26 301
Lidmaatschap Veiligheidsraad

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 1999

Hierbij bied ik u mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking een verslag aan over de werkzaamheden van de Veiligheidsraad in de maand september 1999.

ALGEMEEN

Nederland was in september voorzitter van de Veiligheidsraad en maakte van de gelegenheid gebruik een aantal Nederlandse beleidsprioriteiten te benadrukken.

De integrale benadering kwam tot uiting in het goed ontvangen ministeriële debat over kleine wapens.

Het open debat over de bescherming van burgers in gewapend conflict, een humanitair onderwerp bij uitstek, valt eveneens onder de integrale noemer.

De speciale aandacht van Nederland voor Afrika kwam tot uitdrukking in het door de Minister-President voorgezeten open debat over de situatie in Afrika, waarbij circa 50 sprekers het woord voerden.

Nederland gaf invulling aan de beoogde transparantie door waar mogelijk in formele zittingen ook niet-leden van de Raad gelegenheid te geven aan het debat deel te nemen, i.c. dat over Oost-Timor, de bescherming burgers in gewapend conflict en dat over Afrika.

De agenda van de Veiligheidsraad werd tijdens de eerste twee weken beheerst door de situatie in Oost-Timor. In korte tijd kwam een resolutie tot stand waarmee een internationale vredesmacht werd geautoriseerd.

Positieve ontwikkelingen waren te melden in een aantal Afrikaanse landen. In de Centraal Afrikaanse Republiek was de eerste ronde van de presidentiële verkiezingen rustig en efficiënt verlopen. De rebellengroepering RCD had het Lusaka-vredesakkoord met betrekking tot de Democratische Republiek Congo ondertekend en de Raad zal zo snel mogelijk het mandaat van de nieuwe VN-vredesmissie in Sierra Leone goedkeuren.

De Veiligheidsraad nam afscheid van Dame Ann Hercus, Hoofd van de VN-missie in Cyprus en van mevrouw Louise Arbour, aanklager van het ICTY en van het Rwanda Tribunaal.

Op 20 september ging de 54e zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) van start met een toespraak van Secretaris-Generaal Kofi Annan. Zoals gebruikelijk vonden in deze periode van het Algemeen Debat in de AVVN minder reguliere zittingen van de Veiligheidsraad plaats.

AFRIKA

Open debat Afrika

Onder voorzitterschap van de Minister-President vond op 29 en 30 september het open debat over de situatie in Afrika plaats.

De Secretaris-Generaal opende het debat en legde, conform zijn meest recente voortgangsrapport, de nadruk op de positieve ontwikkelingen in Afrika. De Afrikaanse landen die hun eigen verantwoordelijkheid daadwerkelijk namen ten aanzien van goed politiek en economisch beleid en bestuur, verdienden meer steun van de internationale gemeenschap dan tot dusverre werd ontvangen. Afrika zat niet verlegen om goede nieuwe ideeën, maar om daden en concreet resultaat. Als de Verenigde Naties en de Veiligheidsraad geloofwaardig wilden blijven, dienden zij op een consistente manier en zonder onderscheid te kunnen reageren op crises in verschillende plaatsen in de wereld.

De Secretaris-Generaal van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid, Salim Salim, legde de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid die Afrikanen in steeds meer gevallen namen bij het oplossen van problemen die vaak ook door Afrikanen zelf waren veroorzaakt. Voor de consolidatie van vrede en veiligheid was echter meer steun van de internationale gemeenschap vereist.

Als voorzitter van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid, riep de Algerijnse Permanent Vertegenwoordiger de VN op zich in Afrika met een zelfde toewijding bezig te houden met conflictpreventie en humanitaire hulp als elders in de wereld. Hij kwalificeerde het debat over de verhouding soevereiniteit en mensenrechten als een zeer gevaarlijke tendens.

De leden van de Veiligheidsraad wezen in hun interventies op de positieve ontwikkelingen in Afrika, zoals de voortschrijdende democratisering en de bereikte vredesovereenkomsten. De noodzaak tot ondersteuning en versterking van regionale vredeshandhavende capaciteit werd benadrukt. Zo konden Afrikanen beter in staat worden gesteld de verantwoordelijkheid voor vrede en veiligheid in eigen hand te nemen.

