26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Nr. 238 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 april 2020

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 6 april 2020 over inzet Voorjaarsvergadering Wereldbankgroep 2020 (Kamerstuk 26 234, nr. 235), de brief van 22 november 2019 over Verslag Jaarvergadering Wereldbank 2019 (Kamerstuk 26 234, nr. 233) en over de brief van 21 februari 2020 over Uitkomsten van de onderhandelingen over de 19e middelenaanvulling van de International Development Association (IDA19) voor de periode 2020–2023 (Kamerstuk 26 234, nr. 234).

De vragen en opmerkingen zijn op 8 april 2020 aan de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 16 april 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Meijers

Inhoudsopgave

blz.

   

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

2

   

Algemeen

2

Inzet Voorjaarsvergadering Wereldbankgroep

2

Verslag Jaarvergadering Wereldbankgroep

22

19e middelenaanvulling van de International Development Association

22

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Algemeen

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden stukken. Zij hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Inzet Voorjaarsvergadering Wereldbankgroep 2020. De leden staan net als het kabinet positief tegenover de proactieve respons van de Wereldbank op de COVID-19 crisis. Zij hebben nog enkele vragen naar aanleiding van de eerdergenoemde brief en het verslag van het schriftelijk overleg Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 8 april 2020.

De leden van de GroenLinks fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de Nederlandse inzet bij de Voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep. Deze leden delen de analyse van het kabinet dat de Wereldbank een cruciale speler is om te reageren op de wereldwijde coronacrisis. Zij hebben nog enkele vragen over de Nederlandse inzet.

De leden van de SP-fractie zijn blij om te lezen dat er al veel wordt gedaan door de Wereldbank om de COVID-19 pandemie te bestrijden. De leden zijn van mening dat juist nu solidariteit voorop moet staan, zeker met de meest kwetsbare landen en de landen die het hardst geraakt worden. De leden van de SP-fractie hebben echter wel veel vragen en opmerkingen over de inzet van Wereldbank en de rol van Nederland.

De leden van de PvdA-fractie hebben met grote waardering kennisgenomen van de Nederlandse inzet bij de Voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep 2020 en danken de Minister voor haar inzet en hebben nog enkele vragen.

Inzet Voorjaarsvergadering Wereldbankgroep 2020

Respons Wereldbankgroep op COVID-19

De leden van de VVD-fractie delen de observatie van de Minister dat de Wereldbank een geschikte organisatie is om adequaat te reageren op de wereldwijde uitbraak van het nieuwe coronavirus. Zij plaatsen hier wel enkele vragen bij. Inmiddels heeft de Wereldbank een pakket van USD 14 miljard beschikbaar gesteld om in de financieringsbehoeften van getroffen landen te voorzien en landen en bedrijven «bij de aanpak van de directe uitdagingen van de COVID-19 uitbraak» te helpen. Kan de Minister toelichten op basis van welke criteria deze financiering beschikbaar gesteld zal worden aan verschillende landen, gezien het feit dat de gezondheidssituatie rondom de uitbraak van het nieuwe coronavirus aan snelle verandering onderhevig is?

1. Antwoord van het kabinet:

De Wereldbank maakte op 3 maart jl. bekend USD 14 miljard aan versnelde crisisfinanciering beschikbaar te stellen via de Fast Track COVID-19 Facility (FTCF). Hiervan zal USD 6 miljard ter beschikking staan voor de ondersteuning van landen. Elk land dat in aanmerking komt voor WBG-financiering kan een beroep doen op de middelen uit de FTCF. Het criterium dat daarbij geldt is dat een land geen achterstallige leningen mag hebben bij de Wereldbank en kredietwaardig moet zijn (IBRD-landen). In landen waar de Bank de reguliere instrumenten niet in kan zetten, zal er via trust funds worden gewerkt. De Bank werkt nauw samen met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om de middelen zo effectief mogelijk in te zetten en in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen.

Op welke wijze worden de fondsen tussen verschillende landen verdeeld? Kan de Minister dit duidelijk maken, bijvoorbeeld in de vorm van een tabel?

2. Antwoord van het kabinet:

De verdeelsleutel van de IDA- en IBRD-middelen binnen het FTCF (USD 6 miljard) kent een minimale en maximale toekenning per land op basis van het bruto nationaal product en de bevolkingsgrootte. Dit zorgt ervoor dat elk land in aanmerking komt voor additionele financiering, maar dat proportioneel meer steun gaat naar de armste en meest kwetsbare landen. Op verzoek van onder meer Nederland heeft de Wereldbank tevens toegezegd hier flexibel in te zijn, bijvoorbeeld waar het de zwaarst getroffen landen betreft.

Gezien de snelle ontwikkelingen en onvoorspelbaarheid van de verspreiding en impact van het virus, is het van belang dat alle landen toegang hebben tot het FTCF. Daarnaast kunnen deze landen ervoor kiezen om de middelen uit hun bestaande landenprogramma van de Bank versneld uit te laten keren om in te zetten voor de gezondheidssector. Dit maakt het mogelijk voor betrokken landen om de leningen van de Bank flexibeler in te zetten naar gelang de noden van de huidige gezondheidscrisis zich ontwikkelen. Inmiddels zijn er 31 landenprogramma’s goedgekeurd met een totale waarde van USD 2,1 miljard. De Bank heeft verder projecten voor 41 andere landen in voorbereiding, met een waarde van USD 1,6 miljard. Het is nu nog niet mogelijk om een compleet beeld te schetsen van de verdeling tussen landen.

Hoe wordt zeker gesteld dat financiering en ondersteuning op de plaats terecht komt waar deze het hardst nodig is? Speelt wat betreft de Minister het institutionele raamwerk hier voldoende op in?

3. Antwoord van het kabinet:

Het institutionele raamwerk van het FTCF dient twee doelen die ik onderschrijf, namelijk dat de Faciliteit toegankelijk is voor alle landen die in aanmerking komen voor WBG financiering, en dat proportioneel meer steun gaat naar de armste en meest kwetsbare landen. Daarnaast zal de Bank daarbij zo nodig flexibiliteit toepassen om in te kunnen spelen op ontwikkeling van noden. Om te zorgen dat de beschikbaar gestelde middelen terechtkomen waar deze hardst nodig zijn, werkt de Wereldbank samen met de WHO, dat namens de VN de wereldwijde respons op de COVID-19 uitbraak coördineert. Nederland zal bij de implementatie van het FTCF erop toezien dat de middelen worden ingezet waar deze het meest nodig zijn. Ook vraagt Nederland de Bank om extra aandacht te hebben voor de meest kwetsbare groepen binnen deze landen.

