26 261
Verdrag betreffende het aannemen van eenvormige voorwaarden voor periodieke technische keuringen van motorvoertuigen en de wederzijdse erkenning van dergelijke keuringen, met Aanhangsels; Wenen, 13 november 1997 (Trb. 1998, 58 en 234)

nr. 45
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 21 oktober 1998

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 26 oktober 1998. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 25 november 1998.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 13 november 1997 te Wenen tot stand gekomen verdrag betreffende het aannemen van eenvormige voorwaarden voor periodieke technische keuringen van motorvoertuigen en de wederzijdse erkenning van dergelijke keuringen, met Aanhangsels (Trb. 1998, 58 en 234).1

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

TOELICHTENDE NOTA

Het onderhavige verdrag is voor het Koninkrijk der Nederlanden ondertekend en marge van de Regionale Conferentie voor Transport en Milieu die van 12 tot en met 14 november 1997 in Wenen heeft plaatsgevonden in het kader van de Verenigde Naties.

Ingevolge het verdrag worden partijen verplicht om op nationaal niveau uniforme voorwaarden voor een stelsel van algemene periodieke keuringen (APK) in te voeren. Voor Nederland, evenals voor de andere lidstaten van de Europese Unie, bestaat reeds een APK-keuringsverplichting op grond van richtlijn nr. 96/96/EG van de Raad van 20 december 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (PbEG L 46).

Door de Commissie van de Europese Gemeenschappen wordt thans bestudeerd of het wenselijk is dat de Europese Gemeenschap bij het verdrag partij wordt.

De opzet van het verdrag is vergelijkbaar met die van de op 20 maart 1958 te Genève totstandgekomen Overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen (Trb. 1959, 83), zoals gewijzigd in 1995 (Trb. 1996, 151).

Ingevolge artikel 1 zullen de partijen reglementen met eisen en goedkeuringsvoorwaarden voor de periodieke keuringen overeenkomen. Verder dienen zij elkaars APK-keuringen te erkennen, zodat een motorvoertuig, geregistreerd in een staat die aan de bepalingen van het verdrag voldoet, in een andere staat kan worden toegelaten.

De artikelen 2 en 3 bevatten de procedure voor het tot stand brengen van een nieuw reglement of een wijziging van een bestaand reglement. De totstandbrenging geschiedt door tussenkomst van een administratieve commissie bestaande uit de partijen bij het verdrag. Een reglement of een wijziging worden geacht te zijn aanvaard, tenzij binnen zes maanden na de kennisgeving daarvan door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, meer dan één derde van de partijen schriftelijk te kennen heeft gegeven hiertegen bezwaar te hebben.

Aanvaarding van een nieuw reglement of wijziging van een bestaand reglement komt wat ons land betreft neer op het aangaan van een uitvoeringsverdrag, dat op grond van artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring behoeft, behoudens het bepaalde in artikel 8 van die rijkswet.

Met betrekking tot het totstandbrengen van de reglementen kan worden gemeld dat Reglement 1 in voorbereiding is. Dat reglement bevat gedetailleerde voorschriften voor geluid- en uitlaatgasemissies met betrekking tot vrachtwagens en bussen. Deze voorschriften, die nauw zijn afgestemd op de overeenkomstige voorschriften uit de voornoemde EG-richtlijn over de APK-keuring, hebben betrekking op de te controleren voertuigelementen en de criteria voor het afkeuren. Voor Nederland zullen er nauwelijks gevolgen zijn voor de bestaande wetgeving terzake, aangezien deze in overeenstemming is met de desbetreffende EG-richtlijn.

Artikel 10 bevat de procedure voor de wijziging van het verdrag en de bijlagen. Met betrekking tot een wijziging die hier te lande parlementaire goedkeuring zal behoeven, dient de nationale procedure binnen zes maanden nadat de voorgestelde wijziging door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties is rondgezonden, te zijn afgerond. Indien geen parlementaire goedkeuring wordt verkregen, of indien deze niet tijdig wordt verkregen, zal tegen de wijziging uiteraard bezwaar worden gemaakt. Indien door geen enkele partij tijdens de zes maanden een bezwaar wordt gemaakt, treedt de wijziging voor alle partijen in werking.

Aan het verdrag zijn twee bijlagen toegevoegd. Aanhangsel 1 beschrijft voor de voornoemde administratieve commissie de procedure met betrekking tot het totstandbrengen van een nieuw reglement of een wijziging van een bestaand reglement.

Aanhangsel 2 bevat een model voor een internationaal APK-certificaat. Dit certificaat, dat als keuringsbewijs dient, geeft de belangrijkste informatie over het voertuig en de datum van keuring. Verder geeft het aan vóór welke datum een volgende keuring dient plaats te vinden. Het document zal met name nuttig zijn voor de partijen die nog geen nationale APK-keuring hebben ingevoerd. Nederland kan zijn eigen APK-keuringsrapporten die ingevolge de EG-richtlijn over de APK-keuring zijn ingevoerd, handhaven.

De bijlagen maken een integrerend onderdeel uit van het verdrag en zijn, gelet op hun inhoud, aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de bijlagen behoeven derhalve op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

Het verdrag zal wat het Koninkrijk betreft, uit zijn aard alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven