26 301
Lidmaatschap Veiligheidsraad

nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 1999

Hierbij bied ik u mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking een verslag aan over de werkzaamheden van de Veiligheidsraad in de maand oktober 1999.

ALGEMEEN

Rusland was in oktober voorzitter van de Veiligheidsraad.

De Veiligheidsraad stemde in met de verlenging van het mandaat van de VN-missie in de Centraal-Afrikaanse Republiek, MINURCA. De desbetreffende resolutie voorzag verder in een geleidelijke afbouw van MINURCA en in een overgang van deze missie naar een post-conflict en peace-building missie.

De Raad aanvaardde unaniem een resolutie ter oprichting van de VN-vredesmissie in Sierra Leone, UNAMSIL. Deze missie zal toezien op de naleving van het staakt-het-vuren, de vredesovereenkomst van Lomé en de toegang van humanitaire hulpverlening.

De Raad veroordeelde in harde bewoordingen de moord op de twee VN-medewerkers in Burundi, waaronder de Nederlandse Saskia von Meijenfeldt. Zowel de Burundese regering als een VN-team onderzoeken de toedracht.

De Raad gaf toestemming voor de oprichting van de UN Transitional Authority in East Timor (UNTAET), die de volledige verantwoordelijkheid zal dragen voor het bestuur en voor de wetgevende en uitvoerende macht in Oost-Timor.

De Secretaris-Generaal informeerde de Raad over zijn reis naar Bosnië-Herzegowina en Kosovo en deed een klemmend beroep om UNMIK financieel te blijven steunen. Nederland heeft besloten tot een extra bijdrage van 15 miljoen dollar.

Het op Russisch initiatief georganiseerde open debat over de bestrijding van internationaal terrorisme werd afgesloten met aanvaarding van een resolutie, waarin terrorisme in alle verschijningsvormen werd veroordeeld.

AFRIKA

Angola

De Veiligheidsraad gaf op 15 oktober toestemming voor de oprichting van het United Nations Office in Angola (UNOA), dat onder andere zal toezien op de humanitaire situatie in Angola.

Burundi

Onder Secretaris-Generaal Prendergast verzorgde op 5 oktober een briefing over de situatie in Burundi en de voortgang van het Arusha-proces. Hij schetste een somber beeld: vastgelopen vredesbesprekingen, een verslechterende veiligheidssituatie en een gebrek aan voldoende internationale steun.

Eén van de oorzaken voor de vertraging van het vredesproces was het feit dat nog niet alle partijen, onder andere die van Jean Bosco, aan het Arusha proces deelnamen. Hierdoor was het steeds moeilijker om donoren te vinden die het proces ondersteunden.

In samenhang met de toename van de gewelddadigheden verslechterde tevens de humanitaire situatie. Momenteel waren er meer dan 300 000 ontheemden.

De leden van de Raad deelden de zorg en verzochten het VN-secretariaat voorstellen te doen om het vredesproces op gang te houden.

Op 14 oktober veroordeelde de Raad in harde bewoordingen de moord op de twee VN-medewerkers in Burundi, waaronder de Nederlandse WFP-deskundige Saskia von Meijenfeldt. De Raad riep de Burundese regering op de schuldigen te straffen.

Onder Secretaris-Generaal Prendergast bevestigde tijdens een briefing voor de Veiligheidsraad op 22 oktober nogmaals bovengenoemd beeld. Extremistische krachten kregen steeds meer de overhand. In een persverklaring deelde de Veiligheidsraad de zorgen over de hervatting van het geweld, waardoor ook de humanitaire situatie in Burundi verslechterde. Een opvolger voor bemiddelaar Nyerere moest spoedig worden aangesteld om het Arusha-vredesproces te kunnen voortzetten. De Raad sprak steun uit voor de voorgenomen missie van Onder Secretaris-Generaal Prendergast naar de regio om aanbevelingen te kunnen doen ter bevordering van de vrede in Burundi.

Nederland drong aan op onderzoek naar de moord op de twee VN-medewerkers, waaronder de Nederlandse Saskia von Meijenfeldt. De VN had de Burundese regering gevraagd om een onderzoek naar de moorden en had ook een eigen onderzoeksteam naar Burundi gestuurd dat spoedig een rapport zou uitbrengen aan de Secretaris-Generaal over de toedracht.

