26 238
Wijziging van enkele wetten in verband met invoering van het regresrecht in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en versterking van het regresrecht in de Ziekenfondswet, alsmede enkele technische wijzigingen (Wet invoering en versterking regresrecht in AWBZ en ZFW)

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 februari 1999

Bij de plenaire behandeling van het Wetsvoorstel inzake de invoering en versterking van het regresrecht in AWBZ en ZFW (Tweede Kamer, 1998–1999, nr. 26 238) zijn er door de heer Weekers van de fractie van de VVD enkele vragen gesteld over de mate waarin er voor een ziekenfonds of uitvoeringsorgaan AWBZ regres bestaat in het geval er sprake is van risico-aansprakelijkheid. Verder stelde hij een vraag over de regres-mogelijkheid in de verhouding tussen werkgever-werknemer en tussen werknemers onderling. Ik heb u toegezegd daarop schriftelijk te reageren.

Zoals reeds in de Memorie van toelichting is aangegeven, wordt de aansprakelijkheid voor verwijtbare gedragingen bepaald door de regels die het Burgerlijk Wetboek daarvoor stelt. Ik heb ook al eerder aangegeven dat in de sociale verzekeringswetten het regres van oudsher wordt beperkt in situaties waarin de verhouding tussen werkgever en werknemer en tussen werknemers onderling in geding is. (Zie artikel 62 Anw, artikel 91 WAO, artikel 52b Ziektewet en artikel 83c ZFW). In die gevallen is regres alleen mogelijk als er sprake is van opzet of roekeloos gedrag.

In de Nota naar aanleiding van het verslag is op deze kwestie uitvoerig ingegaan.

Deze regeling hangt samen met de bescherming van de bestaande arbeidsverhoudingen. Regres op de werkgever van een verzekerde of op een collega-werknemer zonder meer werd in verband met een mogelijk daaruit voortvloeiende verstoring van de arbeidsverhoudingen, ongewenst geacht.

Omdat de regeling ook in andere wetten staat, is deze beperking ook in het wetsvoorstel in artikel 65c van de AWBZ opgenomen. Hiermee wordt voorkomen dat in de AWBZ een ander regresregime heerst.

De beperking ziet dus heel nadrukkelijk op de mogelijkheid tot het nemen van regres, voorzover er overigens naar burgerlijk recht aansprakelijkheid bestaat, en dan nog uitsluitend in de onderlinge verhouding tussen de verzekerde werknemer en diens werkgever dan wel in de verhouding tussen de verzekerde werknemer en diens collega.

Ik zal met een aantal voorbeelden verduidelijken hoe dit uitwerkt.

Uitgangspunt is dat naar burgerlijk recht in beginsel aansprakelijkheid bestaat voor de werkgever voor gedragingen van diens ondergeschikte. Deze aansprakelijkheid is geregeld in artikel 6:170 BW. Uit de tekst van dit artikel blijkt dat er een functioneel verband moet zijn tussen enerzijds de schade en anderzijds de aan de werknemer opgedragen taak. Daarvan is in ieder geval sprake, indien de opgedragen taak de kans op de gedraging vergrootte.

Indien een werknemer voor zijn werkgever een verbouwing verricht en per ongeluk een hamer op het hoofd van de bewoner laat vallen, draagt de werkgever voor deze gedraging van zijn werknemer risico-aansprakelijkheid. In deze situatie is er regres mogelijk. Indien evenwel dezelfde werknemer de bewoner vermoordt, kan bezwaarlijk worden gezegd dat de kans op de moord door de opgedragen taak is vergroot.

Er is geen functioneel verband tussen de moord en de taak. Vanwege het ontbreken van aansprakelijkheid naar burgerlijk recht is er dan ook geen regres mogelijk op de werkgever (maar wel op de werknemer).

Indien een werknemer de hamer per ongeluk op het hoofd van een collega laat vallen, wordt de regresmogelijkheid ingevolge artikel 83c ZFW (of 65c AWBZ) beperkt.