De niet-leden, waaronder veel Afrikaanse landen, constateerden «double standards»: een gebrek aan politieke wil om in Afrikaanse context woorden in daden om te zetten, waar dit in Kosovo en Oost-Timor wel met vastberadenheid was gebeurd.

De aanwezigen deelden de opvatting dat de sleutel tot vrede en veiligheid in de eerste plaats in Afrika zelf lag, met name op het gebied van economisch beleid en goed bestuur. De internationale gemeenschap droeg verantwoordelijkheid op het gebied van vredeshandhaving en humanitaire hulp. Veelvuldig werd gepleit voor schuldverlichting, hogere ODA-percentages, meer samenwerking op het gebied van gezondheidszorg en betere markttoegang voor Afrikaanse produkten.

De tekst van de interventie van de Minister-President is bijgevoegd.

Centraal Afrikaanse Republiek

Assistent Secretaris-Generaal Annabi deelde de Veiligheidsraad op 14 september mee dat de presidentiële verkiezingen in de Centraal Afrikaanse Republiek met een week waren uitgesteld tot 19 september (eerste ronde) en 10 oktober (tweede ronde).

De oppositiepartijen vonden dat zij te weinig tijd hadden gehad voor hun campagne. Bovendien was het technisch niet mogelijk om de stembureaus tijdig gereed te hebben. De leden van de Veiligheidsraad betuigden door middel van een persverklaring hun instemming met het uitstel van de verkiezingen.

Assistent Secretaris-Generaal Annabi rapporteerde op 28 september dat de eerste ronde van de presidentiële verkiezingen in de Centraal Afrikaanse Republiek rustig en efficiënt was verlopen, zoals door MINURCA en onafhankelijke waarnemers was vastgesteld. Hoewel de uitslag van de verkiezingen pas 3 oktober bekend zou worden gemaakt, leek President Patassé volgens inofficiële bronnen fors voor te liggen op zijn tegenstanders.

De Veiligheidsraad nam kennis van de rapportage van Annabi door middel van een persverklaring.

Democratische Republiek Congo

Onder Secretaris-Generaal Prendergast en Assistent Secretaris-Generaal Annabi verzorgden op 2 september een briefing over de situatie in de Democratische Republiek Congo (DRC). De belangrijkste politieke ontwikkeling was dat de rebellengroepering RCD (Rassemblement Congolais pour la Democratie) op 31 augustus het Lusaka vredesakkoord had ondertekend. Toch bleef sprake van onenigheid tussen de verschillende RCD-facties, met name over de vraag wie een vertegenwoordiger voor de Joint Military Commission zou mogen leveren.

Prendergast deelde mee dat er meer dan 300 000 vluchtelingen in de DRC waren. De toegang tot hulpbehoevenden was verbeterd. De VN-organisaties in Kinshasa werkten aan een document voor een strategie van wederopbouw en humanitaire hulp. Annabi deelde mee dat de eerste 27 militaire liaison officieren op 7 september zouden vertrekken naar de verschillende hoofdsteden.

De leden van de Veiligheidsraad bleken tevreden over de ondertekening van het vredesakkoord door de RCD, maar dit was pas een eerste stap in de lange weg naar vrede.

De voorzitter van de Raad legde een korte persverklaring af.

Het Nederlandse Voorzitterschap belegde op 21 september een korte, formele vergadering van de Veiligheidsraad om president Chiluba van Zambia, die nauw betrokken is bij de vredesinspanningen, de gelegenheid te geven nadere informatie te verschaffen over de ontwikkelingen in de DRC.

President Chiluba benadrukte dat de partijen volledig aan het vredesproces waren gecommitteerd. Hij riep de Raad op zo spoedig mogelijk een vredesmacht naar de DRC te sturen, en sprak de verwachting uit dat een eventuele vredesmacht zou kunnen bestaan uit troepen uit Afrikaanse landen. Desgevraagd meldde Chiluba dat het conflict in de DRC een Afrikaans conflict was en dat Afrikaanse landen verantwoordelijk waren voor het vinden van een oplossing. Maar voor de implementatie van de oplossing zou internationale (financiële) steun nodig zijn. President Chiluba meldde voorts dat niet alleen sprake was van vredeshandhaving, doch ook van vredesafdwinging. In het eventuele mandaat van de vredesmacht zou de Raad adequate voorzieningen moeten opnemen voor ontwapening van de vele groeperingen binnen de DRC.