De leden van de VVD-fractie zijn in beginsel positief over een herprioritering binnen de reeds toegekende en gebudgetteerde middelen voor ontwikkelingssamenwerking- en financiering van verschillende ontwikkelings- en financieringsinstanties ten behoeve van het aanpakken van de coronacrisis. Kan de Minister toelichten ten koste van welke programmaonderdelen de «corona-financiering» van de Wereldbank wordt gevonden, nu blijkt dat het geld wordt vrijgespeeld door herprioritering? En op welke wijze heeft de aanvullende respons van USD 150 miljard die inmiddels is aangekondigd een impact op andere reeds lopende projecten? Betreft dit eveneens een herprioritering binnen de reeds gebudgetteerde middelen?

4. Antwoord van het kabinet:

Landen zullen met additionele financiering uit het FTCF ter grootte van USD 6 miljard worden ondersteund door IBRD en IDA. De eerste component van deze publieke sectorenvelop, de Multi Phased Approach (MPA), beslaat USD 4 miljard en betreft additionele middelen van IBRD en IDA. De IDA18 Crisis Response Window (CRW) bevatte reeds USD 328 miljoen en wordt aangevuld via herschikking van IDA18-middelen. Hiervoor zijn budgetten geselecteerd die op basis van actuele projecties niet uitgeput zullen zijn voor het einde van de looptijd van IDA18 (medio 2020). Voor de komende jaren zijn onder IDA19 opnieuw middelen beschikbaar voor deze budgetten. Voor IBRD geldt dat het maximale leenvolume in 2020 is vastgesteld op USD 28 miljard, terwijl huidige leenprojecties worden ingeschat tussen USD 21 miljard en USD 24 miljard. Zodoende is er voldoende ruimte voor financiering via de FTCF en gaat dit niet ten koste van andere projecten of programma’s. Zie tabel 1 voor nadere toelichting.

Verder heeft de Bank op 23 maart jl. aangekondigd de komende 15 maanden USD 150 miljard in te zetten als respons op de sociale en economische gevolgen van de COVID-19 uitbraak. Deze inzet is mogelijk door onder meer een deel van de IDA- en IBRD-financiering uit de toekomstige jaren te naar voren te halen en de anticrisisbuffer binnen de IBRD (USD 10 miljard) volledig in te zetten. Dit stelt de Bank in staat om extra anticyclische financiering te verschaffen en tegelijk binnen de huidige financiële kaders, de Sustainable Annual Lending Limit, te blijven.

Tabel 1. Financieringsbronnen voor Fast Track COVID-19 Facility

FTCF bronnen

Bedrag in USD miljoen

FTCF instrumenten

Doelgroepen

Totaal FTCF

• Herschikkingen + gebruik niet-gecommitteerde ruimte

14.000

   

w.v. IDA + IBRD

6.000

   

w.v. IBRD

• Gebruik niet-gecommitteerde ruimte

2.700

Projectfinanciering

Midden inkomenslanden

w.v. IDA

Herschikking binnen IDA18 windows

1.293

Projectfinanciering

Lage inkomenslanden

• Bestaande Crisis Window middelen IDA18

328

   

• Her-allocatie uit het Private Sector Window

865

   

• Her-allocatie uit de set-aside voor Syrische vluchtelingen in Libanon

100

   

• w.v. IBRD + IDA: herschikking binnen landenprogramma’s/-allocaties

2.000

Projectfinanciering

Lage- en middeninkomens-landen

w.v. IFC

8.000

   

• Bestaande middelen uit Global Trade Finance Program

2.000

Real Sector Crisis Response Envelope

Bedrijven zijnde bestaande IFC klanten

• Nieuwe middelen uit Working Capital Solutions

2.000

Financial

Institutions Response Envelope

Financiële instellingen, o.a. op lokaal niveau

• Uitbreiding van Global Trade Liquidity Program en Critical Commodities Finance Program

4.000

Global Trade Liquidity Program en Critical Commodities Finance Program

Financiële instellingen zijnde bestaande partners

Ten aanzien van de additionele financiering uit de Fast Track COVID-19 Facility (FTCF) vernemen de leden van de VVD-fractie graag van de Minister op welke wijze deze respons als adequaat kan worden omgeschreven wanneer de allocatiemethodiek van deze middelen niet gebaseerd is op de medische noodzaak of de epidemiologische situatie in de landen die hierop aanspraak maken, maar alleen op basis van bruto nationaal product en bevolkingsgrootte. Kan de Minister hier op ingaan?

5. Antwoord van het kabinet:

Middels de voorgestelde allocatiemethodiek te handhaven is de Wereldbank in staat om snel en effectief middelen beschikbaar te stellen. Zo zijn er inmiddels 31 landenprogramma’s goedgekeurd voor financiering. De methodiek kent ook een bovengrens voor grote middeninkomenslanden en resulteert daarmee in proportioneel meer middelen voor de armste landen. De Bank heeft daarnaast toegezegd flexibiliteit toe te zullen passen om de door COVID-19 zwaarst getroffen en armste landen te kunnen steunen. De Bank maakt steeds een zorgvuldige afweging in de verdeling van de middelen, met inachtneming van de strategische prioriteitstelling zoals de WHO die aanhoudt. Nederland blijft erop toezien dat de middelen worden ingezet in landen waar deze het meest nodig zijn.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven hoe de Wereldbank gekomen is tot de inleg in de FTCF van 14 miljard en een reservering van 150 miljard ten behoeve van de economische response, en voor de Multi Phased Approach (MPA) van 4 miljard. Deze leden vragen de Minister toe te lichten waarom gekozen is voor deze verdeling van middelen, op deze manier en waarom er gekozen is voor betreffende hoogte van middelen.

6. Antwoord van het kabinet:

De Wereldbank heeft mede dankzij de recente kapitaalverhoging voor de IBRD en IFC in 2018, en de 19e middelenaanvulling voor IDA vooralsnog voldoende financiële slagkracht om de crisis voor de komende jaren het hoofd te bieden.

De inleg in de FTCF, in totaal USD 14 miljard, bestaat uit een publieke sectorenvelop van USD 6 miljard via IBRD en IDA, en een private sector envelop van USD 8 miljard via IFC. Deze bedragen zijn dus tot stand gekomen op basis van beschikbaarheid van middelen op deze termijn. IBRD en IDA besteden USD 4 miljard via de Multi Phased Approach (MPA) zoals toegelicht in antwoord 4. Het resterende budget van USD 2 miljard betreft te heralloceren middelen zoals voorzien in bestaande landenprogramma’s van de Bank. Landen kunnen de Bank verzoeken deze nog niet bestede middelen nu versneld uit te keren om in te zetten voor de gezondheidssector. Het budget voor IFC van UDS 8 miljard is tot stand gekomen naar aanleiding van inschatting mede op basis van consultaties met klanten (zowel bedrijven als financiële instellingen).

Verder heeft de Bank op 23 maart jl. aangekondigd de komende 15 maanden USD 150 miljard in te zetten als respons op de sociale en economische gevolgen van de COVID-19 uitbraak. Deze inzet is mogelijk door onder meer een deel van de IDA- en IBRD-financiering uit de toekomstige jaren naar voren te halen en de anticrisisbuffer binnen de IBRD (USD 10 miljard) volledig in te zetten. Dit stelt de Bank in staat om extra anticyclische financiering te verschaffen en tegelijk binnen de huidige financiële kaders, de Sustainable Annual Lending Limit, te blijven.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoeveel er inmiddels is uitgegeven binnen de opgerichte FTCF en aan welke landen. Doel van het pakket is nationale gezondheidssystemen versterken voor indamming, diagnose en behandeling van COVID-19. Deze leden vragen de Minister waar de Wereldbank de meeste problemen in de gezondheidssystemen signaleert, dus waar het meeste behoefte aan is.

7. Antwoord van het kabinet:

Het is nog niet mogelijk om een compleet beeld te schetsen van de verdeling en de daarbij behorende bedragen. De WHO heeft een overzicht van de diverse landen voor wat betreft hun voorbereiding en volgt de veranderende epidemiologische situatie op de voet. De Wereldbank werkt nauw samen met de WHO en heeft toegezegd flexibiliteit toe te passen tijdens deze pandemie. De Wereldbank signaleert de forse druk op de toch al zwakke gezondheidssystemen en het belang van inzet op behoud en ondersteuning van de reguliere zorg in ontwikkelingslanden. Mondiale problemen met distributiesystemen maken het een grote uitdaging voor ontwikkelingslanden om persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals mondkapjes, te bemachtigen. Rijkere landen kopen voorraden tegen hoge prijzen op. Door het gebrek aan deze beschermingsmiddelen durft gezondheidspersoneel in ontwikkelingslanden niet meer te gaan werken, met sluiting van gezondheidsfaciliteiten tot gevolg, terwijl de noden toenemen. Hierdoor neemt ook het vertrouwen in en de kwaliteit van gezondheidzorg af. De Wereldbank ondersteunt landen bij onder andere het verkrijgen van persoonlijke beschermingsmiddelen.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre de Wereldbank inzet op versterking van de medische supply chain en lokale infrastructuur om er voor te zorgen dat wanneer er een vaccin is ontwikkeld tegen COVID-19 deze ook in snel tempo verspreid kan worden.

8. Antwoord van het kabinet:

De versnelde financiering uit het FTCF is bestemd voor preventie, detectie en aanpak van de verspreiding van COVID-19, met als einddoel capaciteitsversterking van gezondheidssystemen. Hierbij valt te denken aan het creëren van testcapaciteit, het trainen van gezondheidswerkers en de inkoop van beschermende materialen. Daarbij heeft de Wereldbank aangegeven het behoud van reguliere gezondheidsdiensten voorop te stellen, zoals voor chronische ziektes, SRGR en onderhoud van de cold chain voor vaccinaties. Hierbij hoort ook het versterken van binnenlandse distributiekanalen.

In aanvulling op financiële ondersteuning verleent de Bank technische assistentie. Zo is de Bank betrokken bij het werk van de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI). Als onderdeel van deze coalitie van publieke en private partijen, ziet de Bank zichzelf als vertegenwoordiger van de belangen van ontwikkelingslanden en zet zich ervoor in dat op het moment dat een vaccin is ontwikkeld, dit ook tijdig en op grote schaal beschikbaar kan worden gemaakt in ontwikkelingslanden.

De leden van de CDA-fractie ondersteunen de One Health strategie en vragen de Minister tijdens de vergadering op te brengen dat voorkomen moet worden dat reguliere zorg op grote schaal verdrongen wordt door de bestrijding van COVID-19.

9. Antwoord van het kabinet:

Ik deel de zorg van het CDA en zal tijdens de vergadering het belang van behoud en ondersteuning van de reguliere zorg onderstrepen. Programma’s ter bestrijding van COVID-19 moeten expliciet de doelstelling opnemen van behoud en ondersteuning van toegankelijkheid tot reguliere gezondheidsdiensten.

Voor de economische respons is de Wereldbank voornemens 150 miljard in te zetten. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre daar de Nederlandse focusregio’s bij geholpen zijn en op welke manier de inzet van de Wereldbank als vliegwiel kan dienen voor Nederlandse uitgaven.

10. Antwoord van het kabinet:

De aandacht van de Wereldbank gaat nu in eerste instantie uit naar de directe bestrijding van COVID-19. Binnenkort vindt verdere besluitvorming plaats over de reactie op de sociale en economische gevolgen van COVID-19. Daarbij is de Nederlandse inzet – naast de focus op landen met de grootste noden – onverkort om de inzet van de Bank in lijn te brengen met het staande BHOS-beleid, waarbij het bijdragen aan het behalen van de SDG’s het uitgangspunt blijft en Nederland bijzondere aandacht heeft voor kwetsbare groepen en de focusregio’s.

Deze leden vragen of de Minister de exitscenario’s die de Wereldbank aan het opzetten is met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) kan delen met de Kamer zodra deze beschikbaar zijn en daarbij kan aangeven hoe dit aansluit op Nederlands beleid.

11. Antwoord van het kabinet:

Momenteel gaat de focus van IMF en WB naar het beschikbaar stellen van instrumentarium om landen en bedrijven te ondersteunen bij de gevolgen van de crisis tegen de achtergrond van steeds verslechterende economische scenario’s. Bij de inzet van crisispakketten heeft Nederland ingezet op de tijdigheid en tijdelijkheid ervan. Zo zal de Wereldbank USD 150 miljard beschikbaar stellen gedurende 15 maanden. Nederland vindt het helpen bij de noden en flexibiliteit om de inzet aan te passen aan de economische en gezondheidsontwikkelingen nu prioritair en kan nu nog geen inzicht bieden in de exitscenario’s.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre de middeninkomenslanden op individueel niveau, dus op niveau van de kleine ondernemers, steunmaatregelen worden verleend. De leden van de CDA-fractie vinden het van groot belang dat er wordt ingezet op de schuldenhoudbaarheid en schuldenmanagement.

12. Antwoord van het kabinet:

Via de Fast Track COVID-19 Facility stelt de International Finance Corporation (IFC) USD 8 miljard beschikbaar aan de private sector. Doelstelling van deze financiering is het in stand houden van banen en het beperken van economische schade aan micro- en midden- en kleinbedrijf. Financiering ter waarde van USD 6 miljard is gericht op financiële instellingen op lokaal niveau, die daarmee nieuwe kredietlijnen voor met name MKB op kunnen zetten voor handelsfinanciering en werkkapitaal. De overige USD 2 miljard gaat direct naar bedrijven die reeds bestaande klanten van IFC zijn. Deze steunmaatregelen gelden voor financiële instellingen in zowel middeninkomenslanden, opkomende economieën als ontwikkelingslanden.

Maandelijks zal de Raad van Bewindvoerders (RvB) van de Wereldbank geïnformeerd worden over de lopende en aankomende activiteiten en de RvB zal toestemming moeten geven voor bestedingen boven de 100 miljard. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister toe te lichten in hoeverre Nederland daarin meebeslist. Is er sprake van Nederlandse ambtelijke vertegenwoordiging in de RvB of heeft de Minister op enig moment controlerende taken?

13. Antwoord van het kabinet:

De Raad van Bewindvoerders van de Wereldbank zal toestemming moeten geven voor bestedingen boven USD 100 miljoen. Nederland heeft een permanente zetel in de Raad van Bewindvoerders, het dagelijks bestuur van de Wereldbank, en beslist daarover mee. Dit gebeurt uiteraard in lijn met de Nederlandse inzet, zoals geformuleerd in onder meer de inzetbrief en in nauwe afstemming tussen de Ministeries van Financiën en Buitenlandse Zaken. De Nederlandse bewindvoerder is namens de Ministers van Financiën en BHOS, en de bredere kiesgroep, verantwoordelijk voor alle onderdelen van de Wereldbank Groep en ziet toe op lopende en aankomende activiteiten. De kiesgroep bestaat, naast Nederland, uit Armenië, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Georgië, Israël, Macedonië, Moldavië, Montenegro, Roemenië en Oekraïne. Daarnaast neemt de Minister van BHOS namens Nederland deel aan het ministeriële forum tijdens de Voorjaarsvergadering, waarin de aandeelhouders van de Wereldbank brede strategische sturing zullen geven.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre de Nederlandse Antillen ook aanspraak maken op de middelen uit de verschillende fondsen van de Wereldbank.

14. Antwoord van het kabinet:

De Caribische landen binnen het Koninkrijk (Aruba, Sint Maarten en Curaçao) kunnen geen aanspraak maken op de fondsen van de Wereldbank. Dit komt door hun status als onderdeel van het Koninkrijk, waardoor ze niet tot de lage- of middeninkomenslanden van de wereld behoren. Aan landen die niet in aanmerking komen voor fondsen biedt de Bank op verzoek en tegen vergoeding technische assistentie aan.

De leden van de D66-fractie namen verheugd kennis van de USD 14 miljard die met de FTCF op korte termijn is vrijgemaakt voor preventie, detectie en aanpak van de verspreiding van het virus en om bedrijven te ondersteunen bij het adresseren van de financiële impact van het virus. In hoeverre verhoudt de aangekondigde EUR 100 miljoen van het kabinet zich tot de inzet van de FTCF van de Wereldbank?

15. Antwoord van het kabinet:

De FTCF wordt gefinancierd uit bestaande middelen van de Wereldbank. Dit is onder andere mogelijk door de reeds gedane bijdragen van onder andere Nederland aan IDA18 en het kapitaal van IBRD en IFC. De aangekondigde EUR 100 miljoen is een Nederlandse bilaterale bijdrage en staat dus los van het FTCF.

Niettemin verdient de preventie, detectie en aanpak van de verspreiding van het virus in ogen van het kabinet een extra impuls. Daarom zal het kabinet als onderdeel van het EUR 100 miljoen steunpakket een bedrag van EUR 10 miljoen bijdragen aan de Global Financing Facility (GFF). De GFF wordt beheerd door de Wereldbank en via deze faciliteit worden gezondheidssystemen in lage-inkomenslanden versterkt, met specifieke aandacht voor de meest kwetsbare groepen. Deze bijdrage van EUR 10 miljoen richt zich op het versterken van basiszorg voor COVID-19 patiënten en voor moeder- en kindzorg.

De aan het woord zijnde leden staan tevens positief tegenover de nauwe EU-coördinatie binnen de Raad van Bestuur (RvB) van de Wereldbank.1 Is de uitkomst van de FTCF van USD 14 miljard conform de inzet van de EU-coördinatie? Zo nee, welke EU-eisen zijn niet ingewilligd?

16. Antwoord van het kabinet:

Op initiatief van Nederland, als huidige voorzitter van het EU-overleg, hebben de Europese bewindvoerders voorafgaand aan de RvB-bijeenkomst, waarin het eerste pakket van projecten onder het Wereldbank Fast Track COVID-19 Response is goedgekeurd, een gezamenlijke verklaring ingediend. Hierin is volledige steun uitgesproken voor de FTCF en de eerste projecten. Daarnaast is er een aantal punten waar de EU-coördinatie specifiek de aandacht van de Bank voor heeft gevraagd en waarop het Management positief heeft gereageerd. Zo is opnieuw het belang onderstreept van goede coördinatie met de WHO, in het bijzonder op landenniveau. Ook is toelichting gevraagd over de keuze van financiële instrumenten in relatie tot schuldhoudbaarheid, waar de Bank naar tevredenheid op heeft geantwoord (zie tevens antwoord 24 voor verder detail). Tenslotte is verwelkomd dat sociale vangnetten en cash transfers reeds worden ingezet om de economische gevolgen voor de armste en meest kwetsbare bevolkingsgroepen te mitigeren. De EU heeft daarbij gevraagd om extra aandacht te houden voor deze groepen, met oog voor de positie van vrouwen.

Kan de Minister aangeven wat de EU-inzet wordt voor de uitwerking van het financieringspakket van USD 150 miljard van de Wereldbank?

17. Antwoord van het kabinet:

De contouren van het financieringspakket van USD 150 miljard zijn informeel in de Raad van Bewindvoerders besproken. Europese bewindvoerders roepen de Wereldbank op om bij de uitwerking de financiering zo goed mogelijk te laten aansluiten op de analyses van de noden en daarbij het principe van «recover better», zoals aangehaald door de secretaris-generaal van de VN, hoog te houden door duurzaam en inclusief economisch herstel na te streven. Zij vragen daarbij specifiek de ambities voor duurzaamheid en klimaatimpact, schuldhoudbaarheid en de effecten op de positie van jongeren, vrouwen en andere kwetsbare groepen niet uit het oog te verliezen. Het behalen van SDG’s staat daarbij voorop. Bij de aankomende formele discussies over het pakket zal Nederland het belang van deze punten blijven benadrukken en op afstemming van deze inzet in EU-coördinatieverband inzetten.

De Minister verwijst in haar brief naar de verklaring van Wereldbank President David Malpass over de extra middelen. In diezelfde verklaring stelt Malpass dat landen structurele hervormingen gericht op marktliberalisering moeten doorvoeren. In het verslag van het schriftelijk overleg over de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 21 501-04, nr. 229) stelde de Minister dat de Wereldbank geen specifieke economische of politieke voorwaarden zal verbinden aan het verlenen van financiering in deze crisis. Hoe duidt de Minister dan deze uitspraken van de heer Malpass, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie. En is zij bereid om er bij de Voorjaarsvergadering op aan te dringen dat er bij het gehele financieringspakket van USD 150 miljard weliswaar wordt ingezet op transparantie-gerelateerde voorwaarden, maar niet op economische hervormingseisen?

18. Antwoord van het kabinet:

Aan het FTCF van USD 14 miljard zijn, zoals ik eerder schreef, geen voorwaarden verbonden. De komende periode wordt het steunpakket van USD 150 miljard voor de komende 15 maanden verder ontwikkeld. Voor de Wereldbank geldt als uitgangspunt dat de inzet van het steunpakket bijdraagt aan economische, financiële en crisisweerbaarheid van landen. De Nederlandse inzet is er daarbij op gericht de programma’s zo in te richten dat landen zo snel mogelijk op sociaal- en economisch gebied worden ondersteund, daar waar de behoeften het grootst zijn, met speciale aandacht voor de meest kwetsbare groepen. Het uitgangspunt daarbij is «to build back better», naar een duurzame en inclusieve economie. We vragen de Bank aandacht te hebben voor klimaatverandering en duurzaamheid, schuldhoudbaarheid, kansen voor jongeren en om gendersensitief te opereren.

De leden van de GroenLinks-fractie delen de zorgen over de gevolgen van de crisis voor de private sector en werknemers in ontwikkelingslanden en zijn dan ook tevreden dat deze zullen worden ondersteund via de Fast Track COVID-19 Facility. Is de Minister bereid om ervoor te pleiten dat ondersteuning aan bedrijven via de International Finance Corporation (IFC) gepaard gaat met voorwaarden op het gebied van behoud van werknemers, om zo ontslagen zoveel mogelijk te vermijden?

19. Antwoord van het kabinet:

De financiering die IFC via de Fast Track COVID-19 Facility beschikbaar stelt, zijn leningen om bedrijven te ondersteunen die kwetsbaar zijn voor de crisis, bijvoorbeeld door de afhankelijkheid van verstoorde waardeketens en arbeidsmarkten. Door de financiering van de IFC worden bedrijven in staat gesteld hun onderneming voort te zetten. De steun is er inderdaad ook, maar niet alleen, op gericht dat deze bedrijven werkgelegenheid kunnen blijven bieden en helpt voorkomen dat er banen verloren gaan. USD 6 miljard van de IFC envelop wordt aangewend via de Financial Institutions Response Envelope, waarmee financiële instellingen, waaronder lokale banken, nieuwe kredietlijnen voor met name MKB op kunnen zetten voor handelsfinanciering en werkkapitaal. Hierbij geldt dat zij reeds een goede beoordeling moeten hebben conform het Environmental and Social Framework van IFC.

In hoeverre houdt de Wereldbank bij de ondersteuning van de private sector vast aan gebruikelijke richtlijnen wat betreft concessionaliteit en financieel rendement? Is de Minister bereid om te pleiten voor een tijdelijke versoepeling van die richtlijnen?

20. Antwoord van het kabinet:

De gebruikelijke richtlijnen hiervoor worden door de Wereldbank gehandhaafd. Het gaat er in deze fase onder meer om het verschaffen van noodliquiditeit en werkkapitaalfinanciering. De Wereldbank werkt daarbij zoveel mogelijk additioneel aan de markt en verschaft deze financieringsmogelijkheden wanneer bedrijven geen normale toegang hebben tot commerciële financiële instellingen. Bij het bepalen van de voorwaarden wordt rekening gehouden met de risico’s die de Wereldbank aangaan. Daarbij hanteert de Wereldbank in sommige gevallen gunstigere voorwaarden zoals rentekortingen en langere looptijden, bijvoorbeeld wanneer het klimaatvriendelijke projecten betreft.

Op welke basis is gekomen tot het bedrag van USD 8 miljard aan extra financiering om bedrijven te ondersteunen en verwacht het kabinet dat dit voldoende zal zijn?

21. Antwoord van het kabinet:

Het budget voor IFC van UDS 8 miljard is zo ingeschat mede op basis van consultaties met klanten (zowel bedrijven als financiële instellingen). Na initiële aankondiging van USD 6 miljard is op basis van nadere discussie met multinationale financiële instellingen vastgesteld dat er meer vraag was naar financiering via het Global Trade Liquidity Program. Deze financiering is vervolgens opgehoogd met USD 2 miljard, naar een totaal budget van USD 8 miljard beschikbaar voor de komende twee jaar. Op dit moment zijn de economische gevolgen nog onvoldoende duidelijk om in te schatten in hoeverre deze inzet voldoende zal zijn.

Is de Minister bereid om er bij de Wereldbank op aan te dringen dat de Real Sector Crisis Envelope ook open wordt gesteld voor belangrijke bedrijven in minst-ontwikkelde landen die nog geen klant bij de IFC zijn?

22. Antwoord van het kabinet:

Deze bedrijven hebben reeds toegang tot IFC-financiering via de Fast Track COVID-19 Facility. Via financiële instellingen kunnen zij, ook als zij niet eerder van deze middelen gebruik hebben gemaakt, een beroep doen op financiering. Uit de Financial Institutions Response Envelop worden Working Capital Solutions leningen verstrekt, die er specifiek op gericht zijn om via klant financiële instellingen bedrijven in opkomende economieën en ontwikkelingslanden te helpen die als gevolg van de crisis moeite hebben overeind te blijven.

In het algemeen vragen de leden van de SP-fractie zich af waar het vrijgemaakte geld voor de FTCF nu precies vandaan komt. Er wordt in wisselende termen over gesproken; in de inleiding is te lezen dat het gaat om «vrijspelen van middelen binnen de bestaande financiële ruimte» (Kamerstuk 26 234, nr. 235, p. 1) terwijl op pagina 3 staat dat het geld «deels nieuw» is. Kan de Minister duidelijkheid verschaffen door via een tabeloverzicht te duiden welk geld van welk potje komt en aan welke doelgroep het toekomt? Is zij bereid hetzelfde te doen voor de 150 miljard dollar die daarnaast nog wordt vrijgemaakt voor de economische gevolgen?

23. Antwoord van het kabinet:

Zie antwoord op vraag 4.

Bovendien is voor de leden van de SP-fractie niet helemaal helder of er ook financiële instrumenten worden vrijgespeeld binnen de FTCT die geen lening-vorm betreffen, maar gift zijn? En zo ja, op welke doelgroep zijn deze gericht?

24. Antwoord van het kabinet:

Voor lage inkomenslanden gelden reeds zeer concessionele voorwaarden voor de financiële instrumenten die zij ontvangen via de International Development Association (IDA). Afhankelijk van de schuldhoudbaarheidssituatie van een land, wordt vastgesteld of een land in aanmerking komt voor een schenking (in geval van hoog risico van debt distress) of een gedeeltelijke schenking (als er sprake is van medium risico). De leningen die worden verstrekt aan landen met een laag risico op debt distress, worden tevens ingericht om bij te dragen aan schuldhoudbaarheid. IDA zal komende 15 maanden naar verwachting USD 50 miljard aan nieuwe financiering verstrekken, waarvan ongeveer de helft in de vorm van een schenking.

Lezen de leden van de SP-fractie correct dat alle aan ontwikkelingslanden gerichte financieringsinstrumenten een vorm van lening betreft? Heeft het niet de voorkeur in deze crisistijd om voor financieringsinstrumenten te kiezen die niet verder bijdragen aan de schuldenlast, vragen de leden van de SP-fractie?

25. Antwoord van het kabinet:

De financieringsinstrumenten betreffen zowel leningen als schenkingen, zie tevens antwoord 24. Meer dan de helft van de actieve IDA-landen ontvangen alle of de helft van IDA-financiering met giftvoorwaarden. Zodoende biedt IDA al automatische schuldverlichting door schenkingen of zeer concessionele leningen te verstrekken aan landen die met schuldproblemen kampen. Daarmee is de Bank reeds verantwoordelijk voor een zeer aanzienlijke netto financieringsstroom naar IDA landen de komende maanden.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat er een pakket van USD 14 miljard ingezet gaat worden om in de eerste plaats de nationale gezondheidssystemen te versterken voor indamming, diagnostisering en behandeling van de ziekte. In de tweede plaats zal het bedrijven en hun werknemers ondersteunen die worden geraakt door de economische gevolgen van de verspreiding van COVID-19. Van de 14 miljard wordt het merendeel, 8 miljard, ingezet via de IFC om private bedrijven te ondersteunen. Hoe verhoudt zich dit tot het in de eerste plaats versterken van de gezondheidszorg?

26. Antwoord van het kabinet:

Het financieringspakket voor de Fast Track COVID-19 Facility (FCTF) van USD 14 miljard ondersteunt in de directe noden die ontstaan als gevolg van COVID-19. De invulling van de FCTF is gestoeld op het Strategic Preparedness and Response Plan (SPRP) in lijn met de aanpak van de WHO. Naast de grootschalige impact op de gezondheidszorg, zijn de gevolgen groot voor de private sector, ook in landen waar nog beperkte besmetting is. IFC steunt daarom de sectoren die het hardst getroffen worden door de gezondheidscrisis (zoals het midden- en kleinbedrijf) en de economische gevolgen daarvan, bijvoorbeeld door de verstoring van handel en toeleveringsketens of lock downs en uitblijvend toerisme.

Daarnaast is het belangrijk op te merken dat de Wereldbank ook een steunpakket van USD 150 miljard voor de komende 15 maanden heeft aangekondigd, waarbij het merendeel zal worden ingezet om landen te ondersteunen.

Hoe wordt omgegaan met het tegengaan van de economische gevolgen van COVID-19 met betrekking tot de informele sector, waarin ook veel vrouwen werkzaam zijn?

27. Antwoord van het kabinet:

Mondiaal gezien, werkt 58,1% van de vrouwen in de informele sector. In Afrika ligt dit percentage inclusief de landbouwsector op 89,7%2. De informele sector wordt extra hard geraakt door de zogenaamde lockdowns. Mensen die in de informele sector werkzaam zijn, hebben in veel gevallen geen buffer of toegang tot krediet en moeten er, ondanks de lockdowns, dus dagelijks op uit om in hun levensonderhoud te voorzien. De Nederlandse inzet is erop gericht dat de programma’s van de Wereldbankgroep gender-responsief zijn en dus aandacht hebben voor de rol van vrouwen en de kwetsbare positie van vrouwen en daarnaast in algemene zin de meest kwetsbare groepen bereiken. Social safety nets, programma’s bestaand uit cash transfers voor de meest kwetsbare groepen, zullen onderdeel uitmaken van het sociaaleconomische responspakket van de Bank.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het juist is dat bij de inzet van de 8 miljard van IFC die naar private bedrijven gaat wel blijft gelden dat de regels van Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en afspraken omtrent Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) blijven gelden alsmede het belang van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s)?

28. Antwoord van het kabinet:

De Wereldbank heeft onverkort aandacht voor bescherming van mens en milieu, gender en integriteitsaspecten in onder FTCF gefinancierde projecten, conform de regels van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en gemaakte afspraken omtrent Internationaal Verantwoord Ondernemen (IMVO), alsmede in het belang van de SDG’s.

Ook zijn deze leden benieuwd of een deel van dit ter ondersteuning van werknemers zal worden ingezet, bijvoorbeeld via betaald ziekteverlof of steun voor de zorg van kinderen? Is de Minister bereid hiervoor te pleiten, of te pleiten voor meer transparantie over de besteding?

