26 264
Beheer en controle EU-geldstromen

nr. 2
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 25 februari 1999

De commissie voor de Rijksuitgaven1 en de algemene commissie voor Europese Zaken2 hebben op 3 februari 1999 overleg gevoerd met minister Zalm van Financiën en staatssecretaris Benschop van Buitenlandse Zaken over het jaarverslag 1997 van de Europese Rekenkamer en beheer en controle van EU-geldstromen(26 264, nr. 1).

Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer De Haan (CDA) betreurde het dat de Europese Unie de uitgaven en ontvangsten nog steeds niet op orde heeft. Positief is evenwel dat de laatste tijd, met name op instigatie van het Europees Parlement, een aantal maatregelen van administratief-organisatorische aard is genomen om dit te verbeteren. Er mag dan ook worden verwacht dat het rechtmatigheidsgehalte van de uitgaven en de ontvangsten op den duur zal toenemen. Het zou overigens onjuist zijn om de schuld voor de ontstane situatie alleen bij de Europese Commissie te leggen, want ongeveer 80% van de EU-uitgaven loopt via de nationale lidstaten. Mede daarom verzocht hij de regering om een nota uit te brengen waarin duidelijk wordt op welke wijze fraudeurs krachtens het Nederlandse recht kunnen worden aangepakt. Ook vernam hij graag op welke wijze Nederland zelf tot verbeteringen kan komen en de zaak redelijk op orde kan brengen.

Voorts benadrukte hij dat invoerrechten de belangrijkste inkomstenbron voor de Europese Unie vormen. Het is onthutsend dat volgens een onderzoek van de Europese Rekenkamer het verschil tussen de theoretische en de feitelijke BTW-opbrengst 70 mld. ecu bedroeg. Deze berekening had betrekking op negen lidstaten en betrof de periode 1991–1993. Als dit gat zou worden gedicht, zou bij wijze van spreken de hele uitbreiding van de EU kunnen worden bekostigd en dan zou de minister zich ook geen zorgen meer hoeven te maken over de nettobijdrage van Nederland. Het is dan ook zaak om het douanesysteem zowel nationaal als internationaal te verbeteren, zodat de inning van dit soort heffingen beter tot haar recht komt.

Ook memoreerde de heer De Haan dat de Europese Commissie in maart 1999 jegens het Europees Parlement nader verantwoording zal moeten afleggen. Het Europees Parlement verdient alle lof voor haar opstelling in dezen. De vraag is echter of de Europese Commissie in maart aan de door het Europees Parlement gestelde eisen zal voldoen, zodat het Europees Parlement aan de Europese Commissie kwijting kan verlenen voor de uitvoering van de begroting 1996?

Tot slot informeerde hij naar het moment waarop het wetsvoorstel zevende wijziging van de Comptabiliteitswet bij de Kamer wordt ingediend. Deze wetswijziging is zeer urgent, met name ook om een betere controle op de EU-uitgaven via de gemeenten en de provincies mogelijk te maken. Dat kan worden gerealiseerd door de Algemene Rekenkamer op dit punt dezelfde controlebevoegdheid te geven als die waarover de Europese Rekenkamer beschikt.

De heer Weekers (VVD) had waardering voor de kritische benadering van de Europese Rekenkamer, want dat is van groot belang voor het vertrouwen van de burger in de Europese Unie. De Europese Rekenkamer moet als onafhankelijk orgaan controle uitoefenen, opdat welke onregelmatigheid dan ook aan het licht komt en de Europese Commissie en de lidstaten maatregelen ter verbetering kunnen nemen. De vraag is of men nu wel voldoende doordrongen is van de ernst van de problematiek en of men wel alles in het werk stelt om de noodzakelijke maatregelen zo snel mogelijk te nemen. Zo is het opvallend dat de Europese Commissie in haar reactie op het jaarverslag 1997 niet reageert op de beschuldiging van belangenverstrengeling bij het MEDA-programma. Kennelijk zijn er toch verschillende culturen op dat punt mogelijk. Voor de Europese Rekenkamer, het Europees Parlement en de Raad van ministers is dan ook nog het nodige te doen. De belangrijkste taak van de Europese Rekenkamer is om de betrouwbaarheid en de wet- en rechtmatigheid van de rekeningen te onderzoeken. De doelmatigheidscontrole is slechts een afgeleide taak. Volgens het Nederlandse lid van de Europese Rekenkamer, de heer Engwirda, vindt binnen de Europese Rekenkamer voortdurend strijd plaats over de vraag of en in hoeverre doelmatigheidscontroles kunnen plaatsvinden. In veel culturen wordt de doelmatigheidscontrole kennelijk te politiek bevonden. Een fatsoenlijke doelmatigheidscontrole is overigens pas mogelijk als de onderliggende rekeningen en cijfers kloppen. Is de regering met de VVD-fractie van mening dat de doelmatigheidscontrole meer expliciet moet worden opgenomen in de taakomschrijving van de Europese Rekenkamer?

