26 271
Wijziging van de regeling van het DNA-onderzoek in strafzaken

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 mei 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 151a, zesde lid, tweede volzin, wordt «de Registratiekamer» vervangen door «het College bescherming persoonsgegevens» en wordt «lichaamsmateriaal» vervangen door «celmateriaal».

B

Artikel I, onderdeel Aa, wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 151b, derde lid, derde volzin, wordt «door of onder verantwoordelijkheid van een arts» vervangen door: door een arts of een verpleegkundige.

C

Artikel I, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

In subonderdeel 3 wordt «de Registratiekamer» vervangen door «het College bescherming persoonsgegevens» en wordt «lichaamsmateriaal» vervangen door «celmateriaal».

D

Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 195d, derde lid, derde volzin, wordt «door of onder verantwoordelijkheid van een arts» vervangen door: door een arts of een verpleegkundige.

Toelichting

Er bestaat aanleiding om in het onderhavige wetsvoorstel enige wijzigingen aan te brengen. Deze wijzigingen zijn deels technisch van aard. In het navolgende zal ik de aanpassingen van het wetsvoorstel toelichten.

A

Voorgesteld wordt artikel 151a, zesde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op twee punten aan te passen. De eerste aanpassing van dit artikellid bevat de naamswijziging van de Registratiekamer. Voorgesteld wordt de naam van de Registratiekamer te wijzigen in «College bescherming persoonsgegevens». Deze wijziging was oorspronkelijk opgenomen in artikel 6 van het voorstel van wet tot wijziging van bepalingen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens (kamerstukken II 1998/99, 26 410, nr. 2). Er is voor gekozen om artikel 6 van dat wetsvoorstel bij nota van wijziging te laten vervallen en de naamswijziging van de Registratiekamer voor wat betreft artikel 151a door te voeren bij nota van wijziging inzake het onderhavige wetsvoorstel. De ratio daarvan is dat het onderhavige wetsvoorstel naar verwachting op vrijwel hetzelfde tijdstip of iets later tot wet zal zijn verheven en in werking zal treden als het voorstel van wet tot wijziging van bepalingen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.

De tweede aanpassing van artikel 151a, zesde lid, tweede volzin, Sv betreft de vervanging van het begrip «lichaamsmateriaal» door de term «celmateriaal». In de artikelen in het Wetboek van Strafvordering die betrekking hebben op DNA-onderzoek in strafzaken wordt telkens de term «celmateriaal» gehanteerd. In de bij dit wetsvoorstel voorgestelde aanpassing van artikel 151a, zesde lid, tweede volzin, werd in afwijking daarvan gesproken over «lichaamsmateriaal». Omwille van een eenduidige terminologie wordt deze term thans alsnog vervangen door «celmateriaal».

B

Het voorgestelde artikel 151b, derde lid, derde volzin, Sv regelde dat een verpleegkundige slechts onder verantwoordelijkheid van een arts celmateriaal mocht afnemen. In paragraaf 4 van hoofdstuk I van de nota naar aanleiding van het nader verslag heb ik aangekondigd dat het mij wenselijk voorkomt om te regelen dat een verpleegkundige zelfstandig wangslijmvlies en haarwortels mag afnemen, dat wil zeggen zonder betrokkenheid van een arts. Onderdeel B van deze nota van wijziging strekt daartoe. Voorzover het gaat om het afnemen van bloed blijft de situatie ongewijzigd. Bloed mag een verpleegkundige uitsluitend in opdracht en onder verantwoordelijkheid van een arts afnemen. De reden daarvoor is dat verpleegkundigen ingevolge artikel 33 juncto artikel 36, zesde lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg daartoe niet zelfstandig bevoegd zijn. Slechts artsen en verloskundigen hebben de autonome bevoegdheid puncties te geven. In het voorgestelde derde lid van artikel 151a is echter niet expliciet aangegeven dat een verpleegkundige bloed onder verantwoordelijkheid van een arts afneemt, omdat de verantwoordelijkheid van de arts voor de wijze waarop de verpleegkundige deze handeling verricht, reeds voortvloeit uit de eerdergenoemde artikelen van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

C

De voorgestelde wijzigingen met betrekking tot artikel 195a, vierde lid, tweede volzin, Sv komen inhoudelijk overeen met de in onderdeel A voorgestelde wijzigingen inzake artikel 151a, zesde lid, tweede volzin, Sv. Graag verwijs ik voor een nadere toelichting daarnaar.

D

De voorgestelde wijziging ten aanzien van artikel 195d, derde lid, Sv is inhoudelijk gelijk aan de wijziging die ik in onderdeel B heb voorgesteld ten aanzien van artikel 151b, derde lid, Sv. Kortheidshalve verwijs ik voor een nadere toelichting daarnaar.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven