Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26268 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 26268 nr. 4 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 december 1999
Op 7 oktober 1999 vond een algemeen overleg plaats met de vaste commissie voor Justitie over de ontnemingswetgeving. (26 268, nr. 3) Tijdens dit overleg heb ik toegezegd de Kamer op een aantal punten nader te zullen informeren. Deze toezegging doe ik hierbij gestand, mede na overleg met de ministeries van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1. Afstemming tussen strafrechtelijk en fiscaal traject
De leden Niederer (VVD) en Kalsbeek (PvdA) hebben gevraagd de relatie tussen het strafrechtelijke en het fiscale traject bij ontnemingszaken nog eens helder uiteen te zetten. Daarbij gaat het tevens om de samenwerking tussen openbaar ministerie, FIOD en belastingdienst.
Van belang is dat strafrechtelijke ontneming en belastingheffing een verschillende achtergrond en doelstelling hebben. Bij ontneming gaat het om een maatregel die erop is gericht in het geval van strafbare feiten het wederrechtelijk verkregen voordeel te ontnemen. De fiscale regelgeving is erop gericht te bevorderen dat het juiste bedrag aan belasting wordt geheven en afgedragen, indien een inkomen is verworven. Of dat inkomen door middel van legale dan wel illegale activiteiten is verworven, maakt voor de belastbaarheid van dat inkomen geen verschil.
In de praktijk kan zich dus de situatie voordoen dat wederrechtelijk verkregen voordeel in beginsel zowel in aanmerking komt voor strafrechtelijke ontneming als voor belastingheffing. In de «Aanwijzing ontneming» van het openbaar ministerie en in het «Besluit Ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel en belastingheffing» van de belastingdienst is uiteengezet hoe het strafrechtelijke en het fiscale traject zich tot elkaar verhouden als het gaat om de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Uitgangspunt in deze regelingen is dat zaken die zich lenen voor strafrechtelijke ontneming, in beginsel ook langs die weg worden afgedaan. Als zowel de strafrechtelijke als de fiscale weg openstaat, vindt in een zo vroeg mogelijk stadium afstemming plaats tussen het openbaar ministerie en de belastingdienst over de verdere aanpak. In dat overleg wordt bezien of het fiscale traject, het strafrechtelijke traject, dan wel een combinatie van beide trajecten wordt gekozen voor de afroming van criminele winsten. Daarbij spelen de eigen verantwoordelijkheden van belastingdienst en openbaar ministerie een rol, maar wordt onder andere ook rekening gehouden met de vraag hoe sterk ieders bewijsrechtelijke of juridische positie is. Het openbaar ministerie, de belastingdienst en de FIOD bezien momenteel, in overleg met de ministeries van Justitie en van Financiën of deze systematiek nog verder gestroomlijnd kan worden.
2. Vasthouden van financiële deskundigheid binnen de politiekorpsen
De leden Niederer (VVD) en Kalsbeek (PvdA) hebben voorts gevraagd hoe de Minister aankijkt tegen het geven van premies aan korpsen die hun financiële deskundigen weten vast te houden. Namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan ik u meedelen dat de korpsbeheerder hierin een eigen bevoegdheid heeft, waar de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties in beginsel buiten staat. Op grond van het Besluit bezoldiging politie kan de korpsbeheerder een toelage dan wel een uitkering toekennen aan politie-ambtenaren, om redenen van werving of behoud. Zowel de individuele politie-ambtenaar als een categorie ambtenaren kan in aanmerking komen voor deze maatregelen. Deze regeling kan derhalve ook worden toegepast ten aanzien van financiële deskundigen die werkzaam zijn binnen de politiekorpsen.
