26 268
Evaluatie ontnemingswetgeving

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2000

Naar aanleiding van de vraag van de heer Van de Camp tijdens het ordedebat van 5 december jongst leden kan ik u, mede namens de minister van BZK, als volgt berichten.

Bij de toepassing van de ontnemingswetgeving vormt het leggen van conservatoir beslag op vermeend wederrechtelijk verkregen vermogen een belangrijk instrument. In een evaluatierapport van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatie Centrum1, waarover met uw Kamer is gesproken tijdens een algemeen overleg op 7 oktober 1999, heeft dit aspect ook aandacht gekregen (26 268, nr. 3).

Mede op basis van de aanbevelingen uit voornoemd WODC-rapport is thans een wetsvoorstel in voorbereiding tot wijziging van de ontnemingswetgeving. Daarbij zijn de adviezen van de organen uit de praktijk van de strafrechts-pleging betrokken. Voor een omkering van de bewijslast wordt in het wetsvoorstel in ieder geval niet gekozen. Op de overige door de heer Van de Camp bedoelde vragen zal bij gelegenheid van de toelichting op dat wetsvoorstel nader worden ingegaan.

Het wetsvoorstel tot wijziging van de ontnemingswetgeving zal in januari 2001 aan de Ministerraad worden toegezonden met het verzoek om machtiging te verlenen voor een adviesaanvrage aan de Raad van State.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Het vermogen te ontnemen. Evaluatie van de ontnemingswetgeving (eindrapport), WODC (J.M. Nelen en V. Sabee), 1998.

Naar boven