De Nederlandse regering wordt aangesproken wanneer zich in Nederland door tekortkomingen in nationale beheer- en controlesystemen gevallen van fraude en onregelmatigheden voordoen. Ingeval van gedecentraliseerde uitvoering van EU-beleid dient de centrale overheid na te gaan of de decentrale organen hun gemeenschapsverplichtingen nakomen. Bij de centrale overheid ligt vervolgens de financiële aansprakelijkheid, omdat zij de enige verdragspartner is. Het is mogelijk dat zich dan problemen voordoen met betrekking tot de ministeriële verantwoordelijkheid. De minister is immers jegens Brussel verantwoordelijk, terwijl hij geen invloed kan uitoefenen op de besteding van EU-gelden door lagere overheden. De Algemene Rekenkamer is evenmin bevoegd om daarnaar onderzoek te doen. Welke mogelijkheden ziet de regering om haar invloed op dit gebied te vergroten?

Voorts onderschreef de heer Weekers de noodzaak van een fraudeaanpak. Hij steunde dan ook het verzoek van de heer De Haan om een nota op dit punt, althans als daarin ook de praktische knelpunten bij de fraudebestrijding aan de orde komen. Het is goed dat de regering de komst van een onafhankelijk fraudebestrijdingsbureau krachtig ondersteunt en initiatieven heeft genomen tot onderlinge samenwerking tussen een aantal lidstaten. Deze onderlinge samenwerking kan en moet verder worden uitgebreid. Een probleem is wel dat fraude in de Europese lidstaten niet op dezelfde wijze wordt gedefinieerd en dat er evenmin dezelfde sancties op staan. Welke initiatieven neemt de regering om daarbij tot meer eenduidigheid te komen?

Verder vroeg hij waarom kennelijk al in juli 1995 een fraudebestrijdingsovereenkomst tot stand is gekomen die thans nog in geen enkele lidstaat is geratificeerd. In Nederland schijnt het desbetreffende goedkeuringsvoorstel nog bij de Raad van State te liggen. Waarom moet dat allemaal zo lang duren? Wat is de stand van zaken in andere landen? Liggen er nog andere overeenkomsten tegen fraude op de plank die nog moeten worden geratificeerd? Wordt de problematiek onvoldoende onderkend? Waarom wekt de regering in haar reactie op het jaarverslag 1997 van de Europese Rekenkamer de suggestie dat fraudepraktijken bij EU-instellingen schadelijker zijn voor de beeldvorming over en het vertrouwen in de Europese Unie dan fraude met Europees geld in de lidstaten? Beide vormen van fraude zijn toch even ernstig?

Volgens de Europese Rekenkamer werken de nationale controlediensten onvoldoende met elkaar samen. De prioriteit bij de fraudebestrijding ligt in het nationaal belang ervan, hetgeen ook begrijpelijk is omdat de opsporing nationaal moet worden gefinancierd. Er zouden dan ook prikkels moeten worden ingebouwd die het aantrekkelijk maken dat ook fraude met een budgettair gevolg voor andere lidstaten of de Europese Unie wordt opgespoord.

In antwoord op schriftelijke vragen van de leden Weekers en Hessing heeft de regering aangegeven dat zij binnen de Raad van Ministers wil streven naar verdere intensivering en verbetering van fraudebestrijding. Welke voorstellen heeft de regering hierbij in gedachten? Hoe kijkt zij aan tegen de suggestie van EU-commissaris Liikanen om de verantwoordelijkheid voor de controle op de besteding van structuurfondsgelden meer bij de lidstaten te leggen? Als een lidstaat dan fraude of onregelmatigheden ontdekt, kunnen deze gelden nog aan een ander nationaal project worden besteed. Als daarentegen de Europese Rekenkamer of Europese Commissie de fout constateert, moeten de gelden worden teruggestort.