Centraal Afrikaanse Republiek

De Veiligheidsraad besprak op 13 oktober het rapport van de Secretaris-Generaal over de VN-missie in de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR), MINURCA.

Assistent Secretaris-Generaal Annabi gaf een korte toelichting op het rapport. De verkiezingen waren goed verlopen, zoals ook internationale waarnemers bevestigden. President Patassé was in de eerste ronde van de presidentiële verkiezingen herkozen voor zes jaar. Hervorming van het leger en de economie was echter nauwelijks van de grond gekomen.

De Secretaris-Generaal stelde voor om de vredeshandhavende missie MINURCA af te bouwen, met gelijktijdige opbouw van vredesbevorderende activiteiten. Het mandaat van MINURCA moest naar zijn mening met drie maanden worden verlengd tot 15 februari 2000. In deze periode zou de sterkte van MINURCA in drie stappen worden teruggebracht van ruim 1300 tot 185 personen per 15 februari. Dit contingent was nodig om de veiligheid van het VN-personeel te waarborgen. Na 15 februari zou tevens een politiek VN-kantoor worden geopend.

Nederland verwelkomde het rapport van de Secretaris-Generaal en diens aanbevelingen. De internationale gemeenschap moest actief betrokken blijven bij de CAR. Nederland tekende hierbij aan dat die betrokkenheid afhankelijk is van de mate waarin de CAR zelf ernst maakte met het proces van hervormingen.

De Veiligheidsraad aanvaardde op 22 oktober unaniem een resolutie ter verlenging van het mandaat van MINURCA. Tevens riep de resolutie de regering van de Republiek op de noodzakelijke hervormingen door te voeren die de vrede in de CAR zouden kunnen bestendigen.

Democratische Republiek Congo

Onder Secretaris-Generaal Miyet deelde tijdens een briefing voor de Veiligheidsraad op 25 oktober mee dat de plaatsing van militaire waarnemers in de Democratische Republiek Congo (DRC) langzamer liep dan verwacht. De eerste bijeenkomst na de ondertekening van het Lusaka-akkoord van zowel het politieke comité (PC) als de gezamenlijke militaire commissie (JMC) had plaatsgevonden. Ook kon een bezoek van het VN «assessment»-team, dat een eventuele vredesoperatie in kaart moest brengen, niet doorgaan omdat de DRC-regering weigerde de nodige veiligheidsgaranties te geven. Binnen de DRC bestond, aldus Miyet, een grote mate van achterdocht over een VN-optreden, dat uiteindelijk «de rebellen zou willen bevoordelen».

De humanitaire situatie in de DRC was nog steeds zorgwekkend: meer dan 800 000 vluchtelingen. Ook namen berichten over ernstige schendingen van de mensenrechten toe.

De leden van de Raad deelden de zorgen van Miyet. Van Afrikaanse zijde werd voorts naar voren gebracht dat er bij de voorbereiding van vredesoperaties op het Afrikaanse continent altijd problemen rezen, dit in tegenstelling tot slagvaardiger optreden van de internationale gemeenschap in andere werelddelen.

Sierra Leone

De Veiligheidsraad aanvaardde op 22 oktober een resolutie ter oprichting van de VN-vredesmissie in Sierra Leone, UNAMSIL. Deze missie zal toezien op de naleving van het staakt-het-vuren, de vredesovereenkomst van Lomé en de toegang van humanitaire hulpverlening. De vredesmissie zal nauw samenwerken met ECOMOG, de militaire waarnemersmissie van de Economic Community of West African States (ECOWAS) in Sierra Leone. De VN-missie zal bovendien steun verlenen aan het proces van ontwapening, demobilisatie en herintegratie van oud-strijders.

In het debat in de Veiligheidsraad legde Nederland nadruk op het belang van effectieve ontwapening, demobilisatie en herintegratie van ex-strijders voor het welslagen van het vredesproces. Nederland wees verder op de noodzaak om degenen die verantwoordelijk waren voor de begane wreedheden ter verantwoording te roepen. Daarom moest de Waarheids- en Verzoeningscommissie zo snel mogelijk van start gaan.

Somalië

Assistent Secretaris-Generaal Fall en Onder Secretaris-Generaal Vieira de Mello verzorgden op 27 oktober een briefing over de ontwikkelingen in Somalië.

