B
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 28 augustus
1998 en het nader rapport d.d. 28 oktober 1998, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief
afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 20 juli 1998, no. 98.003667, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting tot wijziging
van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de herziening van het
preventief toezicht bij oprichting en wijzigingen van statuten van naamloze
en besloten vennootschappen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 20 juli 1998,
nr. 98.003667, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake
het bovenvermelde ontwerp van een voorstel van wet rechtstreeks aan mij te
doen toekomen. Dit advies, gedateerd 28 augustus 1998, nr. WO3.98.0325, bied
ik U hierbij aan.
1. In artikel II wordt aangegeven dat het besluit van de Staatssecretaris
van Justitie van 18 november 1985 (Stcrt. 227), welk besluit de huidige departementale
richtlijnen ter beoordeling van oprichting en statutenwijziging van NV en
BV (hierna: de richtlijnen) bevat, wordt ingetrokken.
De richtlijnen hebben voor het overgrote deel betrekking op de technische
juridische toetsing van de ontwerpstatuten, maar zien ook op het antecedentenonderzoek,
dat tot de taak van de Minister van Justitie blijft behoren. In paragraaf 1
van de richtlijnen wordt aangegeven wat de beoordeling van de antecedenten
door het ministerie inhoudt. Uit de toelichting bij het wetsvoorstel (artikelsgewijze
toelichting, artikelen 68/179, bladzijde 9) blijkt dat de informatie ten behoeve
van dit onderzoek verstrekt wordt door invulling van vragenlijsten, welke
ook genoemd worden in paragraaf 2 van de richtlijnen. Het is naar het
oordeel van de Raad van State niet juist het besluit van de staatssecretaris
van 1985 bij deze wet in te trekken en het college adviseert een nieuw besluit
te nemen waarin het nieuwe antecedentenonderzoek nader wordt uitgewerkt onder
gelijktijdige intrekking van het besluit van 1985. Artikel II van het wetsvoorstel
kan dan vervallen.
1. Door het intrekken van alle onderdelen van de departementale richtlijnen
zouden ook de bepalingen over het antecedentenonderzoek vervallen. Dat is
niet de bedoeling. Bij besluit van de Minister van Justitie van 10 september
1998 tot wijziging van de richtlijnen preventief toezicht vennootschappen
(Stcrt. 1998, 195) is een aantal wijzigingen aangebracht in de paragrafen
die betrekking hebben op dit antecedentenonderzoek. Als de wet
in werking treedt, zullen de richtlijnen verder worden aangepast.
Gelet op het advies van de Raad van State is artikel II van het voorstel
vervallen onder vernummering van de oorspronkelijke artikelen III en IV tot
II respectievelijk III.
2. In de toelichting op artikel IV, dat bepaalt dat de inwerkingtreding
van de wet bij koninklijk besluit zal worden geregeld, is aangegeven dat het
tijdstip van inwerkingtreding mede afhankelijk is van de nieuwe werkwijze
van het Ministerie van Justitie bij het antecedentenonderzoek. Uit de toelichting
volgt niet wat deze nieuwe werkwijze inhoudt en wat de gevolgen zijn voor
de inwerkingtreding van de wet. De Raad adviseert in de toelichting ook aan
deze punten nader aandacht te schenken.
2. De voorgestelde wetswijziging zal niet leiden tot een vermindering
van de werkzaamheden. Het aantal verzoeken om een verklaring zal gelijk blijven.
Meer dan voorheen het geval was wordt het preventief toezicht toegespitst
op de criminele en financiële antecedenten van degene die geheel of gedeeltelijk
het beleid in de vennootschap bepalen. Om de termijnen waarbinnen een verklaring
dat van geen bezwaren zijn gebleken wordt afgegeven, niettemin te verkorten,
is derhalve een andere werkwijze nodig.
Tot op heden is in de wet voorgeschreven dat een concept van de akte van
oprichting naar het departement moet worden gezonden ter verkrijging van de
verklaring van geen bezwaar. Toezending van een concept van de akte van oprichting
stelt het departement in staat het juridisch-technisch toezicht uit te oefenen.
Voor het antecedentenonderzoek zoals dat na inwerkingtreding van de wet zal
plaatsvinden, is toezending van de akte niet noodzakelijk. In plaats daarvan
zal worden gewerkt met aangepaste vragenlijsten. Deze informatie zal snel
moeten worden verwerkt. Daartoe is aanpassing van de automatisering vereist.
Daarna zal ik met alle betrokkenen waaronder het notariaat overleggen omtrent
de datum van inwerkingtreding van de wet.
De toelichting is in deze zin aangevuld.
3. Voor een redactionele kanttekening verwijst het college naar de bij
het advies behorende bijlage.
3. Met de redactionele opmerking van de Raad is rekening gehouden. De
artikelen 125 en 235 zijn aangepast.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht
zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de memorie
van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
Bijlage bij het advies van de Raad van State van 28 augustus 1998,
no. W03.98.0325, met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging
geeft.
– In artikel I, onderdeel 13, onder 1, en onderdeel 29, onder 1,
dient de te schrappen zinsnede te luiden: «of dat de wijziging of de
wijze waarop zij is totstandgekomen strijdt met de openbare orde, de wet of
een wettige bepaling der statuten».