Hierna releveerde de heer Weekers dat 90 mld. euro van het totaalbudget van 165 mld. euro van de structuurfondsen nog niet is besteed. Er treedt jaarlijks een forse onderschrijding op die wegens het verplichte geprivilegieerde karakter kan worden doorgeschoven naar volgende jaren. Hij was het met de regering eens, dat dit geprivilegieerde karakter moet worden afgeschaft. Dat dient dan ook te resulteren in een fors lagere enveloppe van de structuurfondsen. Wat is het standpunt van de regering over de suggestie voor het instellen van een reserve van 10% over de structuurfondsen ter beloning van efficiënt bestedende lidstaten?

Volgens de Europese Rekenkamer krijgen producenten van durumtarwe een voorkeursbehandeling die door geen enkel objectief gegeven wordt gerechtvaardigd. Aan dit doelmatigheidsonderzoek dienen beleidsconsequenties te worden verbonden. Wat is de Nederlandse inzet op dit punt, ook om vergelijkbare gevallen in de toekomst te voorkomen?

Tot slot benadrukte hij dat de «déclaration d'assurance» (DAS) van de Europese Rekenkamer de afgelopen jaren niet positief was. In het Verdrag van Amsterdam is bepaald dat bij het advies van de Raad van ministers aan het Europees Parlement over het verlenen van decharge niet alleen met de verslagen van de Europese Rekenkamer, maar ook met de DAS rekening moet worden gehouden. Wat is de Nederlandse inzet in de Raad van ministers op dit punt en op welke wijze betrekt zij daarbij de DAS?

De heer Timmermans (PvdA) maakte uit het jaarverslag 1997 van de Europese Rekenkamer op, dat er een grote discrepantie is tussen de besluitvorming op raadsniveau en de daadwerkelijke uitvoering van de besluiten in het veld. Veel van de door de Rekenkamer gesignaleerde problemen zijn daarvan het gevolg. Is de regering ook van opvatting dat in de besluitvormingsfase veel meer aandacht moet worden geschonken aan de uitvoeringspraktijk? Hij steunde de opvatting van de heer Weekers over de onderschrijding bij de structuurfondsen. Het is echter ook zaak om dan naar de onderschrijding in Nederland te kijken, want Nederland scoort op dat punt bepaald slecht. Dat is ook weer het gevolg van gebrekkige regelgeving die in een eerdere fase tot stand is gekomen. Ook daarbij is het dus van groot belang om de regelgeving meer op de praktijk af te stemmen.

Het was voor hem de vraag of het voorstel van commissaris Liikanen om de verantwoordelijkheid voor de controle meer bij de lidstaten te leggen en een bonus op goed gedrag te geven wel goed past in de communautaire gedachtegang. Blijkens haar brief is de regering er ook voorstander van om deze bevoegdheden aan de Europese Commissie te laten. Is de regering dan ook bereid om zich ervoor in te zetten dat de Europese Commissie voldoende geëquipeerd is om deze taak uit te oefenen? Op dit moment is de Europese Commissie daartoe kwantitatief noch kwalitatief in staat.

In haar reactie op het jaarverslag 1997 maakt de regering melding van de samenwerkingsvormen die worden gezocht met andere lidstaten, bijvoorbeeld als het gaat om de inning van BTW-ontvangsten. Waarom vinden de onderhandelingen daarover op bilaterale basis plaats? Waarom gebruikt de Europese Commissie niet haar initiatiefrecht om dit op het niveau van de Europese Unie te regelen?

De heer Timmermans kon zich op zichzelf goed voorstellen dat de Europese Rekenkamer kiest voor het instrument van deelverslagen op verschillende onderwerpen, omdat het niet meer mogelijk is om alle onderwerpen in één jaarverslag onder te brengen. Als deze deelverslagen echter alleen in de verschillende vakraden of op andere niveaus aan de orde komen, brengt dat het risico met zich dat de samenhang van de problematiek uit het oog wordt verloren. Neemt de regering initiatieven om enige coherentie in dezen aan te brengen, zodat de verslagen ook in hun samenhang kunnen worden beoordeeld?

Ook wenste hij te vernemen hoe de regering aankijkt tegen de mogelijkheid van een geïntensiveerde samenwerking tussen de nationale rekenkamers van de EU-lidstaten. De uitvoering en het beheer zijn bij de structuurfondsen en bij het EOGFL een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel de Europese Commissie als de lidstaten. Is het mogelijk om ook de controle daarop als een gedeelde verantwoordelijkheid aan te merken en in onderling samenspel tussen de rekenkamers aan de orde te stellen?

Tot slot sloot hij zich aan bij het verzoek om een nota over de fraudebestrijdingsproblematiek.

