26 260
Wijziging van de Wet toezicht kredietwezen 1992 en de Faillissementswet met betrekking tot het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en effectenafwikkelsystemen

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 18 november 1998

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud, dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag tijdig en afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de fracties van de PvdA, de VVD en het CDA hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde wijziging van de WTK 1992 en de Faillissementswet en wensen hierover enige opmerkingen te maken en vragen te stellen.

Is het kabinet van mening dat een eventuele achteruitgang van de bescherming van consumenten opweegt tegen de versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederlandse afwikkelingssystemen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Een nadere toelichting achten zij dan ook vereist. Hoe zit het met schuldeisers? Kan het kabinet nogmaals uiteenzetten hoe hun rechtspositie verandert door dit wetsvoorstel, en hoe de gevolgen daarvan precies opgevangen worden? In welke mate verwacht het kabinet een werkelijke verslechtering van de concurrentiepositie door de Nederlandse afwikkelingssystemen? Was daar tot nu toe ook al sprake van? Zo ja, hoe uitte zich dit dan?

Vervolgens vragen deze leden het kabinet het economische belang te schetsen van de twee genoemde afwikkelingssystemen en daarbij in te gaan op de toegevoegde waarde en werkgelegenheid binnen de systemen zelf, evenals op de invloed op het macro-economische systeem van Nederland in brede zin.

In het kader van de tot standbrenging van de Economische en Monetaire Unie is het vrij verrichten van diensten en de liberalisering van het kapitaalverkeer van belang, zo vervolgen de leden van de VVD-fractie. Naar aanleiding van de voorgestelde wijziging zouden zij echter nog verduidelijking op een aantal punten willen hebben.

De leden van de CDA-fractie zien de noodzaak van deze wetswijziging in gezien het sterk toegenomen belang van de internationale afwikkeling van betalingsverplichtingen. Nederland dient te voldoen aan de Europese richtlijn terzake.

De leden van deze fractie zijn echter niet ingenomen met de spoedeisende procedure die door nalatigheid van het ministerie van Financiën is afgedwongen en eisen daaromtrent een gedegen verklaring van het kabinet.

2. Doel van de richtlijn

Het Lamfalussy-rapport stelt als basisvereiste dat de verrekeningssystemen over een solide juridische grondslag moeten beschikken in alle betrokken rechtsstelsels. De leden van de VVD-fractie willen graag weten welke landen binnen de EU een solide juridische grondslag voor bruto- en nettosysteem hebben. Ook willen deze leden weten welke niet-EU-lidstaten reeds een solide juridische grondslag hebben.

3. Reikwijdte van de richtlijn

Artikel 1 van de richtlijn beperkt de reikwijdte van de bepalingen van de richtlijn. De leden van de VVD-fractie vragen naar de consequenties voor de verrekeningsovereenkomsten indien gehandeld wordt met instellingen van buiten de EU. Tevens vragen deze leden of er aan verrekeningsovereenkomsten op mondiaal niveau via OESO of WTO wordt gewerkt.

4. Inhoud en verwerking van de richtlijn

Indien een opdracht na de faillissementsbeschikking wordt ingevoerd én de afwikkelende instantie kan aantonen dat zij de beschikking niet kende of behoorde te kennen, is de betaling ook onherroepelijk, zo constateren de leden van de PvdA-fractie. Kan het kabinet ingaan op de vraag hoe de afwikkelende instantie dit precies zou moeten aantonen? Hoe zit het in het geval dat een afwikkelende instantie een bericht van een faillissementsbeschikking negeert? Wat betekent in dit geval «behoren te kennen», dat wil zeggen hoe ver strekt dit? Is het niet beter om de bewijslast te leggen bij degene die het bericht van faillissement verstuurt, dus in dit geval De Nederlandsche Bank (DNB), dan wel de manier waarop deze berichtgeving plaatsvindt en de procedure ervan een speciale juridische status te geven, zodat later hierover geen misverstanden kunnen ontstaan? Deze leden leden duiden hier op de manier van registreren door DNB van genoemde berichtgeving.

Hoe vaak komt het voor dat transacties plaatsvinden tussen 00.00 uur en het tijdsstip van de faillietverklaring? Hoe groot is de maatschappelijke relevantie van deze wetswijziging?

Hoe verhoudt zich dit wetswijzigingsvoorstel tot de situatie in andere landen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Hoe is de voorziene situatie met betrekking tot betalingen vanuit en naar andere landen? Loopt de berichtgeving dan via DNB en buitenlandse centrale banken, of vindt deze op een directere manier plaats? Hebben internationale transacties nog gevolgen voor de wijze van aantonen van het al dan niet behoren kennis te hebben van de faillissementsbeschikking, en de praktische uitvoerbaarheid van deze bewijsvoering, alsmede de procedure rondom bovengenoemde berichtgeving?

