelijkheid.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Ik denk dat die dingen tegelijkertijd zouden moeten gebeuren. Ik geloof niet dat het een het ander uitsluit. Natuurlijk kunnen zowel producenten als consumenten zelf het initiatief nemen. Dat zou ook toe te juichen zijn. Tegelijkertijd moet van regering en politie het signaal komen dat men bereid is met het systeem te gaan werken op het moment dat producenten en consumenten het invoeren. De heer Van Heemst zal mijn vraag waarom dit niet is opgenomen onder het kopje verkeersveiligheid eigenlijk alleen maar kunnen steunen.
De heerVan Heemst(PvdA)
Ik maak me sterk dat elke politieman of -vrouw in Nederland de moeite neemt om een fiets te achterhalen als een bonafide organisatie aan de politie in Zutphen, Rotterdam of Alkmaar meldt dat zij een gestolen fiets heeft getraceerd.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Mij lijkt dat niet vanzelfsprekend als het oplossen van fietsendiefstallen geen enkele prioriteit geniet.
De heerVan Heemst(PvdA)
Dat is wel vanzelfsprekend. Als iemand meldt dat hij ergens gestolen goed is tegengekomen, dan zal de politie daar op af stappen.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Hier maken wij kennelijk verschillende inschattingen. Mijn vraag aan de regering blijft overeind: waarom is dit niet opgenomen?
Het derde punt waarbij ik wil stilstaan, is de internationale politiesamenwerking. Er worden allerlei stappen ondernomen om die te verbeteren. Ik mis hierbij een verbetering van de controle op de internationale politiesamenwerking. Het gaat mij vooral om de verbetering van de rechterlijke controle. Noch in het beleidsplan, noch in de brief van 8 april vind ik de voorwaarde terug dat een buitenlandse opsporingsambtenaar met bijzondere opsporingstaken en -bevoegdheden in ons land bereid dient te zijn om in een Nederlandse rechtszaal te getuigen. Minister Korthals zegde dit op 19 november 1998 aan de Kamer toe; dit kan in de Handelingen worden teruggevonden. Graag hoor ik van de minister of hieraan invulling wordt gegeven.
Nog een enkele opmerking over de politieorganisatie. Om het aantal agenten op straat te vergroten zijn er plannen voor wijziging van de arbeidsvoorwaarden. Mijn fractie staat hier voorzichtig positief tegenover, met name als het gaat om het wegnemen van rechtspositionele belemmeringen voor een flexibele inzet en de veranderingen in het functioneel leeftijdsontslag, die het niet langer vanzelfsprekend maken dat mensen met 60 jaar de VUT ingaan. Vooral dit laatste lijkt ons goed. Wel voorzien wij grote problemen bij de geplande omslag naar aansturing van de korpsen op basis van prestaties en effecten en niet langer op basis van geld en sterkte. Ook hebben wij er bezwaar tegen dat het besluit hiertoe al lijkt te zijn gevallen terwijl de evaluatie van het bestaande systeem net is gestart en de Kamer nog steeds niet in de gelegenheid is gesteld om hierover met de minister van gedachten te wisselen.
Onze zorg over deze geleidelijke omslag in de financiële aansturing wordt vergroot door de brief aan de Kamer van burgemeester Patijn naar aanleiding van de ministeriële circulaire van februari 1999. In die circulaire was sprake van de toekenning van extra financiële middelen voor uitbreiding van de sterkte met ongeveer 500 FTE's. Hiermee lijkt de minister vooruit te lopen op de wijziging van het financieringsstelsel waarmee hij eigenlijk voor het eerst prestatiegerichte financiering introduceert. De uitbreiding op basis van prestatiegerichte financiering heeft tot gevolg dat de regio's Rotterdam-Rijnmond, Zuid-Holland-Zuid en Amsterdam-Amstelland niets hebben gekregen. De reden hiervoor is dat men in de circulaire instroom min uitstroom als uitgangspunt neemt. In deze regio's is de instroom hoog – burgemeester Patijn geeft aan dat hieraan hard is gewerkt – maar zij hebben de pech dat de uitstroom, met name naar niet-randstedelijke regio's, ook hoog is. Volgens mijn fractie is het niet fair als een korps door een hoge uitstroom geen extra geld krijgt en dus eigenlijk daarvoor wordt gestraft. Daarnaast is het mogelijk dat de nieuwe financieringswijze een premie zet op uitstroom naar de regio's, wat mijn fractie uitermate onwenselijk lijkt. Burgemeester Patijn schrijft het als volgt op. Ik haal het aan omdat ik het volledig met hem eens ben: Deze prestatiegerichte financiering, waarbij korpsen met een hoge uitstroom naar de regio's zeer kwetsbaar zijn, zou een verlies van ervaring en stabiliteit tot gevolg kunnen hebben en een vicieuze cirkel kunnen veroorzaken die mij niet wenselijk lijkt. Ik hoor graag een reactie hierop van de regering.
Er is aldus sprake van een nieuwe financiële aansturing en wij hebben daar een aantal procedurele bezwaren bij. Daarop zou ik graag een reactie vernemen. De evaluatie is net gestart van het oude systeem en het lijkt mij prematuur om nu al een besluit te nemen over een nieuw stelsel; de Kamer is tot nu toe niet gehoord. Een inhoudelijk bezwaar is dat de kwetsbare korpsen hiermee op verdere afstand dreigen te komen staan.
Mevrouw Scheltema-de Nie maakte een aantal opmerkingen over de gebrekkige representativiteit van de Nederlandse politiekorpsen en ik ondersteun mevrouw Scheltema-de Nie in haar opmerking dat dit een reden voor zorg is. Enige tijd geleden hebben wij schriftelijke vragen aan de minister gesteld over de hoge uitstroom van allochtonen bij de Nederlandse politie, een uitstroom die door henzelf vooral gewijd werd aan discriminatie. Nu stel ik hier aan de minister nog eens de vraag welke maatregelen hij daartegen wil gaan nemen.
Blijkens het beleidsplan en de brief van 8 april jl. is er een banenlijn in het leven geroepen. Afgelopen maanden hebben daar 15.000 mensen op gereageerd, zo werd optimistisch gezegd, en ten aanzien van 5000 mensen is nadere actie ondernomen. Een kleine vraag aan de minister is wat die nadere actie betekent.
Mijn allerlaatste opmerking, voorzitter, is van een andere orde. Het was, meen ik, de heer Van Heemst die al opmerkingen maakte over de karige aandacht in het beleidsplan voor de integriteit van de Nederlandse politie respectievelijk de maatregelen die genomen worden om die integriteit te verhogen. Graag wil ik dan de minister nog eens herinneren aan de motie van mijn hand, die enkele maanden geleden is aangenomen in de Kamer, over het verplicht stellen van onafhankelijk toezicht op politiecellen. Wij hebben het verzoek gedaan aan de regering om ons te melden hoe deze motie uitgevoerd gaat worden. Tot op heden hebben wij daar geen bericht over ontvangen. Graag bij dezen de vraag: hoe gaat de minister het onafhankelijk toezicht op politiecellen uitvoeren?
De heerVan den Berg(SGP)
Voorzitter! Nederland moet veiliger worden: dat is een van de statements uit het regeerakkoord die mijn fractie in ieder geval onderstreept. Ik kan het niet van alles zeggen, maar op dit punt doen wij dit wel. De vraag voor de discussie van vandaag is in hoeverre dit beleidsplan en de voornemens die daarin gelegen zijn, daar daadwerkelijk een bijdrage toe leveren en of dat voldoende is. Daar gaat het nu over.
Ik waardeer overigens het verschijnen van het beleidsplan, met name ook de poging om daarin tal van discussies die rond de politiezorg plaatsvinden, een breder kader te geven en in te kaderen ook in een aantal ontwikkelingen in onze samenleving. Wat dat betreft ben ik het beslist niet eens met mevrouw Halsema dat het beeld dat daar van de samenleving geschetst wordt, te zwart zou zijn. Integendeel, ik denk dat het een realistisch beeld biedt van de ernstige ontwikkelingen die in onze samenleving gaande zijn. Daar kunnen we ons wat dat betreft geen zorgen genoeg over maken.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Graag zou ik u dan één citaat willen voorleggen en van u willen weten of u het daarmee eens bent: "De straat is een verzamelplaats van maatschappelijk ongewenste situaties". Is dat uw beeld van de Nederlandse straten?
De heerVan den Berg(SGP)
Wellicht niet op iedere Nederlandse straat – dat ben ik met u eens – maar op heel wat Nederlandse straten wel. Derhalve denk ik dat dit een heel reële situatie is. Het publieke domein in Nederland wordt ernstig bedreigd door tal van ongewenste verschijnselen. Wat dat betreft ben ik het met het kabinet eens.
Waar ik wel een kanttekening bij zet, als we naar dat beeld kijken, is of de problematiek diep genoeg gepeild is. Wat ik in de opsomming van punten mis – dat is toch wat wonderlijk – is het verval en de uitholling van normen en waarden, die toch aan deze hele ontwikkeling en aan de criminaliteitsstijging enz. ten grondslag liggen. Dat aspect had wat mij betreft beter en dieper in beeld moeten komen. Dit betekent overigens ook dat méér politie ter verbetering op dit terrein beslist noodzakelijk is, maar niet het enige is wat moet gebeuren. Integendeel, ook de oplossing voor de totale problematiek moet in een veel breder kader worden gezien, waar ook de maatschappelijke verantwoordelijkheden van de burgers en van tal van organisaties hun plaats in moeten hebben. Maar dat is een bredere discussie die ik nu, zeker om des tijds wille, niet zal voeren. Ik zei net al dat versterking van de politie niet het enige is wat een rol speelt bij de vergroting van de veiligheid, maar wel heel belangrijk is. De politie is bij uitstek de organisatie die daarop gericht is.
Daarmee kom ik op de sterkteproblematiek. Ik zal niet alle exercities van collega Rietkerk navolgen, hoewel ik heel goed begrijp waarom hij dat doet. De discussies in de vorige kabinetsperiode staan mij nog zeer levendig voor de geest. Ik wijs erop dat wij inderdaad nog steeds een aantal agenten tegoed hebben uit de vorige periode. Die inhaalslag is nog steeds niet voltooid. We praten dus niet alleen over de 3000 plus 2000 – afgezien van de vraag of dat allemaal voldoende is – maar ook over wat er nog rest uit de vorige periode. Ook ik zou daar graag opheldering over krijgen. Hoe bereiken we die daadwerkelijke uitbreiding? Over de werving en selectie komen wij nog een andere moment te spreken, maar ik vraag nu met name de aandacht voor de 2000 agenten extra door vergroting van de efficiency. Ik heb heel grote twijfels of dat kan. Is dat überhaupt geen sigaar uit eigen doos? Bovendien bereiken mij uit tal van politiekorpsen de signalen dat een zodanige efficiencyvergroting echt onmogelijk is, zodat het zeer twijfelachtig is of dit voornemen wordt gehaald. Ik hoor daar graag nader over van het kabinet.
Wat betreft de verdeling van die toename, is de vraag of de achterstand die vooral de plattelandsgebieden in het verleden hebben opgelopen, op deze manier inderdaad wordt ingelopen en of de klemmende problematiek daar hiermee kan worden opgelost. Ik noem bijvoorbeeld de situatie in Zeeland, waarvoor extra middelen beschikbaar waren gesteld voor de recreatiedruk in het zomerseizoen. Zeeland krijgt er nu wat bij, maar als gevolg daarvan vervalt deze bijdrage. Zo treedt natuurlijk geen verbetering op. Bovendien wordt verwezen naar nadere discussies bij de evaluatie van het BVS, die pas in 2000 worden gevoerd. Een aantal problemen wordt dus voortdurend naar voren geschoven en ik ben daar erg ongelukkig mee. De problematiek van de plattelandsgebieden moet nu krachtig en daadwerkelijk worden aangepakt. Ik herinner eraan dat de heer Van Heemst in het vorige overleg over de begroting dat ook van harte heeft onderschreven, maar ik zie dat hier onvoldoende terug. Zou ik daar ook een duidelijke reactie op mogen krijgen?
Voorzitter! Op de takendiscussie zal ik nu niet in den brede ingaan, maar ik heb wel een algemene vraag. De politie zal worden afgerekend op de manier waarop zij zich voor de landelijke prioriteiten heeft ingezet. Dat moet meetbaar worden. Welnu, met de gedachte ben ik het op zichzelf eens, maar ik heb wel een aantal vragen. Wat zal de verhouding zijn tussen de landelijk te stellen prioriteiten en de regionale prioriteiten? Blijft er nog voldoende ruimte over, ook voor regionale beleidsprioriteiten? Hoe wordt dat dan meetbaar gemaakt?
Een aantal aspecten van de taak – bijvoorbeeld wijkgebonden politiezorg – zijn op zichzelf al moeilijk meetbaar, omdat zij een belangrijk preventief effect hebben. Hoe wordt dat erin betrokken? Als er gebieden zijn met een sterke maatschappelijke problematiek – het voorbeeld van Gorinchem is genoemd – moet heel veel inzet worden gepleegd. Men kan dan dus minder doen aan die landelijke beleidsprioriteiten. Wordt men daarop afgerekend, dan zou wel eens een neerwaartse spiraal kunnen optreden. Hoe gaat de regering met dit soort zaken om?
Voorzitter! Van groot belang is de wijkgerichte politiezorg. Daarover kunnen wij beter spreken bij de behandeling van het integraal veiligheidsprogramma, want ik ga ervan uit dat dit daardoor sterk gestempeld zal worden. Eén aspect wil ik even naar voren halen en dat is dat onze fractie de bevordering van de vrijwillige politie een belangrijke stimulans wil geven. Ik ben blij dat het laatste jaar de sfeer in de Kamer ten aanzien van de vrijwillige politie veel positiever is geworden en ik noteer met dank baarheid dat de heer Van Heemst dat met zoveel woorden heeft onderstreept. Ik waardeer het ook dat de minister dat instituut in het beleidsplan en in zijn brief ook een heel duidelijke plaats geeft. Ik zou dat graag in relatie met de wijkgerichte zorg brengen en dit aspect met name in het integraal veiligheidsplan naar boven halen.
De afgelopen jaren hebben wij voortdurend over de specialismen gesproken, zoals over de jeugd- en zedenpolitie en de milieu- en veldpolitie. Ik wil nog twee andere specialismen noemen. In de eerste plaats denk ik dan aan het specialisme vuurwapens, want dat is tot nu toe onderbelicht gebleven. Het is buitengewoon belangrijk om dat bij de politie goed op te pakken. In de tweede plaats wijs ik op de problematiek van het verkeer en het verkeerstoezicht, want de verkeerspolitie heeft door de reorganisatie heel wat aderlatingen moeten ondergaan. De regio's moeten daar weer gericht aandacht voor krijgen.
Ik rond mijn betoog af met een onderwerp dat mijn fractie aanspreekt en dat ons vanmorgen nog onder de aandacht werd gebracht: de geestelijke zorg bij de politie. Vanmorgen ontvingen wij een studie op dat punt met als titel "Onder je pet praten". Het is goed dat de vragen over de geestelijke zorg recent bij de politie naar voren zijn gekomen en onder de aandacht zijn gebracht, maar het is ook typerend voor de geestelijke armoede in onze samenleving. Er wordt namelijk snel naar de overheid gekeken die dan voor de geestelijke zorg moet zorgen. Dat spreekt mijn fractie natuurlijk op zichzelf wel aan, maar de vraag is wel wat voor een geestelijke zorg dat dan moet betreffen en waarop die gericht moet zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om te zorgen voor goede bedrijfspsychologische ondersteuning, zeker in situaties van stress en wat dies meer zij. Een zekere ethische bezinning op het werkveld is ook een verantwoordelijkheid van de werkgever. De typisch geestelijke zorg, in het rapport de zingevingsvraagstukken genoemd, vindt mijn fractie echter bij uitstek een zaak voor de kerken. Die kerken staan daar nog steeds voor open en zij zijn er gelukkig nog, hoewel zij in onze samenleving kwantitatief helaas op de terugtocht zijn. Het zou mij dus wat ver gaan om die verantwoordelijkheid zo bij de overheid te leggen. Het gaat om een punt dat zeer bij de politie en haar organisaties leeft. Ik vraag het kabinet dan ook hoe het tegen deze discussie aankijkt.
Voorzitter! Er zijn nog veel punten te noemen, maar ik zal het hierbij laten. Ik wil uw geduld namelijk niet verder op de proef stellen.
De heerVan Heemst(PvdA)
Voorzitter! De heer Van den Berg spreekt een soort hartenkreet uit: begin nu eens serieus met het inlopen van de achterstand in het landelijke gebied. Wij hebben net een verdeelvoorstel van de minister gekregen voor 1999. Tien van de 25 politieregio's krijgen daarbij de helft van de extra sterkte. Het gaat dan onder andere om Groningen, Friesland, Drenthe, Zeeland en de Kop van Noord-Holland. De door de heer Van den Berg gevraagde koerswijziging ligt dus al in die brief besloten. De vraag is dus waarom hij toch die oproep doet.
De heerVan den Berg(SGP)
Dat heb ik uiteraard ook gesignaleerd, maar dit gaat nog maar om de verdeling van de eerste 500 plaatsen van wat er nog allemaal tegoed is. Hoe gaat het met de rest? Gaat dat volgens dezelfde lijnen? Dat kan ik niet helemaal overzien, want de evaluatie van het BVS speelt daar ook een rol bij. In de tweede plaats wordt de toekenning van de 26 extra plaatsen in Zeeland meteen als argument gebruikt om de extra steun in de zomer niet meer te verlenen. De vraag is dus wat men er per saldo mee opschiet. Kortom, dit is een duidelijk positief punt maar er is nog veel meer nodig.
De heerVan Heemst(PvdA)
Zeeland schiet ermee op dat het in geen tien jaar een uitbreiding ineens van die omvang heeft gekregen.
De heerVan den Berg(SGP)
Er was ook een enorme achterstand. Dat weet de heer Van Heemst na de bezoeken die wij daar hebben afgelegd.
De voorzitter:
De heer Van Heemst antwoordt op vragen die hijzelf aan de heer Van den Berg stelt en dat is niet de bedoeling.
De heerSchutte(GPV)
Voorzitter! Ik voer mede namens de RPF-fractie het woord. Het beleidsplan roept het beeld op van twee politieministers – zo mag ik beiden toch nog wel noemen – die er stevig tegenaan willen. De centrale belofte is: een veiliger Nederland aan het eind van deze kabinetsperiode. Zullen wij even precies afspreken hoe wij dat tegen die tijd zullen meten?
Het is terecht dat veiligheid het centrale thema is. Dat is de primaire taak van de politie en aan die veiligheid schort het nu nog te veel. Maar de politie is meer dan alleen veiligheidsagent. De daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde is een ruimer begrip en het verlenen van hulp is en blijft mede een politietaak. De bewindslieden erkennen dit. De politie blijft haar hulpverleningstaken 24 uur per dag uitvoeren, maar tegelijk wordt getracht een deel van deze taken bij anderen te leggen. Daarvoor is dan wel de medewerking van anderen nodig op het lokale en regionale vlak, maar ook landelijk. Voor de opvang van verslaafden, daklozen en andere hulpbehoevenden schieten de mogelijkheden van de lokale hulpverleningsinstanties nu nog te vaak tekort. Een integraal beleid vraagt om sluitende afspraken. Voert de minister hierover ook overleg met zijn collega van VWS, bijvoorbeeld over de totstandkoming van een 24-uursnoodopvang in de grote steden en in de regio's? Zulk overleg is ook nodig om competen- tieconflicten te voorkomen. Het mag niet zo zijn, zoals onlangs gebeurde in Zuid-Holland, dat er slachtoffers vallen, omdat de politie werkloos moet toezien terwijl de aangewezen hulpverlener er nog niet is. Formele regels zullen altijd moeten wijken voor levensreddende hulpverlening.
De prioriteiten die het beleidsplan noemt, zijn over het algemeen ook de onze. De prioriteiten benoemen is echter wel wat eenvoudiger dan ze effectueren in de politiepraktijk. Prioriteiten en posterioriteiten zijn veelal communicerende vaten. Daarover zegt het beleidsplan opvallend weinig. Eigenlijk staat er maar één zin daarover: voorkomen moet worden dat deze prioriteiten het dagelijks politiewerk gaan verdringen. Zo is het, maar dat vraagt ook om beleid en om keuzen. Die zullen in het bijzonder door de korpsen moeten worden gemaakt. Als het evenwel om wettelijke taken gaat, zijn ook de ministers hierop aanspreekbaar. Het mag niet zo zijn dat datgene waar je niet te veel met elkaar over spreekt, stilzwijgend ook niet gebeurt. Kortom, welk beleid stellen de ministers zich op dit punt voor te voeren?
Geweld op straat staat hoog op de politieke agenda. Het nationaal platform is opgericht. Krijgen wij van tijd tot tijd ook iets te horen over de activiteiten van het platform? Over geweld tegen overheidsfunctiona- rissen lees ik niet veel. Gelukkig wordt er gewerkt aan protocollen die moeten verzekeren dat elk geweld tegen een overheidsfunctionaris een strafrechtelijk vervolg krijgt. Potentiële relschoppers moeten het als het ware tussen de oren hebben: elk geweld tegen blauw betekent een rode kaart van de rechter.
Nederland moet volgens de bewindslieden zeer onaantrekkelijk worden om criminele activiteiten te ontplooien. Wie zou het daar niet mee eens zijn? Een van de aantrekkelijke kanten voor de criminelen is echter juist dat onze politieorganisatie nogal verbrokkeld is. Ik denk dan niet alleen aan de zware criminaliteit, maar ook aan goed georganiseerde buitenlandse groepen die verspreid over het land nachtelijke inbraken plegen. Voor elk korps afzonderlijk is het een betrekkelijk klein probleem. Het krijgt dus niet zo'n prioriteit. Daarop hadden de criminelen ook juist gerekend. Als er dan toch een tegen de lamp loopt, heeft het desbetreffende korps ineens een groot probleem. In zo'n geval is landelijke coördinatie en informatie-uitwisse- ling essentieel.
Ook deze ministers willen diepgaand nadenken over het fenomeen "meebetalen aan politie-inzet" onder het motto "openbare orde is geen koopwaar". Dat is een goed uitgangspunt. Hoe zit het echter met de zeven agenten op Hoog Catharijne waarvoor de beheerder zo'n half miljoen betaalt, en met de agent die voor anderhalve dag per week wordt ingehuurd door een woningbouwcorporatie? Passen deze praktijken in het huidige beleid?
Minister Peper zei in een interview dat het tijd wordt om de reorganisatie van de politie achter ons te laten. Een verstandig woord. Van hem hebben wij dus geen voorstellen of proefballonnetjes te verwachten voor een ander politiebestel. Wij krijgen echter wel een hoofdlijnennotitie over de toekomst van het regionale bestel. Dus toch een beetje een besteldiscussie? Zal daarin ook aandacht worden geschonken aan de samenwerking tussen naburige grote en kleine korpsen, zoals in het Noord-Hollandse? Wat mij betreft, behoeft de minister geen energie te steken in het idee van een commissie van gemeenteraadsleden. Zo'n commissie hangt nog meer in het bestuurlijke luchtledige dan een college van burgemeesters.
Voorzitter! De vele prioriteiten vragen om extra middelen die gericht en onder voorwaarden zullen worden toegekend. Dat is tamelijk nieuw. Enkele hoofdcommissarissen grommen al: die Peper bemoeit zich met onze zaken. Een beetje gelijk hebben zij natuurlijk wel. Er is sprake van enige recentralisatie. Als het evenwel echt in het belang van de politie is en dus werkt, behoeft dat niet zo erg te zijn. De minister mag het aantonen.
Efficiencymaatregelen zijn goed, maar niet afdoende. Het is een open vraag of het zogenaamde vrijspelen van 2000 arbeidsjaren ten behoeve van het executieve proces op een verantwoorde manier kan. Er worden afspraken gemaakt met de korpsen, maar de resultaten mogen niet alleen afgemeten worden aan de aantallen executieve politieambtenaren. De "offers" die ervoor gebracht worden, moeten meegewogen worden. Ik vrees echter dat die pas in een volgende kabinetsperiode zullen blijken. Wordt de komende notitie met het plan van aanpak aan de Kamer voorgelegd? En wordt vervolgens aan de Kamer inzicht geboden in de uitwerking van het plan van aanpak? Dat lijkt mij minimaal nodig om te kunnen nagaan of het hier om een verantwoorde beleidskeuze gaat.
Een extra instroom van 3000 agenten en surveillanten is niet veel, zeker als wij bedenken dat ongeveer de helft ervan nodig is om de niet vervulde plaatsen als gevolg van de invoering van de 36-urige werkweek in te vullen. Toch denk ik dat wij blij mogen zijn als het aantal plaatsen aan het eind van de kabinetsperiode metterdaad 3000 hoger ligt dan nu. Werving, selectie en opleiding dreigen enorme barrières te gaan vormen. Er worden nu allerlei kunstgrepen bedacht. Dat moet ook wel, maar een eerste voorwaarde is dat het politieberoep aantrekkelijk is, vooral voor schoolverlaters. Dat is nu niet het geval, nu zo'n keuze betekent een lange opleiding met een zakgeld als inkomen. Dan heeft het bedrijfsleven wel iets anders te bieden. Maar ook voor de horizontale instromers liggen er hindernissen. Je zult maar op je 35ste jaar, met een gezin en een eigen huis, weer naar school moeten. De start bij de politie zal aantrekkelijk moeten zijn, anders kiest het merendeel voor de ruimschoots aanwezige alternatieven. Uit de belangstelling voor de banenlijn politie zou je kunnen afleiden dat er nog wel kansen zijn, maar de selectie vormt de testcase. Als het percentage geselecteerden zo laag blijft als tot nu toe – 10% ongeveer – dan zie ik het somber in. Kan hier nog eens goed naar gekeken worden, zonder af te dingen op de functie-eisen?
Over de opleiding komen wij nog apart te spreken. Voor één algemeen punt vraag ik nu de aandacht. Aan de gewone politieman of -vrouw op straat worden steeds andere, ook zwaardere eisen gesteld. Is die politieman of -vrouw daar ook voldoende op toegerust? Krijgen zij voldoende opleiding en training, ook tussentijds, om geweld en escalatie ervan te voorkomen? In dit verband ben ik benieuwd naar de ontwikkelingen rondom de eenpersoonssurveillance. Uit het Utrechtse hoor ik positieve berichten over de experimenten daar: een ruime deelname op basis van vrijwilligheid en meer aanhoudingen. Welk vervolg krijgen deze experimenten? De heer Van den Berg wees zojuist al op de pleidooien voor geestelijke verzorging. Het begrip geestelijke verzor- ging kan verwarrend zijn, alsof er net als bij de krijgsmacht speciale predikanten en aalmoezeniers zouden moeten worden aangetrokken. Dat lijkt mij bij de politie niet nodig. Ik denk veel meer aan personen die aandacht schenken aan normen en waarden binnen het korps en die openstaan voor gesprekken over en begeleiding bij zingevingsvraagstukken. Hoe denkt de minister hierover?
Voorzitter! Tot slot keer ik terug naar het begin van het beleidsplan. Daar staat een merkwaardige zin: hoewel de Staat geen zedenmeester is, mag de overheid zich er niet van weerhouden om zelf waarden en normen uit te dragen en anderen erop aan te spreken. Ik heb mijn woordenboek er eens op nageslagen en daarin lees ik dat een zedenmeester iemand is die lessen geeft in gedragspatronen op het gebied van het sociale verkeer en dergelijke. Dat lijkt mij precies hetzelfde als wat de regering van de overheid verlangt: waarden en normen uitdragen en anderen erop aanspreken. Het lijkt er een beetje op of beide ministers het nauwelijks durven zeggen, bang om voor conservatief versleten te worden misschien. Stel je voor dat mensen denken dat zij zedenmeester zouden willen zijn. Een beetje minister zegt toch gewoon wat hij ervan vindt en laat anderen denken wat zij ervan denken?
De vergadering wordt van 13.48 uur tot 14.30 uur geschorst.
Eerste termijn van de zijde van de regering
De voorzitter:
De beide bewindslieden zullen eerst ieder afzonderlijk een algemene reactie geven, waarna ze opnieuw ieder afzonderlijk op meer specifieke punten zullen ingaan.
MinisterPeper
Voorzitter! Ik heb er behoefte aan een aantal algemene opmerkingen te maken, alvorens de geachte Kamerleden zo goed mogelijk te antwoorden op hun bijdrage. Ik wil hierbij wel opmerken dat er op onderdelen nogal specifieke vragen zijn gesteld, die mogelijk in de eerste ronde en wellicht ook in de tweede ronde nog niet in die specificiteit kunnen worden beantwoord.
Om te beginnen ben ik dankbaar voor de brede steun voor het Beleidsplan Nederlandse Politie. Hoewel je voorzichtig moet zijn met het bezigen van grote woorden, zeker op dit terrein, meen ik te mogen zeggen dat in dit stuk dat op vrij korte termijn tot stand is gekomen, sprake is van een zekere samenhang. Collega Korthals en ik hebben in dit stuk een kader aangegeven waarbinnen wij de Nederlandse politie graag geplaatst zouden zien. Ik merk uit de opmerkingen van de Kamer dat eenieder van u dat feit zeer positief waardeert. Het feit dat dit nu voor het eerst gebeurt, stelt echter tegelijkertijd grenzen aan de mate van gedetailleerdheid van een dergelijk beleidsplan. Het lijkt mij goed dat de Kamer eerst beoordeelt of dit grosso modo de goede richting is, voordat wij verdergaan.
Een andere opmerking van algemene aard is dat ik met de Kamer nu en later graag verder wil denken over vragen die te maken hebben met de relatie van de ministers met de politieregiokorpsen. Ik doel dan op het concept van de sturing. Ik heb, zoals de Kamer bekend, het genoegen gehad ook aan de andere kant te zitten. Wanneer we eenmaal een zekere mate van consensus bereikt hebben over de richting, zal een van de belangrijkste vragen vervolgens de aard van de sturing van de politie zijn. We moeten ons daarbij goed realiseren aan welk avontuur we beginnen. Dit debat loopt in Nederland al zo'n 30 à 40 jaar en heeft in 1989 op een heel bijzondere manier een zekere regeling gekregen. Ik hecht eraan dat in herinnering te roepen omdat de regionale korpsen pas sinds 1994 op papier bestaan. Ik houd het voor wenselijk en noodzakelijk dat een beoordeling van de situatie waarin het Nederlandse politiebestel verkeert, wordt getekend door een voldoende historisch besef. De sinds 1994 op papier bestaande organisatie ging immers pas vanaf dat moment op weg naar een regionalisering, naar het ontstaan van regiokorpsen. De politie is van huis uit geen agogische gemeenschap en daarom wordt er gewoon doorgewerkt. Dat is wel een voordeel. Daarom zal deze grote reorganisatie in bestuurlijk Nederland mogelijk wat sneller verlopen dan andere bestuurlijke reorganisaties. Het werk moet immers gewoon doorgaan.
Het inrichten van een politieorganisatie op regionaal niveau kost enige tijd. Dat zeg ik uit ervaring. De organisatie is doegericht, maar minder getraind op beleidsmatige sensitiviteit. Na alle schermutselingen die zich over het politiedossier in de Kamer hebben voorgedaan, is het goed te beseffen dat wij ervan overtuigd zijn dat nu de tijd is gekomen om te bekijken of er een nieuw sturings- en verantwoordingssysteem kan worden ingericht. Daarvoor is deze nota ook bedoeld: hoe pak je dat aan? Dat dit een ingewikkelde zaak is, is geen gemeenplaats omdat er niet altijd overeenstemming is over de wijze waarop je de regionale korpsen aanstuurt. Aan de ene kant hebben ministers of Kamerleden de neiging om zich met allerlei zaken te bemoeien, waardoor de indruk ontstaat dat op regionaal niveau veel aansturing nodig is. Aan de andere kant is het goed om vast te stellen dat bij de kabinetsformatie – als ik collega Korthals goed heb begrepen, is het nog wel een discussiepunt geweest – opnieuw is gekozen voor het regionale bestel zoals wij dat kennen. Daar ben ik een verklaard voorstander van omdat de Nederlandse politie met alle verbeteringsslagen die in gang zijn gezet, buitengewoon goed geworteld is en moet blijven in de Nederlandse samenleving en dat moet ook worden versterkt. Ik meen dat dit op deze wijze beter kan dan bijvoorbeeld met een gedeconcentreerde nationale politie. Dat stelt ook bepaalde grenzen aan de mate waarin je kunt en wilt sturen, en aan wat je wilt sturen.
Er zijn verschillende vragen gesteld over de verhouding regio-nationaal. Ik kom daar straks op terug. Naar mijn mening is het goed om bij de sturing te onderlijnen dat die in hoge mate vanuit de regionale en lokale setting gebeurt. Dat stelt bepaalde eisen aan de sturing, aan de mate van sturing en aan de mogelijkheden die er zijn.
Mevrouw Halsema en anderen hebben gezegd dat ik in de korte tijd dat dit beleidsplan is opgesteld, niet alleen de tijd heb gevonden, maar ook het inzicht heb gehad om dit mede te doen op basis van gesprekken met korpsen, korpsbeheerders en hoofdofficieren van justitie. Dat lijkt mij een heel goede werkwijze. Daarbij kan ook worden bezien wat wel en niet nationaal moet worden aangepakt. Ik vind dat een fascinerende probleemstelling waarover men in de komende jaren nader zal worden geïnformeerd.
Ik denk dat wij ons op dit uitgangspunt moeten oriënteren bij het Beleidsplan Nederlandse Politie en bij de vervolgoperaties die gaande zijn. De doorzichtigheid van de Nederlandse politie moet worden vergroot, opdat de opvattingen van de korpsen op hoofdlijnen adequaat kunnen worden vertaald. Men moet daarbij niet alleen rekening houden met de opvattingen van de regionale korpsen, maar ook met die van de Kamer en de ministers. Er zit een zeker risico aan om de regionale structuur als uitgangspunt te nemen bij de relatie tussen centraal en decentraal, wanneer je op zoek bent naar mogelijkheden om de korpsen beter te laten functioneren. Het besef daarvan kan niet genoeg worden uitgedragen. Het geeft mijns inziens ook aan waar interventies wel of niet van belang zijn.
Tegen de achtergrond van deze kort aangeduide filosofie zitten wij nu in een volgende fase. De politie verleent nu voor het eerst alle medewerking om de activiteiten en de prestaties zichtbaar te maken. Dat is nu normaal geworden. Sommige regiokorpsen zijn daarmee al een heel eind gevorderd. Ik denk het dit heel goed is voor de centrale aansturing. Dat inzicht kan nooit gedetailleerd zijn, maar het kan wel heel effectief zijn. Veel van deze zaken zijn opgenomen in het Beleidsplan Nederlandse Politie. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat Nederland veiliger wordt en hoe kunnen wij dat vaststellen?
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
De minister stelt dat er niet al te gedetailleerd verslag gedaan kan worden van de prestaties, maar dat wij er wel inzicht in moeten krijgen. Daar gaat het natuurlijk om. Het is de vraag of je inzicht moet hebben in de vraag hoeveel aanrijdingen er hebben plaatsgevonden en met welke schade. Of moet je meer algemene criteria aanleggen om de toe- en afname van veiligheid te meten? Dat zijn twee uitersten. Ik hoop dat er voor een meer globale benadering wordt gekozen en niet voor de gedetailleerde, omdat ik anders voorzie dat de beleidsverantwoording een heel boekwerk zal worden.
MinisterPeper
Ik ben het hier volstrekt mee eens. Mijn pleidooi is er dan ook op gericht om niet in detail te interveniëren in die regiokorpsen. Degenen die een notie hebben van wat het betekent om vanuit het centrum 25 of 26 korpsen aan te sturen die een grote eigen verantwoordelijkheid hebben en die dicht bij de mensen staan, weten ook dat de sturing hiervan geheel anders is dan de sturing van een nationale organisatie met afdelingen. Dat probeerde ik over te dragen toen ik het had over de aard van de sturing. Als men mij vraagt hoe ik dat meet, dan kan men ervan overtuigd zijn dat die meting zodanig plaatsvindt dat de totale veiligheidssituatie in beeld wordt gebracht. Daarop is de inspanning gericht. Het gaat vanzelfsprekend om een aantal criteria, een aantal parameters. Het bevat ook een subjectief element. Dat kan gedaan worden zonder dat de minister heel gedetailleerd intervenieert en enorm veel papieren vraagt. Want op die manier moet het niet gaan. Sturing is effectief als je het op hoofdlijnen doet. Als je constateert dat er opvallend weinig gedaan is aan een bepaald aspect, kun je de vraag stellen of er bijvoorbeeld geen jeugd in de regio is. Antwoord: die hebben wij wel. Vraag: hoeveel. Dat type sturing is naar mijn idee modern. Bij anticipatie is het belangrijk dat je tegelijkertijd beschikt over een goede informatiepositie.
De heerSchutte(GPV)
Met die algemene lijn ben ik het eens. Moet je echter geen onderscheid maken tussen de algemene lijnen van het beleid die aan dit plan ten grondslag liggen en heel specifieke beleidskeuzen die dit kabinet heeft gemaakt en die eventueel de steun van de Kamer krijgen? Als het daarom gaat, dient de verantwoording van de ministers zodanig te zijn dat in de Kamer voluit blijkt dat niet alleen in algemene zin de veiligheid vergroot is, maar dat bijvoorbeeld op een verantwoorde manier inhoud is gegeven aan die verschuiving van 2000 man.
MinisterPeper
Dat spreekt vanzelf. Als er accenten worden gelegd, dienen deze gelegd te worden op de aard van de sturingsrelatie. Het gaat om centraal dan wel decentraal sturen. Verschillende sprekers hebben gesproken over prioriteiten, posterioriteiten en beleidsthema's. Als de Kamer via deze beleidsnota, via de landelijke politiebrief of anderszins accordeert wat de belangrijke aandachtspunten zijn, dan hebben wij als ministers de plicht zodanig aan de Kamer te rapporteren dat daarin inspanningen terug te vinden zijn en misschien zelfs resultaten. Zo hoort dat. Wij hebben deze beleidsoriëntatie met de korpsbeheerders besproken. Als wij over sturing praten, gaat het niet aan tegen een regiokorps te zeggen dat er drie mannen of vrouwen voor een bepaald project ingezet moeten worden. Om een dergelijk type sturing gaat het niet. Aan de resultaten zien wij of het tot iets heeft geleid.
De heerRietkerk(CDA)
Ik neem aan dat de minister straks terugkomt op de politiebrief. Mijn vraag betreft de monitoring. De minister heeft gezegd dat er veel gegevens zijn die hij moeilijk kan verkrijgen. Dat betreft de veiligheid en in het bijzonder de politie. Welke gegevens ontbreken? De monitorgegevens zijn toch de basis voor de algemene schets?
MinisterPeper
Die gegevens ontbreken niet. Het gaat erom dat wij het op korte termijn eens worden over de criteria, over de vorm van monitoring, over de gegevens waarnaar wij op zoek zijn. Over enkele weken zijn wij er waarschijnlijk uit wat, waar en hoe breed je meet. De opzet is dat wij vergelijkingen kunnen maken tussen de verschillende regiokorpsen. Daaraan ontbreekt nog heel veel. Regionaal heeft men beleidsplannen en meet men. De een doet dat beter dan de ander. Dat alles moet op nationaal niveau worden gebracht zodat er vergelijkingen gemaakt kunnen worden.
Met het oog op de brede definiëring van veiligheid wijs ik erop dat prioriteiten op beleidsthema's moeten worden gezien tegen de achtergrond van de aanhoudende zorg van de politie. Uit het wijkgebonden werk komen ook registraties, activiteiten en preventie voort. Dat komt tot uitdrukking in de politiemonitor met betrekking tot de mate waarin de politiehulp wordt geapprecieerd. Met andere woorden, je krijgt maatstaven, ook voor het normale politiewerk, dat misschien wel meer dan 80% van de werkzaamheden uitmaakt. Het woord "beleidsthema" is ook niet voor niets genoemd. Het kan niet zo zijn dat alle energie in die vijf prioriteiten gaat zitten. Gebiedsgebonden zorg en alles wat daarmee samenhangt zal de basis zijn van het politiewerk. Overigens is ook daar meer op aan te sturen. Ik zeg het misschien wat speels, maar men is niet alleen maar in buurten en straten bezig. Ook daar zie je dat de veiligheid verbetert door preventieve activiteiten van de politie. Dat vertaalt zich op een gegeven moment ook wel weer in de beoordeling van de veiligheidssituatie.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Voorzitter! Ik had nog een vraag.
De voorzitter:
U had een seintje gegeven dat uw vraag over was. Heb ik dat verkeerd begrepen?
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Nee, maar ik heb daarna een seintje gegeven dat ik die vraag alsnog wilde stellen. Dat heeft u niet meer gezien.
Voorzitter! Het blijft mij eerlijk gezegd wat te vaag. Ik begrijp het niet goed. De minister spreekt over een collectie van de totale veiligheidssituatie en over monitoren. Wat wil de minister precies gaan doen? Is de minister alle veiligheids- en criminaliteitsgegevens van de verschillende korpsen aan het verzamelen en wil hij die in een rapportage aan de Kamer overleggen? Waarin wijkt dat af van de veiligheidsrapportages die we al jarenlang periodiek ontvangen?
MinisterPeper
De rapportage wordt op bepaalde onderdelen specifieker en beter vergelijkbaar. De informatie verschilt enorm per regio, juist omdat de gedachte dat je de algemene veiligheidssituatie kunt meten, net begint post te vatten. Dat zal op een heel breed front plaats moeten hebben. De perceptie van de mensen is een belangrijk onderdeel. Er wordt gespecificeerd naar wijken. Dat is ook puur in feiten tot uitdrukking te brengen, afhankelijk van de inzet van de politie. Nogmaals, de regio's zijn in verschillende fasen van ontwikkeling. Daarom heb ik in mijn algemene inleiding gezegd dat we daar nu pas zijn. Nu stellen we de aard van de gegevens en de breedheid van de gegevens vast, omdat de ministers en de Kamer willen weten wat de stand van zaken is in de onderscheiden regio's. Wij kunnen daardoor betrekkelijk snel weten – alleen niet door uitbundige rapportages – hoe de situatie op het terrein van de veiligheid is in regio X of regio Y.
MinisterKorthals
Voorzitter! Ook ik wil graag in algemene zin iets zeggen over de betekenis van het Beleidsplan Nederlandse Politie voor de rechtshandhaving en voor de taken van justitie. Waarom is er een beleidsplan? Dat is er omdat de veiligheid in ons land moet worden vergroot en de criminaliteit moet worden teruggedrongen. Dat lukt niet zonder een politie die naar beste vermogen presteert. Het Beleidsplan Nederlandse Politie richt zich op het zichtbaar maken van de prestaties van de politie en waar nodig op het verbeteren daarvan. Veiligheid en politie hebben alles met elkaar te maken. Een goed presterende politie is een noodzakelijke voorwaarde voor het bereiken van een veiliger samenleving. Veiligheid is een groot goed. Zonder veiligheid is de vrijheid, die we allemaal willen hebben, niet ten volle te benutten.
De heerVan Heemst(PvdA)
Voorzitter! We zijn het er allemaal mee eens dat het belangrijk is om de prestaties zichtbaar te maken. Het gaat om de vraag hoe Nederland veiliger wordt. Ik zou graag een voorbeeld van de minister willen horen. Wat zou hij concreet rond die veiligheid willen bereiken? Wat moet over vier jaar concreet beter zijn dan het nu is?
MinisterKorthals
In de antwoorden op de specifiek gestelde vragen komen wij daarop terug. Je moet eerst een nulmeting hebben. Wij zijn bezig met die nulmetingen. Fietsendiefstal heeft nu niet direct prioriteit. Bij zaken die prioriteit hebben, is dat de gang van zaken. De aangifte stijgt zo en zo en door de jaren heen bereiken wij een verlaging van de criminaliteit. Anders gezegd: wij weten meer op te lossen. Dat moet inzichtelijk worden gemaakt voor de burgers.
De heerVan Heemst(PvdA)
U geeft zelf een wat ongelukkig voorbeeld. U vindt fietsendiefstal niet zo belangrijk. Wil de minister van Justitie een punt aangeven waarvan hij vindt dat dit belangrijk is? Ik zou graag willen dat wij over drie of vier jaar kunnen zeggen: wij hebben resultaat geboekt.
MinisterKorthals
Dat is toch heel duidelijk.
De heerVan Heemst(PvdA)
Neen, dat was niet duidelijk. U sprak over fietsendiefstallen.
MinisterKorthals
Er staan in het beleidsplan duidelijke justitiële prioriteiten: geweld op straat, jeugdcriminaliteit, zware georganiseerde criminaliteit. Daarvan moet de stand van zaken nu precies worden aangegeven. Over vier jaar moet worden gezegd: de stand van zaken is verbeterd. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen – dat maakt het wat gecompliceerder – dat er autonoom een stijging of een daling kan plaatsvinden. Dat moet in cijfers worden weergegeven. Vandaar ook de modellen die eind dit najaar aanwezig zullen zijn.
Er zijn ook andere aspecten. Men vergeet wel eens dat veiligheid een belangrijk investeringscriterium is voor bedrijven. Onveiligheid is slecht voor de economische ontwikkeling. Veiligheid is ook een belangrijk politiek onderwerp. Het scoort onder de burgers zelfs hoger dan materiële zekerheid. Al tien jaar staat de onveiligheid in de top van de lijst van maatschappelijke problemen. Jeugdcriminaliteit en uitgaansgeweld nemen daarbij een bijzondere plaats in. Het zijn de meest zichtbare en hinderlijke vormen van criminaliteit. Voor vergroting van de veiligheid en voor het terugdringen van de criminaliteit zijn allerlei maatregelen nodig. In het Beleidsplan Nederlandse Politie gaat het om prestaties van de politie. Het politiewerk moet gevoed worden door de justitiële gezagslijn en behoort een vervolg te krijgen in het goed functioneren van justitie. Als justitie het een en ander onderneemt, moeten die strafzaken na verloop van tijd zijn afgerond.
De heerRietkerk(CDA)
Ik wil een aanvullende vraag stellen. De prestaties van de politie staan centraal, aldus de minister. Ik ben het daarmee eens. De prestaties van de regering die daardoor mogelijk zijn, zijn ook van belang om in 2002 als Kamer te kunnen zeggen: u heeft uw werk wel of niet goed gedaan. Over de zware criminaliteit staat een prachtige volzin in het beleidsplan, waarmee de hele samenleving het eens is. Wat heeft de minister in 2002 op dat punt bereikt?
MinisterKorthals
Wij geven aan dit alles een nadere invulling in het integraal veiligheidsplan. In het beleidsplan wordt beleid voorgesteld. De concrete invulling ziet de Kamer bijvoorbeeld in de politiebrief die volgende maand komt.
De afgelopen jaren is justitie met wijkbureaus de buurt ingegaan. Vooral kleine criminaliteit in de wijken kan daardoor sneller worden afgehandeld zodat tussen daad en straf niet veel tijd meer verstrijkt. Dat is heel belangrijk. Wil de politie goed kunnen opereren dan is het nodig dat justitie er een direct vervolg aan geeft. Daders worden dan meer direct geconfronteerd met de gevolgen van hun daad. Een van de doelstellingen van justitie, los van de politie, is dat 75% van de zaken die door jeugdigen zijn verricht, binnen zes maanden zal worden afgehan deld. Of wij dat over de hele linie bereiken, weet ik niet. Onlangs bracht het openbaar ministerie zijn jaarplan uit. Veiligheid krijgt ook daar een hoge prioriteit. Het openbaar ministerie zet waar mogelijk het strafrecht in, samen met de preventieve en bestuurlijke maatregelen. Wij moeten niet te eng alleen naar strafrecht kijken, maar ook naar preventie.
Een goed voorbeeld is het Tilburgse horecaconvenant. Alle verdachten die tijdens de uitgaansuren worden aangehouden wegens geweld, bedreiging, wapenbezit of overtreding van de Opiumwet, krijgen minimaal een transactie of een dagvaarding. Dat is natuurlijk een enorme versnelling ten opzichte van een paar jaar geleden. Bij bepaalde overtredingen worden dan ook hogere boetes opgelegd. De politie zorgt voor de capaciteit om zaken ook echt snel te kunnen afhandelen.
Ik keer terug naar het begin van mijn inleiding, toen ik duidelijk heb gezegd dat de onveiligheid moet worden aangepakt. Daarvoor moet de politie op orde zijn. Duidelijk moet zijn welke prestaties van de politie worden gevraagd. Het openbaar ministerie maakt duidelijk welke de gewenste prestaties zijn op het terrein van de strafrechtelijke handhaving. De politie is natuurlijk op meer terreinen actief; denk aan de hulpverleningstaak. Dat geldt op landelijk niveau, waarop ik dadelijk nog terugkom, en zeker op lokaal niveau. Immers, daar doet het leeuwendeel van de criminaliteit zich daadwerkelijk voor. Op dat niveau stelt justitie samen met het bestuur en de politie vast welke problemen op welke wijze en met welk te behalen resultaat moeten worden aangepakt. Onderdeel daarvan is uiteraard dat de prestaties van de politie een effectief justitieel vervolg krijgen.
Wat zegt het Beleidsplan Nederlandse Politie nu precies over de prestaties van de politie? Ik noem twee zaken: de zogenaamde kerntaken en de landelijke beleidsthema's.
Ik begin met de kerntaken. Toen het Beleidsplan Nederlandse Politie het vorig jaar werd uitgebracht, kopten sommige kranten met de mededeling: politie stoot zorgtaken af. Die conclusie is mij te eenzijdig. De taken van de politie liggen namelijk vast in de Politiewet. Daaraan kan niet zomaar worden gesleuteld. Hulpverlening in de vorm van noodhulp, zo zeg ik in de richting van de heer Schutte, is in het dagelijkse politie- werk zelfs de allereerste politieprioriteit. Dat wil niet zeggen dat de hulpverleningsinstanties niet beter kunnen inspringen. Ik zeg maar alvast dat overleg met VWS daarover gaande is. Dat is terug te vinden in het integraal veiligheidsplan, dat nog voor het zomerreces wordt uitgebracht.
Collega Peper en ik hebben in het Beleidsplan Nederlandse Politie natuurlijk willen aangeven dat er een geweldig goede afstemming is tussen politie en justitie. In de praktijk wordt natuurlijk steeds meer samengewerkt. Binnen het Nationaal platform criminaliteitsbeheersing worden bijvoorbeeld afspraken gemaakt tussen overheid en private organisaties over een betere taakverdeling bij vergroting van veiligheid. Het platform zal binnenkort met praktische voorstellen daarover komen. Afspraken zoals in het platform maken het voor de politie gemakkelijker om zich op haar kerntaken te richten. Die kerntaken zijn in de Politiewet omschreven. Wij willen daar niet aan tornen.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Voorzitter! De uiteenzetting waar justitie de accenten zet, is duidelijk. Er worden prioriteiten gesteld op het gebied van het strafrecht. Als je prioriteiten stelt, zul je ook posterioriteiten moeten stellen. Kan de minister iets meer duidelijkheid geven waar politie en justitie, het OM, wat minder daadkracht zouden moeten tonen?
MinisterKorthals
Als het aan mij ligt, zal justitie overal daadkracht moeten tonen. Als er bijvoorbeeld sprake is van betrapping op heterdaad, zal de politie actie moeten ondernemen en justitie moeten vervolgen. Dat neemt niet weg dat je op bepaalde terreinen gestructureerder en beter kunt werken en daar meer aandacht kunt geven aan de ontwikkeling van bijvoorbeeld de misdaadanalyse en van de wijze waarop bepaalde strafzaken moeten worden aangepakt. Daarvoor hebben wij thema's vastgelegd in het Beleidsplan Nederlandse Politie.
De heerVan Heemst(PvdA)
Ik had verwacht dat de minister van Justitie ook zou aangegeven dat voor hem, vanuit de invalshoek van justitie, het opschroeven van ophelderingspercentages een belangrijk ijkpunt is. Immers, onopgeloste misdrijven vormen een aanslag op het rechtsgevoel in ons land; iedereen vindt het kwalijk als een dader niet wordt gevonden. De minister noemt dit niet en dat verbaast mij. Ik vraag hem om de draad die zijn voorganger heeft gesponnen op te pakken. Die heeft namelijk in de Kamer gezegd dat hij dit beeld te zorgelijk vond en dat hij wilde werken aan een hoger oplossingspercentage op bepaalde onderdelen van de criminaliteit. Hoe kijkt deze minister daar tegenaan?
MinisterKorthals
Voorzitter! Ik ben nu bezig met een algemene inleiding. De heer Van Heemst heeft deze vraag inderdaad gesteld en ik zal die specifiek beantwoorden.
De heerSchutte(GPV)
Voorzitter! Nog een vraag over de posterioriteiten in het algemeen. Ik kan mij voorstellen dat de minister niet zegt aan welke thema's hij posterioriteit verleent, want dat kan een signaal zijn om daar niets aan te doen. Maar er moet natuurlijk wel beleid worden gevoerd om te voorkomen dat door de nadruk op prioriteiten het veld in de praktijk uitmaakt waar de posterioriteiten liggen. Welk beleid wordt er ontwikkeld en is er overleg om te voorkomen dat er iets gebeurt wat niemand wil?
MinisterPeper
Misschien mag ik een voorbeeld geven. Mijn collega Korthals heeft gesproken over de 24-uursbereikbaarheid bij hulpverlening, die natuurlijk buiten elke discussie staat. Alleen al door het debat over de vraag wat precies tot de taken van de politie behoort en wat niet, worden mensen inventiever. In het integraal veiligheidsprogramma – zoals ik het noem – krijgt de Kamer hierover nadere informatie. Als er op lokaal niveau goede afspraken worden gemaakt, merk je dat de politie minder zwaar belast wordt. En als je zegt dat de politie minder mankracht gaat inzetten bij grote evenementen, dan weet je om hoeveel uren het gaat. In mijn beleidsplan stond dat altijd. Als je bijvoorbeeld als opgave stelt dat het 25% moet zijn, dan worden de mensen inventiever, dat staat als een paal boven water.
MinisterKorthals
Alles wordt lokaal vastgesteld in het driehoeksoverleg en het is dus ongelooflijk moeilijk om precies aan te geven wat daar de posterioriteiten zullen zijn; dat zal van regio tot regio verschillen. Wel is het belangrijk dat de regering duidelijk maakt wat de prioriteiten moeten zijn. Zoals mijn collega Peper zei, betekent dit soms dat er posterioriteiten zullen zijn, maar zonder dat dit in de openbaarheid wordt gebracht.
De heerNicolaï(VVD)
De VVD vindt dat er juist scherpere prioriteiten moeten worden gesteld. Toch gaat het hier om een aanzienlijke uitbreiding van de politie in menskracht en geld. De regering kan nu wel koortsachtig op zoek gaan naar posterioriteiten omdat haar het vuur na aan de schenen wordt gelegd, maar waarom is dat nodig als er zoveel extra ruimte is die voor prioriteiten kan worden ingezet?
MinisterKorthals
Ik heb geen enkele posterioriteit genoemd. Het stellen van prioriteiten betekent bij gelijkblijvende mankracht en materieel en zonder vergroting van de efficiency van de organisatie dat andere zaken minder aandacht krijgen. Wij gaan ervan uit dat de politie door een betere organisatie en door een efficiëntere manier van werken zoveel mogelijk weet op te vangen. Zo niet, dan zullen er in de regionale driehoek afspraken moeten worden gemaakt over de zaken die minder aandacht moeten krijgen.
De heerVan Heemst(PvdA)
Voorzitter! De VVD-fractie heeft in dit debat aangegeven dat zij vindt dat er een excessieve inspanning door de politie wordt geleverd bij de aanpak van de zware drugscriminaliteit. Met ander woorden: de VVD heeft gezegd dat dit wel wat minder zou kunnen. Mag ik daar de reactie van de minister op hebben: hoe kijkt hij daar tegenaan? Is dat een thema waar politie en justitie minder aan zouden kunnen of moeten doen in zijn ogen?
MinisterKorthals
Zoals u weet, behoort de drugscriminaliteit veelal tot de zware criminaliteit en daarmee tot een van de prioriteiten die in dit beleidsplan staat. Daar zal dus ook voldoende aandacht, met prioriteit, aan gegeven worden. Dat neemt niet weg dat de zware criminaliteit ook nog andere onderdelen heeft. Ik denk bijvoorbeeld aan fraude, witwassen, mensensmokkel en dergelijke: ook daar wordt dan tegelijkertijd aan gewerkt.
De heerVan Heemst(PvdA)
Maar vindt u het oordeel "excessief" een terecht oordeel of niet?
MinisterKorthals
Ik heb gezegd wat het oordeel van de regering is voor wat betreft de bestrijding van de drugscriminaliteit.
De heerVan Heemst(PvdA)
Vindt u de omschrijving die de VVD-fractie gebruikt heeft, namelijk dat er nu sprake is van excessieve aandacht voor zware drugscriminaliteit, een terechte of een onterechte omschrijving?
MinisterKorthals
Ik kom daar in de beantwoording nog op terug, maar u wilt nu een antwoord, want u bent daar zeer happig op...
De heerVan Heemst(PvdA)
Omdat we het hebben over posterioriteiten.
MinisterKorthals
Er wordt veel aandacht aan drugscriminaliteit gegeven en veel van de criminaliteit is ook drugsgerelateerd, zoals u bekend is. Of dat nu excessief is of niet, weet ik niet. Het is gewoon belangrijk in onze samenleving om dat te bestrijden. Maar ik heb u gezegd dat er ook aan andere vormen van zware georganiseerde criminaliteit voldoende en behoorlijke aandacht wordt gegeven.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Voorzitter! Je kunt er naar mijn gevoel niet omheen dat als er prioriteiten worden gesteld, er ook posterioriteiten moeten worden gesteld. Nu hoor ik de minister van Justitie zeggen: dat gebeurt natuurlijk, maar dat doen we dan in het geheim; dan zeggen we niet wat we niet doen, maar we doen het gewoon niet. Het zal ongetwijfeld gebeuren dat je op een gegeven moment een accent hier legt en een andere keer een accent daar. Maar is het niet zo dat je toch ook nu in het openbaar wel zou kunnen zeggen: wij vinden eigenlijk dat politie en justitie zich niet meer bezig moeten houden met bijvoorbeeld eenvoudige aanrijdingen; laat dat de verzekeraars doen? Dat is één ding. Een volgend punt betreft bijvoorbeeld alarmeringen. Gezegd kan worden: ook daar gaan we minder optreden. Mijn vraag is derhalve of er de bereidheid toe is om een aantal posterioriteiten met name te benoemen door te zeggen: politie en justitie gaan daar niet meer iets aan doen; wij vinden dat een minder belangrijke taak; dat kunnen anderen van ons overnemen.
MinisterKorthals
Hier zijn twee dingen die u in feite door elkaar haalt, namelijk de strafrechtelijke taak van de politie en de hulpverlenende taak van de politie. Ik dacht dat als er gesproken werd over prioriteitenstelling, er vervolgens gesproken werd over posterioritei- tenstelling bij de strafrechtelijke handhaving door politie en justitie. Die weg wil ik niet gaan. Suggesties zoals u naar voren brengt, in de zin van: zou op een gegeven moment de hulpverlenende taak van de politie niet eens wat minder kunnen worden, daar hebben we al van gezegd dat we bezig zijn om te kijken welke mogelijkheden hier precies zijn. Op zichzelf zouden hulpverle- ningsinstanties, door een goede organisatie en goede afspraken met de politie, ertoe kunnen bijdragen dat de politie haar strafrechtelijke taken ook nog beter kan vervullen.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Strafrechtelijke taken nu buiten schot laten bij posterioriteiten, ik vraag me af of dat nodig is. Zou je ook niet op sommige punten meer naar de bestuurlijke kant toe kunnen gaan, de bestuurlijke handhaving in plaats van de strafrechtelijke?
MinisterKorthals
Maar u weet toch dat we daar voortdurend mee bezig zijn? Ik noem de wet-Mulder. We zijn bezig met de bestuurlijke boetes. Als men in het kader van het vierde deel van de Algemene wet bestuursrecht snel komt met de resultaten, kunnen we bekijken of die bestuurlijke boeten niet op een breder vlak kunnen worden ingezet. We zijn over de hele linie bezig om te kijken of we voor het strafrechtelijke apparaat verlichting zouden kunnen scheppen.
De heerNicolaï(VVD)
Voorzitter! Ik begrijp de discussie niet helemaal meer, van mijn collega's noch van het kabinet. De collega's vragen wat nu toch de posterioriteiten zijn, terwijl een aantal van hen alleen maar heeft gepleit voor extra prioriteiten. Dan lijkt het me een wat curieuze vraag. Belangrijker is dat meer aandacht kan worden besteed aan de thema's, zoals beschreven op pagina 5 van het beleidsplan, zonder dat de situatie op andere terreinen verslechtert. Hoe kan dat? Dat kan doordat we veel meer geld en veel meer menskracht bij de politie houden. We zitten dan ook in een rare spiraal van de discussie over de vraag wat nu toch die posterioriteiten zijn, terwijl we het eigenlijk over de prioriteiten hebben, ervan uitgaande dat wij op alle terreinen de situatie continueren, dus ook op het terrein van de drugs, dat wil zeggen drugsbestrijding en drugsoverlast. Volgens mij is de discussie over de posterioriteiten niet van belang, maar moeten wij praten over het eventueel meer richten van prioriteiten.
De heerRietkerk(CDA)
Voorzitter! Ik neem een gebrek aan taakstellingen per jaar waar. Ik ga in die zin niet mee met collega Nicolaï, want wanneer je als doel formuleert dat Nederland onaantrekkelijker voor criminelen moet worden en je dat doel in 2002 wilt realiseren, zul je daar fors op moeten inzetten. Dit document wordt later uitgewerkt in het veiligheidsplan. Dat is hard nodig, want dan kunnen wij deze discussie pas goed voeren want dan praten wij over wat we belangrijk vinden en wat niet. Dan kunnen we het de politieorganisatie noch anderen aandoen om te zeggen dat zij alles maar kunnen blijven doen maar dat ze het maar een beetje moeten verdelen.
MinisterKorthals
Ik ben het daar helemaal mee eens en daarom moet er gewacht worden op de politiebrief en het integraal veiligheidsplan.
Voorzitter! De justitiële beleidsthema's zijn – kort gezegd – de prioriteiten voor de justitiële politiezorg in Nederland. Ze zijn door mij in overleg met het openbaar ministerie geformuleerd. Dan praten we dus over de gezagslijn van het openbaar ministerie naar de politie. De vertaling in de praktijk van de uitvoering van de parketten van het stelsel van prioriteitenstelling op landelijk niveau, de invloed die hierdoor wordt uitgeoefend op de planprocedure bij de politie, de verantwoording door de parketten aan het college en via het college aan mij, zijn de afgelopen paar jaren al verdiept. Daar komt als eerste uitvloeisel van het regeerakkoord het Beleidsplan Nederlandse Politie bij. De centrale strafrechtelijke beleidsthema's zijn door mij in nauw overleg met het college daarin ingebracht. Op basis hiervan wordt gewerkt aan een landelijke politiecyclus. Er bestaat overeenstemming tussen mij en collega Peper over dat de justitiële kaderstelling daarbij uitgangspunt is waarop een adequate beheersmatige vertaling moet volgen.
Voorzitter! Ik zal het wat betreft de algemene inleiding hierbij laten.
MinisterPeper
Voorzitter! De heer Van Heemst heeft gesproken over resultaten. Aan het adres van de heer Rietkerk merk ik op dat ik niet voor niets in mijn inleiding heb gezegd waarom wij toe willen naar eenzelfde set indicatoren voor het meten van de politie. Het is er namelijk nog niet. Dat betekent dat de heer Rietkerk en anderen kunnen zeggen dat in de loop van 2000 of in 2001 voortgang wordt geboekt. We moeten die concretisering hebben. Ik heb het in Rotterdam ook gedaan en het was elk jaar meetbaar. Zo simpel is dat. Maar we praten hier over het nationale politiebestel, en dat betekent dat wij vergelijkenderwijze kunnen vaststellen wat men presteert. Dat is iets geheel nieuws.
De heerNicolaï(VVD)
De minister zegt losjes dat wij in de loop van 2000 of 2001 zullen kunnen zien wat er aan effectiviteit en prestaties verandert, omdat het dan goed gemeten kan worden. Ik had specifiek gevraagd wanneer we dat kunnen verwachten. Kan de minister dat ook wat specifieker aanduiden?
MinisterPeper
Er is al gesproken over de landelijke politiebrief en het integraal veiligheidsplan. Het vergelijkingssysteem voor de resultaten van de politie wordt nu gemaakt. De eerste rapportage over het jaar 1999 is nog heel gebrekkig, voorzover de bestaande rapportage kan worden ingebouwd in de criteria die worden ontwikkeld. Voluit is dat in 2000 het geval. In de huidige jaarverslagen van de regiokorpsen is het zoeken en tasten om te weten te komen wat men gedaan heeft. Natuurlijk staat alles erin, maar je krijgt er geen zicht op hoe de regiokorpsen hun energie besteden en met welke resultaten zij dat doen. Daarom zijn wij daar nu mee bezig. Ik heb in mijn inleiding niet voor niets gezegd dat dit geheel nieuw is. Ik wil zeer gemakkelijk worden afgerekend, zo zeg ik tegen de heer Rietkerk, zonder dat daar enige discussie over is.
De heerRietkerk(CDA)
In de regio Rotterdam, toen u burgemeester was, en bij een aantal andere korpsen was het mogelijk. Ik begrijp nu dat het probleem zit in de vergelijkbaarheid. Het gaat er bij mij niet in dat u nu niet kunt aangeven wat de prestatie van een aantal korpsen is, want die korpsen kunnen dat wel.
MinisterPeper
Het gaat niet om een aantal korpsen, maar om de vergelijking. Dan moet je over dezelfde gegevens beschikken. Daar gaat het om. Wij hebben het nu over nationaal beleid. Regionaal zijn er fascinerende verschillen en daar kunnen wij aan deze tafel niet mee leven. Vandaar mijn inleiding over de hoofdlijnen waarop moet worden gestuurd.
De heerRietkerk(CDA)
Op basis van prestaties heeft u wel de 500 extra agenten incidenteel toebedeeld. Er is op dit moment dus kennelijk wel een vergelijkingsmechanisme.
MinisterPeper
Daar kom ik straks op terug. Ik dacht: vernieuwing kan geen kwaad, ook al is het snel.
De heerVan Heemst(PvdA)
Het is gek dat de gezamenlijke korpsen er de afgelopen vier jaar niet voor hebben gezorgd dat hun gegevens over de veiligheid vergelijkbaar zouden worden, maar dat daarvoor centrale interventie nodig is. De zorg van de Kamer is dat wij in de loop van 1999 of 2000 een keer overeenstemming krijgen over de criteria die wij voor de Nederlandse politie hanteren en dat wij in 2002, als wij politiek willen kunnen beoordelen of Nederland veiliger is geworden, nog geen stap zijn opgeschoten.
MinisterPeper
Maar wij stellen het ook al in 1999 vast. Ik heb haast.
De heerVan Heemst(PvdA)
Wij ook.
MinisterPeper
Ik heb dat met u. Ik wil een systeem hebben dat zeer ontspannend werkt, in ieder geval voor mij. Daar wordt met geweldig grote kracht aan gewerkt. Anders blijven wij met elkaar interessante dingen uitwisselen en schiet het niet echt op. En het moet wel opschieten.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Moet dat gereed zijn voordat u met het nieuwe budgetverdeelsysteem aan de gang gaat?
MinisterPeper
Daar kom ik apart op terug. Dat is een heel apart verhaal.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Nee, want dat systeem wordt volgens het regeerakkoord veel meer prestatiegericht. Dan zul je eerst dat prestatiegegevensmodel moeten hebben.
MinisterPeper
Wat is voor 1999 gebeurd? Met de befaamde circulaire van 23 februari jl. heb ik een poging gedaan om een zoveel mogelijk beargumenteerde verschuiving aan te brengen tussen plattelandsgebieden en wat meer verstedelijkte gebieden, gelet op de strekking van het regeerakkoord. Dat is misschien geen volmaakte, maar wel een serieuze poging voor een geobjectiveerde verdeling. Ik had dat overigens al aangekondigd in een brief van november vorig jaar. Ik wilde daar dus niet mee wachten. Tegelijkertijd wordt nu gewerkt aan een beoordeling van het huidige verdeelsysteem. Het regeerakkoord is voor mij dus het politieke aanknopingspunt geweest om niet te wachten. Ik probeerde al uitdrukking te geven aan wat in dat regeerakkoord staat. Daarbij is ook gekeken naar de vermogenspositie van korpsen. Dat betekent tegelijkertijd dat de normkostenvergoeding aan alle korpsen is toegekend. Amsterdam heeft 4 mln. gekregen. Dat wordt wel eens vergeten, maar er is gewoon 4 mln. overgemaakt. Dat is over alle korpsen ƒ 750 per BVE geweest. Mede gelet op het regeerakkoord, wilde ik al even een accentje verleggen, opdat men kan wennen aan het nieuwe systeem in ontwikkeling. Dit hangt samen met het IBO-onderzoek van Financiën en Binnenlandse Zaken naar de prestaties en de financiën, dat een dezer weken wordt afgerond. Langs een andere lijn wordt dit weer gekoppeld aan de beoordeling van het BVS. Je wilt dit natuurlijk met de korpsen doen en daar afspraken mee maken die enigszins ontlastend zijn voor het beleid voor de komende jaren. Alles is er daarom op gericht om het nieuwe systeem aan het eind van het jaar operationeel te hebben, opdat het in 2000 kan werken. Dat is echter heel hard werken. De eerste resultaten zijn fascinerend, als je kijkt naar prestaties en gelijke verdeling van zaken. Ik geloof wel dat het systeem nog enige correctie behoeft. Dat doen wij echter in goede samenspraak met het veld. Ik beveel daarvoor het blauwe poldermodel aan.
De heerNicolaï(VVD)
Is de minister klaar met zijn reactie op de budgetverdeling voor 1999 of ligt er nog iets?
MinisterPeper
Neen, eigenlijk niet. Ik heb een nieuwe lijn ingezet en heb dat beargumenteerd.
De heerNicolaï(VVD)
Ik bedoel beantwoording van de vragen in eerste termijn.
MinisterPeper
Omdat ik hierop werd aangesproken, ben ik hier maar meteen op ingegaan. Er zijn wat korpsen die meteen zijn gaan juridiseren. Dit ligt dus nog even onder het beslag van de beoordeling. Ik meen dat ik dit goed kan beargumenteren, maar het zit nu als het ware onder de rechter. Laat dit nu dus maar even zijn gang gaan.
De heerNicolaï(VVD)
Wij willen niet treden in datgene wat onder de rechter zit. De Kamer heeft echter zelf bij monde van ten minste drie woordvoerders het principiële punt aan de orde gesteld dat in deze ronde van budgetverdeling ook meegewogen moet worden de instroom minus de uitstroom en het feit dat je in zekere zin de dupe kunt worden van hoeveel er weer uit je korps gaat, in het bijzonder als je een "opleidingskorps" bent.
MinisterPeper
Ik kom daar straks op terug, als ik op details over het korps Amsterdam kom te spreken. Ik heb daar interessante informatie over. Ik heb nu echter alleen maar proberen aan te geven dat ik meende dat ik politiek de ruimte had om al in 1999 uitdrukking te geven aan een verlangen in het regeerakkoord. Nogmaals, waar het gaat om het BVS, is de normvergoeding voor alle korpsen al verhoogd. Daarenboven wordt in de verdeling iets meer rekening gehouden met de vermogenspositie alsook met het plattelandskarakter, om het zo maar kortheidshalve te zeggen. Als het BVS was toegepast zoals het er in 1996 lag, dan had ongeveer driekwart van het land aan de bel gehangen. Dan waren de plattelandsgebieden waar wij het nu over hebben namelijk niet aan bod gekomen. Die berekeningen heb ik uiteraard ook laten maken.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Voorzitter! Allereerst merk ik iets op over de orde. Voorzover ik weet, loopt er op dit moment een bezwaarprocedure tegen de regering. Het is dus niet onder de rechter. Dat betekent dat wij er hier vrijelijk over kunnen spreken. Ik hecht eraan om dit opgemerkt te hebben, want ik wil hier dadelijk graag nog een aantal opmerkingen over maken.
Iets anders is dat ik, als de geleidelijke omslag naar prestatiefinanciering plaatsvindt, dan meer duidelijkheid wil hebben over wat de prestaties die wel of niet gefinancierd gaan worden, behelzen. Dat wil ik niet nadat het systeem is inge- voerd, maar voordat de minister het gaat invoeren. Dan kunnen wij het namelijk nog beoordelen.
MinisterPeper
Uiteraard. Natuurlijk zal het systeem aan de Kamer worden voorgelegd.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Bij de uitbreiding met 500 FTE's heeft u als voorloper op die omslag de prestatiefinanciering al toegepast.
MinisterPeper
Op een heel klein stukje daarvan. Het gaat om verschillende criteria, zowel de omzetting van financiën naar personeel als de mate waarin het plattelandskarakter een rol speelt. Een en ander is in de bijlage terug te vinden. Met deze criteria is getracht een objectieve grondslag te maken voor deze interventie, die ik geoorloofd achtte. Ik heb hierop overigens al in een brief van november geanticipeerd en ik verwijs ook naar het regeerakkoord. Ik betreur het feit dat men dure advocatenkantoren heeft ingehuurd, terwijl dat misschien niet nodig was.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Het gaat niet om kleine bedragen.
MinisterPeper
Nee, maar het gaat ook niet om kleine advocatenkantoren. Ik kan deze stijl niet waarderen. Dat heb ik de heren ook laten weten. Ik heb een redelijk inzicht in de vermogenspositie en de reserves, kan ik u onthullen. Nogmaals, men heeft er miljoenen bij gekregen. Op dat onderzoek zal ik straks nog ingaan. Het ligt niet zo simpel. Je kunt niet stellen dat het een mechanische uitstroom is die niets te maken heeft met beleid. Dat blijkt wel uit het onderzoek van het bureau Exit. Er zijn exitinterviews gevoerd met alle medewerkers. Overigens was er sprake van een opvallend lage respons. Die rapportage lag al in december voor bij de Amsterdamse korpsleiding. Dus die lag daar al een even op een bureau en is na een tijdje, omdat men het interessant vond, naar buiten gebracht. Daaruit blijkt dat de uitstroom van politieagenten in hoge mate het gevolg is van beleidsinzetten in de korpsen. Vorige week was in Elseviers Weekblad bijvoorbeeld te lezen dat het korps Rotterdam-Rijnmond het hoogste percentage allochtonen heeft. Je kunt dus wel wat doen, als je dat wilt. Ik zal nu niet uitgebreid ingaan op het Amsterdamse geval, maar ik zal wel reageren – ongetwijfeld via de landsadvocaat – op al die van een duur plastic bandje voorziene stukken die ik op mijn bureau heb gekregen.
De heerVan Heemst(PvdA)
Ik begrijp dat de minister hiermee het Amsterdamse geval afsluit. Er liggen nog twee andere zaken voor.
MinisterPeper
Ja, dat weet ik.
De heerVan Heemst(PvdA)
Doelt u dan op de allochtonenrapportage of op de agenten die u heeft toegedeeld?
MinisterPeper
Op de agenten. Het is mij bekend dat verschillende korpsen hebben geprotesteerd.
De heerVan Heemst(PvdA)
Ik wil over dat Amsterdamse geval nog wel iets vragen.
MinisterPeper
Ik kom daar in mijn beantwoording nog op terug.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
De minister stelde dat de uitstroom het gevolg is van de beleidsinzet van korpsen. Verschillende korpsen klagen erover dat zij opleidingsinstituut voor de andere korpsen geworden zijn. Is de minister het daarmee eens? Of meent hij dat zij dit te danken hebben aan eigen beleid?
MinisterPeper
Over dit thema zou je uren kunnen spreken. Ik heb het kort aangeduid en daarbij verwezen naar een onderzoek dat ik toevallig onder ogen heb gehad. Dat onderzoek is door het Amsterdamse korps ingesteld. Er is een bureau ingeschakeld dat met 137 mensen een exitinterview heeft gevoerd, waarbij hen werd gevraagd waarom zij het korps verlieten. De respons op het onderzoek was overigens betrekkelijk gering. Daaruit bleek dat de sfeer en het beleid in korpsen een belangrijke reden vormden voor de uitstroom. Ik beveel het onderzoek in de aandacht van de Kamer aan.
De voorzitter:
Mag ik de minister vragen hoelang hij nog nodig heeft?
MinisterPeper
Geen idee. Het begint pas.
De voorzitter:
Dan wil ik hem verzoeken wat concreter en korter te antwoorden. U houdt van tempo, maar daar houdt deze vergadering ook van.
MinisterPeper
Ik probeer nu het hele complex rond het meten van prestaties beantwoord te hebben. Dat komt er allemaal aan. Voorzover dat betrekking heeft op een nieuw systeem van toedeling, zal de prestatie daarbij een element zijn. Er zijn ook andere criteria op grond waarvan je mensen toedeelt.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Voorzitter! Een vraag...
De voorzitter:
Ik wil graag dat de minister de vragen die aan hem gesteld zijn, beantwoordt.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Ik heb daarover een verduidelijkende vraag.
De voorzitter:
Gezien ons tempo, stel ik toch echt voor dat de minister komt tot een beantwoording, waarbij hij wat concreter is.
MinisterPeper
Voorzitter! De heer Van Heemst heeft een aanzienlijk probleem toegevoegd. Het gaat om het toekennen van prioriteit aan het geweld in huiselijke kring. De politie heeft daar in de interventiesfeer meer mee te maken dan wel eens wordt gedacht. Zonder iets af te doen aan het belang van het onderwerp, ben ik niet in de gelegenheid om te zeggen dat dit een zesde prioriteit is. Ik deel echter met de heer Van Heemst de opvatting dat hiervoor extra aandacht noodzakelijk is. Misschien kan de politie ook hier een signaleringsfunctie hebben als het gaat om inschakeling van de organisaties die daarvoor in het bijzonder zijn ingericht, omdat de politie met dit soort zaken wordt geconfronteerd.
De heer Van Heemst heeft verder opgemerkt dat wij moeten oppassen dat wij niet een al te stevig uitgeruste politie krijgen, waarbij hij het heeft gehad over pepperspray, kogelwerende vesten, etc. Momenteel wordt nagedacht over voorstellen. Deze zullen de Kamer ook bereiken. Ik begrijp de boodschap van de heer Van Heemst. Overigens wordt er veel meer gedaan aan scholing op het gebied van schiet- vaardigheid.
Ook over de sterkte zijn door de heer Van Heemst en de heer Rietkerk een aantal opmerkingen gemaakt. Om te beginnen wil ik zeggen dat ik bij het lezen van de stukken de discussie over het aantal agenten dat we hebben, niet erg productief vond. Ik denk dat de heer Dijkstal in dat opzicht onrecht wordt aangedaan, als je kijkt naar de briefwisseling die er is geweest.
Bij de behandeling van de begro- tingsstukken heb ik al gezegd dat ik uitga van de peildatum 1 juli 1998. Ik ken het debat hierover en ik heb aan mijn medewerkers gevraagd of dat voor altijd kan worden opgehelderd: hoeveel agenten heb ik medio 1998? Mij werd gemeld: 40.222 FTE's. Daarachter houden zich mensen op. Dat vond ik wel een groot voordeel. Eenvoudig van geest zijnde, heb ik toen gezegd dat dit dus betekent dat er op 1 juli 2002 3000 agenten en surveillanten meer moeten zijn. Daarbij zie ik even af van de herbezetting. Als er een doorloop is, zal er ook een doorloop zijn naar 2003. Dat gold voor de zogeheten Dijkstalagenten. Ik wil niet spreken over Peper- of Dijkstalagenten; wij spreken over agenten en surveillanten. Daarover heb ik gesproken en daarop kan ik worden afgerekend. Ik heb de opdracht gegeven te bekijken hoeveel er op die simpele peildatum, medio juli, waren. Het antwoord was 40.222 FTE's. Het staat ook in de stukken. Dan is het een kwestie van optellen. De herbezetting van ruim 400 komt daar nog bij.
De heer Rietkerk blijft maar doorgaan over de herbezetting. De herbezetting is netto 400. Dat heb ik in november, toen hij zulke grote woorden gebruikte in mijn richting, al gerapporteerd en dat herhaal ik nu. De vorige minister van Binnenlandse zaken heeft in de brief van eind 1997 uitgelegd hoe de bruto herbezetting is vertaald: 36-urige werkweek 1900, partieel uittreden vanaf 55 jaar 250, versobering, verlof, ziekte, ADV 1200, efficiencymaatregelen 400, boventalligen. Zo is de netto herbezetting eruit gekomen. Daarvoor verwijs ik naar deze brief van, naar ik meen, eind oktober.
De heerRietkerk(CDA)
Ik heb de ambitie van 2000 en 3000, die in het regeerakkoord is opgenomen, niet bedacht. Dat is de opdracht van de minister. Het getal dat de minister weergeeft op de peildatum, 40.222, houdt in dat de 1500 Dijkstalagenten die ons zijn beloofd, hierbij niet worden betrokken. Dat zijn er niet een paar, dat zijn er 1500. De 25 mln. Bolkesteingelden worden ook niet in aanmerking genomen. Als de minister graag afgerekend wil worden op de 3000 en 2000, maak ik daar een punt van.
De brieven over de herbezetting zijn mij wel duidelijk. Overigens zijn er met vijf korpsen nog geen convenanten afgesloten. Dat meldt de minister netjes. Ik heb in november "met grote woorden" om de cijfers gevraagd, niet omdat ik dat zelf zo leuk vind, maar omdat ik graag de controlerende taak van de Kamer wil uitoefenen. Als de minister pas in maart, april de cijfers geeft die in december al bekend zijn, vind ik dat wel rijkelijk laat. En dat is heel zacht verwoord.
MinisterPeper
De getallen die ik in november heb gegeven, zijn nog steeds hetzelfde.
De heerRietkerk(CDA)
Ik ga uit van een kleine 2000 agenten. De minister komt daarbij op netto 400 uit. Dat staat nog los van de convenanten. Die 400 zullen opgeplust moeten worden, want uiteindelijk zal er een hoger aantal moeten komen. Of dat zo is, zien wij wanneer de convenanten gesloten zijn. Die zijn nu nog niet overal afgesloten. Ik spreek de minister als goed werkgever aan op de herbezetting. Veel belangrijker is dat de minister geen antwoord geeft over de 1500 Dijkstalagenten – ik heb ze net de diefstalagenten genoemd – en de 250 Bolkesteinagenten. Daar loopt hij voor weg.
MinisterPeper
Die Bolkesteinagenten worden toch versleuteld binnen de korpsen? Naar ik meen, gaat het daarbij om 25 mln. Ik heb gezegd wat ik heb gezegd.
De heerRietkerk(CDA)
Kan de minister dan een concreet antwoord geven over de 1500 Dijkstalagenten, die gewoon in de brief van maart staan?
MinisterPeper
Er zijn geen Dijkstalagenten, er zijn agenten. Ik heb mijn systeem uitgelegd. Ik ben bereid daar nog een brief over te schrijven. De heer Van Heemst heeft er ook over gesproken. Dat is de wijze waarop ik heb gewerkt: hoeveel mensen waren er op 1 juli 1998 beschikbaar? Daar tel ik het bij op. Het is op zichzelf niet zo vreemd als er een doorloop is. Als er een doorloop is, zal er ook een doorloop zijn naar 2003.
De voorzitter:
Als er een misverstand is tussen de Kamer en de minister, betekent dat niet dat wij het er nu over eens moeten worden. De minister moet de Kamer wel een brief sturen waarin hij dit punt verheldert. Ik denk niet dat het lukt om op dit moment overeenstemming te bereiken.
De heerVan Heemst(PvdA)
Ik ben blij dat de minister toezegt om ons dat nog een keer stap voor stap voor te rekenen. Ik had daar ook om gevraagd. Wij kunnen daar zo nodig over doorpraten, want ik zou ook niet willen dat er agenten in een zwart gat verdwijnen. Ik heb dat ook centraal gesteld in mijn bijdrage. Om dat goed te kunnen controleren, stel ik het op prijs als in die brief wordt aangegeven hoe wordt voortgeborduurd op de rekensom waarmee minister Dijkstal zijn ministerschap heeft afgesloten. Hij begint een rekensom in 1994 en laat zien hoe in die kabinetsperiode 3715 Paars I-agenten zijn gerealiseerd, met een overloop naar 1999 en 2000. Ik denk dat wij allemaal willen zien hoe die 3000 Paars II-agenten zullen worden gerealiseerd en hoe deze twee ministers uiteindelijk zorgen voor die 6715 agenten. Dat is ook met overloop gepaard gegaan, want geld dat je nu hebt, zal voor een deel pas in 2002, 2003 of 2004 tot extra agenten leiden.