Fall deelde mee dat de afgelopen maanden enige voortgang op het diplomatiek-politieke front was geboekt op basis van initiatieven van President Guelleh van Djibouti, huidig voorzitter van IGAD, waar niet direct afwijzend door Somalische facties op was gereageerd. De komende IGAD-top (Intergovernmental Authority on Development) zal de voorstellen bespreken.

De Mello deed verslag van zijn reis naar diverse landen in de regio. De gemeenschappen in het zuiden van Somalië hadden het hard te verduren door oorlog en geweld, maar ook door natuurrampen en slechte oogsten. Internationale steun was onontbeerlijk. De situatie in het noorden was stabieler. De Mello benadrukte de rol van de «civil society» en met name de rol van de Somalische vrouwen bij het zo goed mogelijk laten functioneren van de maatschappij en bij het bevorderen van verzoening.

In een persverklaring ondersteunde de Raad de initiatieven van president Guelleh. De verklaring sprak ook grote waardering uit voor de rol die vrouwen spelen.

MIDDEN-OOSTEN

Irak

Uitvoerend directeur UNICEF, mevrouw Carol Bellamy, rapporteerde op 28 oktober aan de Veiligheidsraad over haar recente bezoek aan Irak. Zij bevestigde de cijfers van het zojuist verschenen UNICEF rapport over kindersterfte: in het noorden van Irak was sprake van een afname van de ondervoeding van kinderen onder de vijf jaar. In het midden en zuiden van Irak was daarentegen de kindersterfte aanzienlijk toegenomen. Bellamy had tegenover de Iraakse regering het belang van het zogenaamde «targeted nutrition programme» (TNP) benadrukt. De eerste goederen van het TNP waren daadwerkelijk gedistribueerd.

De leden van de Veiligheidsraad, waaronder Nederland, spraken steun uit voor de werkzaamheden van UNICEF.

EUROPA

Kosovo

De Veiligheidsraad kreeg op 11 oktober een briefing van Assistent Secretaris-Generaal Annabi over de situatie in Kosovo. De veiligheidssituatie bleef gespannen met diverse aanslagen, bedreigingen en brandstichting. Annabi onderstreepte dat de Kosovo Protection Force (KPC) geen voortzetting was van het UCK. Tien procent van het Korps zou uit Serviërs en andere minderheden bestaan. Annabi informeerde de Raad vervolgens over een aantal maatregelen van UNMIK, waaronder de invoering van een eenvoudig belastingsysteem.

Rusland meende dat de implementatie van resolutie 1244 onbevredigend verliep, met name op het gebied van de demilitarisering van het UCK en de handhaving van de soevereiniteit en territoriale integriteit van FRJ. De maatregelen die UNMIK nam, konden worden geïnterpreteerd als stappen op weg naar onafhankelijkheid van Kosovo.

In een persverklaring op 14 oktober veroordeelde de Veiligheidsraad de moord op de Bulgaarse VN-medewerker in Pristina.

De Secretaris-Generaal informeerde de Veiligheidsraad op 21 oktober over zijn reis naar Kosovo. Hij kondigde aan voorstellen te doen ter versterking van de UNMIK-politietaken ten behoeve van de veiligheid van de bevolking van Kosovo. (Op 28 oktober stelde de Secretaris-Generaal voor de omvang van de UNMIK-internationale politiemacht te vergroten van 3110 politiefunctionarissen tot 4718).

Hij betreurde het vertrek van de Serviërs uit de Kosovo Transitional Council naar aanleiding van de oprichting van het Kosovo Protection Corps. De Secretaris-Generaal deed een klemmend beroep om UNMIK financieel te blijven steunen. Nederland heeft besloten tot een extra bijdrage van 15 miljoen dollar.

Alle leden van de Raad betuigden hun steun voor UNMIK, KFOR en de Speciale Vertegenwoordiger van SGVN Kouchner. Nederland sprak zorg uit over berichten dat minderheden (niet alleen Serviërs en Roma, maar steeds vaker ook Slavische Moslims en Turks sprekende Kosovaren) in toenemende mate slachtoffer van geweld zijn. Wel constateerde Nederland dat KFOR er in ieder geval in leek te zijn geslaagd de problematische positie van de Kosovaarse Serviërs enigszins te stabiliseren (verminderd aantal gewelddaden en beperktere uittocht).