Kunnen nog andere specifieke omstandigheden worden genoemd, naast de in de memorie van toelichting genoemde intrekking van de automatische incasso, waarin de gevolgen van een betaling wel ongedaan worden gemaakt? Waarom heeft bewuste benadeling van de boedel geen gevolgen voor het systeem? Wordt de boedel cq. worden de schuldeisers hiermede niet opgezadeld met ingewikkelde en kostbare procedures (bij voorbeeld wat betreft de bewijslast)? Wordt hiermede de actio Pauliana niet verzwakt?

In de memorie van toelichting wordt de praktische gang van zaken uiteengezet, zo vervolgen de leden van de PvdA-fractie. Zijn hierover afspraken gemaakt met de Vereniging voor de Rechtsspraak en de banken? Wat wordt bedoeld met «terstond» kennisgeving door de griffier van de rechtbank? Is dit per telefoon, fax, brief, etc.? Is het niet van belang het tijdstip van kennisgeving vast te leggen? Kan het kabinet inzicht geven in de manier waarop dit gestalte zou moeten of kunnen krijgen?

In artikel 5 van de richtlijn wordt voorgeschreven dat opdrachten tot overboeking na een door de regels van het systeem bepaald tijdstip, niet herroepen kunnen worden. De leden van de VVD-fractie willen graag verduidelijking hebben over hoe dit tijdstip bepaald wordt. Tevens willen zij graag weten wie dit tijdstip bepaalt.

De leden van de VVD-fractie willen voorts graag weten of de Nederlandse wetgeving inzake de «actio Paulina» overeenkomstig de wetgeving in de andere EU-landen is. Indien dit niet het geval is, welke maatregelen zal de regering treffen om overeenkomstig beleid in de EU te bewerkstelligen?

De aanvulling op de geldende 00.00-uur regeling heeft uitsluitend betrekking op door de minister van Financiën, de Bank gehoord, aan te wijzen systemen. Deze leden zouden graag verduidelijking willen hebben van de wijze waarop bezien zal worden of andere systemen kunnen worden aangewezen. Kan het kabinet een indicatie geven van de systemen die in aanmerking zouden komen?

Tot slot willen de leden van de VVD-fractie graag weten of deze wetswijziging geen andere wijzigingen op andere terreinen bevat dan waartoe de implementatie van de EU-richtlijn bedoeld is.

De leden van de CDA-fractie hebben begrip voor het belang dat bij een faillisement een curator de transactie in een erkend internationaal betalings-of afwikkelstysteem niet kan terugdraaien vanaf het moment 00.00 uur van de dag waarop dit faillisement wordt uitgesproken. Daar staat echter tegenover dat diegene waarover het faillisement wordt uitgesproken op die dag nog de mogelijkheid heeft een groot deel van zijn of haar vermogen aan het faillisement te onttrekken. Verdient het geen aanbeveling een bepaling in de Faillisementswet op te nemen – zo dit althans niet reeds het geval is – dat het niet is toegestaan deze handeling te verrichten indien men geacht wordt weet te hebben van dit naderende faillisement?

Voorts verzoeken de leden van de CDA-fractie nader in te gaan op het feit dat de centrale tegenpartij, de afwikkelende instantie of het verrekeninstitituut transacties niet hoeft terug te draaien indien zij redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn van een faillisement. Kan de regering hierover meer duidelijkheid verschaffen. Als een grote en bekende firma failliet gaat zal dat over het algemeen onmiddellijk bekend zijn. Dat is echter niet het geval bij een onbekende en kleine firma.

Wordt derhalve het zogenaamde «action Paulina» door genoemde wijziging van de faillisementswet niet een holle frase? Zo ja, dient de Faillisementswet in dit opzicht niet te worden aangepast om dergelijk gedrag strafbaar te stellen? Zo ja, wat zal daarvan overigens het effect zijn op de vordering van andere schuldeisers, dan degene die ontvanger is in het betalings- en afwikkelingssysteem, die bij goeder trouw zijnerzijds is gevrijwaard van terugvordering. Verdient het in dit kader overweging om De Nederlandsche Bank reeds te waarschuwen op het moment dat een faillisement wordt aangevraagd de systemen te waarschuwen geen transacties van de rechtspersoon die failliet zal worden verklaard te accepteren?

Op welke termijn valt het in de memorie van toelichting aangekondigde «conflictenrecht goederenrecht» te verwachten, zo vragen deze leden tot besluit.

De voorzitter van de commissie,

Van Gijzel

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Rosenmöller (GL), Van Zijl (PvdA), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Patijn (VVD), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GL), Bos (PvdA), Remak (VVD), Wijn (CDA) en Kuijper (PvdA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Harrewijn (GL), Smits (PvdA), Duijkers (PvdA), Koenders (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Hofstra (VVD), De Wit (SP), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Dankers (CDA), Van der Knaap (CDA), Blok (VVD), Weekers (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Rabbae (GL), Van Dok-Van Weele (PvdA), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA) en Timmermans (PvdA).

Naar boven