26 259 (R1624)
Wijzigingen van de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van Carnets TIR (TIR-Overeenkomst), met Bijlagen; Genève, 27 juni 1997

nr. 44
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 5 oktober 1998

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 23 oktober 1998. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 22 november 1998.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 27 juni te Genève tot stand gekomen Wijzigingen van de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van Carnets TIR (TIR-Overeenkomst) (Trb. 1998, 130)1 .

Een toelichtende nota bij deze verdragswijzigingen treft U eveneens hierbij aan.

Aan de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 23 oktober 1998 over te legggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen en van Aruba zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).De Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van Carnets TIR (TIR-Overeenkomst) (Trb. 1976, 184) is op 14 november 1975 te Genève tot stand gekomen en op 20 juni 1983 voor het Koninkrijk der Nederlanden in werking getreden. Het verdrag voorziet in een systeem van internationaal vervoer van goederen onder dekking van één document, het zogeheten carnet TIR. Dit document is geldig in alle bij het verdrag aangesloten staten waardoor het vervoer plaatsvindt. Voor vervoer met gebruikmaking van het voornoemde carnet hoeven bij grensoverschrijding geen bijzondere formaliteiten te worden vervuld en behoeft niet bij elke grensovergang opnieuw zekerheid te worden gesteld. Er moet gebruik worden gemaakt van voertuigen of containers die aan bepaalde eisen inzake constructie en inrichting voldoen en die door de douane kunnen worden verzegeld.

Evenals andere douanevervoerregelingen, te weten het communautaire douanevervoer binnen de EU, alsmede het gemeenschappelijke douanevervoer tussen de EU, de EVA-landen (IJsland, Noorwegen en Zwitserland) en de Visegradlanden (Hongarije, Polen, Slowakije en Tsjechië), ondervindt het TIR-vervoer aanzienlijke schade als gevolg van de activiteiten van de georganiseerde internationale misdaad, die de door de TIR-Overeenkomst geboden faciliteiten misbruikt. Het is voor de nationale douane-autoriteiten steeds moeilijker geworden dergelijke fraudepraktijken te bestrijden. De Overeenkomstsluitende Partijen zijn dan ook tot de conclusie gekomen dat een herziening van het verdrag noodzakelijk is geworden. Een eerste pakket maatregelen daartoe omvat:

1. het oprichten van een TIR Uitvoerend Comité;

2. het geven van criteria voor de toelating van gebruikers tot het TIR-vervoer;

3. het geven van criteria voor de toelating van nationale carnet TIR-uitgevende organisaties;

4. het creëren van een juridische basis voor de introductie van een controlesysteem voor het TIR-vervoer op basis van electronische gegevensuitwisseling (EDI TIR controlesysteem).

Ad 1. Teneinde slagvaardiger te kunnen inspelen op actuele situaties in het TIR-vervoer is besloten tot de oprichting van een TIR Uitvoerend Comité (TIR Executive Board). Dat comité heeft tot doel de praktische gang van zaken op het gebied van het TIR-vervoer beter te begeleiden en te coördineren. Daartoe oefent het toezicht uit op de nationale uitvoeringsmaatregelen voor het TIR-vervoer door de nationale carnet TIR-uitgevende organisaties en op de activiteiten van de «International Road Union» (IRU), verantwoordelijk voor het beheer van het TIR Carnet systeem. Daarenboven dient het comité op basis van het verdrag bepaalde informatie te verzamelen en de uitwisseling van informatie en de wederzijdse consultatie tussen de autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen, het vervoerend bedrijfsleven en de betrokken verzekeringsmaatschappijen te bevorderen.

Ad 2. De criteria die thans nationaal gebruikt worden en waar personen, die bij de nationale carnet TIR-uitgevende organisaties een verzoek indienen tot afgifte van carnets TIR, aan moeten voldoen alvorens zij tot het TIR-vervoer kunnen worden toegelaten, dienen geharmoniseerd te worden.

Ad 3. Hetzelfde geldt voor de criteria waaraan de nationale carnet TIR-uitgevende organisaties moeten voldoen voordat zij door de desbetreffende autoriteiten bevoegd kunnen worden verklaard om carnets TIR af te geven.

Ad 4. Het verdrag moet voorzien in een verankering in de nationale wetgeving van het EDI TIR controlesysteem, dat een on-line controle van alle afgegeven carnets TIR behelst. Dit controlesysteem is overigens naar aanleiding van een besluit (resolutie nr. 49) van 20 oktober 1995 van de Commissie van beheer reeds werkzaam in een aantal staten die partij zijn bij het verdrag. Wat ons land betreft, zijn de in de resolutie vermelde maatregelen getroffen. Volledigheidshalve zij ook vermeld dat de EG die partij is bij het verdrag, de desbetreffende resolutie heeft aanvaard bij Besluit nr. 95/285/EG van de Raad van de Europese Unie van 24 juli 1995 houdende de aanvaarding van Resolutie nr. 49 betreffende de maatregelen op korte termijn met het oog op de veiligheid en de doeltreffende werking van de TIR-regeling (PbEG L 181).

Naar aanleiding van het eerste pakket maatregelen heeft de Commissie van beheer op 27 juni 1997 een aantal wijzigingsvoorstellen voor de TIR-Overeenkomst en voor de bijlagen aangenomen. Deze voorstellen zijn op 7 oktober 1997 door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties ontvangen, en op 17 november 1997 aan de Overeenkomstsluitende Partijen medegedeeld.

Toelichting bij de wijzigingsvoorstellen

Wijziging artikel 6, eerste lid

In het eerste lid wordt een verwijzing opgenomen naar deel I van Bijlage 9, dat aan de TIR-Overeenkomst nieuw wordt toegevoegd. In dat deel staat vermeld aan welke minimumvoorwaarden en -eisen een nationale carnet TIR-uitgevende organisatie dient te voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor de afgifte van carnets TIR. Tevens is vastgelegd dat de bevoegdverklaring carnets TIR af te geven wordt ingetrokken, zodra niet meer aan de minimumvoorwaarden en -eisen wordt voldaan.

Artikel 6, nieuw derde lid tot en met vijfde lid

In het derde lid wordt bepaald dat de nationale carnet TIR-uitgevende organisaties verantwoordelijk zijn voor de afgifte van carnets TIR aan gebruikers. Zij mogen echter geen carnets afgeven aan personen, die de toegang tot het TIR-vervoer door de bevoegde autoriteiten is geweigerd.

De bepaling is negatief geformuleerd om aan de nationale douaneautoriteiten zoveel mogelijk speelruimte te geven in de mate waarin zij zich met de feitelijke toestemmingsprocedure willen of kunnen bemoeien. Deze formulering biedt met name de douane-autoriteiten van de staten waar de geheimhoudingsverplichting zich ertegen verzet om aan derden vertrouwelijke overheidsinformatie te verschaffen en waar de toelatingsprocedure mitsdien beperkt blijft tot een toetsing door de carnet TIR-uitgevende organisatie, de ruimte zich niet actief met de procedure te bemoeien.

In het vierde lid is een verwijzing opgenomen naar deel II van de voornoemde Bijlage 9. Hierin staat vermeld aan welke minimumvoorwaarden en -eisen een vervoerder dient te voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor toegang tot het TIR-vervoer. Tevens is vastgelegd dat de toegang wordt herroepen, zodra niet meer aan de minimumvoorwaarden en -eisen wordt voldaan. Het herroepen van de toegang staat los van de mogelijkheid voor de Overeenkomstsluitende Partijen om een vervoerder uit te sluiten van het gebruik van het TIR-vervoer op grond van hetgeen in artikel 38, eerste lid, van de TIR-Overeenkomst is bepaald.

In het vijfde lid wordt aangegeven dat de toelatingsprocedure voor gebruikers in Bijlage 9, deel II, van de TIR-Overeenkomst is beschreven.

Wijziging artikel 38, tweede lid

De wijziging omvat de opname van een tijdslimiet van één week, waarbinnen de uitsluiting van een vervoerder bekend dient te worden gemaakt. Daarbij is tevens vastgelegd dat binnen dezelfde tijdslimiet ook het TIR Uitvoerend Comité van de uitsluiting op de hoogte moet worden gebracht.

Nieuw artikel 42 bis

Dit artikel is ingevoegd om een juridische basis te creëren voor maatregelen die zowel nationaal als grensoverschrijdend worden getroffen om het beheer en de controle van het TIR-vervoer te verbeteren. Hierbij moet in eerste instantie worden gedacht aan het eerder genoemde EDI TIR controlesysteem, waarvoor het nieuwe artikel ook als basis zal dienen voor verdere integratie in de uitvoering van het verdrag.

Nieuw artikel 58 bis

Artikel 58 bis regelt de instelling van de Commissie van beheer. Omdat die commissie het hoogste besluitvormende orgaan binnen de TIR-Overeenkomst is, zou dit volgens de Overeenkomstsluitende Partijen in de verdragstekst moeten worden vastgelegd. De samenstelling, taken en het reglement van orde met betrekking tot de Commissie van beheer zijn omschreven in de artikelen 1 tot en met 8 van Bijlage 8.

Nieuw artikel 58 ter

Dit artikel voorziet in de oprichting van het TIR Uitvoerend Comité, waarvan het doel hiervoor is beschreven. Het comité wordt ingesteld door de Commissie van beheer en voert in naam van die Commissie een aantal taken uit.

Omdat de bevoegdheden van het comité afgeleid zijn van die van de Commissie van beheer zal het comité voorgenomen besluiten ter goedkeuring aan de Commissie van beheer moeten voorleggen.

Samenstelling, taken en het reglement van orde met betrekking tot het TIR Uitvoerend Comité worden opgenomen in de artikelen 9 tot en met 13 van Bijlage 8.

Wijziging artikel 59

De wijziging betreft uitsluitend een tekstuele aanpassing waarbij «een Commissie van beheer» vervangen wordt door «de Commissie van beheer».

Wijziging artikel 60

De procedure voor de wijziging van de Bijlagen die gelden voor de Bijlagen 1 tot en met 7, wordt ook van toepassing op Bijlage 8 en de nieuwe Bijlage 9. Dit betekent dat de voorgestelde wijzigingen in werking zullen treden op een datum die door de Commissie van beheer zal worden vastgesteld.

Bij de parlementaire goedkeuring van de TIR-Overeenkomst is in verband met de toen geldende wijzigingsprocedure voor Bijlage 8 medegedeeld dat de wijzigingen ervan aan parlementaire goedkeuring zullen worden onderworpen alvorens voor het Koninkrijk in werking te kunnen treden (zie kamerstukken II 1977/78, 15 124 (R 1103), nr. 1, blz 6). Hierin zal geen verandering komen.

Wijziging bijlage 6

In artikel 43 van de TIR-Overeenkomst wordt aangegeven dat in Bijlage 6 uitleg wordt gegeven van enkele bepalingen van het verdrag en van de bijlagen. De nieuwe toelichtingen die aan deze bijlage worden toegevoegd, hebben betrekking op de in Bijlage 8 opgenomen werkzaamheden van het TIR Uitvoerend Comité en de financiering ervan, alsmede op de nieuwe Bijlage 9. Het schrappen van toelichting 0.38.2 heeft te maken met de wijziging die in het tweede lid van artikel 38 van het verdrag is aangebracht.

Daar bijlage 6 tot uitvoering van het verdrag strekt, behoeven de wijzigingen daarvan op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen niet aan de parlementaire goedkeuring te worden onderworpen.

Wijziging bijlage 8

Bijlage 8 wordt aangevuld met bepalingen inzake de samenstelling, taken en reglement van orde van het TIR Uitvoerend Comité. In dit kader is het van belang te wijzen op artikel 13, dat de financiering van het comité regelt. Gedurende een overgangstermijn, totdat andere vormen van financiering zijn gevonden, zal het TIR Uitvoerend Comité worden gefinancierd door een toeslag op elk carnet TIR, dat door de internationale organisatie zal worden verspreid. Nederland heeft ingestemd met deze bepaling onder de voorwaarde dat deze van tijdelijke aard is (twee jaar) en op korte termijn wordt vervangen door financiering uit de reguliere middelen van de Verenigde Naties, dan wel uit andere bronnen.

Nieuwe bijlage 9

Bijlage 9 die uit twee delen bestaat, bevat de criteria waaraan organisaties en vervoerders moeten voldoen om toegang tot het TIR vervoer te verkrijgen. Het gaat hierbij om verankering in de TIR-Overeenkomst van criteria die nu reeds door de internationale organisatie en de nationale carnet TIR-uitgevende organisaties worden toegepast. Dit teneinde geharmoniseerde toepassing te garanderen.

Daarnaast is een standaardmodel bevoegdheidsverklaringsformulier (SBF) opgenomen, voor de overdracht van gegevens over de gebruikers van het TIR-vervoer aan het TIR Uitvoerend Comité.

Deze bijlage maakt een integrerend onderdeel uit van het verdrag en is gelet op haar inhoud aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Toekomstige wijzigingen van deze bijlage behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht van goedkeuring terzake voorbehouden.

Inwerkingtreding

De voorgestelde wijzigingen van de TIR-Overeenkomst zullen ingevolge artikel 59, derde lid, en artikel 60, eerste lid, voor wat betreft de wijziging van bijlage 6, in werking treden op 17 februari 1999, tenzij de inwerkingtreding ervan verhinderd wordt doordat er bezwaar tegen de wijzigingen wordt gemaakt.

Koninkrijkspositie

De onderhavige wijzigingen zullen, evenals de TIR-Overeenkomst zelf, voor het gehele Koninkrijk gelden.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlemen- taire Documentatie.

Naar boven