Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 26283 nr. 16 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 26283 nr. 16 |
Vastgesteld 12 juli 2002
De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1 en de vaste commissie voor Justitie2 hebben op 27 juni 2002 overleg gevoerd met staatssecretaris Kalsbeek van Justitie, minister Van Boxtel voor het Grotesteden- en Integratiebeleid en staatssecretaris G.M. de Vries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:
– de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 2 april 2002 inzake voogdijregeling Antilliaanse jongeren (26 283, nr. 14);
– de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Antilliaans Medeburgerschap.
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer De Graaf (D66) voelt zich enigszins overvallen door de toevoeging aan de agenda van het kabinetsstandpunt over het rapport van de adviescommissie Medeburgerschap, omdat oorspronkelijk alleen de brief van de staatssecretaris van Justitie was geagendeerd. In de brief wordt geconstateerd dat er bij de uitvoering van de voogdijregeling nog allerlei problemen zijn, zoals onvoldoende kennis over de regeling bij gemeenten in Nederland. De voorstellen van de staatssecretaris zijn vooral gericht op verbetering van de voorlichting aan ambtenaren van de afdelingen burgerzaken. Er is in het verleden veel gesproken over de effectiviteit van de regeling en eventuele aanvulling daarvan door een toelatings- of verwijderingsregeling, maar nu blijkt dat de regeling niet goed wordt uitgevoerd.
Het uitgangspunt is dat er minderjarige Antilliaanse jongeren naar Nederland komen om hier een toekomst op te bouwen, die dan huisvesting, een opleiding en werk zoeken. Er moeten goede afspraken worden gemaakt tussen de verschillende instanties, zodat er geen jongeren naar Nederland kunnen komen van wie de ouders niet in Nederland wonen en aan wie nog geen voogd is toegewezen. Het moet zo worden georganiseerd dat minderjarigen alleen naar Nederland kunnen komen als de ouders in Nederland wonen of een voogd is benoemd en aanwezig is, zodat zij hier onderdak hebben. Op Schiphol zou moeten worden gecontroleerd of er een voogd is en of iemand het kind ophaalt, bijvoorbeeld een van de ouders of de reeds benoemde tijdelijke voogd.
In de praktijk blijkt dat veel jongeren geen tijdelijke voogd hebben en dat dit niet goed wordt gecontroleerd. Als de vraag rijst of er wel een voogd is, wordt dat niet aan de raad voor de kinderbescherming gemeld. Als er op de Nederlandse Antillen een verklaring van geen bezwaar is afgegeven, blijkt dat nog geen garantie dat er een tijdelijke voogd is. Als deze er niet is, wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor de jongeren om hier hun weg te kunnen vinden. Zij kunnen dan beter teruggestuurd worden naar de Antillen en pas naar Nederland komen als er een voogd is.
Het is in het belang van die jongeren zelf dat dit zowel door Nederland als door de Antilliaanse autoriteiten goed wordt gecontroleerd, maar in het verleden is gebleken dat afspraken met de Antilliaanse overheid dat er geen minderjarigen vertrekken die hier geen tijdelijk voogd hebben, niet worden gehandhaafd. Het verdient aanbeveling om hier niet al te makkelijk over te denken, omdat deze jongeren dan aan hun lot worden overgelaten, van het ene adres naar het andere gaan en in een circuit terechtkomen waar zij niet meer uitkomen.
De heer Rijpstra (VVD) merkt op dat uit de evaluatie blijkt dat de voogdijregeling nog niet helemaal goed wordt uitgevoerd, omdat bij een aantal gemeenten niet bekend is hoe de voogdijregeling werkt. Het is van belang om de aantallen en de leeftijdsopbouw te kennen van de jongeren die in de afgelopen jaren bij de gemeenten terecht zijn gekomen. Het gaat niet om grote aantallen en er heeft inmiddels een daling plaatsgevonden van het aantal jongeren dat van de Antillen naar Nederland vertrekt. Het is in het belang van deze kwetsbare minderjarigen, die in een verkeerde omgeving terecht kunnen komen, om een sluitend systeem te ontwikkelen, zowel op de Antillen als in Nederland, hoewel het in de praktijk moeilijk is om restricties op te leggen aan reizen binnen het Koninkrijk.