29. Antwoord van het kabinet:

Zie tevens antwoord op vraag 19. Door de financiering van de IFC worden bedrijven in staat gesteld hun onderneming voort te zetten. De steun helpt voorkomen dat werknemers hun banen en bijbehorende arbeidsvoorwaarden verliezen. IFC rapporteert maandelijks aan de Board over de IFC inzet in het kader van de Fast Track COVID-19 Facility. In de monitoring wordt onder meer aandacht besteed aan welke regio’s en landen zijn bereikt met de inzet van de middelen, het aantal klanten, aantal en type doelgroepen dat bereikt is. Indien de verstrekte informatie onvoldoende inzicht geeft in de inzet van IFC, zal om nadere toelichting worden gevraagd.

Tevens roept Nederland op tot extra aandacht voor vrouwen en jeugd in de inzet via de IBRD en IDA. In het bijzonder gebruik van sociale vangnetten en cash transfers kunnen dienen om werknemers extra te ondersteunen.

En in dit licht, is de Minister bereid bij de Wereldbank te bepleiten – bijvoorbeeld in de vorm van subsidies – dat er naast de financiering van de gezondheidsstelsels middelen komen die ingezet kunnen worden om universele, of ten minste verbeterde sociale bescherming, educatie en zorg voor kinderen te bieden? Dit zou vrouwen kunnen ontlasten en jongeren en kwetsbare groepen ten goede komen.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe er bij de inzet van het geld als respons op de economische gevolgen van de COVID-19 uitbraak rekening kan worden gehouden, niet alleen met bedrijven die wereldwijd hard getroffen worden, maar ook (en vooral) met kwetsbare werknemers. Bijvoorbeeld de werknemers onderaan de sierteelt- of textielketen. Hoe wordt er rekening gehouden met deze voornamelijk vrouwelijke werknemers die met verlof worden gestuurd of worden ontslagen terwijl ze geen spaargeld of vangnet hebben?

30. Antwoord van het kabinet:

Voor Nederland is het uitgangspunt dat de financiering terechtkomt waar de sociale en economische noden het hoogst zijn. Ook vraagt Nederland de Bank daarbij aandacht te hebben voor het «build back better» principe, met aandacht voor klimaatverandering en duurzaamheid, schuldhoudbaarheid, kansen voor jongeren en om gender responsief (zie vraag 27) te opereren.

Wat Nederland betreft dient het sociaaleconomische responspakket van de Wereldbank zich te richten op het beschermen van de meest armen en kwetsbaren, via onder meer sociale vangnetten en het versterken van economische weerbaarheid. Cash transfers en andere vormen van social safety nets, waarvan de opschaling is voorzien onder de Wereldbankrespons, kunnen bijdragen aan het mitigeren van de economische impact voor de armste en meest kwetsbare groepen in gemeenschappen.

De leden van de PvdA-fractie steunen in het bijzonder de inzet van de Minister om specifiek aandacht te vragen voor de effecten op onder andere vrouwen, kan de Minister aangeven of zij hierbij al concrete ideeën heeft en wat de inzet zal zijn?

31. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet vindt het belangrijk dat genderanalyses onderdeel zijn van de COVID-19 respons. Nederland onderstreept dit in internationaal verband, bijvoorbeeld richting EU-partners, maar ook in de beleidsdialoog met VN-organisaties zoals de Wereldgezondheidsorganisatie.

Nederland bepleit het belang van aandacht voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in de voorbereiding op een uitbraak, tijdens de bestrijding, maar ook in de fase van herstel van de epidemie. Inzet hierbij is dat zowel de rol van vrouwen maar ook hun specifieke kwetsbaarheid, bijvoorbeeld in het geval van de toename in huiselijk geweld tijdens lockdowns, voldoende wordt meegenomen bij besluitvorming over COVID-19 respons, het vormgeven van concrete programma’s en de uitvoering daarvan. Tevens bepleit Nederland een belangrijke rol van UN Women om goede integratie van gender in de VN brede COVID-19 respons te ondersteunen, zowel op centraal als landenniveau.

Het Global Humanitarian Response Plan COVID-19 benoemt zelf ook, mede op aandringen van Nederland, het belang van aandacht voor kwetsbare groepen inclusief vrouwen en meisjes in kwetsbare omstandigheden. Ook in EU-verband pleit Nederland voor extra aandacht voor kwetsbare groepen. Tijdens de Development Committee zal Nederland vragen om oog te houden voor de impact van COVID-19 op vrouwen en meisjes en gendergelijkheid, en de aanpak hierop aan te passen.

Schuldhoudbaarheid

Met betrekking tot de kwestie van kwijtschelding van schulden hebben de leden van de VVD-fractie een zeer kritische houding. De ervaring met eerdere schuldenverlichtingsinitiatieven leert namelijk dat dit geen duurzame oplossing is, maar schuldenratio’s in de loop der jaren steeds weer oplopen. De wereldwijde coronacrisis zal de schuldenpositie van armere landen naar verwachting op korte termijn doen verslechteren, maar is niet van invloed op de reeds voor de coronacrisis ontstane schuldenpositie van armere landen. Deelt de Minister de observatie dat schuldenverlichtingsinitiatieven geen duurzame oplossing zijn gebleken voor de schuldenpositie van armere landen en dat bij toekomstige dergelijke initiatieven een onderscheid gemaakt dient te worden tussen schulden ontstaan voor en na de coronacrisis?

32. Antwoord van het kabinet:

De ervaringen met eerdere schuldkwijtscheldingen zijn gemengd. Voor een aantal ontwikkelingslanden waarvan de schulden in eerdere schuldverlichtingsinitiatieven grotendeels zijn kwijtgescholden, lijken schuldposities blijvend op een duurzaam niveau gebleven. Daartegenover staat echter een grote groep landen die opnieuw veel schuld zijn aangegaan en waarvoor een onhoudbaar schuldenniveau dreigt of reeds is bereikt. Al voor het uitbreken van de COVID-19-pandemie maakte Nederland zich zorgen over de laatste groep landen. Daarom heeft Nederland zich in verschillende fora (waaronder onderhandelingen over IDA19) zich ingezet voor meer technische assistentie ten behoeve van ondersteuning op het gebied van schuldmanagement, om landen beter in staat te stellen hun schuldenniveaus blijvend op een duurzaam niveau te houden. De Wereldbank en het IMF spelen daarbij een belangrijke rol en IDA19 zet hier extra op in. Ook is Nederland een van de voornaamste donoren aan trust funds gericht op het bevorderen van verantwoord schuldmanagement.

