26 257
Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 16 december 1998

Tijdens de behandeling in uw Kamer van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 10 december jl. heb ik naar aanleiding van de motie op stuk nr. 41 van de leden Van Dijke (RPF) en Bijleveld-Schouten (CDA) toegezegd over de in deze motie bedoelde problematiek met mijn collega van OCenW te overleggen en uw Kamer over de uitkomst hiervan te rapporteren. In verband hiermee bericht ik u het volgende.

De Minister van OCenW heeft over de in de motie aanhangig gemaakte problematiek overleg gevoerd met werkgeversorganisaties in het primair onderwijs. Gisteren is deze problematiek ook aan de orde geweest in het overleg tussen genoemde minister en de werknemersorganisaties in het onderwijs. Vastgesteld is dat het onwenselijk zou zijn en niet beoogd, dat in de door de motie aan de orde gestelde situatie van vervanging (bij ziekte) automatisch een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat.

In het primair onderwijs worden de belangrijkste arbeidsvoorwaarden vastgelegd bij Algemene Maatregel van Bestuur (het rechtspositiebesluit onderwijspersoneel, RPBO). Het RPBO kent echter voor het bijzonder onderwijs geen voorschriften ten aanzien van benoeming en ontslag van onderwijspersoneel, dit in verband met de grondwettelijke bepalingen inzake de vrijheid van onderwijs. Werkgevers en organisaties van werknemers voeren overleg over rechtspositionele aangelegenheden in het kader van de zgn. «Raamovereenkomst Primair Onderwijs» . Deze Raamovereenkomst geeft invulling aan de bij het RPBO aan elke werkgever opgelegde verplichting om «Georganiseerd Overleg» te voeren met de organisaties van overheids- en onderwijspersoneel. Benoeming en ontslag behoren tot de onderwerpen die in het overleg over de Raamovereenkomst aan de orde kunnen komen. In dit overleg gemaakte afspraken tussen organisaties van werkgevers en van werknemers worden door betrokkenen gezien als een «CAO»-afspraak en dienovereenkomstig in de praktijk gehanteerd.

Werkgevers- en werknemersorganisaties in het primair onderwijs hebben zich bereid verklaard voor 4 januari 1999 afspraken te maken en hiernaar te handelen, zodat er materieel gezien geen probleem is. Verder hebben partijen in het onderwijs aangegeven de komende maanden te benutten om verder te overleggen over bedoelde problematiek en om een meer structurele oplossing te creëren.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

K. G. de Vries

Naar boven