26 278
Wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen in verband met politieke partijen die met een gezamenlijke kandidatenlijst aan verkiezingen deelnemen

nr. 7
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 augustus 1999

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 6, vijfde lid, komt te luiden:

5. De verdeling op grond van het vierde lid van het basisbedrag, bedoeld in het eerste lid, onder b, geldt slechts voor zover de politieke partijen een politiek-wetenschappelijk instituut hebben aangewezen.

Toelichting

Bij nota van wijziging is onder meer geregeld dat politieke partijen die met een gezamenlijke kandidatenlijst deelnemen aan verkiezingen de basisbedragen genoemd in artikel 6 van de Wet subsidiëring politieke partijen moeten delen naar evenredigheid van hun kamerzetels. Doordat in de eerste nota van wijziging onder B in het vijfde lid van artikel 6 niet alleen naar onderdeel b maar ook naar onderdeel c is verwezen van het eerste lid van dat artikel, zou de indruk kunnen ontstaan dat politieke partijen die een politieke jongerenorganisatie hebben aangewezen naast het basisbedrag voor de politieke partij ook een basisbedrag ontvangen voor de door hun aangewezen politieke jongerenorganisatie. Bij deze nota van wijziging wordt deze indruk weggenomen door alleen te verwijzen naar artikel 6, eerste lid, onderdeel b.

In de Wet subsidiëring politieke partijen worden alleen basisbedragen toegekend aan de politieke partij zelf (artikel 6, eerste lid, onder a) en indien de partij een politiek-wetenschappelijk instituut heeft aangewezen aan dat instituut (artikel 6, eerste lid, onder b). Indien de politieke partij een politieke jongerenorganisatie heeft aangewezen ontvangt deze politieke jongerenorganisatie een bedrag per kamerzetel van de politieke partij en een bedrag per lid van de politieke jongerenorganisatie (artikel 6, eerste lid, onder c).

Ter verduidelijking van de verdeling van de basisbedragen over politieke partijen die met een gezamenlijke kandidatenlijst deelnemen aan verkiezingen wordt in de toelichting bij de eerste nota van wijziging ongelukkigerwijs een voorbeeld aangehaald met politieke jongerenorganisaties. Om misverstanden te voorkomen wordt het voorbeeld opnieuw aangehaald maar nu met politiek-wetenschappelijke instituten.

In artikel 6, vijfde lid, wordt bepaald dat het basisbedrag beschikbaar voor politiek-wetenschappelijke instituten slechts naar rato van hun kamerzetels verdeeld hoeft te worden voor zover betrokken partijen ook daadwerkelijk over een dergelijke instelling beschikken. Indien bijvoorbeeld van de drie politieke partijen met een gezamenlijke kandidatenlijst er slechts twee een politiek-wetenschappelijk instituut hebben aangewezen, wordt het voor een politiek-wetenschappelijk instituut beschikbare basisbedrag ook slechts verdeeld over deze twee partijen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Naar boven