26 301
Lidmaatschap Veiligheidsraad

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 12 juli 1999

Hierbij bied ik u mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking een verslag aan over de werkzaamheden van de Veiligheidsraad in de maand juni 1999.

ALGEMEEN

Gambia bekleedde in de maand juni het voorzitterschap van de Veiligheidsraad.

Juni was een druk bezette maand, waarin de Veiligheidsraad de mandaten van de VN-vredesoperaties in Sierra Leone (UNOMSIL), Cyprus (UNFICYP) en Bosnië (UNMIBH) verlengde en daarnaast instemde met de oprichting van nieuwe VN-missies in Oost-Timor (UNAMET) en Kosovo (UNMIK).

Nederland was in juni Voorzitter van de Coordination and Drafting Group (CDG) voor voormalig Joegoslavië en heeft in die hoedanigheid de ontwerp-resolutie over Kosovo ingediend, die uiteindelijk met veertien voorstemmen en een Chinese onthouding is aangenomen.

De situatie in Afrika bleef de aandacht van de Veiligheidsraad opeisen, met name de ontwikkelingen in Ethiopië en Eritrea, maar ook die in de Democratische Republiek Congo en Angola. Op initiatief van Nederland legde de Voorzitter van de Veiligheidsraad een persverklaring af over het conflict tussen Ethiopië en Eritrea, waarin zorg wordt uitgesproken over de humanitaire situatie en de partijen worden opgeroepen toegang te verlenen aan de humanitaire hulpverleners. De zorgwekkende veiligheidssituatie in Oost-Timor heeft de Secretaris-Generaal doen besluiten om de volksraadpleging in Oost-Timor, aanvankelijk voorzien voor 8 augustus aanstaande, met twee weken uit te stellen.

De aangepaste Brits-Nederlandse ontwerpresolutie over Irak werd op 22 juni jl. ingediend in de Veiligheidsraad.

Zoals tijdens het Algemeen Overleg met de vaste kamercommissie voor Buitenlandse Zaken op 22 juni jl. werd toegezegd, zal in dit verslag dieper worden ingegaan op de ontwikkelingen inzake de Democratische Republiek Congo en Oost-Timor.

AFRIKA

In de Veiligheidsraad werd op 15 juni gesproken over de voortgang van de resoluties 1196, 1197 en 1209, die vorig jaar door de Veiligheidsraad zijn aangenomen naar aanleiding van het rapport van de Secretaris-Generaal over conflicten in Afrika.

Assistent Secretaris-Generaal Ibrahim Fall gaf een overzicht van de stappen die de afgelopen maanden door het VN-secretariaat waren gezet. Uitgangspunten daarbij waren de nauwe samenhang tussen vraagstukken van vrede en veiligheid en ontwikkelingsvraagstukken, als ook de versterking van de relatie tussen de VN en (sub) regionale organisaties, zoals de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAE).

In het debat dat op de briefing volgde werd de noodzaak van een goede follow-up van de aanbevelingen van de Secretaris-Generaal erkend. Alle leden van de Raad onderstreepten het belang van de brede aanpak: conflicten in Afrika kunnen alleen worden opgelost als ook gezocht wordt naar een oplossing voor het probleem van de armoede. De ECOSOC en de gespecialiseerde VN-organisaties zouden daarbij een belangrijke rol moeten spelen. Bovendien moet de institutionele versterking van de relatie tussen de OAE en VN verder worden uitgevoerd.

Nederland heeft in dit verband gesuggereerd dat de OAE zou kunnen werken aan een algemeen raamwerk van samenwerking met andere organisaties op het gebied van vredeshandhaving. De versterking van het OAE conflictpreventie-mechanisme wordt mede door Nederland gefinancierd.

