26 271
Wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken

nr. 37
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2007

De voordracht van de algemene maatregelen van bestuur, vast te stellen ingevolge de artikelen 151a, negende lid, 151b, vijfde lid, en 195d, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering mag niet eerder worden gedaan dan nadat de Tweede Kamer en de Eerste Kamer gedurende vier weken de gelegenheid hebben gehad hun wensen en bedenkingen daartegen kenbaar te maken. Deze voorhangprocedure heeft blijkens de wetsgeschiedenis (zie Kamerstukken II 2000/2001, 26 271, nr. 19) tevens tot doel de algemene maatregelen van bestuur die dienen te worden vastgesteld op basis van de artikelen 151a, zesde lid, en 195a, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering in ontwerp aan de Tweede Kamer en de Eerste Kamer voor te leggen.

Gelet op deze voorgeschreven voorhangprocedure leg ik u hierbij het ontwerpbesluit1 voor dat ertoe strekt het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, dat uitvoering geeft aan de hiervoor genoemde artikelen van het Wetboek van Strafvordering, op een aantal punten te wijzigen. Voor een overzicht en de inhoud van de wijzigingen verwijs ik u graag naar de nota van toelichting die bij het ontwerpbesluit hoort.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven