26 338
Vreemdelingenbewaring

nr. 5
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 2000

Tijdens het Algemeen Overleg d.d. 3 maart 1999 inzake de notitie Vreemdelingenbewaring heb ik met uw Kamer gesproken over de door mij in de betreffende notitie aangekondigde vervroeging van de rechterlijke toets in vreemdelingenbewaringszaken.

Vanuit de vaste commissie voor Justitie is het verzoek gekomen om te bezien of het mogelijk is deze vervroeging zo spoedig mogelijk in te voeren, in casu voor de inwerkingtreding van de Nieuwe Vreemdelingenwet.

Ik heb toen toegezegd dit verzoek welwillend te willen bezien. Door middel van deze brief doe ik deze toezegging gestand.

Ter voorbereiding op de invoering van de vervroeging van de rechterlijke toets in vreemdelingenbewaringszaken is een pilot van start gegaan om de gevolgen voor de uitvoeringspraktijk in kaart te brengen. Deze pilot liep van 26 maart jl. tot 27 mei jl. De evaluatie van deze pilot is inmiddels afgerond.

Uit deze evaluatie bleek dat alvorens tot implementatie van de vervroegde rechterlijke toets kan worden overgegaan een aantal organisatorische maatregelen dienen te worden getroffen, die met name betrekking hebben op het logistieke vlak.

De betrokken organisaties zullen zich immers moeten gaan instellen op de verwerking van een groter aantal bij de rechter aangebrachte zaken en in het verlengde daarvan moeten voorzieningen worden getroffen door met name de rechtbanken en de vervoersdienst (DV&O) van de Dienst Justitiële Inrichtingen.

De voorbereiding daartoe en het implementeren van de treffen voorzieningen zal nog enige tijd in beslag nemen.

Om deze reden heb ik besloten niet eerder over te gaan tot invoering van de vervroegde rechterlijke toets dan bij de inwerkingtreding van de Nieuwe Vreemdelingenwet.

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

Naar boven