MinisterPeper
Ik zal de Kamer dat in een brief duidelijk proberen te maken. Ik had de behoefte vast te stellen hoeveel mensen ik aantrof toen ik medio 1998 aantrad en hoeveel agenten er meer moeten zijn over vier jaar. Uiteraard zitten daar doorloopelementen in. Ik zal de Kamer laten weten hoe het precies zit.
De heerRietkerk(CDA)
Dat betekent dat de invulling van de blokken uit het schema als een bijlage bijgevoegd kan worden?
MinisterPeper
Gelet op uw stellingname wil ik dat niet toezeggen. Ten eerste heb ik het niet bestudeerd, ten tweede zitten er heel veel hokjes in en ten derde ben ik altijd heel slecht geweest in het invullen van hokjes.
De voorzitter:
En er zat geen doos kleurpotloden bij.
MinisterPeper
Wij zullen het bestuderen. U heeft mij tot 1 juli de tijd gegeven en dat is een geruststellend perspectief voor een Rotterdammer.
Dan kom ik op de korpsen, waarbij ik niet zal ingaan op de berichtgeving over Brabant-Noord. Zoals gezegd, heb ik gemeend voor 1999 al een beargumenteerde accentverschuiving aan te kunnen brengen. Deze zal ertoe moeten leiden dat het nieuwe systeem de komende jaren een grote mate van voorspelbaarheid vertoont en in overleg met de korpsen tot stand komt.
Er zijn door verschillende leden opmerkingen gemaakt over de personeelsvoorziening. Ik maak mijn excuses voor het feit dat de brief die de Kamer voor het weekend had moeten ontvangen, de Kamer pas vandaag heeft bereikt. Er is ook al het nodige over gezegd in een brief van februari. In de laatste brief wordt een nogal ambitieus plan voor de personeelsvoorziening gemaakt dat mogelijkerwijs het onderwerp zal zijn van een apart overleg. De personeelsvoorziening moet systematisch worden aangepakt met een plan van aanpak.
Ik heb met mijn collega's Korthals en Hermans, met het LSOP en met de nieuwe raad van toezicht uitvoerig overleg gevoerd om ervoor te zorgen dat men de prestaties ook kan leveren die wij vragen. In de brief zijn al deze elementen terug te vinden. Deze zijn overigens ook vaak door de Kamer naar voren gebracht, zoals de horizontale instroom van mensen die wat later aan het politievak willen beginnen. Alles is daarop gericht. Op zichzelf is het al de moeite waard een dergelijke invalshoek te kiezen, maar dat wordt urgenter door de krapte op de arbeidsmarkt. Gelet op de tijd wil ik het hierbij laten, vooral omdat over dit onderwerp misschien nog een apart overleg komt. Het is onze ambitie de personeelsvoorziening de komende jaren op peil te krijgen. Ik zeg er meteen bij dat alle verhalen dat het LSOP geen 2000 agenten per jaar kan opleiden, uit de lucht gegrepen zijn. Er volgen nu al meer dan 2000 mensen een cursus. Men kan het aan. Het LSOP had moeilijkheden. Het heeft een verbeterslag gemaakt die ertoe moet leiden dat men de opleidingscapaciteit heeft die wij de komende jaren nodig hebben.
De heer Van Heemst heeft een vraag gesteld over onderzoek en trends. Daarvoor is geld vrijgemaakt. Hij heeft gesproken over de veranderende positie van de korpsbeheerder-korpschef. Over dat onderwerp zal ik een nadere hoofdlijnennotitie schrijven die op korte termijn de Kamer zal bereiken. Het bestel wordt niet gewijzigd. Het gaat om de precisering van de positie van de korpsbeheerder, de driehoek en de korpschef. Daarover is in een aantal onderzoeken gerapporteerd. De vraag is of een en ander verduidelijkt kan worden. De vraag van de heer Schutte over de gemeenteraden zal in die notitie van een antwoord worden voorzien.
Tegen de heer Van Heemst zeg ik dat wij naar mijn mening de komende jaren nog niet toe zijn aan een verandering van het aantal regio's. Uit voorlopige onderzoeksresultaten blijkt dat de middenschaal aantrekkelijk is gezien de effectiviteit. Het korps Gooi- en Vechtstreek is bijvoorbeeld klein, Zaanstad is ook klein. Het is nu niet de tijd daarop nader in te gaan.
Op de vraag van de heer Nicolaï over de hulpverlening is al voldoende gereageerd. Over de flexibiliteit is in het kader van de CAO het nodige te doen. Die mogelijkheid is in de politie-CAO geschapen. De uitvoering is in het bijzonder de taak van de korpsbeheerder en van de korpschef. Ik ben blij met de opmerking van de heer Nicolaï dat hij de prestatieoriëntatie een goed punt vindt. Over de personeelsproblemen heb ik al gesproken.
Wij komen nog met een nader onderdeel van het integrale veiligheidsprogramma, zoals ik dat met voortschrijdend inzicht noem. Het betreft de verhouding en de afbakening tussen publiek en privaat.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Die nadere afbakening zou bekend worden in dit voorjaar. Ik vroeg mij af wanneer het voorjaar ten einde loopt.
MinisterPeper
Meteorologisch en klimatologisch begint het voorjaar op 1 maart. De afbakening maakt onderdeel uit van het IVP. Wij doen een poging een en ander onder woorden te brengen.
Ik ben het eens met allen die opmerkingen hebben gemaakt over de bescherming van de politiemannen en -vrouwen. Daarover kunnen wij niet duidelijk genoeg zijn. Dat heb ik ook al een paar keer helder naar buiten gebracht. Dat is wat mij betreft verbonden met schadeloosstellingen en wat dies meer zij. Hoe staat het met de overgang van het beheer naar BZK? Daar gaat het goed mee. Het wetsvoorstel inzake het KLPD heeft de Tweede Kamer bereikt. Het wetsvoorstel over centraal beheer ligt bij de Raad van State, ongetwijfeld voor een spoedadvies, maar dat weet ik niet meer precies. Wij moeten stelling nemen tegen geweld tegen gezagsdragers. Daar gebeurt ook al het nodige mee. Kijk naar het Amsterdamse voorbeeld. Hierover zijn rechtszaken geweest en dat vind ik een heel goede zaak.
De haast van de heer Rietkerk is begrijpelijk. Het komt eraan. Ik vind met hem dat het misschien iets te veel verscholen ligt in het beleidsplan, als ik daar zelf in retrospectief een kleine kritische opmerking over mag maken. Ik heb in ieder geval heel sterk de ambitie om het wijkgebonden werk te bevorderen. Ook daarin zie je heel verschillende ontwikkelingen in Nederland. Ik heb mij voorgenomen om dat element sterk uit te dragen. Men dient betrekkelijk dicht bij de bevolking voorzieningen te hebben. Dat gaat gelukkig als een lopend vuurtje door het land, maar ik wil dat vuurtje nu nog even sterk aanwakkeren. Nu we het toch hebben over prioriteiten en posterioriteiten, ook daarin zal een deel van de groei van het politiepersoneel moeten worden gevonden. Ik heb er een wat relativerende opmerking over gemaakt, omdat je uit die beleidsthema's zou kunnen afleiden dat ze een absoluut karakter hebben. Vanmorgen las ik in de krant dat een gigantisch grote Italiaanse maffiabaas bij een parkeercontrole door een agent in de nek is gevat. Ik begrijp niet waarom sommigen niet zien dat het werk aan de voet van de samenleving ook erg belangrijk is voor de meer gespecificeerde taken.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Het is heel goed dat de minister een prioriteit heeft gemaakt van verkeers- veiligheid.
MinisterPeper
Dan kom ik bij de uitspraak over het betalen voor politie-inzet. De heer Mans, burgemeester van Enschede, zit een groep voor die van de zomer rapporteert over het vraagstuk van wel of niet betalen. Ik deel de opvattingen van degenen die zeggen dat openbare orde niet te koop is. In ieder geval zien wij die rapportage met enig vertrouwen tegemoet.
De heer Rietkerk en anderen hebben ook gezegd dat wij niet te precies en te detaillistisch in de planning moeten zijn. Ik heb in mijn inleiding geprobeerd om dat tot uitdrukking te brengen. Ik heb de verslaggeving van het rondetafelgesprek gelezen. Het is natuurlijk niet zo dat 20% aanstuurbaar is. Van die andere 80% is ook gezegd dat het nuttig is, misschien op een laag niveau van beleidsbewustzijn. Je kunt uit de empirie afleiden dat daar prioriteiten zijn gesteld.
Ik voel niets voor de discussie over de Randstad- of grotestedentoelage. Ik vind wel dat er wat meer ruimte zou moeten zijn voor een zekere mate van differentiatie binnen de regio's, binnen grenzen. Het is een oud thema. De bonden voelden er meestal niet veel voor. Als je er de rekening niet bij levert, verbaast het mij dat men met die gedachte is gekomen.
Ik begrijp de opmerkingen van mevrouw Scheltema over de tijdrovende beleidsprincipes. Dat moeten wij niet doen. Het gaat echt om de veiligheid. Wij moeten niet bureaucratisch opereren.
Zij had aarzelingen bij de bestuurlijke ophouding. Wij zullen met een voorstel komen. Zo ziet het er nu naar uit. Ik beveel het zeer in ieders aandacht aan. Het is door dezelfde zorgvuldigheid getekend als waarmee mevrouw Scheltema haar aarzelingen uitsprak. Ik heb het vermoeden dat het een interessant en beschaafd instrument is.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Zijn de financiën wel toereikend voor de tot 2002 toegezegde agenten, met alle problemen die ik heb geschetst?
MinisterPeper
De heer Korthals heeft al iets gezegd over de verde- ling tussen Justitie en Binnenlandse Zaken.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Mijn vraag is heel helder. Een aantal punten moet eronder worden gebracht. Ik noem de intensivering van de scholing, de tekortschietende normvergoeding, de vergrijzing, enz. Haalt u het?
MinisterPeper
Het is absoluut de inzet, maar het is wel krap.
De heerRietkerk(CDA)
Ik had gevraagd of de minister vóór ondertekening van het convenant over deze problematiek het convenant aan de Kamer ter bespreking wil voorleggen.
MinisterPeper
Dat is ongebruikelijk, maar waarom niet. Ik heb daar nooit een probleem mee.
De voorzitter:
De minister zegt het toe.
MinisterPeper
Het zal wel op het laatste moment zijn dat de Kamer het krijgt. Het werk moet wel doorgaan.
MinisterKorthals
Bij voorbaat toezenden betekent een extra mondeling overleg. Ik denk dat alleen de minister van Binnenlandse Zaken wordt uitgenodigd.
De voorzitter:
Meestal bepaalt de commissie zelf wie ze uitnodigt. Dat wil ik maar zo houden.
MinisterPeper
Ik loop nog niet zo lang mee. Dit kwam inderdaad vrijpostig over.
Mevrouw Halsema zei dat het beleidsplan wat somber is getoonzet. Dat heb je wel meer als je het over de politie hebt. Een andere redenering is ook mogelijk. Er gebeuren fantastische dingen in deze samenleving. Wij vonden het verstandig deze toonzetting te kiezen. Het is geen sociologische dissertatie die aan de Kamer is voorgehouden.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Het is inderdaad geen sociologische dissertatie. Er worden allerlei opvattingen gegeven over de staat van deze samenleving. Ik vind het nogal wat als de regering dat doet. Zij zegt: de straat is een verzamelplaats van maatschappelijk onaanvaardbaar gedrag. Welk beeld heeft de regering dan van deze samenleving? Waarop is het gebaseerd?
MinisterPeper
Dat kan een wat onzorgvuldige redactie zijn, maar ik vraag mij af waar je dat gedrag anders moet zien. De straat is het publieke domein en daar zie je dat. Het ergert heel veel mensen die er niets mee te maken hebben. Dat leidt tot de perceptie van onveiligheid. Die wordt in hoge mate bepaald door het risico dat je denkt te lopen.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
U begrijpt toch wel dat dit het punt niet is? Het gaat erom dat het beeld wordt geschetst dat je nergens meer veilig over straat kunt lopen en dat de straten een vergaarbak zijn geworden van allerlei vormen van onaangepast gedrag. Die stelling kunt u volgens mij helemaal niet volhouden. Ik vind het kwalijk dat de regering zo'n beeld van de Nederlandse samenleving uitzendt. Ik vind dat u dit dan hard moet maken.
MinisterPeper
U bent de eerste die erover valt.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Dat verbaast mij eerlijk gezegd ook.
MinisterPeper
Ik geloof dat het beeld een breed draagvlak heeft, zonder dat je het nu moet overdrijven.
Er zijn speciale maatregelen om de grote uitstroom van allochtonen tegen te gaan. Ik zal mij zeer sterk maken voor de instroom van allochtonen. Mevrouw Scheltema zei dat de politie een beetje een afspiegeling van de samenleving moet zijn. Nu hoef je dat niet letterlijk te nemen, maar er is een bijzondere inspanning nodig om meer mensen bij de politie te krijgen om van de politie een spiegelbeeld van de samenleving te maken. Ik zal dat stimuleren.
Ik heb de heer Van den Berg geantwoord over de plattelandsgemeenten. Zeeland is er toch redelijk vanaf gekomen.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Ik heb nog een vraag gesteld over het onderzoek dat is gedaan naar de hoge uitstroom onder allochtonen, waaruit bleek dat die vooral voortkwam uit discriminatie binnen het korps. Welke maatregelen gaat u hiertegen nemen?
MinisterPeper
Die heb ik niet zo voorhanden. Ik heb het onderzoek gelezen. Je ziet het ook bij de uitstroom uit de grote steden. Ik heb het voorbeeld gegeven met de verschillende percentages. Ik ga er zeker iets aan doen. Ik wil dit met de korpsen bespreken. Ik heb nu niet bij de hand wat ik er precies aan moet doen. Ik ben het met u eens dat wij hieraan aandacht moeten besteden. Ik zal dat op korte termijn doen.
In alle korpsen zijn inmiddels integriteitsbureaus ingericht. Dit heeft grote aandacht. Er wordt steeds meer op gelet. Ik stimuleer dat ook zeer. Over de inspanningen die tot op heden zijn verricht ben ik niet ontevreden.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Hoe zit het met het onafhankelijk toezicht op politiecellen?
MinisterPeper
Daar zijn de korpsen mee bezig. Een aantal korpsen heeft het al ingevoerd, zo wordt mij gemeld. Verplichte invoering door een wettelijke voorziening is misschien niet nodig. Ik dacht dat mevrouw Halsema doelde op een echte wettelijke voorziening. Bezien wordt of dit bij de herziening van de Politiewet op het punt van het klachtenrecht en bij de aanpassing van de Algemene wet bestuursrecht, die thans in voorbereiding is, kan worden geregeld. De regering had de opdracht om daarvoor te zorgen. Dat zal dan ook gebeuren.
De gebiedsgebonden zorg, zo zeg ik de heer Van den Berg, is een belangrijk punt van aandacht. Ik denk dat daar nogal wat mensen naartoe zullen gaan. Ik ben blij met de herwaardering van de vrijwillige politie door de heer Van Heemst. Ik wil hier veel aan doen. De richting van de inzet die de heer Van den Berg schetste, lijkt mij ook goed. Mijn collega Korthals zal misschien nog ingaan op de specialisatie rond vuurwapens.
Misschien kan er meer aandacht worden besteed aan geestelijke verzorging bij de politie. In sommige korpsen zijn daar voorzieningen voor; men spreekt dan samen de gevolgen van moeilijke gebeurtenissen door. Ook de waarde hiervan zal ik benadrukken.
Wat het overleg met VWS betreft, de Kamer zal van tijd tot tijd worden geïnformeerd over het platform tegen geweld op straat.
De selectie wordt op dit moment al veel beter aangepakt. Het is opvallend dat tot voor kort vele mensen die zich hadden aangemeld, verdwenen. Wij zullen mensen die hebben gereageerd beter gaan volgen: wij sturen hun niet alleen een informatiepakket, maar gaan ook na wat er verder met hen gebeurt. Op die manier is het succespercentage van 10 al veranderd in 20. De boodschap is dus goed begrepen: wij kunnen het ons niet meer permitteren, noch tegenover de betrokkenen, noch tegenover de samenleving, dat de vele mensen die belangstelling hebben voor het veiligheidsvak, ook bij een krappe arbeidsmarkt, onderweg verloren gaan. Het voorbeeld van Utrecht is genoemd, maar ik heb zelf ook ondervonden dat een betere organisatie vruchten afwerpt.
De heerSchutte(GPV)
Ik heb begrepen dat de eenpersoonssurveillance een experiment is. Gezien de voorlopige resultaten lijkt dit erg interessant. Krijgt het een vervolg?
MinisterPeper
Ik zal dit in het overleg met de korpsbeheerders aan de orde stellen. Ik ken het Utrechtse voorbeeld van een werkbezoek; daar zie je welke vernieuwingen er mogelijk zijn met een uitstekende back-up; de politie is immers tot voor kort vrij gesloten geweest. Je moet ook altijd genuanceerd praten over eenpersoonssurveillance; er vindt immers vooraf een beoordeling plaats en soms gaat men met een heel busje. Als er een goede organisatie achter staat, is er veel mogelijk. Ik zal proberen om dit verder uit te dragen.
Ten slotte. Ik heb de boodschap over de overheid als zedenmeester begrepen, maar ik zeg altijd: de politiek gaat over normen en waarden.
MinisterKorthals
Voorzitter! Ik zal beginnen met de moeilijkste vraag, namelijk die van de heer Van Heemst over het ophelderingspercentage. Justitie heeft hiervan inderdaad een thema gemaakt. Er zijn wetenschappers aan te pas gekomen om precies vast te leggen wat je met de indicator ophelderingspercentage zou kunnen doen. Uit hun onderzoek kwam naar voren dat je beter het ophelderingspercentage kunt hanteren bij de misdrijven die prioriteit hebben bij opsporing en vervolging dan het cijfer voor alle misdrijven. Dat zou wel een goede indicator vormen. Door het Abrio-project zullen dit jaar bouwstenen worden geleverd. We gaan derhalve op een effectieve wijze werken met het ophelderingspercentage.
Voorzitter! De heren Van Heemst, Nicolaï en Rietkerk hebben gesproken over geweld tegen de politie. Het is nu zo dat er de opdracht is aan het openbaar ministerie om automatisch te vervolgen wanneer mensen worden aangehouden wegens geweld of bespotting of beschimping van politie. Dat wordt derhalve een standaardprocedure. Het valt niet altijd mee voor de politie om de mensen die dat doen ook daadwerkelijk aan te houden, maar als het gebeurt, zal er een gevolg aan gegeven worden. Bovendien is het zo dat er altijd een schadeclaim kan worden ingediend ter terechtzitting. Ik hoop dat er ook van die mogelijkheid veelvuldig gebruik gemaakt gaat worden.
De heer Van Heemst vroeg naar de stand van zaken inzake onderzoek naar de dood van een zwerver. Dat vind ik zelf een belangrijke vraag. Ik heb laatst de stand van zaken nog even nagevraagd. Er is een rijksrechercheonderzoek naar de drie betrokken agenten gestart en daarna een gerechtelijk vooronderzoek. Op verzoek van de raadsman van de agenten heeft de rechter-commis- saris onlangs opdracht gegeven tot een contra-expertise naar de verwondingen van de heer Van Driel. Nu, die is er nog niet; dat kan nog enige tijd duren. Dan wordt er een definitieve beslissing genomen over eventuele vervolging.
Voorzitter! De heer Niederer vroeg of er wel genoeg aandacht is voor andere onderwerpen dan drugs en verdovende middelen. In een eerste reactie ging de heer Van Heemst hier ook op in. Ik wijs erop dat er veel werk gemaakt wordt van het financieel rechercheren en dat er veel gedaan wordt aan zaken betreffende witwassen, voorkennis, mensensmokkel, milieucriminaliteit en verkeer. Het is waar dat drugscriminaliteit een belangrijke plaats daarbij inneemt, maar ik geloof niet dat de balans die er tot dusver gevonden is, onjuist is.
De heer Niederer vroeg verder om meer multidisciplinaire samenwerking tussen politie en BOD'en. In de bestrijding van de fraude zijn regionaal zogenoemde fraudeclusters ingericht, waarbij politie en openbaar ministerie nauw met elkaar samenwerken. Bij de door dit kabinet voorgestane intensivering van de fraudebestrijding zijn nog meer dan tot nu toe ook de relevante BOD'en, de FIOD en de ECD betrokken. Fraudebestrijding is daarmee een voorbeeld van multidisciplinaire samenwerking tussen politie, openbaar ministerie en BOD'en. Overigens zal in de loop der tijden dat meer geïntensiveerd worden en dat zie je ook wel in de kernteams gebeuren.
Dan kom ik bij de stand van zaken van het groepsgeweld; de heer Nicolaï vroeg ernaar. Het advies van de Raad van State is binnen en is in het kabinet besproken. Binnenkort zal het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer worden ingediend, waarbij "binnenkort" wil zeggen: binnen enkele weken.
