nr. 1
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VOOR BINNENLANDSE ZAKEN
EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 21 oktober 1998
Tijdens procedurevergaderingen op 15 april 1998, 10 juni 1998
en 24 juni 1998 hebben de vaste commissies voor Justitie en Binnenlandse
Zaken besloten een werkgroep in stellen, belast met het doen van voorstellen
inzake:
a. de uitvoering van de aanbevelingen van de enquêtecommissie opsporingsmethoden
die de Kamer regarderen;
b. de uitvoering van een onderzoek naar de effecten van de aanbevelingen
van de enquêtecommissie op de opsporing (motie-Schutte; kamerstuk 24 072,
nr. 43).
De werkgroep heeft haar verslag op 7 oktober 1998 aangeboden aan
de voorzitters van de vaste commissies voor Justitie en voor Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties. In een vergadering op 15 oktober hebben
voornoemde commissies uitgesproken dat zij zich geheel met de voorstellen
van de werkgroep kunnen verenigen. De commissies hebben de eer u het verslag
van de werkgroep hierbij aan te bieden.
In navolging van het voorstel onder 3 in het verslag van de werkgroep
stellen de commissies voor: een tijdelijke commissie in te stellen op grond
van artikel 18 van het Reglement van Orde Tweede Kamer en deze commissie te
belasten met:
1. het maken op basis van de beschikbare documenten van een inhoudelijke
analyse van de stand van zaken. De centrale vraag die daarbij dient te worden
beantwoord, is of de drievoudige crisis effectief is bestreden, externe deskundigheid
is hierbij waarschijnlijk noodzakelijk;
2. het gedurende een korte periode – bijvoorbeeld een week –
intensief contact hebben met de praktijk van de opsporing (politie, openbaar
ministerie enz.), teneinde de inhoudelijke analyse te toetsen aan die praktijk.
Dit kan zowel door middel van werkbezoeken en gesprekken op de werkplek als
door middel van hoorzittingen en rondetafelgesprekken. Ook zou de praktijk
de gelegenheid kunnen worden geboden om informatie aan de tijdelijke
commissie te verschaffen, bijvoorbeeld via een aparte internetsite;
3. het rapporteren over de bevindingen sub 1 en 2.
Voorts stellen de beide vaste commissies voor het aantal leden van de
tijdelijke commissie te bepalen op zes en geen plaatsvervangers aan te wijzen.
Gezien het feit dat de door de tijdelijke commissie te analyseren maatregelen
en regelingen voor een deel op dit moment nog niet bekend zijn maar dat pas
later dit jaar zullen worden, zou de tijdelijke commissie naar de mening van
de beide vaste comissies haar constituerende vergadering moeten houden op
de eerste vergaderdag na het reces, dat wil zeggen op dinsdag 19 januari.
De termijn bedoeld in artikel 18 van het Reglement van orde, tweede lid, zou
dan moeten worden bepaald op vier maanden vanaf die datum.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,
Van Heemst
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Cloe
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Coenen