De uitvoering hiervan kan inhouden dat er meer aandacht wordt besteed aan communicatie. Bij het uitschrijven op de Antillen moet duidelijk worden vastgelegd waar de jongeren heen gaan, terwijl bij de gemeenten in Nederland bekend moet zijn dat er een minderjarige komt. Er kunnen contactambtenaren uit Nederland naar de Antillen worden gestuurd om reizen van minderjarige jongeren te begeleiden. Op Schiphol kan een kantoor worden ingericht waar minderjarige jongeren zich dienen te melden. Dit systeem geeft meer duidelijkheid dan alleen voorlichting aan gemeenten over de voogdijregeling.
De heer Rijpstra veronderstelt dat de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Medeburgerschap in Nederland bij de begrotingsbehandeling uitvoeriger wordt besproken. Er zijn in de afgelopen jaren veel goede initiatieven genomen door de bewindslieden en het rapport biedt allerlei aanknopingspunten voor het ontwikkelen van nieuw beleid. De voorgestelde activiteiten passen in de lijn die inmiddels is uitgezet, maar er ontbreekt nog een tijdsplanning. In de reactie ontbreekt ook de relatie met de grote steden, afgezien van de Antillengemeenten. Het is van belang om de samenwerking te bevorderen tussen de Antillen en de grote steden in Nederland, omdat zij elkaar hierbij kunnen versterken.
De heer Van Bochove (CDA) is onder de indruk van de problemen op dit terrein en de maatregelen die zijn genomen, waarvan de effecten soms wel en soms nog niet gemeten kunnen worden. Veel Antillianen hebben hun plaats gevonden in de Nederlandse samenleving, maar er is een kleine groep die in de problemen komt. Bij de voogdijregeling blijken veel dingen niet te kloppen. De verantwoordelijkheid daarvoor moet worden gedeeld tussen Nederland, waar de gemeentebesturen en de organisaties soms niet goed op de hoogte zijn, en de Antillen, waar de regeling niet optimaal wordt toegepast.
Volgens het KPMG-rapport wordt een verklaring van geen bezwaar alleen afgegeven als het wettelijk gezag over de minderjarige in Nederland is geregeld, maar dat blijkt in de praktijk niet altijd het geval te zijn. Bij een verklaring van geen bezwaar moet het niet gaan om papieren voogden, maar om concrete personen die als voogd optreden. Als er niet werkelijk iemand is gevonden, is de beschikking zonder deugdelijk voogdijonderzoek en dus onterecht afgegeven.
Als de jongeren op een goede manier worden begeleid, kunnen zij op een verantwoorde wijze in de Nederlandse samenleving worden geïntegreerd. Er moet dan wel iets worden gedaan aan huisvesting en scholing. Huisvesting van jongeren is in veel gemeenten al een groot probleem. Het is wel mogelijk om bepaalde doelgroepen met voorrang te behandelen, maar zij moeten zich dan wel houden aan de spelregels die gelden bij het wonen, zodat het draagvlak voor extra opvang behouden blijft. Kan bij de jongeren die geen voogd hebben of die zich aan hun voogd hebben onttrokken, de concrete maatregel worden toegepast dat zij terug worden gestuurd naar de Antillen? De gemeenten en de politie kunnen kinderbescherming en jeugdzorg intensiever betrekken bij de opvang van alleenstaande minderjarige Antillianen. Deze moeten in ieder geval getraceerd kunnen worden, zodat kan worden nagegaan wat zij precies doen. Bij jongeren met wie het goed gaat, is alleen een stukje begeleiding nodig, maar degenen die zich buiten de gebaande paden begeven, moeten worden aangespoord om hun weg op een andere manier te vervolgen.