De heer Vendrik (GroenLinks) stelde met vreugde vast dat het onderwerp beheer en controle van communautaire middelen in het januaridebat tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie eindelijk de aandacht kreeg die het verdient. Het is des te spijtiger dat het Europees Parlement toen niet heeft doorgebeten. Gelet op alle kwesties van de afgelopen jaren, variërend van fraude tot merkwaardige honoreringsregelingen voor europarlementariërs, zou het een buitengewoon goed signaal zijn geweest als de Europese Commissie naar huis was gestuurd.

Hij concludeerde dat het beheer over de EU-financiën van geen kanten deugt, hetgeen desastreus is voor de steun van de burgers voor de Europese gedachte. Bij de Europese Commissie zelf is het een kleine zwijnenstal en het financieel beheer van veel lidstaten is ook onder de maat. Ook het Europees Parlement maakte tot voor kort een troep van zijn eigen financiën, maar heeft nu zijn leven gebeterd. Het Europees Parlement heeft een statuut aangenomen dat meer lijn brengt in de vergoedingen en de honorering. Waarom laat de besluitvorming van de Raad van ministers in dezen op zich wachten?

Voorts wees de heer Vendrik erop dat de regering veel werk maakt van het terugbrengen van de Nederlandse afdrachten aan de EU. Geen middel wordt onbeproefd gelaten om per saldo minder geld aan Europa kwijt te zijn. Zou het niet veel verstandiger zijn geweest om deze discussie achterwege te laten en veel harder in te zetten op verbetering van het beheer en van de rechtmatigheid en doelmatigheid van de EU-uitgaven? Dat had de Nederlandse positie zuiverder gemaakt en aan het eind van de rit misschien wel hetzelfde geldbedrag opgeleverd. Het is nog niet te laat om hierover goed na te denken. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.

In haar jaarverslag 1997 heeft de Europese Rekenkamer haar oordeel gegeven over de begrotingsuitvoering over 1997. Dit thema komt ook in de Ecofinraad van maart 1999 aan de orde. Welk standpunt neemt Nederland daarbij in? De Europese Rekenkamer constateert dat heel veel fouten worden gemaakt van materiële en procedurele aard. Lastig is dat in het jaarverslag niet wordt gedifferentieerd naar nationale lidstaten. Er kan dan ook niet worden geconcludeerd hoe de Europese Rekenkamer de kwaliteit van het Nederlandse beheer beoordeelt. Dat maakt het ook lastig om de verschillende voorstellen tot verbetering van het beheer voor de Nederlandse situatie te beoordelen. Wat is de inschatting van de minister op dit punt?

Op zichzelf is het begrijpelijk dat de Europese Commissie in de systematiek van het gedeeld beheer toezicht houdt op de wijze waarop de nationale lidstaten het beheer uitvoeren. Dat is echter ook een kwetsbare constructie. De vraag is of de Europese Commissie wel voldoende capaciteit en middelen heeft om dat toezicht op de lidstaten naar behoren uit te voeren. Zo dat niet het geval is, is het zaak om dat probleem ten spoedigste op te lossen.

Voorts kreeg de heer Vendrik graag nog een toelichting op het Nederlandse aandeel in het Europese fraudebestrijdingsbeleid. Wat is het beleid van het openbaar ministerie c.q. de minister van Justitie ten aanzien van fraudeurs die in Nederland geknoeid hebben met Europese gelden? Wordt strafrechtelijke vervolging overwogen of blijft het bij administratief-rechtelijke afdoening door de Europese Commissie?

Wat betreft het gat in de controle op uitvoering en beheer van provincies en gemeenten die met Europese gelden werken, deed hij de suggestie om al dit soort uitgaven via de rijksbegroting te laten verlopen. Dat zou betekenen dat dit soort fondsen via het provincie- en gemeentefonds geoormerkt worden toegekend aan de provincies en de gemeenten die deze uitgaven doen. Voordeel daarvan is dat gebruik kan worden gemaakt van alle gangbare plannings- en controlesystemen die normaliter op de rijksbegroting van toepassing zijn.

Tot slot releveerde de heer Vendrik dat de uitvoering bij veel met name kleinere EU-programma's aan allerlei comités is opgedragen. Hierover bestaat nu veel onduidelijkheid. Waarom komen bepaalde mensen in zo'n comité, wie zitten erin, wordt de Nederlandse inbreng gecoördineerd? Bij deze comités begint vaak het beheer over de uitgaven. Daarom is het wenselijk dat ook bij dit onderdeel van beheer van de EU-geldstromen maximale transparantie wordt betracht.

