Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26337 nr. 1;128 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26337 nr. 1;128 |
Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 24 november 1998
Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 3 december 1998.
De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 2 januari 1999.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 6 maart 1997 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen de Partijen bij het Noord-Atlantisch Verdrag inzake de beveiliging van gegevens, met bijlagen (Trb. 1998, 187 en 256).1
Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.
De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.
In 1952 werden door de partijen bij het op 4 april 1949 te Washington tot stand gekomen Noord-Atlantisch Verdrag (NAVO-verdrag; Stb. J 355) beleidsafspraken gemaakt over de beveiliging van de gerubriceerde gegevens van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO). Deze afspraken werden vastgelegd in een vertrouwelijk NAVO-document, het zogenoemde «Security Agreement». Die overeenkomst is echter op een aantal punten verouderd, zoals een inmiddels achterhaalde paragraaf over beveiliging van patenten en het ontbreken van een paragraaf over personele beveiliging. Om deze reden en de reden dat bij de lidstaten van de NAVO een grote behoefte ontstond aan een adequate juridische basis om de in de NAVO-beveiligingsvoorschriften neergelegde personele beveiligingsregels ten uitvoer te kunnen brengen, is in het kader van de NAVO onderhandeld over een verdrag, het onderhavige, dat thans ter goedkeuring wordt voorgelegd.
In dit artikel is de algemene verplichting vastgelegd. Gerubriceerde informatie die in het kader van de NAVO wordt uitgewisseld tussen de NAVO en de lidstaten, alsmede tussen de lidstaten onderling, wordt beveiligd en beschermd in overeenstemming met de hoogte van de rubricering. Voorts wordt die informatie uitsluitend gebruikt voor de doeleinden zoals neergelegd in het NAVO-verdrag en mag zij niet ter beschikking worden gesteld van derden zonder uitdrukkelijke toestemming van de opsteller. Teneinde ieder misverstand uit te sluiten is in de bijlagen I en II bij het verdrag een definitie gegeven van het begrip informatie en van het begrip NAVO.
De bedoeling van het onderhavige artikel is de partijen de garantie te verschaffen dat de door hen ingebrachte gerubriceerde gegevens met de grootst mogelijke zorg worden behandeld op een niveau dat minimaal gelijkwaardig is aan hun nationale voorschriften. Wat Nederland betreft, is die verplichting, aangezien alle NAVO-gerubriceerde gegevens als staatsgeheim aangemerkt worden, voorzien in de Aanwijzingen van 20 januari 1989 voor de beveiliging van staatsgeheimen en vitale onderdelen van de Rijksdienst, in het bijzonder onder de punten 3, 15.2 en 46 (Stcrt. 1989, 26). Onder punt 46 wordt bepaald dat staatsgeheimen tenminste behandeld worden volgens het «need to know»-principe en het «clean desk»-systeem. De meeste NAVO-lidstaten stellen deze garantie als voorwaarde voor het ter beschikking stellen van nationaal gerubriceerde informatie.
Dit artikel geeft aanwijzingen met betrekking tot de nationale invulling van de beveiligingsverplichtingen. Er dient een nationale beveiligingsorganisatie te zijn die verantwoordelijk is voor de implementatie van de tussen de partijen overeengekomen minimum beveiligingseisen, opdat sprake is van een gelijkwaardig beveiligingsniveau. De coördinatie hiervan geschiedt in Nederland door de eerste ondergetekende; de verantwoordelijkheid deelt hij met de Minister van Defensie. De uitvoering is opgedragen aan de Binnenlandse Veiligheidsdienst, voor de civiele sector, en aan de Militaire Inlichtingendienst, voor de militaire sector.
Dit artikel stelt eisen ten aanzien van personen die in het kader van hun werkzaamheden toegang moeten hebben tot «CONFIDENTIEEL» of hoger gerubriceerde informatie. Deze eisen komen overeen met de eisen die gesteld worden aan «vertrouwensfuncties», zoals gedefinieerd in de artikelen 1 en 3 van de Wet veiligheidsonderzoeken van 10 oktober 1996 (Stb. 1996, 525); in die wet is onder artikel 13 eveneens het veiligheidsonderzoek geregeld. Iedere NAVO-lidstaat is uitsluitend verantwoordelijk voor personen die de nationaliteit van die lidstaat bezitten.
Op grond van dit artikel is de Secretaris-Generaal van de NAVO verantwoordelijk voor de toepassing door de diverse NAVO-onderdelen van de relevante artikelen uit het onderhavige verdrag. In verband met het feit dat onder de NAVO ook de militaire structuur wordt begrepen en het feit dat daarbij de verschillende onderdelen hun eigen verantwoordelijkheden kennen, is in Bijlage III een overlegstructuur vastgelegd.
Dit artikel bepaalt dat het onderhavige verdrag het aangaan door de NAVO-lidstaten van andere beveiligingsverdragen niet uitsluit, mits die verdragen de toepassing van dit verdrag niet aantasten.
Dit artikel regelt de opzegging van het verdrag. Deze opzegging, die met in achtneming van een termijn van één jaar dient te geschieden, tast de onder het verdrag verworven rechten en verplichtingen van de NAVO-lidstaten niet aan, zodat de uitgewisselde gegevens verdragsconform behandeld dienen te blijven.
De bijlagen I, II en III maken een integrerend onderdeel uit van het onderhavige verdrag en zijn gelet op hun inhoud aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de bijlagen behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht van goedkeuring terzake voorbehouden.
Evenals het NAVO-verdrag zal het onderhavige verdrag, voor wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland gelden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Peper
De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,
E. L. Herfkens
De Minister van Defensie,
F. H. G. de Grave
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26337-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.