De Antilliaanse gemeenschap is door de commissie-Veeris intensief betrokken bij de problemen en het zoeken naar oplossingen. De aanpak van de buurtvaders in Amsterdam en Rotterdam kan ook in andere gemeenten worden toegepast. Een belangrijke taak voor gemeenten en maatschappelijke organisaties is om deze dynamiek vast te houden en te versterken. Er worden soms projecten opgezet met subsidie van gemeenten of samen met het Rijk die na enkele jaren niet worden gecontinueerd, zodat de opgebouwde deskundigheid verloren dreigt te gaan. Er moet een monitor komen van succesvolle projecten, om gegevens te kunnen uitwisselen en de continuïteit te verbeteren. Er wordt onderzoek gedaan naar de wijze waarop de initiatieven van Antilliaanse en Arubaanse zelforganisaties het beste kunnen worden ondersteund. Moet hieruit worden afgeleid dat de kritiek op de OCAN terecht was?
Bij de voogdijregeling is van belang dat er op een goede manier gegevens worden uitgewisseld tussen de bevolkingsregisters in Nederland en de Antillen en tussen de politieregisters, omdat jongeren met criminele antecedenten daarmee kunnen worden getraceerd.
De heer Wolfsen (PvdA) constateert dat de aard en de omvang van de problemen nauwgezet zijn omschreven in de verschillende nota's. Het is bekend wat de risicogroepen zijn, wat de oorzaken zijn van migratie en dat voorkomen moet worden dat kansarme jongeren in Nederland verstrikt raken in de criminaliteit. Er wordt een ketenaanpak voorgestaan die sluitend moet zijn. Deze mooie doelstellingen brokkelen geleidelijk af, omdat het in de praktijk niet loopt, bijvoorbeeld omdat de Antillen niet meewerken aan integratie vooraf.
Nu de aanvankelijke plannen zijn mislukt, komt het erop aan om de informatie-uitwisseling bij de voogdijregeling tussen de Antillen en Nederland te verbeteren en extra geld te verstrekken aan de Antillengemeenten. Er moet worden gezorgd dat er een vorm van gezag blijft gelden voor minderjarige jongeren die naar Nederland komen, zodat zij niet in een vacuüm terechtkomen. Bij de evaluatie van de regeling blijkt dat er soms uit een soort achteloosheid ook uitvoeringsproblemen ontstaan bij datgene wat aan Nederlandse kant kan worden gedaan. De vraag is of deze jongeren tussen wal en schip terechtkomen doordat de regeling niet goed is of doordat zij niet goed wordt uitgevoerd.
Bij het rapport van de commissie-Veeris geldt ook dat de feiten voortreffelijk op een rijtje zijn gezet. De conclusies en aanbevelingen zijn helder. Hierbij kan wel de kanttekening worden geplaatst dat de commissie ook met mensen op de Antillen had kunnen spreken over de vraag hoe voorkomen kan worden dat deze jongeren naar Nederland komen. Het kabinetsstandpunt houdt in dat er allerlei nieuwe maatregelen worden voorgesteld, zoals mentorenprojecten en internaatachtige voorzieningen, maar het is onduidelijk wat daarmee wordt bedoeld en of er feitelijk mentoren beschikbaar zijn. Verder moet de voogdijregeling meer bekendheid krijgen, wordt er meer aandacht besteed aan taalcursussen en wordt er voorgesteld om de tijd in detentie goed te gebruiken. Voor het vervolg op dit rapport moet er een startbijeenkomst komen. Hoe kan voorkomen worden dat bij de evaluatie over een jaar blijkt dat al deze mooie plannen weer weinig resultaat hebben opgeleverd?
De heer Rosenmöller (GroenLinks) sluit zich aan bij de conclusie dat de doelstellingen van de nota Migratie Antilliaanse jongeren niet zijn gerealiseerd. Met de meerderheid van deze jongeren gaat het goed, maar degenen die steeds in de problemen komen, zorgen voor een slecht imago van de Antilliaanse gemeenschap in Nederland, of zelfs van migranten of jongeren in het algemeen. Hoewel het om een kleine groep gaat, is de maatschappelijke uitstraling ervan wel omvangrijk.
Als ouders en kinderen beslissen dat een jongere naar Nederland gaat, is de vraag of de voogdijraden op de Antillen voldoende faciliteiten hebben om een deugdelijke verklaring van geen bezwaar af te kunnen geven. De heer Rosenmöller onderstreept het belang van de sluitende aanpak. Een belangrijke schakel daarin vormen de preboarding checks, waarbij op de Antillen wordt gecontroleerd of er een verklaring van geen bezwaar is afgegeven. Nagegaan moet worden of jongeren die met succes worden gekoppeld aan een voogd, beter in staat zijn om te slagen in de Nederlandse samenleving en minder vaak in de problemen komen. De voogdijmaatregelen zijn geen verkapte toelatingsregeling, maar zij moeten wel effectief zijn. Wat is de stand van zaken bij de migratiecijfers?
Het ligt voor de hand dat de kabinetsreactie op het rapport-Veeris uit december 2001 nog met deze bewindslieden wordt besproken. Een van de aanbevelingen is dat de gemeenten beter worden geïnformeerd over de details van de voogdijregeling, omdat deze vooral door de grotere gemeenten gebrekkig wordt uitgevoerd. Dit probleem had inmiddels wel opgelost kunnen zijn.
Een belangrijk nieuw aspect van het rapport-Veeris is dat er veel gesprekken zijn geweest met de Antilliaanse gemeenschap in Nederland. De hoofdlijn van het rapport is dat de Antillianen zelf meer verantwoordelijkheid willen dragen bij het perspectief scheppen in deze samenleving, bijvoorbeeld door de voogdijregeling en het mentorschap.
In het rapport-Veeris wordt ingegaan op de eerste opvang en begeleiding, inburgering en integratie. Bij de inburgering wordt de nadruk gelegd op meer maatwerk dat sneller na aankomst moet worden aangeboden. Hoe wordt de relatie gelegd met eerste opvang en begeleiding? Bij mensen ouder dan 18 jaar speelt de voogdijregeling niet, omdat zij direct worden ingeschreven in de GBA, maar zij moeten wel inburgeren. Het gaat om een pluriforme populatie, zodat er geen eenheidsworst kan worden geboden.
De maatregelen van de commissie-Veeris worden onder de noemer van vitalisering gebracht. Er wordt ook voorgesteld om een Antilliaans lichaam in te stellen dat toeziet op naleving van de afspraken van het kabinet met het OCAN en de rest van de Antilliaanse gemeenschap. Het kabinet heeft dit voorstel niet overgenomen, maar de heer Rosenmöller is van mening dat de voortgang op dit terrein hiermee kan worden bevorderd.
De OCAN heeft in een brief aan het kabinet aandacht gevraagd voor de kaalslag door de bezuinigingen op het welzijnswerk in de jaren negentig. De minister voor GSI heeft als reactie hierop een onderzoek voorgesteld naar de wijze waarop initiatieven van Antillianen op lokaal niveau moeten worden ondersteund. Kan dit wat sneller en concreter worden ingevuld?
Het verblijf in penitentiaire inrichtingen, waar Antillianen enigszins oververtegenwoordigd zijn, kan volgens de commissie-Veeris worden gebruikt voor inburgering. De heer Rosenmöller vraagt waarom in het kabinetsstandpunt staat dat deze cursussen niet geschikt zijn voor gedetineerde Antillianen die direct bij aankomst in Nederland zijn aangehouden, zoals bolletjesslikkers.
Het antwoord van de bewindslieden
De staatssecretaris van Justitie deelt mee dat bij het protocol van de voogdijregeling met de Nederlandse Antillen een jaarlijkse evaluatie is afgesproken. In 2001 hebben zich 582 jongeren gemeld bij de voogdijraden van de Antillen, omdat zij het voornemen hadden naar Nederland te gaan. In een groot deel van de gevallen kon de voogdijraad zelfstandig beslissen over de afgifte van een verklaring van geen bezwaar. Deze houdt in dat de voogdijprocedure in beginsel in gang is gezet, maar daarmee is nog niet gezegd dat er daadwerkelijk in het gezag is voorzien.
In bijna 300 gevallen is de raad voor de kinderbescherming in Nederland verzocht om de geschiktheid van een beoogd voogd te onderzoeken. Daarover wordt advies uitgebracht aan de voogdijraad op de Antillen. Er wordt gekeken naar de gezinssamenstelling van de tijdelijk voogd, de woonsituatie, de ideeën over begeleiding van de jongere naar school of werk, de wijze waarop de ouders erbij betrokken blijven, of de beoogd voogd of andere leden van het huishouden ouder dan 12 jaar in aanraking zijn geweest met justitie. Er is weinig controle mogelijk wat betreft de vraag of een jongere naar de voogd gaat en hoe lang hij daar blijft. In die zin is een sluitende regeling niet mogelijk.
Het kan zijn dat er een politieke voorkeur ontstaat voor een sluitende aanpak met een tijdelijke visumplicht of een verplichte extra toegangsregeling voor inwoners van het Koninkrijk die van de Antillen naar Nederland migreren, zodat de regeling niet meer gebaseerd is op vrijwilligheid, als een soort service aan de jongeren en hun ouders. Het kan in het belang van de samenleving zijn om de regeling in die zin aan te scherpen, maar daarmee zou de aard van de relatie tussen de Antillen en Nederland wel veranderen. De staatssecretaris is van mening dat eerst moet worden geprobeerd om de voogdijregeling beter te laten functioneren. Door de eis te stellen dat de jongeren op Schiphol worden afgehaald, kan het systeem ook niet waterdicht worden gemaakt, omdat hiermee slechte ervaringen zijn opgedaan op het terrein van het asielbeleid.
Een andere vraag is of de voogdijraden op de Antillen goed zijn geëquipeerd. De meeste jongeren komen van Curaçao, waar een speciale medewerker bij de voogdijraad is aangesteld. Er is ook iemand uitgeleend door de raad van de kinderbescherming om de deskundigheid te bevorderen en te coachen. Er is een intensieve voorlichtingscampagne geweest op de Antillen, met folders, een documentaire op tv en radio-interviews, zodat de voogdijregeling meer bekend is geworden onder Antilliaanse jongeren. Het systeem werkt in die zin dat er adequaat wordt gereageerd als iemand zich aanmeldt.
Het systeem van de preboarding checks liep heel behoorlijk, maar hierbij zijn problemen ontstaan door de bolletjesslikkers. Door de luchtvaartmaatschappijen wordt inmiddels van tevoren gecontroleerd of zij de passagiers willen vervoeren, waarbij zij andere prioriteiten hebben dan de voogdijregeling. Dit probleem is op ambtelijk niveau besproken. De staatssecretaris heeft de minister van Justitie gevraagd om dit in het tripartiete overleg aan de orde te stellen.
Uit een inventarisatie is gebleken dat er nog weinig meldingen plaatsvinden van gemeenten aan de raad voor de kinderbescherming, omdat de regeling bij hen vaak niet bekend is. Dit kan worden verbeterd door schriftelijke en mondelinge voorlichting te geven, waarin het belang van de taak van de gemeente bij de voogdijregeling duidelijker over het voetlicht wordt gebracht.
Bij de meerderheid van de jongeren is het goed geregeld en gaat het goed, maar daarnaast is er een groep risicojongeren en bij een aantal van hen gaat het mis. Wanneer het mis gaat met deze jongeren, komen zij in contact met de politie en dan wordt er wel gekeken naar de omstandigheden waaronder zij leven. Zo nodig wordt er een rapport opgesteld voor de raad voor de kinderbescherming en een gezinsvoogd of ondertoezichtstelling toegewezen.
De staatssecretaris onderstreept dat de betrokkenheid van de Antilliaanse gemeenschap bij het beleid die is ontstaan door de consultatie door de commissie-Veeris, moet worden vastgehouden, omdat een bottom-up-benadering van groot belang is.
De minister voor het Grotesteden- en Integratiebeleid merkt op dat het kabinet vooralsnog niet heeft gekozen voor een visumplicht of een verwijderings- of terugstuurbeleid, onder andere omdat de inwoners van de Antillen beschikken over een Nederlands paspoort. Er zijn enkele jaren voor nodig om de wetgeving wat dit betreft aan te passen. De voogdijregeling kan wel scherper worden toegepast, zodat een toelatingsregeling niet nodig is. Er kan bijvoorbeeld beter worden gecontroleerd of een minderjarige is bijgeschreven in het paspoort van een meerderjarige. In het verleden kwam het regelmatig voor dat bij een contact met de politie niet werd nagegaan of iemand in het bevolkingsregister was ingeschreven. De minister heeft hierover een brief geschreven aan zijn collega van Justitie, waarna is toegezegd dat het OM hier meer aandacht aan zal besteden.
Met de Antillengemeenten is afgesproken om de informatie over criminele jongeren of jongeren die onder de voogdijregeling vallen, te koppelen. Het gaat hierbij om bestuurlijke informatie en politiegegevens van Nederland en de Antillen. De bevolkingsadministraties zijn sinds 1998 gekoppeld, maar er zijn nog wel vervuilde bestanden. Er wordt regelmatig langs elektronische weg contact opgenomen over wie er vertrekken en binnenkomen. Een probleem hierbij is dat de politiegegevens op de Antillen nog niet zijn geautomatiseerd. Binnen de privacywetgeving is het wel degelijk mogelijk om te komen tot gegevensuitwisseling. Er is wel wat gebeurd op dit gebied, maar het systeem is nog niet waterdicht.
Een ander probleem is dat de autonome regeringen binnen het Koninkrijk moeten instemmen met de regeling. Vorig jaar is geconstateerd dat de inburgeringscursussen waren mislukt, waardoor 26 mln gulden niet werd besteed. Dit bedrag wordt ingezet voor experimenten volkshuisvesting in Nederland. De bedoeling is om jongeren die niet ingeschreven waren, onder te brengen in een internaatachtige voorziening, zoals de foyer de jeunesse in Dordrecht. Als zij onderdak hebben, kan er worden gezorgd voor inburgering en toeleiding naar de arbeidsmarkt. Als zij daar uitstappen, is het einde oefening.
Het is niet de bedoeling dat er rijksinternaten worden opgezet, maar dergelijke voorzieningen kunnen wel op lokaal niveau van de grond komen, zoals in Rotterdam is gebeurd voor Turken en in Amsterdam voor voornamelijk Marokkanen. Bij de gelden voor de bestrijding van criminaliteit onder etnische minderheden is 10 mln gulden beschikbaar gesteld voor onder meer deze voorzieningen, waarvoor de gemeenten aanvragen konden doen. Het aantal aanvragen van gemeenten voor internaatachtige voorzieningen viel echter nogal tegen. Er zijn vele noodkreten over de problemen waar de gemeenten mee worstelen, maar zij zijn niet geneigd initiatieven te nemen die verder strekken dan naschoolse opvang.
Als de CRIEM-gelden worden gecombineerd met de gelden voor Antilliaanse jongeren zijn er op lokaal niveau veel mogelijkheden. Binnenkort wordt in de Staatscourant bekendgemaakt dat er voor een jaar extra geld van de begrotingen voor OCW en VWS beschikbaar wordt gesteld voor deze internaatachtige voorzieningen. Daarnaast is er 24 mln gulden beschikbaar voor projecten van de zeven Antillengemeenten. Er zijn contracten opgesteld om te kunnen volgen of het geld goed wordt besteed. Er is een gecoördineerde aanpak voorgesteld, waarbij de Antilliaanse gemeenschap en andere bestuurders zijn betrokken.
De weigering om mee te werken aan controle op de inburgering heeft er ooit toe geleid dat de minister boos is opgestapt. Inmiddels wordt er in het onderwijsplan en het Antilliaanse jeugd- en jongerenbeleid meer prioriteit gegeven aan het leren van de Nederlandse taal en bijscholing van kansarme jongeren in het algemeen. Hiervoor zijn extra middelen beschikbaar gesteld.
Er is intensieve samenwerking tot stand gekomen tussen de directie grotestedenbeleid en de directie integratiebeleid, omdat de meeste Antillengemeenten ook grote steden zijn. Er is een akkoord gesloten met het kenniscentrum grotestedenbeleid, onder voorzitterschap van burgemeester Deetman, waar de kennis op het gebied van integratie wordt ondergebracht.