De heer Van Walsem (D66) attendeerde er nog op dat het Verenigd Koninkrijk bij het Verdrag van Amsterdam een aantal voorstellen heeft gedaan ter versterking van de fraudebestrijding die uiteindelijk niet werden aangenomen. Dat deed bij hem de vraag rijzen waarom de Nederlandse regering denkt dat haar voorstellen het nu wel zullen halen.

Het antwoord van de regering

De minister van Financiën sloot zich aan bij de conclusie dat het in het algemeen nog niet best gesteld is met beheer en controle van de EU-geldstromen. Toch zijn er wel verbeteringen waar te nemen, bijvoorbeeld ten aanzien van de landbouwuitgaven. Ook van de nieuwe subsidievoorwaarden bij de structuurfondsen en van de introductie van financiële correctiemechanismen mag resultaat worden verwacht. De situatie is dus niet hopeloos, al is de voortgang tamelijk traag. In het kader van Agenda 2000 zal er ook een nieuwe financieel reglement voor de structuurfondsen moeten worden opgesteld. Nederland zal er nauw op toezien dat met deze reglementering de kans op fraude wordt beperkt. Het desbetreffende werkdocument van de Europese Commissie zal de Kamer worden toegezonden, althans als daarop niet het stempel der vertrouwelijkheid rust.

Het is duidelijk dat de Europese Commissie de eindverantwoordelijkheid draagt voor het toezicht op de rechtmatigheid van de EU-uitgaven, maar daarbij hebben de lidstaten wel degelijk ook een rol te spelen. Het systeem van de single audits vormt daarbij een goede leidraad. Volgens dat systeem vindt de controle primair in en door de lidstaten plaats. Daarop behoudt de Europese Commissie dan toezicht, onder andere via steekproeven. Mochten daarbij dan verkeerde zaken aan het licht komen, dan moet de lidstaat een financiële correctie opgelegd krijgen. Het is voor de Europese Commissie fysiek onmogelijk om de gehele controle in de lidstaten zelf voor haar rekening te nemen.

Daarna deelde de minister mede dat de goedkeuringswet ter bestrijding van de EU-fraude thans bij de Raad van State ter advisering voorligt. Dit wetsvoorstel, dat naar verwachting in maart 1999 bij de Kamer zal worden ingediend, maakt het mogelijk om EU-fraude in het nationaal strafrecht gelijk te stellen met andersoortige criminele activiteiten. Bij de indiening van dit wetsvoorstel zal een nota worden gevoegd waarin wordt ingegaan op andere justitiële aspecten op dit punt. Het moge duidelijk zijn dat ook de minister van Justitie daarbij zal worden betrokken.

Het was hem onbekend waarop het getal van 70 mld. ecu ten aanzien van de BTW-inning precies was gebaseerd. Er zijn wel schattingen gemaakt van de grijze en zwarte sector in dezen. Op basis daarvan heeft de Europese Commissie een aantal malen correcties aangebracht op de door de lidstaten opgegeven BNP's, waardoor een en ander voor de Europese Unie zelf geen nadeel met zich bracht. Het leverde Nederland zelfs een aantal malen voordeel op, omdat de opwaartse correcties vanwege het zwarte circuit vooral de zuidelijke lidstaten betroffen.

Wat het beheer en de controle van de EU-uitgaven in Nederland betreft, gaf hij te kennen dat Nederland slechts enkele malen in de rapporten van de Europese Rekenkamer wordt genoemd. Binnenkort zal de Algemene Rekenkamer hierover een rapport uitbrengen dat de minister op voorhand niet tot ontevredenheid heeft gestemd. De VNG en het IPO zullen binnenkort om commentaar worden gevraagd over eventuele voorstellen tot het bevoegd verklaren van de Algemene Rekenkamer bij de controle op de specifieke uitkeringen en de EU-uitgaven via provincies en gemeenten. Hierna zal de Kamer het kabinetsstandpunt terzake ontvangen. De Europese Commissie kan Nederland inderdaad aansprakelijk stellen, ook financieel, als op regionaal niveau tekortkomingen blijken bij de uitvoering van EU-beleid. Een lastige complicatie in dezen is dat de Nederlandse regering dan voor iets aansprakelijk wordt gesteld waarop zij geen invloed heeft en waarin zij evenmin bevoegd is. Nadelige financiële gevolgen kunnen lastig op de betrokken decentrale overheden worden verhaald, zeker als het gaat om globale correcties. Deze kwestie ligt gevoelig in de verhouding tussen de Nederlandse overheden en vergt verder nadenken en overleg.