Bosnië-Herzegowina

De samenwerking tussen de VN-instellingen en SFOR was goed, aldus de Secretaris-Generaal in een briefing voor de Veiligheidsraad op 21 oktober naar aanleiding van zijn reis naar Bosnië-Herzegowina. Hij was onder de indruk van de vorderingen van de wederopbouw. Voor de opbouw van Bosnië-Herzegowina als rechtsstaat was hulp van de VN op het gebied van de civiele politie, onafhankelijk rechtssysteem, goed bestuur en effectieve grensbewaking vereist. De terugkeer van de vluchtelingen bleef achter bij de verwachtingen. Hoge werkloosheid en de eigendomsproblematiek leken de belangrijkste oorzaken. De Secretaris-Generaal wees bovendien op de noodzaak oorlogsmisdadigers te arresteren.

De Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal voor Bosnië-Herzegowina, Klein, betoogde in zijn briefing voor de Veiligheidsraad op 26 oktober dat achter de betrekkelijke stabiliteit van Bosnië-Herzegowina in feite instabiliteit schuilging. Er waren nog steeds drie etnisch verschillende legers, de terugkeer van vluchtelingen verliep moeizaam, oorlogsmisdadigers liepen nog steeds vrij rond en de economische situatie was slecht. Niettemin signaleerde Klein bij de politieke leiding van Bosnië-Herzegowina de overgang van instemming naar samenwerking.

De belangrijkste missie van de internationale gemeenschap in Bosnië-Herzegowina was de vestiging van een rechtsstaat. Hij schetste uitvoerig de voortgang van de reorganisatie van de politie en de oprichting van een multi-etnische politiestructuur op nationaal niveau. Ook was een begin gemaakt met de formatie van een multi-etnische civiele politie-eenheid voor VN-operaties, waarmee Bosnië-Herzegowina in staat zou zijn een bijdrage aan internationale vredesmissies elders te leveren.

Met het oog op de bescherming van VN-personeel bepleitte Klein de oprichting van een kleine, bewapende politie-eenheid.

Nederland sprak waardering uit voor het werk van Klein en UNMIBH, maar stelde vast dat de vooruitgang traag was.

Prevlaka

Onder Secretaris-Generaal Miyet verzorgde op 29 oktober een briefing over de VN-missie in Prevlaka (UNMOP) en over de mondelinge aanbevelingen van het VN-Secretariaat aan Kroatië en FRJ ter bespoediging van een oplossing van het probleem rond Prevlaka.

Deze aanbevelingen behelsden intensivering van de onderhandelingen en vertrouwenwekkende maatregelen.

De leden van de Veiligheidsraad stemden in met de aanpak van het Secretariaat en riepen de partijen op serieus aan een oplossing te werken. Nederland wees erop dat voor een analyse van het geschil tussen de FRJ en Kroatië over Prevlaka de verhoudingen binnen FRJ (tussen Montenegro en Servië) mede in ogenschouw moesten worden genomen.

AZIË

Afghanistan

De Veiligheidsraad aanvaardde op 15 oktober unaniem de, mede door Nederland ingediende, resolutie 1267, waarin sanctiemaatregelen tegen de Taliban werden aangekondigd indien niet voor 14 november a.s. Usama bin Laden zou worden uitgeleverd.

De Speciaal Afgezant van de Secretaris-Generaal Brahimi was uiterst pessimistisch over de kansen op vooruitgang in Afghanistan. In een briefing voor de Veiligheidsraad op 18 oktober maakte hij zich vooral zorgen over het lot van de Afghaanse bevolking, die zich met de winter in aantocht in nijpende omstandigheden bevond. De veiligheidssituatie in Kabul was iets verbeterd nu de frontlinie zich weer op grotere afstand bevond. Brahimi vreesde echter dat resolutie 1267 een negatieve invloed zou kunnen hebben op de veiligheidssituatie van buitenlandse hulpverleners. De VN aarzelde dan ook om de speciale VN-missie in Afghanistan (UNSMA) opnieuw permanent in Kabul te stationeren.

Het politieke vredesproces zat geheel in het slop. De Taliban trok zich niets aan van oproepen van buurlanden om de gevechten te staken en de buurlanden zelf gingen door met het leveren van wapens en munitie.

Gezien de desperate situatie in Afghanistan heeft de Secretaris-Generaal besloten de activiteiten van zijn Speciale Afgezant voorlopig te bevriezen.