De reactie op het rapport-Veeris over ondersteuning van Antilliaanse organisaties had geen betrekking op OCAN of FORSA. OCAN heeft zitting in het Landelijk Overleg Minderheden. Er wordt in LOM-verband regelmatig gesproken over het vergroten van de effectiviteit en de representativiteit van samenwerkingsverbanden die toegelaten zijn tot het LOM, vooral onder jongeren. De Kamer wordt op de hoogte gehouden van de afspraken die hierbij worden gemaakt over representativiteitstoetsen. Een probleem is dat de Antilliaanse organisaties soms op lokaal niveau uit elkaar dreigen te vallen en dat zij door allerlei projecten weer bij elkaar moeten worden gebracht, zoals in Groningen en door de commissie-Veeris is gebeurd. Het is van groot belang om de betrokkenheid van deze mensen vast te houden.
In het IBO-rapport over inburgering worden drie varianten op een rijtje gezet. In Rotterdam en Nijmegen zijn speciale klassen voor Antillianen opgezet, waarmee goede resultaten worden geboekt. De leerlingen waren zeer enthousiast en er was een laag uitvalpercentage. Onder Antillianen zijn er echter grote verschillen tussen analfabeten die alleen Papiaments spreken en anderen die het Nederlands wel machtig zijn.
De minister onderstreept de aanbeveling van de commissie-Veeris om sneller te beginnen met inburgering, bij voorkeur in een duaal traject, waarbij werk en inburgering worden gecombineerd. Mensen die uit een AZC komen en een verblijfsstatus hebben gekregen, moeten hier ook meteen mee beginnen. Er zijn afspraken gemaakt met TPG, MKB en VNO, om te zorgen dat er ook werkgevers bereid zijn om hieraan mee te werken.
In het rapport-Veeris wordt voorgesteld om een Antilliaans lichaam in te stellen dat zich bezighoudt met monitoring van de bereikte resultaten. Er is besloten om hier geen extra geld voor te reserveren, omdat eerst moet worden beoordeeld of resultaten worden geboekt. Daarna worden er nadere afspraken gemaakt over de verdeling van verantwoordelijkheden tussen deze organisatie en het Rijk, waarover verantwoording wordt afgelegd aan de Kamer. Er wordt een quick scan gehouden naar de ondersteuning van lokale Antilliaanse initiatieven, waarover overleg zal worden gevoerd met OCAN. De staatssecretaris van VWS is hier ook bij betrokken, omdat ondersteuning van de zelforganisaties onder Forum valt. De verschillende minderheidsgroepen komen af en toe met de klacht dat zij niet voldoende ondersteuning krijgen van Forum. Op grond van deze quick scan kan worden beoordeeld of de huidige infrastructuur functioneert bij ondersteuning van de zelforganisaties.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is van mening dat agendering van het advies van de commissie inzake criminaliteit onder Antillianen in Nederland samen met de voortgang bij de nota Migratie Antilliaanse jongeren ten onrechte het beeld kan bevestigen dat migratie automatisch leidt tot criminaliteit. Dit beeld wordt soms te gemakkelijk in de media opgeroepen. Volgens het Nederlandse vestigingsregister zijn in 2000 ruim 9400 Antillianen naar Nederland geëmigreerd. In 2001 waren het er ruim 7700, bijna 18% minder. Deze afname heeft zich in 2002 versterkt voortgezet, met een daling van 43% in de eerste vier maanden van dit jaar ten opzichte van vorig jaar. Deze tendens is nog sterker bij Antillianen jonger dan 18 jaar, omdat het verschil tussen 2000 en 2001 ruim 23% was, en over de eerste vier maanden van dit jaar ruim 43%. De remigratie van Nederland naar de Nederlandse Antillen neemt volgens de Antilliaanse overheid sinds anderhalf jaar toe, maar hierover zijn geen harde gegevens beschikbaar. Er is sinds kort wel een verhuiskostensubsidie ingesteld.