Voorts maakte de minister kenbaar dat het niet eenvoudig is om de douanesamenwerking voor alle EU-lidstaten op dezelfde manier te regelen, gelet op verschillen in tradities die bij de douanediensten bestaan. Met het oog daarop streeft Nederland nu naar het afsluiten van bilaterale samenwerkingsovereenkomsten met buurlanden. Nederland heeft de Europese Commissie steeds gesteund in het doen van voorstellen op dit punt, maar dat is tot op heden nooit echt goed uit de verf gekomen. Overigens was hij bereid om dit onderwerp wederom in Ecofinverband aan te kaarten bij de bespreking van het jaarverslag 1997 van de Europese Rekenkamer.

Met de heer Weekers was hij van mening dat het op zichzelf goed zou zijn als de doelmatigheidscontrole expliciet in de taakomschrijving van de Europese Rekenkamer wordt opgenomen. De in de taakomschrijving opgenomen passage over het financieel beheer kan, ruim geïnterpreteerd, overigens al mogelijkheden daartoe bieden. Feit blijft echter dat voorlopig nog genoeg is te doen aan controle op de rechtmatigheid van de EU-uitgaven. Dat krijgt voorlopig dus de prioriteit.

Door vaker over te gaan tot cofinanciering ontstaan er voor de nationale overheden meer prikkels om meer aan fraudebestrijding te doen. De voorstellen van commissaris Liikanen mogen wellicht niet getuigen van communautair denken, maar bieden goede praktische aanknopingspunten om de controle in de lidstaten op de EU-uitgaven te verbeteren. Nederland is voorstander van afschaffing van het geprivilegieerde karakter van de structuurfondsen. Wat het niveau van de fondsen betreft, kiest Nederland voor een stabilisatie per capita.

In maart zal in de Ecofinraad worden gesproken over het verlenen van decharge aan de Europese Commissie over het begrotingsjaar 1997. In het algemeen overleg over de geannoteerde agenda kan worden gesproken over de wijze waarop de DAS daarbij kan worden betrokken. Het lijkt misschien wel aantrekkelijk om de Europese Commissie geen decharge te verlenen, maar dat houdt niet meer in dan de politieke uitspraak dat de Commissie collectief moet aftreden. De uitgaven worden er niet rechtmatiger door. Het is bovendien juist de Europese Commissie in de huidige samenstelling geweest die het onderwerp van de financiële controle voor het eerst serieus heeft behandeld. De Ecofinraad heeft zich in het verleden overigens vrijwel unaniem aangesloten bij de kritiek van de Europese Rekenkamer op beheer en controle van de EU-uitgaven. Daarbij is ook duidelijk aangegeven wat er zou moeten worden verbeterd. Met de heer De Haan was de minister ook van mening, dat steun van de Ecofinraad en andere Europese raden voor een serieuze aanpak van de fraudebestrijding zeer gepast is. De nieuwe Europese Commissie zou zich intern ook als doel moeten stellen dat het binnen haar zittingsperiode lukt om een goedkeurende verklaring te verkrijgen.

De minister vreesde niet voor een verslapping van de aandacht voor fraudebestrijding als gevolg van de speciale verslagen van de Europese Rekenkamer. Het tegendeel is eerder het geval. Het is juist gewenst dat er een follow-up komt in de desbetreffende vakraden. Er komt ook meer systeem in de wijze waarop de speciale verslagen in de vakraden worden behandeld.

Verder merkte hij op dat de nationale rekenkamers al regelmatig contact met elkaar hebben. Er zijn overigens niet zoveel controles te bedenken die de verschillende nationale rekenkamers gezamenlijk zouden kunnen uitvoeren. Meer winst op dat vlak is te boeken bij samenwerking tussen de Europese Rekenkamer en de nationale rekenkamers.

Tot slot benadrukte de minister dat de Nederlandse opstelling inzake de nettobetalingspositie op zichzelf niets te maken heeft met de noodzaak tot controle op de rechtmatigheid van de EU-uitgaven. Als het huidige foutenpercentage omlaag wordt gebracht, komen daar andere rechtmatige uitgaven voor in de plaats. Dat zal niet leiden tot enigerlei financieel voordeel in de afdrachten. Daarnaast heeft Nederland wel degelijk een belangrijke rol gespeeld ter verbetering van de fraudebestrijding, onder meer bij de totstandkoming van SEM 2000. Er is ook geen enkele tegenstelling tussen de noodzaak van een eerlijke lastenverdeling en onderlinge solidariteit enerzijds en een betere fraudebestrijding anderzijds.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken gaf aan dat de Nederlandse voorstellen tot een betere fraudebestrijding thans wellicht meer kans maken, omdat er nu in EU-verband meer aandacht bestaat voor het probleem van fraude, oneigenlijk gebruik en mismanagement. Het Europees Parlement heeft in dat opzicht een positieve rol gespeeld, zij het dat een deel van de problemen ook door de Europese Commissie zelf aan het licht is gebracht.

