26 269
Uitvoering aanbevelingen enquêtecommissie opsporingsmethoden

nr. 1
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 21 oktober 1998

Tijdens procedurevergaderingen op 15 april 1998, 10 juni 1998 en 24 juni 1998 hebben de vaste commissies voor Justitie en Binnenlandse Zaken besloten een werkgroep in stellen, belast met het doen van voorstellen inzake:

a. de uitvoering van de aanbevelingen van de enquêtecommissie opsporingsmethoden die de Kamer regarderen;

b. de uitvoering van een onderzoek naar de effecten van de aanbevelingen van de enquêtecommissie op de opsporing (motie-Schutte; kamerstuk 24 072, nr. 43).

De werkgroep heeft haar verslag op 7 oktober 1998 aangeboden aan de voorzitters van de vaste commissies voor Justitie en voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In een vergadering op 15 oktober hebben voornoemde commissies uitgesproken dat zij zich geheel met de voorstellen van de werkgroep kunnen verenigen. De commissies hebben de eer u het verslag van de werkgroep hierbij aan te bieden.

In navolging van het voorstel onder 3 in het verslag van de werkgroep stellen de commissies voor: een tijdelijke commissie in te stellen op grond van artikel 18 van het Reglement van Orde Tweede Kamer en deze commissie te belasten met:

1. het maken op basis van de beschikbare documenten van een inhoudelijke analyse van de stand van zaken. De centrale vraag die daarbij dient te worden beantwoord, is of de drievoudige crisis effectief is bestreden, externe deskundigheid is hierbij waarschijnlijk noodzakelijk;

2. het gedurende een korte periode – bijvoorbeeld een week – intensief contact hebben met de praktijk van de opsporing (politie, openbaar ministerie enz.), teneinde de inhoudelijke analyse te toetsen aan die praktijk. Dit kan zowel door middel van werkbezoeken en gesprekken op de werkplek als door middel van hoorzittingen en rondetafelgesprekken. Ook zou de praktijk de gelegenheid kunnen worden geboden om informatie aan de tijdelijke commissie te verschaffen, bijvoorbeeld via een aparte internetsite;

3. het rapporteren over de bevindingen sub 1 en 2.

Voorts stellen de beide vaste commissies voor het aantal leden van de tijdelijke commissie te bepalen op zes en geen plaatsvervangers aan te wijzen. Gezien het feit dat de door de tijdelijke commissie te analyseren maatregelen en regelingen voor een deel op dit moment nog niet bekend zijn maar dat pas later dit jaar zullen worden, zou de tijdelijke commissie naar de mening van de beide vaste comissies haar constituerende vergadering moeten houden op de eerste vergaderdag na het reces, dat wil zeggen op dinsdag 19 januari. De termijn bedoeld in artikel 18 van het Reglement van orde, tweede lid, zou dan moeten worden bepaald op vier maanden vanaf die datum.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Van Heemst

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Cloe

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Coenen

Naar boven