Migratie moet vooral worden gezien als een economisch verschijnsel, dat dan ook niet met juridische, maar met economische middelen moet worden tegengegaan, zoals in de nota Migratie Antilliaanse jongeren is vastgelegd. Op de Nederlandse Antillen was in 2000 nog sprake van negatieve economische groei, maar in 2001 is de trend omgebogen naar nul en voor 2002 wordt positieve groei verwacht.
Een effectieve aanpak is afhankelijk van een gunstige economische ontwikkeling en van investeringen in opleiding en scholing op de Antillen zelf. Door de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren en door naschoolse opvang kan worden voorkomen dat kinderen in een latere fase van de opleiding uitvallen. Door de Nederlandse overheid zijn er twee programma's opgezet om deze doelen te bereiken. Er wordt fors geïnvesteerd in het Antilliaanse basisonderwijs en in het beroepsonderwijs, zodat er een basis kan worden gelegd waarmee aansluiting kan worden gezocht op de arbeidsmarkt. Dit meerjarenprogramma heeft een groot draagvlak op de Antillen. Er worden nog deze maand kerncijfers opgesteld voor de nulmeting en de criteria voor de beoordeling van de effectiviteit van de output.
Het financiële beslag van het urgentieprogramma voor naschoolse opvang is onlangs wegens succes verhoogd van 20 naar 30 mln gulden. Er wordt een toenemend aantal jongeren mee bereikt, maar het is onmogelijk om iedereen te bereiken. De trend is om de jongeren vast te houden in de eigen samenleving en ze daar meer kansen te geven.
Wat nog ontbrak in deze programma's is een internaatachtige voorziening waar jongeren permanent worden opgevangen, zoals bij de Glenn Millsprojecten in de Verenigde Staten. Er worden wel resultaten geboekt, maar nog niet bij de moeilijkste groep jongeren. Op korte termijn komt er een integraal voorstel van het Antilliaanse kabinet om zo'n internaat op te richten, met Nederlandse hulp. Wanneer jongeren tijdig in een disciplinerende schoolomgeving komen, kunnen hun cognitieve en sociale vermogens beter tot ontplooiing komen. De staatssecretaris verwacht dat hij met de nieuwe Antilliaanse minister van justitie in een hoger tempo zaken kan doen dan met zijn voorganger, omdat hij vrijwel onmiddellijk de dialoog met Nederland heeft hervat. De voogdijregeling wordt hier zeker bij betrokken, maar het gaat ook om het wegnemen van de oorzaken van migratie en criminaliteit en het harder aanpakken van criminaliteit.
Samenstelling:
Leden: Terpstra (VVD), Te Veldhuis (VVD), Rosenmöller (GroenLinks), fng. voorzitter, Melkert (PvdA), Kamp (VVD), Rijpstra (VVD), Van Dijke (ChristenUnie), Verhagen (CDA), De Graaf (D66), Dijksma (PvdA), Van der Knaap (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Rietkerk (CDA), Eberhard (LPF), Palm (LPF), Jense (LN), Van Bochove (CDA), Rambocus (CDA), Bijlhout (LPF), Wolfsen (PvdA), Stuger (LPF).
Plv. leden: Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Dittrich (D66), Van Velzen (SP), Janssen van Raay (LPF), Bonke (LPF), Teeven (LN), Van As (LPF), Schonewille (LPF).
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), Van Heemst (PvdA), Dittrich (D66), fng. voorzitter, Kamp (VVD), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), B. M. de Vries (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), De Wit (SP), Nicolaï (VVD), Arib (PvdA), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Çörüz (CDA), Janssen van Raay (LPF), Teeven (LN), Wolfsen (PvdA), J. M. de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Schonewille (LPF), Stuger (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF).
Plv. leden: Ross-van Dorp (CDA), De Graaf (D66), Azough (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Lazrak (SP), De Pater-van der Meer (CDA), Karimi (GroenLinks), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Wiersma (LPF), Jense (LN), Van As (LPF), Zeroual (LPF), Joldersma (CDA), Eerdmans (LPF).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26283-16.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.