Angola

De Canadese voorzitter van het sanctiecomité Angola, Ambassadeur Fowler, presenteerde op 7 juni in een voorlopig rapport de bevindingen van zijn reis naar Zuidelijk en Centraal Afrika, waarin opgenomen een aantal aanbevelingen om de effectiviteit van het sanctiecomité te vergroten en een aantal innovatieve maatregelen voor de verbetering van de uitvoering van het sanctieregime jegens UNITA. Volgens Fowler was zijn reis nuttig geweest om aan de autoriteiten in de regio duidelijk te maken dat het de Veiligheidsraad ernst was met de implementatie van het sanctieregime jegens UNITA. Fowler zal in juli naar Europa reizen en na afloop daarvan zijn rapport aanvullen. Het was niet zijn doel geweest om sanctieovertredingen op te sporen. Dat zou een taak voor expert-panels zijn. De belangrijkste aanbeveling van Ambassadeur Fowler betreft de plaatsing van VN-monitors met expertise op het gebied van douane-inspectie in relevante plaatsen in de regio.

Bij de bespreking van de aanbevelingen uit het rapport van Ambassadeur Fowler heeft Nederland naar voren gebracht dat de grote mogendheden een belangrijke bijdrage aan de verbetering van het regime konden leveren door inlichtingencapaciteit voor de controle op de naleving van de sancties ter beschikking te stellen.

In een verklaring aan de pers verwelkomde de Veiligheidsraad het rapport van Fowler en de nieuwe impuls die hiermee gegeven wordt aan de uitvoering van de sancties. In de verklaring stelde de Raad bovendien uit te zien naar een spoedig begin van de werkzaamheden van de expert-panels.

Op 22 juni deed Onder Secretaris-Generaal Miyet verslag van zijn recente bezoek aan Luanda, medio juni, dat tot doel had afspraken te maken over de toekomstige VN-presentie in Angola. Het resultaat van het bezoek van Miyet was mager. Hij was niet ontvangen door President Dos Santos, maar door de Minister van Buitenlandse Zaken, Miranda.

Miyet had alle argumenten die pleiten voor een multi-disciplinaire VN-presentie in Luanda tegenover Miranda uiteengezet.

Een dergelijke missie zou moeten bestaan uit een politieke, een mensenrechten-, een humanitaire en een kleine militaire component. De gehele personele omvang zou 50 à 60 personen bedragen. De VN-presentie («antenne») in Luanda zou slechts een passieve rol krijgen en van enige vorm van bemiddeling in het politieke proces zou geen sprake zijn.

Het Angolese regeringsstandpunt blijft echter dat een VN-presentie moet worden ondergebracht bij de UNDP Resident Representative voor Angola. Minister Miranda had bovendien gesteld dat slechts een beperkt aantal mensenrechten waarnemers nodig zou zijn. Deze konden zich beperken tot «peacebuilding» gerelateerde activiteiten; monitoring was niet nodig.

De leden van de Veiligheidsraad toonden zich onomwonden teleurgesteld en ontevreden over het magere en inconclusieve resultaat van de gesprekken. Unaniem spraken de delegaties hun onverminderde steun uit voor de vestiging van een multi-disciplinaire VN-presentie in Luanda.

Nederland sprak zorg uit over het standpunt van Minister Miranda inzake de mensenrechtencomponent, die eerder nooit onderwerp van discussie was geweest. De Gambiaanse voorzitter legde een verklaring af aan de pers, waarin de Veiligheidsraad het belang onderstreepte van voortzetting van consultaties met de Angolese regering over een VN-presentie.

Centraal Afrikaanse Republiek

Op 3 juni informeerde Assistent Secretaris-Generaal Annabi de Veiligheidsraad over het rapport van de Secretaris-Generaal over de activiteiten van de VN-missie in de Centraal Afrikaanse Republiek (MINURCA) en andere relevante ontwikkelingen in het land. Volgens het rapport is er enige voortgang met betrekking tot de voorbereidingen van de verkiezingen. De datum van de presidentsverkiezingen is vastgesteld op 5 september 1999. Een eventuele tweede ronde zou conform de grondwet drie weken later moeten plaatsvinden. MINURCA zal bij deze verkiezingen actief betrokken zijn en onder andere verkiezingswaarnemers opleiden. De kosten hiervan zullen uit vrijwillige bijdragen gedekt moeten worden.

Namens Nederland en de overige leden van de Veiligheidsraad riep de Voorzitter van de Veiligheidsraad internationale donors op financieel en materieel bij te dragen aan de presidentiële verkiezingen. In de persverklaring toonde de Veiligheidsraad zich tevreden met de geboekte vooruitgang, maar uitte tegelijkertijd ook bezorgdheid over de ernst van de economische situatie en het gebrek aan inkomsten voor de overheid, dat onder andere tot achterstanden in salarisbetalingen had geleid.