3. Aandacht voor MOT-meldingen
Naar aanleiding van een vraag van mevrouw Kalsbeek (PvdA) over de alertheid van politiemensen op het gebruik van MOT-meldingen kan het volgende worden opgemerkt. Uit recente informatie van het MOT en van het BLOM (het Bureau voor de politiële ondersteuning van de Landelijk Officier MOT) kan worden afgeleid dat het rechercheren op zogenoemde verdachte transacties langzamerhand meer vaste grond onder de voeten begint te krijgen binnen de politie-organisatie. Dit leidt ook regelmatig tot succes in de vorm van veroordelingen en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het van start gaan van het BLOM per 1 januari 1999 heeft daarbij gezorgd voor een belangrijke impuls. Het BLOM is een onderdeel van het KLPD (divisie CRI) en heeft als hoofdtaken het veredelen en analyseren van verdachte transacties (afkomstig van het MOT) ter fine van opsporing en het ondersteunen van de landelijk officier MOT. Sinds september 1999 is het BLOM op volle sterkte. In de periode vanaf de zomer heeft het BLOM 18 recherche-onderzoeken geïnitieerd en hebben de zes speciaal aangestelde «accountmanagers» veel enthousiasme ontmoet voor het onderzoek naar verdachte transacties in de politieregio's, de kernteams en bij de ECD en de FIOD. Ook het aantal Lovj-verzoeken (d.w.z. verzoeken om informatie over financiële transacties en personen die de politie via de landelijk officier van Justitie bij het MOT kan indienen t.b.v. de opsporing) is toegenomen. Bij de ontwikkeling van de opleidingen financieel rechercheren wordt uiteraard rekening gehouden met het feit dat aandacht nodig is voor de aspecten «witwassen» en «gebruik van MOT-meldingen». Dit zal met name gebeuren in het kader van de opleidingen voor niveau 2 (algemeen rechercheur) en niveau 3 (financieel rechercheur). Deze opleidingen zullen in de loop van 2000 beschikbaar komen.
4. Financieel deskundigen aanstellen als buitengewoon opsporings ambtenaar (boa)?
Tot slot heeft de heer Niederer (VVD) gevraagd naar de mogelijkheid om het ook voor kleinere korpsen mogelijk te maken financiële deskundigen aan te trekken, door hun de status van buitengewoon opsporingsambtenaar te verlenen.
In antwoord hierop wordt in de eerste plaats onderstreept dat beschikbaarheid van voldoende (financiële, maar ook andere) deskundigheid essentieel is voor een effectieve aanpak van financieel-economische criminaliteit en de toepassing van de ontnemingswetgeving. Daarbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat de benodigde deskundigheid op een zodanige schaalgrootte georganiseerd moet worden dat enerzijds tegemoet wordt gekomen aan de behoeften van de gebruikers en anderzijds aan eisen van efficiency en effectiviteit.
Vanuit die optiek is het niet zinvol (financiële) deskundigheid op alle niveaus in elke politieregio of op elk arrondissementsparket beschikbaar te hebben. In de politieregio's spelen de Bureaus Financiële Ondersteuning (BFO's) een belangrijke rol. Voor uitvoeriger informatie hierover verwijs ik naar mijn brief aan de Kamer van 26 maart 1998 over de ontnemingswetgeving (Kamerstukken 1998–1999, 26 268, nr. 2, pagina 12). Op bovenregionaal en bovenarrondissementelijk niveau is kennis en expertise op het gebied van financieel rechercheren beschikbaar in de Interregionale Fraude Teams (samenwerkingsverbanden tussen politie en justitie voor de aanpak van middelzware en zware vormen van fraude). Voorts wordt gewezen op de belangrijke rol die het Landelijk Recherche Team (LRT) speelt op het gebied van financieel rechercheren. Ook kan in voorkomende gevallen een beroep worden gedaan op financiële en accountancy-expertise die bij de CRI beschikbaar is.
Wat het openbaar ministerie betreft moet in dit verband nog het Bureau Ontnemingswetgeving OM (BOOM) genoemd worden. Het streven is erop gericht om de benodigde deskundigheid zoveel mogelijk binnen de eigen organisaties van politie en Openbaar Ministerie voorhanden te hebben. Dat sluit de mogelijkheid evenwel niet uit dat in voorkomende gevallen gebruik gemaakt wordt van deskundigheid van buiten, door het «inhuren» van experts. Daarbij is het reeds praktijk om financieel deskundigen die niet beschikken over een politiediploma aan te stellen als bijzonder opsporingsambtenaar (boa). Dit gebeurt niet alleen binnen de politieregio's, maar bijvoorbeeld ook bij het LRT. Aanstelling als «boa» gebeurt niet indien externe expertise op «ad hoc» basis wordt ingehuurd. Ik verwijs in dit kader ook naar een eerdere schriftelijke vraag van de vaste commissie van Justitie hierover, die is beantwoord per brief van 26 maart 1999 (Kamerstukken II, 26 268, nr. 2, vraag 22).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26268-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.