Er werden geen verklaringen afgelegd.

Sierra Leone

De Veiligheidsraad besprak op 28 september het rapport van de Secretaris-Generaal over de waarnemersmissie in Sierra Leone, UNOMSIL. Assistent Secretaris-Generaal Annabi benadrukte de wens van de Secretaris-Generaal snel over te gaan tot de inzet van een «nieuwe», multinationale en neutrale VN-vredesmacht in Sierra Leone, UNAMSIL, zoals in het Lomé-vredesakkoord is voorzien. De Veiligheidsraad werd opgeroepen de structuur en het mandaat van deze nieuwe missie zo snel mogelijk te autoriseren.

Nederland onderschreef de noodzaak snel tot ontplooiing over te gaan. De vrede in Sierra Leone was zeer fragiel en dit momentum moest nu vooral worden vastgehouden. Het gebrek aan medewerking van de zijde van rebellen en de spanningen onderling werden genoemd als belangrijke potentiële struikelblokken in het vredesproces. De Britse ontwerp-resolutie ter autorisatie van de nieuwe VN-missie in Sierra Leone, UNAMSIL, zal waarschijnlijk half oktober worden aangenomen.

Westelijke Sahara

De Veiligheidsraad aanvaardde op 13 september unaniem een resolutie, waarmee het mandaat van de VN-vredesmissie in de Westelijke Sahara (MINURSO) met 3 maanden werd verlengd tot 14 december 1999. De verlenging van het mandaat maakt het mogelijk om de identificatie en registratie van kiezers voor het referendum over de toekomstige status van de Westelijke Sahara te complementeren. De resolutie was ingediend als (Nederlandse) voorzitterstekst hetgeen impliceert dat de overige leden van de Veiligheidsraad geen interventie pleegden.

EUROPA

Cyprus

Op 15 september verzorgde de Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal voor Cyprus en tevens hoofd van de VN-missie in Cyprus (UNFICYP), Dame Ann Hercus (Nieuw-Zeeland) haar laatste briefing over de ontwikkelingen op Cyprus.

De kloof tussen de Turks-Cypriotische en de Grieks-Cypriotische gemeenschappen nam in haar ogen toe en er heerste een klimaat van verbittering en wantrouwen. Recentelijk was echter sprake van enige toenadering tussen Griekenland en Turkije: de Turkse en Griekse ministers van Buitenlandse Zaken waren «on speaking terms»; de positieve signalen dat Turkije binnenkort in aanmerking zou komen voor de status van kandidaatlid van de Europese Unie en de contacten tussen beide landen naar aanleiding van de aardbevingen hadden daartoe bijgedragen.

Via een persverklaring spraken de leden van de Raad hun waardering uit voor het werk van Mevrouw Hercus, die om persoonlijke redenen haar functie heeft neergelegd.

Kosovo

De Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal voor Kosovo, Kouchner, verklaarde in een briefing voor de Veiligheidsraad op 10 september dat UNMIK op alle fronten vooruitgang had geboekt, in het bijzonder op het gebied van herstel van orde en rust, herstel van openbare voorzieningen en nutsbedrijven, herstel van de economie en begeleiding van de stroom terugkerende vluchtelingen. UNMIK behoorde tot de snelst ontplooide VN-operaties. Van het grootste belang was dat met de Kosovo Transitional Council een forum in het leven was geroepen, waarin alle partijen zonder uitzondering vertegenwoordigd waren. De Council kwam nu wekelijks bijeen.

De internationale politie zou binnenkort een aantal taken overnemen in Pristina, waaronder het strafrechtelijk onderzoek. De politieacademie van de nieuwe Kosovaarse politie was op 7 september van start gegaan met een etnisch gemengde samenstelling.

Het Trustfund was bijna leeg en aanvulling was dringend gewenst.

Als prioritaire aandachtsvelden voor de toekomst noemde Kouchner veiligheid, demilitarisering en transformatie UCK alsmede wederopbouw.

De demilitarisering van het UCK was een zaak voor KFOR. Na 19 september kon iedereen die met wapens en in het uniform van UCK rondliep, worden gearresteerd. Bovendien was, aldus Kouchner een mentaliteitsverandering nodig om een einde te maken aan de cultuur van geweld, wraak en eigenrichting in Kosovo.

Alle delegaties spraken hun waardering uit voor Kouchner en diens team.