Democratische Republiek Congo

De Speciale Gezant van de Secretaris-Generaal voor de Democratische Republiek Congo (DRC), Niasse, deed op 21 juni in de Veiligheidsraad verslag van zijn gesprekken met de partijen die bij het conflict in de DRC zijn betrokken. Hij was tot de conclusie gekomen dat een oplossing voor de DRC gepaard moest gaan met het gelijktijdig aanpakken van de problemen in Rwanda, Uganda en Burundi. Er kon slechts een blijvende oplossing worden bereikt als ook in deze landen aan democratisering en verzoening werd gewerkt (een «package deal»). Hij onderschreef in dit verband het belang van een internationale conferentie, waar een allesomvattende regeling zou moeten worden afgesproken.

Nederland heeft reeds verschillende malen aangeboden een dergelijke internationale conferentie te ondersteunen. Nederland is echter van mening dat het initiatief voor een dergelijke conferentie bij de Afrikaanse leiders uit de regio dient te liggen.

Daarnaast moet ook in de DRC zelf een proces van interne verzoening van start gaan. Niasse was gematigd optimistisch over de kansen dat op 26 juni een staakt-het-vuren zou kunnen worden ondertekend door alle betrokken partijen.

Inmiddels wordt duidelijk dat de onderhandelingen inderdaad beduidend trager lopen dan men aanvankelijk had gehoopt. Op dit moment vormt het grootste struikelblok de volgorde van terugtrekking van de verschillende legers in de DRC. President Kabila van de DRC weigert zijn troepen en die van zijn bondgenoten terug te trekken voordat Rwanda en Uganda zich hebben teruggetrokken. Rwanda en Uganda weigeren dit zolang zij geen garantie krijgen dat zij niet langer worden bedreigd door guerrillagroepen die vanuit de aangrenzende Kivu-provincies in DRC opereren. In de komende dagen zal moeten blijken of en hoe de betrokken partijen tot overeenstemming kunnen komen.

Zuid Afrika heeft tijdens de onderhandelingen aangegeven haar leger als vredesmacht in de DRC te willen inzetten. De exacte invulling van dit aanbod is nog onbekend.

Op 24 juni werd een Presidentiële verklaring aangenomen, waarin de Raad zich opnieuw committeert aan de soevereiniteit, territoriale integriteit en politieke onafhankelijkheid van de DRC en van alle andere staten in de Grote Meren regio. De Raad roept alle partijen op onmiddellijk een staakt-het-vuren over een te komen en constructief te participeren in het overleg op 26 juni in Lusaka, Zambia. De regionale bemiddelingspogingen van de OAE en de «Southern African Development Community (SADC) kregen ondersteuning van de Veiligheidsraad.

Nederland maakt zich zorgen over het ontbreken van de politieke wil bij de betrokken partijen om te komen tot een structurele en vreedzame oplossing van het conflict. Nederland heeft middels bovengenoemde Veiligheidsraadverklaringen, verschillende EU-verklaringen en in bilaterale contacten met de betrokken landen meerdere malen zijn zorg uitgesproken over de verslechterende situatie in de DRC en aangedrongen op het onmiddellijk beginnen van onderhandelingen tussen alle betrokken partijen. De hoge humanitaire en financiële kosten van de oorlog en de steeds verslechterende mensenrechtensituatie bedreigen de sociale en economische samenhang van een groot deel van Sub-Sahara Afrika met alle rampzalige gevolgen van dien.

Op aandringen van Nederland is inmiddels een EU-verklaring aangenomen m.b.t. de bestrijding van wapenhandel naar en in de Grote Meren-regio. Nederland is in overleg met de verschillende Europese partners om uitvoering te geven aan dit initiatief.

Ethiopië/Eritrea

Op 3 juni vond onder de Arria-formule een bijeenkomst plaats tussen de leden van de Veiligheidsraad en Minister Ouédraogo van Buitenlandse zaken van Burkina Faso.

Burkina Faso was afgelopen jaar voorzitter van de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAE) en zal in juli a.s. het voorzitterschap overdragen aan Algerije.