De Veiligheidsraad sprak op 22 oktober grote zorg uit over het voortdurende conflict. In een Presidentiële Verklaring riep de Raad partijen, met name de Taliban, op om onder VN-vlag de onderhandelingen te hervatten. Het United Front of Afghanistan had diverse malen bereidheid getoond tot onderhandelingen met de Taliban. Inmenging in het conflict door derde partijen, door middel van betrokkenheid van buitenlandse strijders en wapenleveranties, dienden onmiddellijk te worden stopgezet. Het voortdurende gebruik van Afghaans grondgebied, met name dat in handen van de Taliban, voor het trainen van terroristen en het voorbereiden van terroristische activiteiten werd krachtig veroordeeld.

Oost-Timor

Onder Secretaris-Generaal Miyet presenteerde op 7 oktober de voorstellen van de Secretaris-Generaal ter instelling van een overgangsbestuur in Oost-Timor («UN Transitional Administration in East-Timor», UNTAET). UNTAET zou de volledige verantwoordelijkheid voor het bestuur in Oost-Timor dragen en op basis van een robuust mandaat het gehele wetgevende en uitvoerende gezag uitoefenen. De operatie, onder leiding van een Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal zou moeten bestaan uit drie componenten:

– governance en openbaar bestuur, inclusief civiele politie (ongeveer 1640 personen)

– humanitaire hulp en urgente rehabilitatie

– militaire component, bestaande uit 8590 blauwhelmen en 200 militaire waarnemers.

Naar verwachting zal Interfet rond half januari 2000 vervangen worden door de militaire component van UNTAET.

De Veiligheidsraad aanvaardde op 25 oktober een resolutie ter instelling van UNTAET, conform bovengenoemd mandaat. In de resolutie werd voorts gewezen op de noodzaak van nauwe samenwerking met de Oost-Timorezen met het oog op een zo spoedig mogelijke overdracht van verantwoordelijkheden. De Indonesische autoriteiten werden verantwoordelijk gehouden voor de veiligheid van vluchtelingen in West-Timor en elders in Indonesië en voor hun veilige terugkeer naar Oost-Timor, alsmede voor het stopzetten van gewelddadige en intimiderende activiteiten van de milities aldaar.

De resolutie riep alle partijen op mee te werken aan onderzoeken van schendingen van internationaal humanitair recht en van mensenrechten.

Nederland wees op het grote belang van een soepele overgang van peacekeeping naar post-conflict peacebuilding en derhalve van samenwerking met de Oost-Timorezen. Nederland vroeg speciale aandacht voor de situatie van vluchtelingen in West-Timor, met name daar waar milities nog actief zijn.

ALGEMEEN

Open debat inzake de bestrijding van internationaal terrorisme

Het op Russisch initiatief georganiseerde open debat over de bestrijding van internationaal terrorisme op 19 oktober werd afgesloten met aanvaarding van een resolutie, waarin terrorisme in alle verschijningsvormen werd veroordeeld. De resolutie benadrukte de coördinerende rol van de VN bij de bestrijding van terrorisme. Staten werden opgeroepen om samen te werken in de bestrijding en het voorkomen van terrorisme.

Nederland benadrukte de sectorale benadering, d.w.z. het isoleren van de verschillende specifieke verschijningsvormen van terrorisme en het ontwikkelen van maatregelen ter bestrijding en voorkoming van terroristische uitingen. Daarnaast vestigde Nederland de aandacht op de wijze van bestrijding. Hard optreden was in sommige situaties onvermijdelijk, maar burgers mochten nooit het slachtoffer worden van indiscriminatoir geweld bij terrorismebestrijding. Gewelddadig optreden moest proportioneel zijn en een zo beperkt mogelijk karakter hebben, gericht op handhaving van de openbare orde.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Acties van de veiligheidsraad & mondelinge uitspraken voorzitter aan de pers

Oktober 1999

RegioAgendapuntActieNr. Datum
AFRIKAAngolaResolutieS/RES/1268/199915–10
 BurundiPersverklaring 5–10
  Persverklaring 22–10
 Centraal-Afrikaanse RepubliekResolutieS/RES/1271/199931–8
 Sierra LeoneResolutieS/RES/1270/199922–10
 SomaliëPersverklaring 27–10
EUROPAKosovoPersverklaring  14–10
AZIEAfghanistanResolutie Voorzitters-verklaringS/RES/1267/199 S/PRST/1999/2915–10 22–10
 Oost-TimorResolutie S/RES/1272/199925–10
DIVERSENInternationaal terrorismeResolutieS/RES/1269/199919–10
Naar boven