Het achtpuntenplan van de Europese Commissie biedt goede mogelijkheden tot verbetering. Het gaat dan onder meer om verbetering van de interne organisatie, ook door het opstellen van gedragscodes voor commissarissen, hun kabinetten en de ambtenaren van de Commissie. Daarmee kan belangenverstrengeling worden voorkomen. Verder wordt in het achtpuntenplan gesproken van de instelling van een onafhankelijk fraudebestrijdingsbureau, OLAF. Daarnaast is de Europese Commissie ingegaan op een voorstel van bondskanselier Schröder om de fraudebestrijding op Europees niveau breder te bezien in een gezamenlijke werkgroep van de Raad van ministers, de Europese Commissie en het Europees Parlement. In deze werkgroep zal Nederland ook een aantal suggesties voor verbetering van de heffing van invoerrechten en BTW inbrengen.

Voorts releveerde de staatssecretaris dat het Europees Parlement over de begrotingsuitvoering 1996 nog steeds geen kwijting heeft verleend aan de Europese Commissie. Half maart zal de groep van onafhankelijke experts een eerste rapportage uitbrengen waarin wordt ingegaan op de vraag of bij commissarissen zelf of in hun directe omgeving sprake was van fraude, nepotisme of mismanagement. Het Europees Parlement heeft zich immers nog niet definitief uitgesproken over de vraag of aan bepaalde bevindingen consequenties worden verbonden voor individuele commissarissen. Tegelijkertijd is het Europees Parlement begonnen met de kwijtingsprocedure over het begrotingsjaar 1997. Het is nog niet duidelijk of deze procedure nog door het Europees Parlement in zijn huidige samenstelling zal worden afgerond.

De Europese Commissie heeft inderdaad voorgesteld om een deel van de structuurfondsbijdragen aan lidstaten in reserve te zetten. Aan de hand van de mate waarin projecten in 2003 succesvol zijn afgerond, zou deze reserve vanaf 2004 beschikbaar worden gesteld. Doel van de reserve is dus om tot een betere besteding van de structuurfondsen te komen. Oorspronkelijk had de Europese Commissie een percentage van 10 voorgesteld, maar inmiddels is sprake van een percentage van 4. Overigens mag deze reserve niet worden gezien als de enige methode om tot verbetering te komen. De overige punten van SEM 2000 blijven nog onverkort van kracht.

De behandeling van het door het Europees Parlement voorgestelde nieuwe statuut is inmiddels gestart. De Raad van ministers moet hierover een besluit nemen na advisering door de Europese Commissie. De eerste versie van dit advies wordt voor half februari 1999 verwacht. Nederland heeft in de Algemene Raad van 25 januari jl. op een spoedige behandeling van het statuut aangedrongen. Het verdient de voorkeur dat de besluitvorming nog voor de komende Europese verkiezingen wordt afgerond, maar het is nog onduidelijk of dat ook mogelijk zal zijn.

Tot slot wees de staatssecretaris erop dat de Kamer binnenkort een notitie ontvangt waarin op het systeem van de beheerscomités wordt ingegaan. Deze notitie zal in het voorziene algemeen overleg over de comitologie aan de orde komen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Weekers (VVD) kreeg graag nog een reactie op zijn vraag over eenduidige fraudedefinities in de lidstaten. Wordt dit met het fraudebestrijdingsverdrag behandeld of verdient dit nog aparte behandeling?

Verder vroeg hij of er op bilateraal niveau ook naar samenwerking wordt gezocht tussen de justitiële diensten ter bestrijding van de fraude met EU-middelen. Wordt in Europees verband gesproken over het inbouwen van financiële prikkels om de fraudebestrijding op nationaal niveau te verbeteren? Het was hem ook niet duidelijk welke concrete voorstellen Nederland heeft gedaan tot verbetering van de fraudebestrijding.