Minister Ouédraogo hield een feitelijk betoog over de stappen die de OAE in de bemiddeling van het conflict tussen Ethiopië en Eritrea had gezet. Hij benadrukte het belang van het OAE-raamwerk als de basis voor de vredesbesprekingen tussen beide landen. Hij stelde dat de verschillen tussen beide landen klein waren geworden en dat daarmee zicht op een oplossing was gekomen.

Assistent Secretaris-Generaal Fall informeerde de Veiligheidsraad op 23 juni over de militaire en diplomatieke situatie in het conflict tussen Ethiopië en Eritrea. De afgelopen weken was het conflict herhaaldelijk opgelaaid, aldus Fall. Hij benadrukte het risico dat het conflict naar andere gebieden zou overslaan. Op politiek-diplomatiek niveau is er weinig vooruitgang geboekt. De High-Level Delegation (HLD, bestaande uit de Ministers van Buitenlandse Zaken van Burkina Faso, Djibouti en Zimbabwe) had geprobeerd een document op te stellen ter implementatie van het OAE-framework. Beide partijen waren echter niet bereid praktische stappen daartoe te nemen. Volgens Fall moest het voortouw meer bij de Secretaris-Generaal van de OAE komen te liggen en moest men zich richten op gesprekken met de vechtende partijen en minder energie steken in de onderlinge onderhandelingen binnen de HLD.

Op verzoek van Nederland gaf Kevin Kennedy namens het Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA) een overzicht van de steeds verslechterende humanitaire situatie. Kennedy wees erop dat de humanitaire organisaties geen toegang hadden tot de conflictgebieden en derhalve niet in staat waren om daar hulp te bieden of zelfs te beoordelen in welke mate assistentie nodig was.

In de discussie in de Veiligheidsraad bleken veel delegaties gefrustreerd over het geringe uitzicht op een oplossing van het conflict, de matige voortgang die de OAE heeft geboekt bij haar bemiddeling en de «backbencher»-rol die de Veiligheidsraad speelde. De Veiligheidsraad zou actiever betrokken moeten zijn bij de diplomatieke inspanningen. Na afloop van de OAE-Top in Algiers, begin juli, zou het moment voor de Raad zijn gekomen om bij voorkeur in een gesprek met de Secretaris-Generaal van de OAE te bezien in hoeverre de Veiligheidsraad actiever zou kunnen opereren in de diplomatieke inspanningen ter oplossing van het conflict.

Na afloop legde de voorzitter van de Veiligheidsraad een persverklaring af, gebaseerd op door Nederland voorgestelde elementen. In de verklaring wordt, naast een oproep tot een onmiddellijk en onvoorwaardelijk staakt-het-vuren, ingegaan op de humanitaire situatie. Bovendien worden de strijdende partijen opgeroepen toegang te verlenen aan humanitaire hulpverleners.

Sierra Leone

Op 11 juni heeft de Raad bij resolutie 1245 het mandaat van de VN-missie in Sierra Leone (UNOMSIL) verlengd voor een periode van zes maanden.

De Secretaris-Generaal heeft in zijn rapport de stand van zaken in het vredesproces in Sierra Leone beschreven, dat van start is gegaan nadat de onderlinge besprekingen tussen de rebellen met een position-paper van het Revolutionary United Front (RUF) waren afgesloten en nadat op 18 mei een staakt-het-vuren was overeengekomen. De besprekingen concentreerden zich op de door de RUF geëiste terugtrekking van ECOMOG en buitenlandse troepen uit Sierra Leone, alsmede op de eis betrokken te worden bij het bestuur van het land.

De veiligheidssituatie blijft fragiel, aldus de Secretaris-Generaal. Ook na inwerkingtreding van het staakt-het-vuren zijn de rebellen de afgelopen maanden actief geweest. UNOMSIL blijft mensenrechtenschendingen constateren. De Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal voor Sierra Leone, Sankoh, heeft de steun van de internationale gemeenschap gevraagd voor een intern onderzoek naar de schendingen.