De Veiligheidsraad kreeg op 28 september een briefing van Assistent Secretaris-Generaal Annabi naar aanleiding van het recente rapport van de Secretaris-Generaal over UNMIK. Annabi spitste zijn betoog toe op het besluit van de Speciale Vertegenwoordiger Kouchner om het Kosovo Protection Corps (KPC) op te richten.

De Serviërs hadden uit bezorgdheid over de oprichting van KPC hun medewerking aan de Kosovo Transitional Council opgeschort en hadden verklaard dat parallel aan de KPC een Servisch Defensie Corps zou moeten worden opgericht. Voor wat betreft de Servische samenwerking met UNMIK en KFOR putte Annabi hoop uit het feit dat de Serviërs nog wel deelnamen aan de «Joint Security Working Group».

De leden van de Veiligheidsraad reageerden langs verwachtbare lijnen. Rusland en China meenden dat het besluit tot oprichting van het KPC niet in overeenstemming was met resolutie 1244, aangezien die tot doel had om de KLA geheel te demilitariseren. De andere leden van de Raad noemden de beslissing van Kouchner verstandig. Het was duidelijk dat de KPC een compromis was: meer dan sommige Veiligheidsraadleden wensten en minder dan de KLA wilde.

AZIË

Oost-Timor

Over de situatie op Oost-Timor heb ik U uitvoerig geïnformeerd tijdens het Algemeen Overleg d.d. 7 september jl. en d.d. 15 september jl. en in mijn brieven van 6 september 1999 (kenmerk DAO/ZO-99/341) en 13 september 1999 (kenmerk DAO/ZO-99/349). Voorts werd U per brief van 20 september (kenmerk DAO/ZO-99/355) onder andere ingelicht over de situatie op West-Timor.

De kwestie Oost-Timor eiste zeer veel aandacht van het Nederlandse voorzitterschap op. De missie van de Veiligheidsraad en het open debat over Oost-Timor hebben in belangrijke mate bijgedragen aan de druk op de Indonesische regering. De resolutie waarmee de internationale vredesmacht werd gemandateerd kwam in zeer korte tijd tot stand.

ALGEMEEN

Joegoslavië/Rwanda Tribunalen

Op 14 september keek de scheidende openbare aanklager van het ICTY en van het Rwanda Tribunaal, Mevrouw Louise Arbour, in een zakelijke briefing terug op de opbouw van beide tribunalen in de afgelopen drie jaar.

Het Rwanda Tribunaal noemde zij een succes, omdat hooggeplaatsten ter verantwoording waren geroepen voor genocide en misdaden tegen de mensheid mèt ruime medewerking van Afrikaanse staten.

Voor het ICTY zag zij als voornaamste probleem juist het gebrek aan medewerking van bepaalde landen, waarvan zij Kroatië en de FRJ met name noemde. Aangezien het Tribunaal in zijn functioneren door dit gebrek aan medewerking werd belemmerd, had de aanklager haar toevlucht tot «sealed indictments» genomen. De taak die het ICTY zich in Kosovo gesteld ziet is enorm: sedert het begin van het onderzoek waren ruim honderd massagraven onderzocht en voor het invallen van de winter moesten nog zeker 50 plaatsen worden onderzocht. Mevrouw Arbour ontkende stellig dat het onderzoek zich in het bijzonder op slachtoffers van een bepaalde etniciteit zou richten. Het onderzoek was non-discriminatoir.

Mevrouw Arbour onderstreepte dat de Veiligheidsraad, die immers beide tribunalen in het leven had geroepen, een belangrijke rol kon spelen door bij lidstaten op volledige medewerking aan te dringen.

De Nederlandse Permanent Vertegenwoordiger sprak op nationale titel grote waardering uit over het door mevrouw Arbour verzette werk.

Bescherming burgers in gewapend conflict

Op 16 en 17 september vond een open debat plaats over het thema «Bescherming van Burgers in Gewapend Conflict» op basis van het rapport van de Secretaris-Generaal, dat follow-up gaf aan de presidentiële verklaring van februari jl. toen op initiatief van Canada eveneens een debat over het onderwerp plaats vond (zie mijn brief van 2 maart jl.,kenmerk 99/DVN-PZ/010).

