26 269
Uitvoering aanbevelingen enquêtecommissie opsporingsmethoden

nr. 10
MOTIE VAN DE LEDEN VAN DE CAMP EN HALSEMA

Voorgesteld 29 juni 1999

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de tijdelijke commissie opsporingsmethoden heeft vastgesteld dat verschillende onderzoeken naar het in hoofdstuk 5 van het rapport beschreven feitencomplex zijn gestagneerd;

constaterende, dat de Kamer van oordeel is dat er voldoende feitelijke grondslag is voor de bevindingen van de tijdelijke commissie;

overwegende, dat de oorzaak voor de stagnatie mede gelegen is in een gebrek aan samenwerking binnen de opsporingsinstanties;

overwegende, dat tevens de andere redenen die de commissie noemt op de pagina's 195 en 196 hebben bijgedragen aan de stagnatie van het onderzoek;

verzoekt de minister hiernaar een integraal feitenonderzoek te doen instellen door de daarbij tot op heden betrokken functionarissen, waarbij alle beschikbare informatie in onderlinge samenhang wordt betrokken;

verzoekt de minister tevens al het mogelijke te ondernemen om het noodzakelijke strafrechtelijke onderzoek dat voortvloeit uit het feitenonderzoek uit te kunnen voeren;

verzoekt voorts de Kamer hierover op adequate wijze te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van de Camp

Halsema

Naar boven