Voorts vroeg de heer Niederer: hoe waarborgen we in de grensstreek de samenwerking plus internationale rechtshulp bij personele wisseling? De samenwerking in de grensstreek is gebaseerd op een aantal internationale en bilaterale samenwerkingsverdragen. Met de groeiende samenwerking in Europees verband is in de grensstreken tevens structureel werkoverleg tussen politie en justitie, naar beide zijden van de grens toe, ingesteld. Met andere woorden: er vindt voortdurend samenwerking plaats. Het wordt ook vergemakkelijkt en versneld, daar waar het betreft internationale rechtshulpverzoeken; dat krijg je door concentratie naar duidelijk bepaalde officieren toe. Dan gaat dat sneller. Daar wordt echt heel hard aan gewerkt en het is niet zo dat dit afhankelijk zal zijn of blijven, als dat inderdaad zo is, van enkele politiemensen.
Mevrouw Halsema vroeg naar het rechterlijk toezicht op de internationale politiesamenwerking. Welnu, dat is geregeld in het Wetboek van Strafvordering en dat behoort niet in het beleidsplan van de Nederlandse politie. Zij vroeg overigens naar een toezegging mijnerzijds betreffende medewerking terzake van bereidheid bij hier internationaal opererende mensen om te getuigen voor de rechtbank. Die toezegging, ik heb dat na laten gaan, is mij niet bekend. Overigens ben ik best bereid om die vermeende toezegging als toezegging te beoordelen en alsnog gestand te doen.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Het gaat om de Handelingen van 19 november 1998.
MinisterKorthals
Ja, die zijn wij nagegaan en daar kunnen wij het niet in vinden.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Ik geef u een kopietje, want de toezegging is gedaan!
MinisterKorthals
Ik hoop voor de ambtenaren dat u geen gelijk hebt!
Voorzitter! De heren Rietkerk en Niederer hebben een vraag gesteld over de inschakeling van particuliere beveiligers in het publieke domein. Het standpunt uit de brief Toezicht van 1996 is helder: in beginsel geen rol voor particuliere beveiligers in het publieke domein. Nu zie je in de praktijk dat er steeds meer behoefte aan is. Dat wordt verder uitgewerkt in het kader van het integraal veiligheidsplan en daarover wordt een notitie geschreven. Het uitgangspunt is dat het altijd zal moeten gebeuren onder regie van de politie, maar wij komen er verder op terug.
De heer Rietkerk heeft ook gevraagd naar het preventief fouilleren en het illegale wapenbezit. Het wetsvoorstel illegaal wapenbezit en wapenhandel is reeds behandeld in de ministerraad en is inmiddels voor advies doorgezonden naar de Raad van State. Binnenkort kan de Kamer een notitie verwachten over het preventief fouilleren, waarin alle voor- en nadelen worden aangegeven. Bovendien zijn wij tot de slotsom gekomen dat ook met de bestaande middelen voor politie en justitie meer gedaan kan worden, maar ook daarop wordt ingegaan in de notitie.
De heerRietkerk(CDA)
Kunt u ook iets zeggen over de herkenbare specialismen wapens en munitie bij de regiokorpsen? Hoe is dat nu geregeld? Daar pleiten wij namelijk voor, want wij merken dat dit niet overal even goed geregeld is.
MinisterKorthals
Kan ik daarvan toezeggen dat dit in dezelfde notitie wordt meegenomen? In ieder geval, zo hoor ik van mijn ambtenaren, wordt de Kamer hierover bericht. Of dat in dezelfde notitie gebeurt, moeten wij nog zien, maar de Kamer wordt hierover bericht.
De heerRietkerk(CDA)
Wij vinden het wel zo'n aangelegen punt, dat ik in verband met een eventuele motie in de tweede termijn het antwoord van de minister iets scherper wil. Is de minister van mening dat er een herkenbaar specialisme moet zijn van wapens en munitie bij de regiokorpsen? Zo ja, hoe vindt hij dat nu georganiseerd of zijn er maatregelen nodig om dat wel gerealiseerd te krijgen?
MinisterKorthals
Wij kijken ernaar, want het is primair een aangelegenheid van mijn collega van Binnenlandse Zaken.
De heerRietkerk(CDA)
Wellicht kan hij een antwoord geven voor de tweede termijn.
MinisterKorthals
Ik zie hem hard nadenken!
MinisterPeper
Ik zeg daar "ja" tegen. De heer Rietkerk wil informatie over die situatie in de korpsen. Dat zal ik doen.
De heerRietkerk(CDA)
Voor de derde keer: wij hechten aan een herkenbaar specialisme wapens en munitie bij de Nederlandse regiokorpsen. Is die er op dit moment en, zo neen, welke maatregelen acht de minister nodig? Ik vraag dit in verband met een eventuele motie in tweede termijn.
De heerVan den Berg(SGP)
Voorzitter! Ik heb daar ook een vraag over gesteld. De minister van Binnenlandse Zaken heeft die vraag overgelaten aan de minister van Justitie, maar nu gaat het balletje weer terug en antwoordt de minister van Justitie niet! Ik vind dat nogal onbevredigend.
MinisterPeper
Dat komt in de tweede termijn.
MinisterKorthals
Naar aanleiding van de opheffing van het bordeelverbod vroeg de heer Rietkerk of er meer aandacht komt voor de mensenhandel. Dat is een van de politieke prioriteiten in het Beleidsplan Nederlandse Politie en vanzelfsprekend komt daar meer aandacht voor.
Mevrouw Scheltema wil meer aandacht voor bestuurlijke afdoening. In het interruptiedebat heb ik deze vraag eigenlijk al beantwoord. Zij is eigenlijk tegen deze bestuurlijke ophouding. Er is goed over nage- dacht en ook ik vraag de Kamer het definitieve oordeel op te schorten totdat het voorstel de Kamer heeft bereikt.
Mevrouw Halsema vroeg of er overleg met VWS wordt gevoerd over de opvang van mensen met psychische problemen. Daar heeft collega Peper ook al op geantwoord. Dat overleg vindt inderdaad plaats.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
Ik ben blij dat de minister er toch nog op ingaat, want mijn vraag was iets anders. Als de politie zich terugtrekt en minder hulpverlening biedt, is de vraag wat VWS daarvoor in ruil gaat doen. Wat gaat VWS leveren aan crisisinterventie? Welke maatregelen neemt men voor de geestelijke gezondheidszorg op straat?
MinisterKorthals
Precies. Daarover vindt overleg plaats met VWS. Hierbij zijn nog geen definitieve conclusies getrokken. De bedoeling is dat in het integraal veiligheidsplan melding van die conclusies wordt gemaakt. Dan hoort u dat dus.
MevrouwHalsema(GroenLinks)
En tot die tijd kan er geen sprake zijn van vermindering van de hulpverleningstaken van de politie.
MinisterKorthals
Nee, zolang er niets anders is om dat op te vangen, gaat dit vanzelfsprekend richting de politie.
Het lijkt mij verstandig dat de suggestie voor de antidiefstalchip op fietsen wordt behandeld in het Nationaal platform criminaliteitsbestrijding, als dat al niet gebeurt. Het is immers toch vaak ook een zaak van verzekeraars om dit soort voorzieningen te stimuleren, zoals ook bij de antidiefstalchip voor auto's is gebeurd. Ik zal deze waardevolle suggestie dus in dat kader meenemen, als dat al niet gebeurd is.
De voorzitter:
Voordat wij aan de tweede termijn beginnen, herinner ik er voor alle duidelijkheid aan dat de politiebrief in mei wordt uitgebracht en het integraal veiligheidsplan voor de zomer. De beantwoording van de bewindslieden heeft tot nogal wat vragen en interrupties geleid die ik, door de bank genomen, royaal heb toegestaan. Er is dus goed gediscussieerd met elkaar. Daarom stel ik voor om de tweede termijn beknopt te houden: een paar minuten per fractie. Daarin kunnen dan moties worden ingediend. Verder meld ik dat mevrouw Halsema nog dringender werkzaamheden elders heeft en dus vertrekt.
De vergadering wordt enkele minuten geschorst.
Tweede termijn van de zijde van de commissies
De voorzitter:
Ik zal iedere spreker melden hoeveel spreektijd hij nog heeft. De heer Van Heemst heeft nog maximaal 6 minuten.
De heerVan Heemst(PvdA)
Voorzitter! Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden. Een aantal wat meer principiële en misschien ook wat meer beschouwende kwesties is redelijk goed aan de orde gekomen in hun beantwoording. Naar mijn waarneming liggen er echter ook nog enkele meer specifieke en zakelijke kwesties die op enig moment van een antwoord voorzien zullen moeten worden. Ik probeer voor mijzelf even op een rij te zetten wat het beeld op dit moment is.
Ik heb al eens gezegd dat het integraal veiligheidsplan het meesterstuk van deze twee bewindslieden moet worden. Het zal op een aantal punten die in het Beleidsplan Nederlandse Politie wat in het midden zijn gebleven, duidelijkheid moeten brengen. Ik heb hier voorbeelden van gegeven. Om een en ander te onderstrepen, wil ik samen met de heer Nicolaï en mevrouw Scheltema de volgende motie aan de Kamer voorleggen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat het integraal veiligheidsplan (IVP) moet aansluiten op het Beleidsplan Nederlandse Politie 1999-2002;
verzoekt de regering in het IVP in elk geval aan te geven en uit te werken:
a. hoe derden hun verantwoordelijkheid voor veiligheid zullen gaan behartigen;
b. hoe wordt voorkomen dat met name bij hulpverlening- en crisisinterventie zaken blijven liggen;
c. welke nieuwe bestuurlijke instrumenten ten behoeve van veiligheid beschikbaar zullen moeten komen voor gemeenten en provincies;
d. welke concrete doelstellingen met betrekking tot veiligheid voor het jaar 2002 gehanteerd worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Heemst, Nicolaï en Scheltema-de Nie. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 3 (26345).
De heerVan Heemst(PvdA)
Hiermee wordt, denk ik, voor een groot deel aangesloten op zaken die de bewindslieden in hun beantwoording ook hebben aangegeven. Wij markeren daarmee als Kamer echter ook – dat is voor mij tamelijk vitaal – welke betekenis het IVP in ieder geval op die punten moet hebben.
Ik wil nog kort aangeven dat ik op zichzelf natuurlijk ingenomen ben met de opmerking van minister Peper dat hij het buurtgericht werken sterk zal bevorderen. Het Beleidsplan Nederlandse Politie zal eraan meewerken en zal bevorderen dat er ten aanzien van drie aspecten van politiezorg verbeteringen optreden. Het eerste is het buurtgericht werken dat nu vaak verstoord wordt, doordat agenten worden weggehaald voor noodhulp of inschakeling bij grootschalig optreden. Ten tweede wordt er ook naar mijn waarneming met informaties en observaties vaak niet alles gedaan wat erin zit om criminaliteit effectief te bestrijden via recherchecapaciteit. Het derde aspect is dat de noodhulp met name in het landelijke gebied onder spanning staat. Wat dit aspect betreft, kunnen wij nu volgens mij gelukkig vaststel- len dat het met de verdeling van de politiesterkte de goede kant opgaat.
Geweld in huiselijke kring vind ik echt een heel belangrijk punt. Ik voeg daaraan toe dat de VVD hier in discussie heeft gebracht dat er wat minder aandacht zou kunnen zijn voor zware drugscriminaliteit. Dat is volgens mij althans de strekking van de kwalificatie dat hier nu excessieve aandacht voor bestaat. Ik heb mij verder niet in die discussie gemengd. Ik heb alleen gezegd dat je, als je dat zegt, aangeeft dat het minder zou kunnen. En daar zou ik van de minister van Justitie graag een reactie op horen. Ik moet vaststellen dat hij daar geen beoordeling van durft te geven of dat niet wil doen. Hij draait daar in een cirkeltje omheen.
De heerSchutte(GPV)
Nu de heer Van Heemst er voor de vijfde of zesde keer over begint, ben ik wel nieuwsgierig naar wat hijzelf en zijn fractie hiervan vinden. Vinden zij dat er minder aandacht moet worden besteed aan de bestrijding van drugscriminaliteit? Of is dit puur een politiek spelletje tussen de VVD en wie dan ook?
De heerVan Heemst(PvdA)
Nee, het is geen politiek spelletje, mijnheer Schutte. Door de VVD is dit punt prominent naar voren gebracht en is gevraagd om een reactie van de minister. Ik wil juist van verminderde aandacht voor drugscriminaliteit afstand nemen, omdat ik zie dat grootschalige drugscriminaliteit leidt tot zichtbare en merkbare verloedering in allerlei wijken en buurten in Nederlandse steden.
De heerSchutte(GPV)
Dus u was bezorgd over deze opmerking, begrijp ik uit uw reactie.
De heerVan Heemst(PvdA)
Ik was er bezorgd over en tegen die achtergrond vind ik het gepast dat de minister van Justitie daar afstand van neemt. Ik stel vast dat hij dat niet wil of durft.
De heerNicolaï(VVD)
Voorzitter! Het is niet gebruikelijk om onderling in discussie te gaan, maar ik denk dat het van belang is om nu voor de vierde en laatste keer het misverstand weg te nemen dat de heer Van Heemst graag in het leven houdt. De VVD heeft expliciet tot drie keer toe verklaard dat collega Niederer absoluut niet bedoeld heeft dat er minder aandacht moet zijn voor drugsbestrijding en drugsoverlast.
De heerVan Heemst(PvdA)
Dat kunt u nu wel verklaren – en daar neem ik dan maar kennis van – maar als u het heeft over excessieve aandacht voor zware drugsgerela- teerde criminaliteit, dan houdt die omschrijving toch in dat u vindt dat dat bovenmatige aandacht is. Dat is namelijk de Nederlandse vertaling van het woord excessief. Daar spreek ik u op aan en ik vraag aan de minister van Justitie of hij daar een duidelijke reactie op wil geven. Ik vind die aandacht voor de zware drugscriminaliteit namelijk niet bovenmatig.
Voorzitter! Ik zou graag zien dat het beleid in het kader van geweld in huiselijke kring wordt vervlochten in de prioritaire thema's van het Beleidsplan Nederlandse Politie, met alle kanttekeningen die ik daarbij gemaakt heb. Zoals ik zei, is het niet alleen een zaak voor politie en justitie. Een en ander heeft geleid tot de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat aard en omvang van geweld in huiselijke kring verontrustend is;
verzoekt de regering dit vraagstuk onder te brengen bij de "prioritaire thema's" van het Beleidsplan Nederlandse Politie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Heemst, Scheltema-de Nie en Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 4 (26345).
De heer Van Heemst komt nu tot een afronding van zijn betoog.
De heerVan Heemst(PvdA)
Nee, voorzitter, ik moet drie punten nog kort aanstippen.
De voorzitter:
Ook voor u geldt dat u dat binnen de termijn moet doen die u daarvoor heeft.
De heerVan Heemst(PvdA)
Ja, dan gaan wij wat mij betreft volgende week verder.
De voorzitter:
Dat kan. Dat is een andere oplossing.
De heerVan Heemst(PvdA)
Dit is het eerste grote plan voor politiezorg in de komende vier jaar en dat moet op een behoorlijke en adequate wijze door de Kamer kunnen worden besproken.
De voorzitter:
Maar dan moeten wij met elkaar afspreken dat wij daar voldoende tijd voor uittrekken. Toen wij de afspraak voor het overleg van vandaag maakten, heeft u daar voluit mee ingestemd.
De heerVan Heemst(PvdA)
Ja, soms heb je enorm veel spijt van beslissingen die onder grote druk worden genomen.
De voorzitter:
Daar moet u niet te vaak last van hebben. Maar u komt nu tot een afronding.
De heerVan Heemst(PvdA)
Voorzitter! Ik heb genoteerd – en dat vind ik een winstpunt van dit debat – dat de minister van Binnenlandse Zaken het in vergaande mate met mijn opmerkingen een is over het type politieagent dat wij in Nederland hebben en zouden kunnen krijgen. Die opmerkingen, die meer de kwalitatieve kant van de politiezorg betreffen, zou ik heel graag willen betrekken bij het overleg dat wij op korte termijn moeten houden over het politieonderwijs en andere kwaliteitszaken. Ik signaleer dat de minister heeft toegezegd – wat ik graag wilde – dat de Kamer een berekening zal krijgen over de periode van 1994 tot 2000 en de doorloop na 2000 met betrekking tot de vraag in hoeverre de agenten van Paars I en II samen het aantal van 6715 opleveren. Wat mij betreft mag dat eerder dan 1 juli. Ik vind het merkwaardig dat het CDA dat weer zo ver naar achteren schuift. De kans is namelijk groot dat wij er dan niet meer voor het zomerreces over kunnen praten.
De heerRietkerk(CDA)
Het heeft alles te maken met de convenanten die in mei nog moeten worden afgesloten. Daarom heb ik voorgesteld dat het debat in juni plaatsvindt. Als het mogelijk is, kan het natuurlijk ook eerder.
De heerVan Heemst(PvdA)
Nou, dan bent u een doorschuif-CDA'er en ben ik een naar-voren-halen-PvdA'er. Volgens mij is die rekensom heel simpel te maken en hebben wij ook niet dat lege briefje – misschien is dat wel heel symbolisch – dat u heeft ingeleverd nodig.
Voorzitter! Mij zit enigszins dwars dat met betrekking tot de Amsterdamse en Rotterdamse situatie niet duidelijk is aangegeven wat de uitweg kan zijn voor die korpsen. Evenals anderen heb ik gewezen op het probleem dat korpsen in een vicieuze cirkel terecht kunnen komen, als zij nu negatief behandeld worden omdat zij flinke reserves hebben, terwijl die reserves misschien in toenemende mate het resultaat zijn van het wel beschikken over geld maar het niet kunnen aantrekken van voldoende agenten. Collega Scheltema heeft op dat punt een motie gemaakt die ik graag medeonderteken. Er moet in de richting van de minister van BZK actie worden ondernomen, als dat de blijvende vooruitzichten zijn van die twee korpsen. Ik breng nog in herinnering dat ik graag schriftelijk antwoord krijg op de twee vragen die ik heb gesteld over de uitkomsten van de verdeling van de politiesterkte voor de regio Noord-Brabant.
De heerNicolaï(VVD)
Voorzitter! Ik dank de regering voor haar beant- oording. Ik heb nog een aantal punten, waarvan een punt wel beantwoord is. De ministers, met name de minister van BZK die daarvoor verantwoordelijk is, zijn daar niet op ingegaan. Het betreft de gevolgen van de CAO. Ik wil het CAO-debat niet herhalen en ook niet vooruitlopen op datgene wat in mei aan ons duidelijk gemaakt zal worden, maar ik wil nog even ingaan op wat in de brieven die hier voorliggen, aan de orde is gesteld. Mijn vraag was heel concreet gericht op de onduidelijke formulering in de brief die daarover gaat. In welke mate komt de dekking van het gat van 35 mln. ten koste van het materieel van de korpsen? En in welke mate gaat deze dekking ten koste van de beleidsgelden in de begroting van BZK? Hoe verhoudt de formulering in de brief zich tot de uitlatingen van de minister van BZK in het debat dat wij hierover in de Kamer hadden?
Er is in algemene zin iets gezegd over flexibiliteit, maar ik heb ook een concrete vraag gesteld. Het is bepaald positief dat deze CAO ruimte geeft voor flexibiliteit. Maar hoe moeten wij ons dat concreet voorstellen, denkend aan de juiste mensen op de juiste tijden op de juiste plekken op straat?
Een ander punt betreft in het bijzonder het probleem van korpsen die te maken hebben met een grote uitstroom doordat zij wel mensen opleiden, maar die mensen vervolgens naar andere korpsen overstappen. De heer Van Heemst heeft hierover gesproken. Ik heb de motie die mevrouw Scheltema zal toelichten, medeondertekend. Een tweede motie heeft met ditzelfde probleem te maken. Wij dienen deze in samen met de heer Van Heemst en mevrouw Scheltema.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat de laatste verdeling van budget aan de politiekorpsen onvoldoende recht doet aan het probleem van uitstroom van een enkel korps naar andere korpsen;
verzoekt de regering bij de vormgeving van het nieuwe budgetverde- lingssysteem met de uitstroomproblematiek op de juiste wijze rekening te houden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Nicolaï, Van Heemst en Scheltema-de Nie. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 5 (26345).
De heerNicolaï(VVD)
Een volgend aspect betreft het meten van de politieresultaten. Het antwoord heeft mijn zorgen nog niet weggenomen, maar wij blijven vol vertrouwen, omdat het op zich de goede lijn is. Wij vinden dat je niet de input, de throughput en het aantal bekeuringen moet meten, maar zoveel mogelijk naar het resultaat moet kijken. Maar er is ook nog een ander aspect, waarop ik nauwelijks reacties heb gehoord. Dat is de paradox van het hele beleidsplan dat we vandaag bespreken. We zijn het erover eens dat Nederland veiliger moet. Het probleem is echter dat we constateren dat Nederland niet alleen minder veilig wordt, maar ook dat de mensen zich minder veilig voelen. Dat is niet objectief meetbaar. Je moet dat op een heel andere manier benaderen. Ik heb ook daar veel te weinig over gehoord. Ik wil ook nog een andere opmerking maken over het meten van politiewerk. Ik wil benadrukken dat het zaak is om dat ook regionaal te beoordelen.
Ik heb ook nog een ander risico genoemd, namelijk dat je de geldverdeling gaat baseren op prestaties. Als een korps het slecht doet, krijgt het minder geld dan een ander korps. Dat klinkt heel logisch, maar al snel dreigt dan een vicieuze cirkel te ontstaan. Hoe staat de minister daar tegenover?
De minister van BZK doet geruststellend over het aantrekken van nieuwe mensen voor de politie. Het LSOP kan het aan. Ik neem daar nota van. Het neemt mijn zorgen nog niet volledig weg. Wij vertrouwen natuurlijk op de regering, maar toch. Ik stel toch nog een keer de vraag of het niet goed is daar een meerjarenplan van te maken en daarbij het accent bij het LSOP te leggen als het voor korpsen problematisch is om op tijd een nauwkeurige planning te maken.
Het punt van de hulpverlening – hoe moeten de taken verdeeld worden – is naar het integraal veiligheidsplan doorgeschoven. Daar zijn meer dingen naar doorgeschoven. Alleen al om die reden wordt het een erg interessant plan. Over de afbakening van publiek domein en privaat domein en het betalen van politie is in de beantwoording niet veel meer duidelijkheid gegeven, terwijl dat eigenlijk al duidelijk had moeten zijn bij de bespreking van een Beleidsplan Nederlandse Politie. De invulling en de concrete aspecten daarvan zijn in feite ook doorverwezen naar het veiligheidsplan. Ik ga er wel van uit dat het rapport dat de heer Mans voorbereidt, een onderdeel wordt van dat veiligheidsplan. Ik ga er ook van uit dat dit allemaal snel gebeurt, anders krijgen wij dan weer een discussie waarin uitstel wordt gevraagd.
Ik sluit mij aan bij de opmerkingen van de heer Rietkerk over het wapenspecialisme. Jeugd, zeden en milieu heb ik daar nog bij genoemd. Misschien kan de regering daarop toch nog iets explicieter reageren.
Ik constateer dat een aantal collega's er ook bij motie toe overgaan om de prioriteiten juist uit te breiden. De VVD heeft er juist toe opgeroepen dat aan te scherpen. De regering heeft daar niet echt op gereageerd, maar misschien heb ik dat niet goed verstaan. Het is in de politiek gebruikelijk om vooral heel veel prioriteiten te verzinnen. Dat kunnen wij heel goed. Het is veel moeilijker om je daarop vervolgens echt te richten. Ik heb nadrukkelijk een aantal prioriteiten naar voren gehaald: geweld op straat, wat betreft de ordehandhaving en wat betreft de opsporingskant van het politiewerk kindermisbruik.
De heerRietkerk(CDA)
Voorzitter! Ik dank de ministers voor de beantwoording van de vragen. Het blijkt dat het goed is dat wij aan de hand van het beleidsplan, taken en beleidsthema's hebben gesproken over de visie op en de positie van de politie. Een goed plan blijft naar onze mening toch bestaan uit meetbare doel- en taakstellingen, resultaten en budgetten. Ik merk dat de regering een en ander wegschuift in de richting van het integraal veiligheidsprogramma. Nu heet het opeens "programma". Waarom geen "plan"? Een plan heeft meetbare doel- en taakstellingen, budgetten en resultaten. Als de regering de korpsen vraagt transparante inzichten te geven en heldere en meetbare doel- en taakstellingen te formuleren, mag de Kamer dat in een dergelijk plan ook van de regering verwachten. Ik vind dat deze nog steeds ontbreken, terwijl die wel thuishoren in zo'n plan. Daar is het belangrijk genoeg voor.
Op mijn vraag over het activiteitenprogramma achter in het plan heb ik geen antwoord gekregen. Daarin worden een heleboel activiteiten genoemd. De ambitie voor 1999 spreekt mij aan. Dat heb ik al gezegd. Loopt een plan tot 2002, dan moeten op basis van een visie van deze regering voor 2000, 2001 en 2002 duidelijke activiteiten worden vermeld, opdat de Kamer kan zien dat bepaalde zaken in gang worden gezet en worden afgerond.
Ik heb de regering al een paar keer horen zeggen dat in de politiebrief op van alles wordt ingegaan. Ik had nou net begrepen dat met de politiebrief wordt gewacht op de bespreking van het beleidsplan in de Kamer, zodat hij daarna snel weg zou kunnen. In het antwoord werd gezegd dat in de politiebrief meetbare doel- en taakstellingen en kwalitatieve indicatoren worden aangegeven. Die zouden dus nu al klaar moeten zijn, want die politiebrief kan vrij snel naar de korpsen gaan. Als mijn beeld over die politiebrief niet juist is, hoor ik graag een verduidelijking.
Bij ons hoort ook het geven van prioriteiten. Daarom hebben wij de motie die net door een aantal partijen is ingediend over het aanvullen van prioriteiten, niet medeondertekend. Wanneer de ambitie wordt waargemaakt en er meetbare doel- en taakstellingen komen – en daar zijn wij voor – zal onder andere de politie een forse inspanning leveren. Er wordt dan meer gevraagd dan geleverd kan worden. Dan zullen prioriteiten gesteld moeten worden, ook op regionaal niveau. Dat merk je tijdens allerlei werkbezoeken.
De minister zegt heel neutraal dat er wat spanning zit op de budgetten, maar ik denk dat er een groot probleem zit. Dat blijkt ook uit de brieven van de raad van hoofdcommissarissen, de korpsbeheerders en de officieren van justitie die in reactie op het regeerakkoord zijn geschreven. Uit deze brieven blijkt dat men 1,1 mld. nodig heeft. Deze groepen komen uit op een veel hoger budget voor ICT, de normkostenvergoeding, de financiële positie van de regio's etc. Wij moeten daar niet voor weglopen. Ik vind het antwoord van de minister dat er wat spanning zit, daarom wat gemakkelijk. Er ligt een groot probleem, tenzij ik het verkeerd zie. Ik ben blij met de toezegging dat de convenanten voor ondertekening aan de Kamer voorgelegd zullen worden, want de CDA-fractie zal nadrukkelijk vanuit die ambitie kijken naar die convenanten.
Ik heb begrepen dat wij later terugkomen op het sturings- en verantwoordingssysteem. Ik wil er daarom niet te veel woorden aan vuil maken. Het zal bij de landelijke politiebrief wellicht aan de orde komen. Wij vragen aandacht voor kwaliteitsindicatoren en de kwaliteitsvraag van de regio naar het centrale gezag en terug. Daarin zal veel meer energie gestopt moeten worden.
Ik sluit mij aan bij mijn eerdere inbreng, maar ook bij de opmerkingen van de heer Nicolaï over scholing en vorming. Hij vraagt om een meerjarenplan. Dat is nodig, want anders loopt het mis bij het LSOP, los van de mooie brief en andere zaken. De CDA-fractie vraagt of dat meerjarenplan op tafel ligt in het aparte overleg dat wij op korte termijn zullen hebben. Zo niet, dan loopt het gewoon vast.
Laat het duidelijk zijn dat wij op het punt van de politiesterkte niet tot elkaar zijn gekomen. Wij missen een aantal agenten in de analyse die door de heer Van Heemst is gemaakt. Het gaat dan niet om een paar agenten, maar om een aantal tussen de 1500 en de 2000. Gelukkig zijn wij het er wel over eens dat dit niet in een keer in een gat mag vallen. Wij zullen zien of de regering de cijfers uit haar plan, dat met de steun van de heer Van Heemst tot stand is gekomen, kan waarmaken. Ik denk dat het invulschema of het hokjesschema dat wij hebben gesuggereerd, tegemoetkomt aan alle vragen die de heer Van Heemst heeft gesteld. Als de minister die vragen beantwoordt, is het hokjesschema wat mij betreft ingevuld.
Ik heb de minister gevraagd of de veiligheidsplannen die lokaal, decentraal en dicht bij de mensen zijn opgesteld, niet structureler moeten worden ondersteund. Deze plannen die door gemeenteraden zijn voorgesteld, worden nu van ad-hocfinanciering voorzien. Om dat te bereiken, zal de minister door departementen heen moeten breken. De minister zal daar, wellicht samen met zijn collega Van Boxtel, bovenop moeten zitten. Wij merken dat er bij een aantal departementen vrij gemakkelijk mee om wordt gegaan, maar wij horen uit de steden dat zij onvoldoende steun krijgen om door die departementale bolwerken heen te breken.
Mijn laatste punt gaat over het specialisme wapens en munitie. Ik heb tot driemaal toe gepoogd om antwoord te krijgen van de regering. Een antwoord had deze motie kunnen voorkomen, maar ik moet de motie nu toch maar indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat ten gevolge van de reorganisatie van de politie de aanwezigheid van het specialisme wapens en munitie geen vanzelfsprekendheid meer is;
overwegende, dat geweld op straat en terugdringing van wapenbezit landelijke beleidsprioriteiten zijn;
van oordeel, dat een herkenbaar specialisme wapens en munitie bij de regiokorpsen van groot belang is;
verzoekt de regering voor 15 juni a.s. inzicht te verschaffen in de aanwezigheid, beschikbaarheid en bereikbaarheid van het specialisme wapens en munitie bij de Nederlandse politiekorpsen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rietkerk, Van den Berg en Schutte. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 6 (26345).
De heerRietkerk(CDA)
Er liggen nog een aantal toezeggingen over CAO-zaken, zoals flexibiliteit, die ik niet zal herhalen. Ik vraag of deze op zeer korte termijn beantwoord kunnen worden, zodat zij op een redelijke manier door de volksvertegenwoordiging besproken kunnen worden.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Voorzitter! Ik dank beide bewindslieden voor hun antwoorden. Nederland moet aantoonbaar veiliger worden en dat is een zaak van de hele politiële en justitiële keten, daar heeft minister Korthals gelijk in.
Wij krijgen nog concretiseringen in de politiebrief en in het integraal veiligheidsprogramma en daarover spreken wij elkaar nader. Er moeten extra agenten komen, maar zijn zij betaalbaar met de gelden die in het regeerakkoord zijn gefourneerd? De minister van Binnenlandse Zaken zegt dat het krapjes is. Ik denk dat hij daarmee eufemistisch zegt dat hij zich met mij grote zorgen maakt. Ik denk ook dat hij wellicht al in gesprek is om die zorgen ook elders te deponeren. Graag hoor ik dat.
Voorzitter! Ik maak mij niet alleen zorgen over de betaalbaarheid, maar ook over de vraag of die extra agenten er daadwerkelijk zullen komen. Er zijn over en weer suggesties gedaan aan deze tafel over de manier waarop getracht kan worden meer politiemensen aan te trekken. Ik heb net met collega Van Heemst een motie ontworpen over een aantal punten en wij verzoeken de minister ons daarover te rappor- teren. De motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat met name in de Randstad het lastiger wordt voldoende politiemensen te werven;
verzoekt de regering op korte termijn aan de Kamer te rapporteren welke additionele maatregelen zijn te nemen om voldoende personeel veilig te stellen, waarbij is te denken aan:
a. het aantrekkelijker maken van parttime werk;
b. het centraliseren van werving en selectie;
c. de vorming van een landelijke pool;
d. het inschakelen van vutters en herintreders;
e. het versterken van de inzet van surveillanten;
f. het inzetten van boventalligen in andere regio's,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Scheltema-de Nie en Van Heemst. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 7 (26345).
De heerSchutte(GPV)
Deze hele opsomming meen ik ook uit de mond van de bewindslieden gehoord te hebben. Voegt deze motie daaraan iets toe wat u niet gehoord hebt?
U spitst de motie toe op de problemen van de korpsen in de Randstad. Is dat juist? Suggereert u daarmee niet dat het instrumentarium dat u noemt, specifiek daarvoor ingezet moet worden? Dat lijkt mij niet de bedoeling.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Wij hebben met name geduid op de problemen in de Randstad, omdat het daar het moeilijkst is mensen aan te trekken. Verhoudingsgewijze zijn daar de problemen groter. Als de heer Schutte zegt dat die problemen zich ook elders kunnen voordoen, heeft hij gelijk. Het is onze bedoeling van de bewindslieden te horen hoe op een creatieve manier langs verschillende wegen aan meer mensen, aan meer sollicitanten gekomen kan worden. Ik heb de motie zeker niet limitatief bedoeld.
De heerSchutte(GPV)
Is het dan niet verstandiger dat in de motie tot uitdrukking te brengen? Anders kan zij a contrario werken, alsof het instrumentarium alleen bedoeld is voor de Randstad.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Dat staat niet in de motie. Wij zullen nagaan of dat gevaar erin zit en dan de motie alsnog aanpassen.
Een volgend probleem is de uitstroom bij enkele korpsen. Het lijkt mij goed als daaraan iets gedaan wordt. Wij moeten niet denken: dat is nu eenmaal zo of het ligt misschien aan de cultuur in de korpsen. Dat kan allemaal waar zijn, maar er is duidelijk sprake van bovenmatige uitstroom. Om die reden wil ik het kabinet vragen daarvoor maatregelen te bedenken. Ik heb er drie genoemd. Zelf heb ik daarbij ook mijn voorkeur uitgesproken, maar dat hoeft niet die van de bewindslieden te zijn.
Er kunnen ook andere maatregelen bedacht worden om die bovenmatige uitstroom tegen te gaan. Om die reden wil ik de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat enkele regiokorpsen kampen met een onevenredig grote uitstroom van recent opgeleide agenten en surveillanten naar andere regiokorpsen;
van mening, dat dit een niet gewenste ontwikkeling is;
verzoekt de regering te komen met voorstellen voor concrete maatregelen die de gesignaleerde overmatige uitstroom kunnen indammen en de Kamer hierover voor 1 juli 1999 te berichten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Scheltema-de Nie, Van Heemst, Nicolaï en Halsema. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 8 (26345).
De heerRietkerk(CDA)
Ik heb de analyse van minister Peper nog niet zo goed in gedachten om tot een dergelijke motie te komen. Heeft mevrouw Scheltema die analyse wel duidelijk voor ogen? Weet zij hoe die situatie in die korpsen waarover wij allemaal papieren hebben gekregen, is ontstaan?
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
In ieder geval is er sprake van een heel grote uitstroom. Een analyse heb ik niet helemaal paraat. De korpsen zelf zeggen dat andere korpsen, als ze meer ruimte krijgen, een juist opgeleide agent aantrekken uit het Amsterdamse of het Rotter- damse korps. De leefomgeving in die andere korpsen is vaak aantrekkelijker en het huren van huizen goedkoper. Er zijn vele redenen voor de mensen om naar een ander korps te gaan. Het effect is dat de uitstroom bovenmatig is. Ik denk dat daar met betrekkelijk eenvoudige middelen een zekere ommekeer in kan worden aangebracht. Het zal nooit helemaal voorkomen kunnen worden, maar je kunt een aantal concrete maatregelen nemen. Je zou andere korpsen kunnen verplichten om de extra agenten die ze mogen aantrekken zelf op te leiden. Dat betekent dat ze voor die agenten al niet gaan vissen in de vijver van Amsterdam of Rotterdam. Zo zijn er meer maatregelen te bedenken. Ik vraag de beide bewindslieden om met maatregelen te komen.
De voorzitter:
Ik neem aan dat dit de afronding was, gezien de tijd die u voor de tweede termijn had.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Ik ben nog een antwoord schuldig aan de bewindslieden. Zij hebben mij gevraagd om niet al te negatief te zijn over het bestuurlijk ophouden waar nog over wordt nagedacht. Natuurlijk ben ik bereid om het wetsvoorstel goed te lezen, maar ik kan bij voorbaat zeggen dat mijn fractie er grote problemen mee heeft om langs bestuurlijke weg vrijheid te benemen, ook al is het maar tijdelijk. Ik denk dat de noodbevoegdheden in de Gemeentewet al toereikend zijn. Ik zeg toe dat ik het voorstel constructief zal bekijken, maar ik zeg erbij dat wij wel wat beren op de weg zien.
De heerVan den Berg(SGP)
Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Ik waardeer de discussie die wij vandaag hebben gehad. Het is een stap in de goede richting. Ik heb maar niet geturfd hoeveel zaken nog een nadere bespreking zullen krijgen in het kader van het integraal veiligheidsprogramma of de beleidsbrief. Ik constateer alleen maar met enige relativering dat er nog een heleboel uitgewerkt moet worden en dat nog maar moet blijken wat er van alle goede voornemens terechtkomt, nog afgezien van het financiële probleem dat terecht door enkele van mijn collega's is gesignaleerd.
Ik zal eerst iets zeggen over de sterkte. Ik dank de minister voor de toegezegde nadere brief. Ik hecht daar sterk aan. Het is natuurlijk prima dat de minister heeft gezegd dat hij uitgaat van een nulmeting – daar kunnen we hem dan op afrekenen – maar wij hebben als Kamer ook zeker te maken met de toezeggingen van het vorige kabinet. Ik hoop tenminste niet dat minister Peper de uitspraak van zijn collega Netelenbos overneemt, die zei dat ze er niet zat om het beleid van haar voorganger uit te voeren. Dat is staatsrechtelijk een volstrekt onjuiste opvatting. Wij hebben te maken met continuïteit in het regeringsbeleid. Beleid dat in gang is gezet, moet worden uitgevoerd. Met andere woorden, als er nog een toezegging voor extra agenten van het vorige kabinet op de plank ligt, dan mogen wij de minister daar als Kamer ook op aanspreken. Ik hoop dat hij dat ook voor zijn rekening neemt. We zien dat graag allemaal terug in die brief.
Misschien komt het punt ook nog wel terug, maar ik heb nog niet zoveel gehoord over het spanningsveld dat ik signaleerde tussen het aanwijzen van centrale prioriteiten en de ruimte voor lokale en regionale prioriteiten. Hoe gaat dat bij de meting? Waar worden korpsen op afgerekend? Ik heb het schrikbeeld gesignaleerd dat regio's met een bijzondere problematiek, die daar heel veel aandacht aan moeten besteden, worden afgerekend op centrale prioriteiten, waaraan ze dus minder hebben kunnen doen. Ik neem aan dat de nieuwe systematiek daar voldoende rekening mee houdt en dat die lokale inkleuring mogelijk blijft. Daar hoor ik toch nog graag vandaag iets over.
Ik dank de minister voor de toezeg- ging dat er juist bij de wijkzorg gekeken zal worden naar de mogelijkheden van de vrijwillige politie. Ik zie dat graag terug in het IVP.
Ten slotte kom ik bij de specialismen. Ik sluit me aan, dat blijkt ook uit de medeondertekening, bij de motie die collega Rietkerk heeft ingediend over het vuurwapenspecialisme. Ik heb nog op de andere discussiepunten gewezen: jeugd- en zedenzorg, milieu en verkeer. Ik hoor daar ook nog graag iets over.
De heerSchutte(GPV)
Voorzitter! Ik dank de ministers voor het antwoord. De minister van Justitie heeft gezegd dat er een nulmeting zal worden vastgesteld en aan de Kamer zal worden meegedeeld. Mag ik aannemen dat die nulmeting dan ook zal voorkomen in het integraal veiligheidsplan, zodat wij er een houvast aan hebben?
Wat het integraal veiligheidsplan betreft, moeten wij ervoor oppassen dat wij dat al te zeer gaan optuigen met zaken die tijdrovend zijn. De thema's in de motie op stuk nr. 3 zijn wel relevant, maar ik kan mij voorstellen dat bepaalde onderdelen in een later stadium verder uitgewerkt worden. Ik heb liever binnen een redelijke tijd een integraal veiligheidsplan dan dat dat lang weg blijft en heel erg gedetailleerd is. Dat moeten wij niet hebben.
De heerVan Heemst(PvdA)
Voor mij geldt het omgekeerde. Ik heb liever een goed en uitgewerkt IVP dan nu een globaal IVP met alle zorgen dat je er later weer invulling aan moet geven.
De heerSchutte(GPV)
Dan verschillen wij van voorkeur. Het gaat er mij om dat dit kabinet, hoe lang het ook nog mag zitten, de kans krijgt om de plannen uit te voeren. Als het de heer Van Heemst niet interesseert, dan is sprake van een verschil van inzicht.
De heerVan Heemst(PvdA)
Het volgend kabinet is er weer aan gebonden. Staatsrechtelijk hebben wij dat net geleerd. Het heeft een heel lange looptijd.
De heerSchutte(GPV)
Daar ben ik het mee eens. Ik gun deze bewindslieden nog een kans om beleid te voeren.
Ik kom te spreken over betalen voor politiediensten. De heer Mans zal rapporteren in de zomer. Mag ik aannemen dat de voorbeelden die ik noemde – onder meer Hoog Catharijne – aan de hand van dat rapport verder beoordeeld zullen worden?
Het convenant zal aan de Kamer worden aangeboden. Prima. Zal ook inzicht worden geboden in de effecten van de verschuivingen van de 2000 politiemensen die dan in executieve functies komen? Wij moeten wel weten wat de gevolgen hiervan zijn.
Er is een rapport over de geestelijke verzorging. Ik neem aan dat het ook bij de bewindslieden terechtgekomen is. Zou de minister op de aanbevelingen kort willen reageren? Mijn opvatting daarover heb ik in eerste termijn al gegeven.
Tweede termijn van de zijde van de regering
MinisterPeper
Voorzitter! Dat rapport heb ik niet. Ik zal er schriftelijk op reageren.
Er zijn vele vragen gesteld en de tijd is kort. Je kunt niet op allerlei zaken precies ingaan, zelfs als je de kennis paraat hebt. Een enkele keer is dat een handicap.