De Secretaris-Generaal stelde in de introductie van zijn rapport dat burgers niet alleen slachtoffer zijn van gewapend conflict maar steeds vaker ook bewuste doelwitten. Respect voor menselijk leven en menselijke waarden ontbrak veelal geheel. De Secretaris-Generaal noemde met name de conflicten in Angola, Colombia, Sierra Leone, Kosovo en Oost-Timor.

Volgens de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens, mevrouw Robinson, is menselijke veiligheid onherroepelijk verbonden met internationale veiligheid. Vandaar dat de Veiligheidsraad een belangrijke taak heeft met betrekking tot het beschermen van mensenrechten en het voorkomen van ernstige schendingen op grote schaal. Mevrouw Robinson benadrukte het belang van accountability en herhaalde haar aanbeveling om een internationale onderzoekscommissie ten behoeve van Oost-Timor op te zetten.

Volgens de meeste leden had de Veiligheidsraad een eigen verantwoordelijkheid inzake humanitaire crises. In gevallen van systematische schendingen van humanitair recht stond internationaal recht «enforcement action» toe. China wees militaire actie buiten de Veiligheidsraad om af. Kwesties als mensenrechten en humanitaire aangelegenheden konden beter in de Algemene Vergadering of ECOSOC worden besproken. Ook de Russische Federatie zag geen rol weggelegd voor de Veiligheidsraad in humanitaire aangelegenheden en vond dat het Internationale Rode Kruis meer instrumenten ter beschikking moesten worden gesteld. Van de niet-leden toonden vooral Egypte en India zich fel gekant tegen een ruimere opvatting van het mandaat van de Veiligheidsraad.

Vrijwel alle delegaties spraken zich uit tegen straffeloosheid en benadrukten het belang van accountability. Plegers van misdaden tegen de mensheid dienden rekenschap af te leggen voor deze daden en dienden te worden berecht. Veel delegaties verwelkomden de instelling van een Internationaal Strafhof.

Veel delegaties spraken zich uit voor een breed, geïntegreerd mandaat voor vredesmachten, waardoor de bescherming van burgers voor, in of na conflictsituaties, zo goed mogelijk gegarandeerd kon worden.

Zonder uitzondering benadrukten delegaties dat humanitaire werkers niet het slachtoffer mochten worden van geweld en hun werkzaamheden in veilige omstandigheden zouden moeten kunnen uitvoeren.

Nederland vroeg in zijn interventie, evenals Rusland en Finland, namens de EU, aandacht voor de internationale «Fact-Finding» Commissie zoals voorzien in artikel 90 van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Geneefse Conventies van 1949. Partijen zouden vaker een beroep kunnen doen op dit orgaan, dat onderzoek kon doen naar vermeende schendingen van internationaal humanitair recht.

Na afloop van het debat nam de Veiligheidsraad unaniem een resolutie aan, waarin onder andere is gesteld dat de Raad uiterlijk april 2000 uitwerking moet geven aan de aanbevelingen van de Secretaris-Generaal, zoals

– eventuele ontplooiing van een preventieve vredesoperatie of van een andere preventieve, controlerende aanwezigheid indien er indicaties zijn voor uitbarstingen van geweld gericht tegen burgers;

– opzetten van een permanent technisch evaluatie mechanisme van VN- en regionale sancties om de impact van sancties op burgers te onderzoeken.

De door Nederland gepropageerde inschakeling van de Internationale Humanitaire Fact-Finding Commissie is ook opgenomen.

Kleine wapens

Op 24 september jl. besprak de Veiligheidsraad onder mijn voorzitterschap het thema kleine wapens. Ik informeerde u reeds terzake per brief van 27 september jl., kenmerk DVB/WW-671/99.

Op Rusland en Namibië na waren alle leden van de Raad op ministerieel niveau vertegenwoordigd. Unaniem werd steun uitgesproken voor het Nederlandse initiatief. De meeste delegaties zagen in de bestrijding van de proliferatie van kleine wapens een belangrijke taak weggelegd voor de Veiligheidsraad. Ik bepleitte een taak op drie gebieden: de bevordering van vrijwillige moratoria op wapenexporten naar conflictregio's, de verhoging van de effectiviteit van VN-wapenembargo's en de opname van een ontwapenings-, demobilisatie- en reïntegratiecomponent in mandaten voor VN-vredesoperaties. De presidentiële verklaring die na afloop van het debat kon worden aangenomen, weerspiegelt de Nederlandse opvattingen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Naar boven