Er is weliswaar sprake van een functioneel verband, meer er is geen sprake van opzet of roekeloos gedrag. Er kan geen regres worden genomen op de collega-«dader» c.q. de werkgever. Dit is anders indien de werknemer zijn collega de hamer naar het hoofd gooit. Er is dan sprake van op zijn minst roekeloos gedrag, zo niet opzet, en er kan regres worden genomen op de werknemer-«dader». Regres op de werkgever is in zo'n situatie niet mogelijk, daarvoor is noodzakelijk dat de werkgever jegens zijn werknemer opzettelijk of roekeloos handelt.

Voor wat de risico-aansprakelijkheid betreft merk ik tenslotte het volgende op.

De regresmogelijkheid in het wetsvoorstel is vrijwel geheel beperkt tot gevallen van schuldaansprakelijkheid. Het oude BW kende slechts in een beperkt aantal gevallen risico-aansprakelijkheid: iemand is aansprakelijk voor een onrechtmatige daad waaraan hij part noch deel heeft gehad. Hij heeft er geen schuld aan en heeft het bovendien niet gepleegd. In het oude BW ging het bijvoorbeeld om de aansprakelijkheid van ouders en onderwijzers voor de door hun kinderen gepleegde onrechtmatige daden of de aansprakelijkheid van de eigenaar van een dier of gebouw. In het huidige BW is een behoorlijke uitbreiding gegeven aan deze gevallen van risico-aansprakelijkheid. Voor een regresnemer betekent deze uitbreiding van de aansprakelijkheden evenwel niet zoveel. In artikel 6:197 BW is namelijk uitdrukkelijk bepaald, dat voor de vaststelling van de schade de regresnemer geen gebruik mag maken van een aantal bepalingen van het BW, die de daarin beschreven personen risico-aansprakelijkheid geven voor de schade. Ingevolge dat artikel, ook wel genoemd de Tijdelijke Regeling Verhaalsrechten, kan de regresnemer geen beroep doen op die bepalingen in het (nieuwe) BW, die ten opzichte van het oude BW een uitbreiding geven aan de aansprakelijkheidsmogelijkheden. Dat wil dus zeggen dat de nieuw-gecreëerde aansprakelijkheidsvormen voor de regresnemer buiten bereik blijven. In Artikel III van het wetsvoorstel is dit tot uitdrukking gebracht.

Niet uitgesloten blijft de aansprakelijkheid voor de fout van een ondergeschikte (artikel 6:170 BW), maar hiervoor was voor het regresrecht al een bijzonder regeling getroffen, de aansprakelijkheid van een vertegenwoordigde voor de gedraging van een vertegenwoordiger bij de uitvoering van de hem opgedragen taak (artikel 6:172 BW) en de aansprakelijkheid van de bezitter van een dier (artikel 6:179 BW). Dit zijn gevallen van risico-aansprakelijkheid waarvoor in beginsel nog wel regres bestaat.

Uitgesloten van regres zijn bijvoorbeeld wel de productaansprakelijkheid, de aansprakelijkheid van eigenaars voor opstallen en de aansprakelijkheid van ouders voor hun minderjarige kinderen.

Gezien het feit dat het overgrote deel van de schade in de ZFW en AWBZ waarvoor regres mogelijk is, samenhangt met verkeersongevallen, zullen de situaties waarin regres op grond van risico-aansprakelijkheid aan de orde is, zich naar mijn mening nauwelijks voordoen. Daarbij is met name van belang dat de risico-aansprakelijkheden er in de eerste plaats zijn ter bescherming van het slachtoffer. Deze bescherming is niet noodzakelijk, aldus de Hoge Raad (28 februari 1992, NJ 1993, 566 (IZA/Vrerink)) «in geval de schade van het slachtoffer ten laste van een verzekeraar is gekomen, omdat het risico aan de zijde van het slachtoffer, zij het tegen betalen van premie, reeds door een verzekering is gespreid.»

Ik vertrouw dat ik met deze beantwoording de genoemde vragen van de heer Weekers afdoende heb beantwoord.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Naar boven