nr. 48
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 oktober 2002
Hierbij treft u aan het rapport «Georganiseerde criminaliteit in
Nederland» van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum
(WODC) van mijn ministerie.1
Naar aanleiding van de conclusies van de Parlementaire Enquêtecommissie
is besloten de Tweede Kamer periodiek te rapporteren over de aard van de georganiseerde
criminaliteit in Nederland en de ontwikkelingen daarin. Besloten is tot een
tweejaarlijks monitoronderzoek door het WODC, waarbij gestructureerde gegevensverzameling
plaatsvindt over de aard en de ontwikkelingen rond de georganiseerde criminaliteit
in Nederland. Het eerste rapport is op 2 februari 1999 aan uw Kamer aangeboden
(TK 47–3250).
Het oogmerk van de WODC-monitor is de ervaringskennis die door opsporingsambtenaren
wordt opgedaan tijdens grootschalige onderzoeken, systematisch te beschrijven
en terug te koppelen naar alle betrokkenen bij de bestrijding van georganiseerde
misdaad. De informatie uit de monitor kan worden gebruikt op zaaksniveau en
biedt ook informatie die gebruikt kan worden om strategische beleidskeuzes
te maken, zoals het toewijzen van aandachtsgebieden aan de kernteams.
Kenmerk van het WODC-onderzoek is voorts dat het zich niet richt op de
omvang maar op de aard van de georganiseerde criminaliteit. De basis van het
WODC-onderzoek wordt namelijk gevormd door de politie verrichte opsporingsonderzoeken,
die bijzonder veel informatie bieden over onder meer de aard van de georganiseerde
criminaliteit: wie zijn de daders? hoe werken zij samen? hoe gaan zij te werk?
op welke manier spelen zij in op de mogelijkheden die hun omgeving hen biedt?
Voor het vaststellen van de omvang bieden de concrete opsporingsonderzoeken,
door de selectie van de onderzoeken en de personele capaciteit die wordt ingezet
voor bepaalde prioriteiten te weinig houvast.
In de eerste WODC-rapportage is geconstateerd dat de onderzochte criminele
samenwerkingsverbanden sterk afwijken van het gangbare beeld van hiërarchisch
gestructureerde piramidale organisaties. Dit beeld diende gerelativeerd te
worden omdat er veel meer werd samengewerkt in criminele netwerken, waarbinnen
daders in wisselende verbanden samenwerken. In het vervolgonderzoek is dit
beeld bevestigd en is daarnaast naar voren gekomen dat bepaalde daders kunnen
worden beschouwd als «knooppunten» binnen criminele netwerken,
omdat velen afhankelijk zijn van hun kennis, geld of contacten. Deze daders
nemen een strategische positie in doordat zij een brug weten te slaan tussen
verschillende landen, etnische groepen en/of tussen «onderwereld»
en «bovenwereld». Zij zijn niet alleen (relatief) onmisbaar en
onvervangbaar, maar breiden ook de handelsmogelijkheden uit voor andere criminele
samenwerkingsverbanden.
Geconstateerd wordt voorts dat de georganiseerde criminaliteit in Nederland
een sterk transitkarakter heeft dat vooral gekenmerkt wordt door grensoverschrijdend
personen-, geld- en goederenverkeer. Een overgrote meerderheid van de onderzochte
zaken heeft betrekking op grensoverschrijdende misdaad. Het gaat in de meeste
gevallen om smokkel van mensen (vrouwenhandel) en van verboden waar, zoals
drugs, wapens en gestolen auto's en om illegale grensoverschrijdende handelingen,
zoals ondergronds bankieren en het ontduiken van heffingen en accijnzen.
Mijn eerste beoordeling van het rapport luidt dat het wederom een belangrijke
bijdrage levert aan de prioriteitenkeuze waarvoor politie en openbaar ministerie
zich gesteld zien. De notie van de netwerksamenstelling van georganiseerde
groeperingen uit de eerste rapportage heeft in de praktijk al geleid tot een
andere wijze van aanpak. Men richt zich meer op de «facilitatoren»
en maakt gebruik van korte klappen. «Meer resultaat met minder.»
Dit past in de huidige discussie dat er meer gedaan moet worden op basis van
de beschikbare capaciteit.
De conclusie dat de georganiseerde criminaliteit in Nederland een sterk
transitkarakter heeft, leidt tot de aanbeveling zich te richten op bestaande
handelslijnen. Niet alleen zal er een intensivering op het binnenkomende vrachtverkeer
moeten plaatsvinden, maar ook het uitgaande verkeer vraagt de aandacht. Daarnaast
zal bekeken worden of harmonisering van tarieven in de toekomst mogelijk is
zodat economische prikkels voor smokkel kunnen worden weggenomen.
De ontwikkelingen die in het rapport worden geschetst zullen de komende
tijd een belangrijke rol spelen bij de verdere aanpak van de georganiseerde
criminaliteit. Om die reden heb ik het rapport heden doen toekomen aan het
College van procureurs-generaal en de Raad van Hoofdcommissarissen en hen
verzocht de informatie uit het rapport en de geschetste ontwikkelingen terug
te koppelen naar allen die betrokken zijn bij de bestrijding van de georganiseerde
criminaliteit (waaronder ook de nationale recherche), ter onderbouwing en
ondersteuning van strategische beleidskeuzes.
De WODC-monitor zou elke twee jaar verschijnen. Dat blijkt nu in de (wetenschappelijke)
praktijk, niet haalbaar te zijn, vanwege de looptijd van de geselecteerde
opsporingsonderzoeken en de arbeidsintensiteit van het wetenschappelijk onderzoek.
Om die reden heb ik besloten de monitor elke drie jaar te publiceren. De volgende
WODC-monitor georganiseerde criminaliteit kunt u dan ook in 2005 tegemoet
zien.
De Minister van Justitie,
J. P. H. Donner