UNOMSIL zal zich de komende tijd intensief bezig houden met de facilitering van het vredesproces en het leggen van contacten met de verschillende rebellen-groeperingen. Het UNOMSIL-personeel zal afhankelijk blijven van de bescherming van ECOMOG. Daarom beveelt de Secretaris-Generaal aan dat ECOMOG onverminderd in Sierra Leone aanwezig blijft tot een daadwerkelijke vrede is bereikt.

Nederland heeft in de discussie gewezen op het belang van voortgaande aandacht voor de mensenrechtensituatie in Sierra Leone. In dit kader heeft Nederland het komende bezoek van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten, Mary Robinson, aan het land verwelkomd.

De onderhandelingen tussen de regering van Sierra Leone en de RUF rebellen in Lome hebben op 27 juni geleid tot een ontwerp-vredesovereenkomst. Na consultaties met de achterban zal de RUF-delegatie rond 1 juli terugkeren naar Lomé, waarna de vredesovereenkomst hopelijk kan worden gefinaliseerd en geformaliseerd. Op het moment dat een definitieve overeenkomst is gesloten, zal de Secretaris-Generaal aanbevelingen aan de Veiligheidsraad doen over de rol van de VN-missie in Sierra Leone (UNOMSIL).

Somalië

Assistent Secretaris-Generaal Fall maakte op 24 juni voor de leden van de Veiligheidsraad melding van aanhoudende gevechtshandelingen tussen de verschillende clans in Zuid- en Midden- Somalië. De humanitaire en militaire situatie leek nog te verslechteren. Fall benadrukte dat hij feiten en aantijgingen noch kon bevestigen noch kon ontkennen, daar de VN geen presentie ter plaatse heeft. Het VN-secretariaat bezag momenteel op welke wijze de VN in de toekomst haar rol in Somalië kon vormgeven. Verplaatsing van het United Nations Political Office for Somalia (UNPOS) van Nairobi naar Mogadishu was daarbij een van de opties, mits uiteraard de veiligheidssituatie dit zou toestaan.

Ook zou het Secretariaat een analyse maken van de verschillende, regionale initiatieven die ten aanzien van Somalië ter tafel lagen.

Nederland heeft zorg uitgesproken over de situatie en met name over de aanhoudende berichten over de bemoeienis van Ethiopië en Eritrea met de verschillende fracties in Zuid- en Midden-Somalië.

Westelijke Sahara

Op 28 juni verscheen het voortgangsrapport van de Secretaris-Generaal over de VN-missie in de Westelijke Sahara (MINURSO). Het rapport is relatief positief over de voortgang van het registratieproces in het mandaatsgebied van MINURSO. Op 29 juni heeft de Veiligheidsraad het rapport van de Secretaris-Generaal besproken. Alle delegaties gaven blijk van een zekere opluchting dat de partijen thans naar een oplossing schenen te werken en dat voortgang kon worden vastgesteld. Nederland uitte zich in het debat in gematigd optimistische zin. Optimistisch omdat er sprake was van vooruitgang en samenwerking van de partijen, maar met mate vanwege de moeizame ervaringen in het verleden.

MIDDEN-OOSTEN

Irak

De drie ontwerp-resoluties inzake Irak werden op 22 juni in de Veiligheidsraad formeel geïntroduceerd. Het Verenigd Koninkrijk introduceerde de Brits-Nederlandse ontwerp-resolutie. Rusland en Frankrijk verspreidden hun respectievelijke ontwerpen.

De meeste Veiligheidsraadleden bleken de Brits-Nederlandse tekst als basis voor de discussie te beschouwen. Brazilië, Argentinië, Slovenië en Bahrein zijn inmiddels co-sponsors van de resolutie geworden. Ook in het debat in de Raad op 28 juni kwamen de bekende meningsverschillen weer aan de orde, alhoewel alle delegaties naar een consensus-resolutie zeiden te streven. In de maand juli zal de discussie worden voortgezet.

Nederland heeft het feit dat de Veiligheidsraad zich weer als geheel over de kwestie Irak buigt verwelkomd. Nederland wil de eenheid en consensus in de Raad herstellen teneinde een krachtig signaal aan Irak te zenden. De Brits-Nederlandse resolutie stelt geen additionele eisen aan Irak, maar wil een geloofwaardig regime en de volledige samenwerking met Irak.

EUROPA

Cyprus

Joachim Hutter, Directeur van de afdeling Azië en Midden-Oosten van het Department of Peacekeeping Operations (DPKO), introduceerde op 24 juni het rapport van de Secretaris-Generaal over Cyprus en over de VN-missie in Cyprus, the United Nations Peacekeeping Force in Cyprus (UNFICYP).

Het rapport van de Secretaris-Generaal is naar aanleiding van de G8-verklaring van 20 juni aangepast. In deze verklaring wordt de Secretaris-Generaal aangespoord om in het najaar rechtstreekse onderhandelingen met de Cypriotische partijen te beginnen gericht op spoedige oplossing van het conflict in Cyprus.

Bovendien heeft de Secretaris-Generaal het voornemen bekend gemaakt mevrouw Ann Hercus te benoemen tot zijn Speciale Vertegenwoordiger voor Cyprus, ter opvolging van Cordovez.

De twee ontwerp-resoluties, respectievelijk ter verlenging van het mandaat van UNFICYP tot 31 december en over de kwestie Cyprus in het algemeen, zijn op 29 juni als Resolutie 1251 respectievelijk 1250 met algemene stemmen aangenomen..

Nederland heeft in het debat het G8-initiatief gesteund, met de kanttekening dat dit een ondersteuning van de inspanningen van de Secretaris-Generaal diende te zijn en niet een vervanging. Nederland betuigde tevens instemming met de benoeming van Ann Hercus. Bosnië-Herzegovina Assistent Secretaris-Generaal Annabi hield op 17 juni een inleiding over de VN-missie in Bosnië-Herzegovina (UNMIBH), langs de lijnen van het rapport van de Secretaris-Generaal. In het rapport beveelt de Secretaris-Generaal onder meer aan het mandaat van UNMIBH in dezelfde vorm en met dezelfde middelen met twaalf maanden te verlengen.

Annabi toonde zich redelijk optimistisch over de vooruitzichten van de werkzaamheden van UNMIBH. De herstructurering van de politie met etnische minderheden verliep weliswaar langzaam, maar er was toch sprake van enige vooruitgang. Binnenkort zal een tweede politieschool worden geopend in de RS (Republika Srpska).

Nederland heeft als CDG-voorzitter van de maand de ontwerp-resolutie met betrekking tot de verlenging van het mandaat van UNMIBH aan de Veiligheidsraad aangeboden.

In het debat heeft Nederland op nationale titel het belang van UNMIBH benadrukt en waardering uitgesproken voor mevrouw Rehn, de Speciale Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal voor Bosnië-Herzegovina. Op Nederlands verzoek ging Annabi nader in op de plannen en voorbereidingen voor de multi-etnische «border service».

Op 18 juni werd met algemene stemmen en zonder verklaringen resolutie 1247 aangenomen tot verlenging van het mandaat van UNMIBH.

Kosovo

Over de politieke ontwikkelingen inzake Kosovo die uiteindelijk hebben geleid tot de aanvaarding van Resolutie 1244, met veertien voorstemmen en een Chinese onthouding, op 10 juni en over de inhoud van deze resolutie heb ik Uw Kamer reeds uitvoerig ingelicht.

Op 14 juni verscheen het rapport van de Secretaris-Generaal ter uitvoering van Resolutie 1244, die inzicht geeft in de plannen van de VN met betrekking tot de civiele presentie in Kosovo. Het rapport voorziet in een operationeel concept voor de UN Interim Administration Mission in Kosovo (UNMIK), zie mijn brief d.d. 18 juni (kenmerk DEU-344/98).

Plaatsvervangend Secretaris-Generaal mevrouw Frechette deed op 17 juni verslag van haar gesprekken in Genève met onder meer EU, OVSE en NAVO over de nadere invulling van de civiele presentie in Kosovo. Gewerkt wordt aan duidelijke afspraken over de werkverdeling tussen de VN en andere betrokken internationale organisaties. Dat gold ook voor de samenwerking tussen UNMIK en KFOR. De Secretaris-Generaal hoopte uiteindelijk tot een coherente en geïntegreerde internationale strategie te komen, die enerzijds niets zal afdoen aan de leidende rol van de VN en anderzijds de expertise en de eigen verantwoordelijkheid van de ondersteunende internationale organisaties onverlet zal laten. Het eerstvolgende rapport van de SGVN zal voor 12 juli verschijnen en een meer gedetailleerde uitwerking van UNMIK bevatten.

Alle leden van de Raad spraken waardering uit voor de voortvarende aanpak van de VN bij de civiele implementatie. De Raad kon unaniem instemmen met het eerste rapport over UNMIK.

Nederland heeft in het debat naast waardering, gewezen op de noodzaak van de coördinatie met betrekking tot de civiele politietaken tussen OVSE en de VN en nadruk gelegd op de betrokkenheid van de internationale financiële instellingen bij de wederopbouw van Kosovo.

AZIE

Oost-Timor

De Veiligheidsraad nam op 11 juni met algemene stemmen resolutie 1246 aan waarin formeel wordt ingestemd met de oprichting van de VN-missie in Oost-Timor (UNAMET).

Op 16 juni informeerde Jamsheed Marker, de Persoonlijke Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal voor Oost-Timor, de Veiligheidsraad over de meest recente ontwikkelingen. Positieve punten waren de goede samenwerking van UNAMET met de Indonesische autoriteiten en de van start gegane informatiecampagne. Een van de elementen van deze campagne is een videotoespraak van de Secretaris-Generaal waarin hij het consultatieproces uitlegt en de rol van de VN daarin.

Over de veiligheidssituatie in Oost-Timor toonde Marker zich zeer bezorgd. De ontplooiing van UNAMET had in de steden Dili en Baukau weliswaar tot een verbetering van het veiligheidsklimaat geleid, in de provincie bleef de situatie nog steeds onveilig. De VN had bewijzen ontdekt van geweld in gebieden waar de pro-integratie milities actief waren, hetgeen tot duizenden ontheemden had geleid.

De leden van de Veiligheidsraad spraken in een verklaring unaniem hun steun uit voor de Secretaris-Generaal, zijn Persoonlijk Vertegenwoordiger en UNAMET. In de verklaring wees de Veiligheidsraad voorts op de in de 5 mei akkoorden vastgelegde verantwoordelijkheid van de Indonesische regering voor het scheppen van een stabiele en veilige situatie en werden alle partijen opgeroepen de nodige stappen te ondernemen om het consultatieproces vreedzaam en zonder intimidaties te laten verlopen. Tegelijkertijd sprak de Raad haar waardering uit voor de maatregelen die de Indonesische autoriteiten hadden genomen om een dergelijke situatie te verzekeren.

Op 23 juni besloot de Secretaris-Generaal de raadpleging van de Oost-Timorese bevolking, in eerste instantie voorzien op 8 augustus a.s., met twee weken uit te stellen in verband met de slechte veiligheidssituatie aldaar. Vooral de situatie op het platteland was nog steeds zeer gespannen. Volgens UNAMET hadden pro-integratie groeperingen daar nog steeds de vrije hand. Assistent Secretaris-Generaal De Soto besteedde in zijn briefing voor de Veiligheidsraad op 25 juni veel aandacht aan het uitstel van de volksraadpleging en de zorgwekkende veiligheidssituatie in Oost-Timor. Een grote meerderheid van de Veiligheidsraad, waaronder Nederland, toonde begrip voor het besluit van de Secretaris-Generaal.

Op 29 juni jl. legde de Veiligheidsraad een verklaring af, waarin zij de aanval op een regionaal kantoor van UNAMET op dezelfde dag krachtig veroordeelt en waarin zij eist dat het incident grondig wordt onderzocht en de daders vervolgd. In dezelfde verklaring wordt de Indonesische regering nogmaals gewezen op haar verantwoordelijkheid voor vrede en veiligheid in Oost-Timor en wordt gepleit voor toegang van humanitaire hulpverleningsorganisaties tot de vele duizenden ontheemden, op de vlucht voor intimidatie en geweld.

In weerwil van dit ernstige voorval blijft UNAMET voortgaan met verdere ontplooiing (militaire liaison officers, civiele politie, electoral officers). Een van de acht Nederlandse deelnemers aan UNAMET is inmiddels in Oost-Timor aangekomen, de overige zeven krijgen op dit moment in Australië de laatste instructies. Naar verwachting zal UNAMET op 10 juli volledig operationeel zijn. De speciale afgezant van de Secretaris-Generaal van de VN liet na een recent bezoek aan Jakarta en Oost-Timor weten dat raadpleging in augustus nog steeds een reële mogelijkheid is.

Bougainville

Noel Sinclair, hoofd van het VN Political Office in Bougainville (UNPOB) informeerde de Veiligheidsraad op 25 juni over de laatste ontwikkelingen. Volgens Sinclair verliep het politieke proces vrij gunstig. De betrokken partijen hebben sinds het Lincoln-Agreement (1998) de strijd gestaakt. Ook de selectie van de leden van het «Bougainville People's Congress» (BPC) is zonder incidenten verlopen.

Het proces van ontwapening is op gang gekomen. UNPOB had hierin een leidende rol gekregen. UNPOB diende daarom voorlopig aanwezig te blijven in Bougainville.

ALGEMEEN

Humanitaire hulpverlening

Onder Secretaris-Generaal Vieira De Mello gaf de leden van de Veiligheidsraad op 3 juni een briefing over de humanitaire crisissituaties in de wereld.

Het «Consolidated Appeal 99» (CAP), waarin alle prioritaire verzoeken om noodhulp van VN-organisaties zijn gebundeld, had dit jaar betrekking op 14 landen en 23 miljoen mensen. Tot op heden was slechts 36 procent van de gevraagde fondsen ontvangen, waarvan de helft voor de Balkan. Dit had als gevolg dat veelal alleen aan de allereerste levensbehoeften als voedsel kon worden voldaan, maar dat belangrijke programma's als gezondheidszorg of onderwijs niet of slechts deels konden worden uitgevoerd. De Mello ging ook in op de problemen voor humanitaire hulpverleners om de noodhulpbehoevende bevolking te bereiken, veelal veroorzaakt door de tegenwerking van de bij het conflict betrokken partijen.

Na afloop werd een persverklaring afgelegd, waarin grote zorg werd uitgesproken over de dramatische toename van vluchtelingen en ontheemden in de wereld. De Veiligheidsraad riep strijdende partijen bij conflicten op ongehinderde toegang te verlenen aan humanitaire werkers.

Lidmaatschapsaanvragen VN

De Veiligheidsraad heeft op 25 juni twee resoluties aangenomen, waarbij de Algemene Vergadering wordt aanbevolen Kiribati en Nauru als nieuwe leden van de VN toe te laten.

Resolutie 1248 inzake Kiribati kon zonder stemming worden aanvaard, resolutie 1249 inzake Nauru werd met veertien voorstemmen en een Chinese onthouding aangenomen. Na aanvaarding van beide resoluties legde de Gambiaanse voorzitter afzonderlijke Presidentiële verklaringen af met de gebruikelijke felicitaties.

Het overnemen van deze aanbeveling door de Algemene Vergadering zal het aantal lidstaten van de Verenigde Naties op 187 brengen.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Acties van de Veiligheidsraad & Mondelinge uitspraken voorzitter aan de pers

Juni 1999

RegioAgendapuntActieNr.Datum
AFRIKAAngolaPersverklaring 7 juni
  Persverklaring 22 juni
 Centraal-Afrikaanse RepubliekPersverklaring 3 juni
 Democratische Republiek CongoVoorzittersverklaringS/PRST/1999/1724 juni
 Ethiopië/EritreaPersverklaring 23 juni
 Sierra-LeoneResolutieS/RES/1245 (1999)11 juni
     
EUROPACyprusResolutieS/RES/1250 (1999)29 juni
  ResolutieS/RES/1251 (1999)29 juni
 Bosnië/HerzegovinaResolutieS/RES/1247 (1999)18 juni
 KosovoResolutieS/RES/1244 (1999)10 juni
     
AZIËOost-TimorResolutieS/RES/1246 (1999)11 juni
  VoorzittersverklaringS/PRST/1999/2029 juni
     
DIVERSENKiribatiResolutieS/RES/1248 (1999)25 juni
  VoorzittersverklaringS/PRST/1999/1825 juni
 NauruResolutieS/RES/1249 (1999)25 juni
  VoorzittersverklaringS/PRST/1999/19 
Naar boven