Het feit dat je het beleid van de voorganger overneemt – ik zeg het in aanwezigheid van de heer Schutte met enige aarzeling – houdt in dat er nog een regeerakkoord tussen zit. Ik ben geen echte specialist.
De heerSchutte(GPV)
Van verkeerde dingen mag je afstand nemen.
MinisterPeper
Ja, dat klopt toch? Ik ben weer een beetje aux faits; dat is reuze handig. Er zijn verkiezingen geweest en er is een regeerakkoord. Voorgangers van welke signatuur dan ook krijgen soms een retouche mee. Het zal mij ook wel overkomen. Zo gaat het maar door.
De heerVan den Berg(SGP)
Ik weet niet of dit als een reactie op mijn opmerking moet worden gezien. Ik mag toch aannemen dat de minister een onderscheid maakt tussen het regeerakkoord waarin nieuw beleid wordt uitgezet en beleid dat in gang is gezet en dus inmiddels regulier beleid van de overheid is. Wij hebben hier niet iedere vier jaar een cesuur waarbij wij volstrekt blanco beginnen. Gelukkig niet, want dan zou het niet regeerbaar zijn.
MinisterPeper
Dat er politie blijft, begrijp ik wel. Er wordt soms op beleid afgerekend. Ik heb het niet over deze casus, maar om aux faits te zijn. Bij een regeerakkoord worden wetsvoorstellen ingetrokken. Als het nog steeds klopt, is het een gerust- stellende gedachte.
Ik ben het eens met de heer Van Heemst dat het IVP een product is van verschillende departementen. Er zullen nadere uitwerkingen komen. Tussen de departementen wordt op het ogenblik goed werk verricht om tot een doorbraak te komen, bijvoorbeeld met VWS voor de hulpverlening. Er komt meer aan de orde, zoals jeugd, veiligheid, over- vallen, de straat op, verkeersveiligheid, veilig wonen, geweld en horeca enz. Een week of twee geleden heb ik met de collega's Korthals en Van Boxtel een hele ochtend indringend gesproken met maatschappelijke partners over het integrale veiligheidsbeleid. Er wordt veel aangedragen. De overheid heeft daarbij een kernplaats.
Wij kunnen over een integraal veiligheidsplan spreken, maar omdat anderen er zo'n grote rol bij spelen, vond ik programma een beter passend begrip. Maar wat maakt het uit? Het is wat gek om over een plan te praten als particulieren daar een rol in spelen, zodat je het niet echt kunt afdwingen. Ik ben geschoold in plansocialistische teksten, dus ik dacht in een poging om modern te zijn dat wij er maar een programma van moesten maken. Maar dan word ik door het CDA teruggeworpen in het oude gedachtegoed.
De heerRietkerk(CDA)
Als het maar geen vrijblijvend praatstuk wordt. Dat is onze grondgedachte.
MinisterPeper
Nee, zeker niet!
De heer Van Heemst sprak nog eens over het buurtgericht werken. Ik ben het met hem eens. In sommige korpsen is dat goed georganiseerd. Calamiteiten daargelaten, moet het een grote duurzaamheid hebben. Het zijn investeringen in de buurt waarin je werkt, in de knowhow van de sociale kaart, in de mensen. In sommige korpsen of onderdelen van regio's is dat goed op gang gekomen, maar de Nederlandse politie kan daar nog een slag maken. Wij moeten niet van hieruit voorschrijven hoe het precies moet worden gedaan, maar wel dat de toegankelijkheid en de spreiding voldoende moeten zijn.
Wie zou er tegen de motie over geweld in huiselijke kring kunnen zijn? Ik zie echter op het ogenblik nog niet goed hoe die in de werkelijkheid moet worden vertaald. Ik erken het belang van de zaak, maar het is ingewikkeld voor de politie om daar iets aan te doen. Hoe moet dit nu weer worden vertaald in meetbare en aantoonbare activiteiten?
Ik heb al gezegd dat ik het onaangenaam voor de verhoudingen vind dat er met advocatenkantoren wordt gewerkt. Wij proberen een uitweg te vinden. Wij spreken, natuurlijk onder grote druk van de Kamer, over het bekende convenant, waarvan een aantal onderdelen al werkendeweg moeten worden ingevuld. Denk maar eens aan een nieuw systeem voor het toedelen van krachten. Het convenant is niet afgesloten in die zin dat het tot 2002 voor elkaar is, maar het is wel een poging om dat processueel en inhoudelijk te bewerkstelligen. De wijze van schetsen van de perspectieven op een wat langere termijn zou een mogelijkheid bieden voor een terugtrekkende beweging vanuit de sfeer van de advocatuur.
De heer Nicolaï sprak over de gevolgen van de CAO. Vooral door de regiokorpsen is naar voren gebracht dat de CAO veel mogelijkheden biedt. Het benodigde geld komt uiteraard uit de politiebegroting, afgezien van de bijdrage vanuit de arbeidsvoorwaardenmiddelen. Er moeten dus afspraken worden gemaakt over de manier waarop de efficiencyslag, het bedrag van ongeveer 20 mln. waarvoor men zich garant heeft gesteld, kan worden gerealiseerd. Maar het staat als een paal boven water dat het hierbij uiteindelijk gaat om geld uit de politiebegroting.
De heerNicolaï(VVD)
Heeft u nu in het debat over de CAO en de gevolgen daarvan tegen de Kamer gezegd dat de dekking uit de beleidsgelden van BZK, inclusief politie, zou komen, of niet? Zo nee, dan is er toch een strijdigheid met de wijze waarop u het nu uw formuleert.
MinisterPeper
Het geld komt uit de politiebegroting van BZK. Waar zou het anders uit moeten komen, uit andere posten van die begroting? De extra financiering die was bedoeld om de flexibiliteit gestalte te geven, is relatief gezien peanuts vergeleken met het bedrag dat de vakbeweging heeft ingezet. Daarop hebben wij elkaar gevonden.
De heer Nicolaï vroeg wat er met flexibiliteit wordt bedoeld. Met flexibiliteit wordt bijvoorbeeld bedoeld het geven van andere posities aan mensen, wat nu heel moeilijk is, het maken van afspraken hierover met het regionaal georganiseerd overleg, de mogelijkheid voor mensen om naar regionale kernteams te gaan zonder bij terugkeer de hogere salariëring weer mee te nemen, afspraken over de inzet op bepaalde momenten. Die faciliteit is nu in de CAO ondergebracht en het is nu aan de korpsbeheerder om hieraan in overleg met de vakorganisatie vorm te geven.
Wat het meten van prestaties betreft, het project van de departementen, de korpsbeheerders, de korpschefs en de hoofdofficieren van justitie dat nu gaande is, heet "Transparantie in prestaties". Het resultaat zal over een aantal weken beschikbaar zijn, denk ik. Ik hoop dat wij het er dan ook over eens zijn. Daarin komt ook de kwalitatieve kant aan bod, want het zou natuurlijk te gek zijn om het niet in de weging van prestaties tot uiting te laten komen als de mensen aantoonbaar tevreden zouden zijn over de politiezorg. En natuurlijk is er geen simpele relatie in de zin van "u presteert te weinig, dus u krijgt minder, en als u nog minder presteert, krijgt u nog minder". Het resultaat van het interdepartementaal beleidsonderzoek zal de Kamer, voorzover nodig, uit de droom helpen, want er zijn verschillen in prestaties die niet zomaar te verklaren zijn. Dat zijn gevallen waarin er iets aan de hand moet zijn, omdat de bandbreedte te groot is. Dan ga je praten en dan kom je erachter wat er aan de hand is; zo gaat het in alle grote organisaties. Dit is een intelligentere aanpak dan uitgaan van een 1 op 1-relatie: prestatie levert extra financiering op; geen prestatie, dan ook geen financiering. Het is een van de elementen van het nieuwe systeem, naast bevolkingsomvang, regionale en nationale activiteiten, de bijdrage aan het nationale beleid, etc.
De geachte afgevaardigde heeft gelijk waar hij sprak van het aanscherpen van prioriteiten; geweld op straat, zoals in het stuk staat; kindermishandeling. Hij vroeg of we niet te veel over posterioriteiten praten, omdat we immers extra mogelijkheden hebben. Het is niet zo gemakkelijk om hier vanaf deze tafel ook als minister te zeggen: dat moet je nu niet doen. Maar er worden nieuwe werkwijzen ingevoerd. Als je het historisch bekijkt, zie je dat de politie twintig jaar geleden heel andere dingen deed dan nu, dingen die ze nooit meer doen. Die maatschappelijke ontwikkelingen vind je ook terug bij de politie.
Dan wat betreft het wapenspecialisme. De heer Rietkerk zei: nu sla ik toe met een motie. Ja, dat heb je met de krappe tijd die er is. Mij wordt gemeld – dat had ik in dit dikke pak papier wel eens gelezen – dat de raad van hoofdcommissarissen een rapportage klaar heeft, waarin wordt gepleit voor herkenbaarheid en dan niet alleen in termen van meer vaardigheid op dat terrein. Immers, dat is al gaande; dat is ook onder invloed van de Kamer opgevoerd. In deze rapportage wordt gepleit voor een institutioneel herkenbare voorziening voor dit vraagstuk. Ik heb dit probleem zelf overigens ook nog aangekaart in een vorige functie. Dat komt er dus aan, maar op zichzelf is er geen bezwaar om dat via een motie nog eens op papier te zetten; dat is een extra stimulans.
Ik heb al meer gesproken over de meetbare doelstellingen en taakstel- lingen; het kan ook niet anders zijn. De beleidsnota is natuurlijk een globaal stuk, per definitie. Uitwerking zal in de komende jaren geschieden; dat komt er natuurlijk aan.
Ik heb met de heer Rietkerk en mevrouw Scheltema geen enkele aarzeling om te zeggen dat het krap is met de financiën. Nu houd ik van het understatement – dat zal ik altijd houden –, maar daar is het krap mee, vanzelfsprekend. Daar is het zelfs moeilijk mee. Wij krijgen over een week of twee, drie, zo schat ik, de eerste resultaten van het onderzoek naar de normkosten, een onderzoek onder leiding van prof. Van der Zwan. Een tweede onderzoek wordt verbonden met het ontwikkelen van het nieuwe systeem van het BVS nieuwe stijl. Maar ik heb geen enkele reden om hier niet te zeggen dat het erg moeilijk is, financieel, want iedereen kan natuurlijk rekenen. Ik ook, heel globaal althans. Maar dat geeft toch wel een richting aan. Wij zijn in gesprek, zo zeg ik tegen mevrouw Scheltema en de heer Rietkerk. Ik heb begrepen dat er dit jaar en volgend jaar wat moeilijkheden zijn in financiële zin. Daar zullen in de voorjaarsbrief nadere mededelingen over worden gedaan. Ik heb goed begrepen dat dit een prioriteit is, maar de situatie is nu eenmaal zo.
Uiteraard: kwaliteitsindicatoren, zo zeg ik. Het meerjarenplan LSOP zal, als het al niet in de brieven staat, erin moeten komen. Het is vanzelfsprekend. Als je wat verder kijkt, heb je 15.000 mensen nodig. Dan kun je niet zeggen: we doen dit jaar even ons best en kijken hoe het volgend jaar uitpakt. Dat moet planmatig worden opgezet. Het LSOP komt van ver, maar er is gelukkig een nieuwe leiding en een nieuwe raad van toezicht. Ik heb daar veel vertrouwen in. In de brief die u wat te laat heeft gekregen, staat ook een door collega Hermans en collega Korthals en door mij uitgedragen opleidingsfilosofie, waar ik graag met de Kamer uitvoerig over zou willen spreken.
Voorzien is, dacht ik, in het grotestedenbeleid, en als een onderdeel van de convenanten met de G25, ook de veiligheid. Veiligheid gaat natuurlijk veel verder dan alleen maar politie-inzet. De hele bestuurlijke kant, waar mevrouw Scheltema op wijst, is ongehoord belangrijk. Als het bestuur heel erg daarmee bezig is – dat is lokaal natuurlijk het integraal veiligheidsbeleid – is er zoveel werk uit handen te nemen, ook weer van de politie. Daar wijst de heer Rietkerk, dacht ik, terecht op in de nota die ik van zijn hand heb gelezen, van het CDA.
De heer Niederer had nog een vraag over de flexibiliteit, maar daar heb ik mijns inziens al op geantwoord.
De heerNiederer(VVD)
Het ging mij vooral om de sociale infrastructuur, de hulpvraag in de grote steden en de ontkokering op de departementen. Het gaat om de flexibiliteit en daarvan verwacht ik veel van deze minister.
MinisterPeper
Ja, maar u heeft wel haast. Net als ik, trouwens. Ik heb uw boodschap begrepen en dat geeft mij een enorme steun in de rug en ook in die van de heer Korthals, zie ik.
De heerNiederer(VVD)
Maar nu even alle gekheid op een stokje. Kunnen wij dit element volledig in het integraal veiligheidsprogramma verwachten, zodat wij de principiële discussie dan ook kunnen voeren?
MinisterPeper
Mij wordt aangeraden om "ja" te zeggen!
De heerNiederer(VVD)
Heel veel succes dan!
MinisterPeper
Voorzitter! Mevrouw Scheltema heeft een motie ingediend over de uitstroomproblematiek, waarvan ik mij afvraag of die wel nodig is. Het zal ook in de convenanten en in de planning van werk- zaamheden van de korpsen aan de orde komen en bovendien is deze problematiek in ieder geval zo oud als ik besta als iemand die zich met politie bezighoudt. Zij moet er dan ook een beetje voor uitkijken om het helemaal exclusief te maken. Er zijn ongehoord veel mensen die gewoon in de korpsen blijven. Het is mij dus niet geheel onbekend, maar het is een vrij oud vraagstuk. Het is ook niet alleen maar in de Randstad en het is ook niet zo gemakkelijk om te zeggen dat zij niet mogen "bewegen" omdat zij een contract voor vijf jaar hebben. Het kan natuurlijk allemaal wel, maar dat is nog niet zo simpel. Men moet niet erg veel verwachten van de regering anders dan het bespreken van de problemen, want zij runt die korpsen echt niet. Zij kan het aan de orde stellen en eens kijken waar het aan ligt om het te kunnen tackelen. Als mevrouw Scheltema niet te veel van de motie verwacht, is er mijns inziens weinig bezwaar tegen haar motie.
MevrouwScheltema-de Nie(D66)
Natuurlijk verwacht ik er niet alles van, maar wel íéts. Het probleem bestaat allang en escaleert nu. In toenemende mate hebben de korpsen, zeker de grote, hier last van. Ik heb een aantal vrij eenvoudige maatregelen genoemd. Van rijkswege kan, zeker bij de toedeling van nieuwe agenda, wel degelijk de eis worden gesteld dat zijzelf de opleiding moeten verzorgen. Dit soort eenvoudiger oplossingen moeten denkbaar zijn. Wil de minister daarover nadenken en ons rapporteren?
MinisterPeper
Gaarne, maar denkt u niet dat het eenvoudig is en dat het beperkt is tot de Randstad. Ook in andere delen van het land is dit aan de orde.
Aan het adres van de heer Van den Berg merk ik op dat wat mij betreft het lokale en regionale werk absolute prioriteit heeft. Daar gebeurt het werk. Daar wordt duidelijk wat men doet. Dat betekent ook dat men daar het politiewerk doet wat men van de politie verwacht. De nationale prioriteiten, afgezien van het feit dat men daar meestal in de regio's ook wel op komt – vandaar mijn relativering met betrekking tot de beleidsthema's – moeten natuurlijk terug te vinden zijn, maar het grootste deel zal toch bestaan uit de veiligheidszorg in buurten, wijken, steden en dorpen. Als daar aantoonbaar een redelijke mate van tevredenheid over bestaat, hebben wij mijns inziens een bijdrage geleverd aan dat veilige Nederland.
De heerVan den Berg(SGP)
Mijn vraag was hoe dat doorwerkt in de systematiek die de minister voor ogen heeft. Dan kan de afrekening niet alleen plaatsvinden op basis van landelijke beleidsprioriteiten. Daarin moeten ook andere weegfactoren worden gebracht.
MinisterPeper
Absoluut. Dat zult u ook zien in de factoren die wij u aanreiken. Het is natuurlijk een breed scala.
Tegen de heer Schutte merk ik op dat het rapport-Mans deze zomer wordt verwacht; dan gaan wij er verder over praten. Ik heb al gesproken over het convenant en de vertaling in het aantal van 2000, ook voor de komende jaren. Wij moeten dat kunnen terugvinden in de mensen die met bepaalde zaken bezig zijn. Dat is ook het interessante van die moeilijke opgave: 3000 en 2000 daarvan helder maken. Dat zullen wij doen.
De heerSchutte(GPV)
Maar dan helder maken naar twee kanten. Als het goed is, komen er executief 2000 mensen bij, maar welke offers moeten daarvoor gebracht worden? Wat zijn de effecten voor de organisatie?
MinisterPeper
Er wordt natuurlijk heel indringend met de korpsen gesproken. Dit is een extra aansporing aan onze kant om de financiële middelen voor die 3000 boven de markt te houden. De korpsen zijn nogal positief over de mogelijkheid om de 2000 zichtbaar te maken; daar heeft men voor getekend. Het vergt ook, zoals mevrouw Scheltema en anderen al zeiden, een prestatie van de regering. Dat wordt nog een heel stevige zaak.
MinisterKorthals
Voorzitter! De collegialiteit tussen de heer Peper en mij is van dien aard, dat hij zelfs de beantwoording van vragen voor zijn rekening heeft genomen die ik in mijn gedachten had.
De voorzitter:
Pakt u de vragen mee die hij heeft laten liggen?
MinisterKorthals
Nee, want die zijn er niet. Hij is zeer uitvoerig geweest. Ik had iets willen zeggen over het toevoegen van "geweld in huiselijke kring" aan landelijke prioriteiten, over de motie van de heer Rietkerk over vuurwapencriminaliteit en over de spanning waarover de heer Van den Berg sprak. Daar is de heer Peper echter al op ingegaan.
Wel wil ik over het geweld in huiselijke kring nog een aanvulling geven, zodat de scherpte in het betoog van de heer Peper door mijn bijdrage wat komt te verwateren. De Kamer heeft al gezegd dat geweld in huiselijke kring een geweldig belangrijk punt is. In Rotterdam vindt een project met een piepersysteem plaats om vrouwen te beschermen die door vervelende ex-echtgenoten worden achtervolgd. Dat willen wij wellicht gaan uitbreiden naar geweld in huiselijke kring. Nadat dat onderzoek dan is afgerond, kunnen wij bekijken of het bij de prioriteiten moet worden gevoegd. Laten wij namelijk in hemelsnaam oppassen met van alles weer een prioriteit te maken. Daarmee verwateren namelijk de prioriteiten die wij gesteld hebben. Ik sta dus duidelijk afwijzender tegenover de motie op dit punt dan collega Peper. Wij beiden zijn er niet erg voor geporteerd.
Over het vuurwapengeweld heeft hoofdcommissaris Van Hoorn een rapport geschreven. De hoofdcommissarissen zullen dat voor hun rekening nemen. De invulling daarvan moeten zij primair in hun regio's zien te bewerkstelligen. Wij monitoren dat goed, zoals dat tegenwoordig deftig heet. Over de spanning, genoemd door de heer Van den Berg, is al genoeg gesproken.
De voorzitter:
De motie-Scheltema-de Nie/Van Heemst (26345, nr. 7) is in die zin gewijzigd, dat de overweging thans luidt:
"overwegende, dat het in toenemende mate lastig wordt voldoende politiemensen te werven;".
Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 9 (26345).
De ministers hebben op een aantal punten al gereageerd op de moties die zijn ingediend. Ik kan u melden dat het in hun voornemen ligt om nog deze week een schriftelijke reactie op enkele moties naar de Kamer te sturen, opdat vóór de stemmingen helder is wat hun advies ten aanzien van die moties is. Wanneer die brief op korte termijn komt, kunnen wij wellicht volgende week dinsdag stemmen. Anders gebeurt dat op een nader moment, nadat die brief bij de Kamer is binnengekomen.
Verder zijn er toezeggingen gedaan over stukken en notities die de Kamer nog zullen bereiken. Wij wachten die af. Als commissie noteren wij dit nauwgezet om de bewindslieden hier ook aan te kunnen houden. Een van die stukken, zo heeft de minister van Binnenlandse Zaken helder gezegd, zal de Voorjaarsnota zijn. Dat zal dus wel over de financiën gaan. De minister was er zeer op gespitst om te weten wat daarin zal staan. Vanaf dit moment zijn wij dat als commissie die de politiezaken behartigt zeker ook.
Sluiting 17.40 uur.
Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (
Plv. leden: Van den Doel (VVD), Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Wijn (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Nicolaï (VVD), Van Oven (PvdA), Brood (VVD), Apostolou (PvdA), Kuijper (PvdA), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Eurlings (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP) en Essers (VVD).
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), voorzitter, Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), O.P.G. Vos (VVD), Van Wijmen (CDA), Patijn (VVD), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks), Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA) en Brood (VVD).
Plv. leden: Balkenende (CDA), Verhagen (CDA), Wagenaar (PvdA), Van Vliet (D66), Arib (PvdA), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), De Graaf (D66), Karimi (GroenLinks), Schutte (GPV), Santi (PvdA), Van den Doel (VVD), Rietkerk (CDA), Rijpstra (VVD), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Passtoors (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), Eurlings (CDA) en Kamp (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26345-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.