Tot slot verklaarde hij begrip te hebben voor het dilemma van de Nederlandse regering ten aanzien van het verlenen van decharge aan de Europese Commissie. Van belang is dat Nederland in de Ecofinraad in dezen een krachtig signaal afgeeft. Desnoods krijgt de minister in dezen voor die tijd nog de expliciete steun van het Nederlandse parlement.

De heer Timmermans (PvdA) vroeg nog de aandacht voor zijn opmerkingen over de noodzaak om bij de totstandkoming van regelgeving meer rekening te houden met uitvoeringsproblemen. Al in de eerste fase waarin voorstellen van de Europese Commissie totstandkomen, moet rekening worden gehouden met de praktijk.

De heer Vendrik (GroenLinks) had de aandacht gevraagd voor de beheerscomités, aangezien het logisch is dat zij een rol spelen bij het financieel beheer van de EU-uitgaven bij die programma's waarvoor zij zijn ingesteld. Daarom vond hij het van belang om meer te vernemen over de intenties van de regering ten aanzien van deze comités.

De minister van Financiën deelde mede dat in het kader van de goedkeuringswet is voorzien in eenduidige fraudedefinities. De samenwerking tussen justitiële instellingen zal aan de orde komen in de nota die bij het desbetreffende wetsvoorstel zal worden gevoegd.

Hij had niet de indruk dat meer financiële prikkels nu dé oplossing vormen voor een betere fraudebestrijding. De lidstaten helpen elkaar nu al over en weer bij de invordering van heffingen. Daarnaast biedt meer cofinanciering in dezen al mogelijkheden.

Verder zegde hij toe dat hij in de Ecofinraad een krachtig signaal zal laten horen ten aanzien van de noodzaak van goed beheer en goede controle van de EU-uitgaven. Overigens mag het parlement hem in dezen te allen tijde steun verlenen.

Met de heer Timmermans was de minister van mening dat het goed is als bij de totstandkoming van regelgeving rekening wordt gehouden met de uitvoeringspraktijk. Dat is dan ook de inzet van de Nederlandse regering. Zo zal bij het nieuwe financieel reglement voor de structuurfondsen worden aangedrongen op voldoende transparantie, zodat een en ander beter te controleren is. Soms is ingewikkelde regelgeving echter onvermijdelijk, zeker als het gaat om moeizaam bereikte compromissen.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken herhaalde dat Nederland een aantal van de al eerder geformuleerde voorstellen voor samenwerking tussen lidstaten op douanegebied en dergelijke wederom in de Ecofinraad en in de gezamenlijke werkgroep van Raad, Commissie en Parlement zal inbrengen.

Hij vond het een goede suggestie om te bezien of de beheerscomités een preventieve rol kunnen krijgen ten aanzien van een rechtmatige besteding van de EU-middelen. De eigenlijke controlefunctie is en blijft evenwel een taak van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Van Walsem

De voorzitter van de algemene commissie voor Europese Zaken,

Patijn

De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Van der Windt


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Hillen (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), ondervoorzitter, Van Heemst (PvdA), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Van Walsem (D66), voorzitter, Th. A. M. Meijer (CDA), De Haan (CDA), Wagenaar (PvdA), Van den Akker (CDA), Van Beek (VVD), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Weekers (VVD), Kuijper (PvdA), Udo (VVD), Blok (VVD).

Plv. leden: Harrewijn (GroenLinks), Van Zuijlen (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Koenders (PvdA), Bos (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Lambrechts (D66), Kant (SP), Feenstra (PvdA) Schutte (GPV), Van der Vlies (SGP), Schimmel (D66), Stroeken (CDA), Wijn (CDA), Dok-van Weele (PvdA), Rietkerk (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Reitsma (CDA), Rabbae (GroenLinks), Van Blerck-Woerdman (VVD), Geluk (VVD), De Vries (VVD), Balemans (VVD).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Weisglas (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (GPV), Voorhoeve (VVD), Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), ondervoorzitter, De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Patijn (VVD), voorzitter, Van den Akker (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Karimi (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Bos (PvdA), Weekers (VVD), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Van Dok-van Weele (PvdA).

Plv. leden: Blaauw (VVD), Dittrich (D66), Van den Berg (SGP), Örgü (VVD), Klein Molekamp (VVD), Remak (VVD), Ter Veer (D66), Van Bommel (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), De Graaf (D66), Valk (PvdA), Van der Knaap (CDA), Verbugt (VVD), Balkenende (CDA), Mosterd (CDA), M. B. Vos (GroenLinks), Feenstra (PvdA), Zijlstra (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Crone (PvdA), Geluk (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Gortzak (PvdA).

Naar boven