De uitbraak van COVID-19 zal naar verwachting leiden tot een verslechtering van de schuldpositie van ontwikkelingslanden. Om zo veel mogelijk het risico op schuldencrises in de meest kwetsbare landen (IDA-landen) als gevolg van de pandemie te mitigeren op de korte termijn hebben de Club van Parijs en G20 een voorstel voor de opschorting van schuldendienstbetalingen («moratorium») voor IDA-landen uitgewerkt. Ontwikkelingslanden krijgen daardoor de gelegenheid om de vrijgevallen middelen te gebruiken voor de bestrijding van het virus en de negatieve economische gevolgen daarvan. Van deze landen wordt verwacht dat deze eerdergenoemde middelen dan ook gebruiken ten behoeve van gezondheids- en andere «sociale» uitgaven, dat zij schuldentransparantie betrachten en alleen nieuwe niet-concessionele schuld aangaan indien IMF en Wereldbank dit prudent achten. Daarnaast worden crediteuren die niet aangesloten zijn bij de G20 of Club van Parijs en private crediteuren opgeroepen om mee te doen aan dit initiatief. Met deze maatregelen wordt gepoogd daarmee een nieuwe schuldencrisis te voorkomen en zo het risico dat een toekomstige schuldkwijtschelding noodzakelijk is te verkleinen.

In de komende 15 maanden heeft IDA 50 miljard concessionele financiering voor IDA-landen beschikbaar, waarvan ongeveer de helft in de vorm van een schenking. Ook heeft het IMF met het oog op zorgen omtrent schuldhoudbaarheid daarnaast het Catastrophe Containment and Relief Trust (CCRT), dat door middel van giften het IMF in staat stelt tijdelijk de schuldendienst van kwetsbare landen aan het IMF kwijt te schelden. Nederland draagt hier vanuit de BHOS-begroting ook aan bij.

Kan de Minister toelichten hoe de «gerichte aanwending van schuld gerelateerde financiering» in dit verband concreet uitpakt?

33. Antwoord van het kabinet:

Naast het voorkomen van onhoudbare schuldenniveaus is het van belang dat landen schulden aanwenden voor investeringen die leiden tot productiviteitswinsten. Onlangs constateerde het IMF dat lage-inkomenslanden geleende bedragen in de praktijk lang niet altijd productief aanwenden.3 Het is van belang dat landen leenprogramma’s nadrukkelijker verbinden aan nationale ontwikkelingsstrategieën en zo wel zorgen voor productiviteitswinst.

In het verlengde van het bovenstaande benadrukken de voorgenoemde leden dat betrokkenheid van alle lenende landen bij schuldverlichtingsinitiatieven cruciaal is. Onderstreept de Minister deze stelling?

34. Antwoord van het kabinet:

Ja. Nederland zet in op brede betrokkenheid van lenende landen om de effectiviteit van schuldverlichtingsinitiatieven te vergroten en om solidariteit onder crediteuren te waarborgen.

Kan zij toelichten waar zij concreet op doelt met «niet-traditionele crediteuren»?

35. Antwoord van het kabinet:

Met niet-traditionele crediteuren wordt gedoeld op (nieuwe) bilaterale (geen lid van de Club van Parijs) en private crediteuren (zoals commodity traders). In het verleden waren de voornaamst lenende landen verenigd in de Club van Parijs. Door de economische ontwikkeling zijn ook andere landen dan de leden van de Club van Parijs de afgelopen jaren steeds relevantere leningsverstrekkers geworden. Dit zijn bijvoorbeeld landen in Azië en het Midden-Oosten, waaronder China en Saudi-Arabië. Daarnaast hebben meer lage inkomenslanden het afgelopen decennium de kapitaalmarkt betreden en zijn private crediteuren daardoor in toenemende mate houders van schuld in lage inkomenslanden.

Deelt zij de verder de stelling dat van schuldverlichting geen sprake kan zijn zolang daarbij niet ook schulden met minder verantwoorde leningsvoorwaarden van dergelijke crediteuren, zoals China, betrokken worden?

36. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet vindt het belangrijk dat crediteuren solidair optreden bij een schuldverlichting, onafhankelijk van eventueel lidmaatschap van de Club van Parijs. Door onder dezelfde voorwaarden schuldverlichting te verstrekken, worden de kosten daarvan immers naar rato verdeeld. Tevens kan zo voorkomen worden dat de door schuldverlichting nieuw ontstane betaalcapaciteit ten goede komt aan de crediteuren die daar niet aan hebben deelgenomen. Daarom vindt Nederland een deelname van private crediteuren wenselijk, waarbij er wel voor moet worden gezorgd dat lenende landen markttoegang behouden. De mogelijke drukmiddelen om private crediteuren te betrekken, zonder negatieve gevolgen voor de debiteur, zijn beperkt. Daarom zet de Club van Parijs in op actieve samenwerking met het Institute for International Finance (IIF), waarin een significant aantal private crediteuren vertegenwoordigd is.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat Nederland positief staat tegenover het voorstel van het IMF en de Wereldbank voor uitstel van rentebetalingen en aflossingen.4 Heeft Nederland zelf bilaterale kredietverstrekkingen waar dit voorstel op van toepassing is?

37. Antwoord van het kabinet:

De Club van Parijs en G20 presenteerden recent een voorstel voor de opschorting van schuldendienstbetalingen voor IDA-landen. Voor Nederland valt de portefeuille van de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO) binnen de reikwijdte van de regeling, alsmede enkele vorderingen als gevolg van schadezaken onder de exportkredietverzekering. De NIO verstrekt geen nieuwe bilaterale kredieten, maar bevat lopende leningen waarop nog wordt afgelost.

Zijn er al verzoeken tot uitstel van betaling geweest en hoe heeft Nederland hierop gereageerd?

38. Antwoord van het kabinet:

Er zijn zeer recent enkele verzoeken tot schuldverlichting ontvangen door het secretariaat van de Club van Parijs met verwijzing naar de economische impact van COVID-19. Deze worden nu door de Club in behandeling genomen en Nederland zal reageren zodra het Clubsecretariaat daarom verzoekt. Daarnaast steunt Nederland het voorstel van de Club van Parijs en de G20 voor een tijdelijke opschorting van schuldendienstbetalingen aan IDA-landen, die naar verwachting per 1 mei 2020 in werking zal treden en tot aanvragen zal leiden.

Het kabinet geeft aan5 dat Nederland niet inzet om verregaande voorwaarden ten aanzien van economische hervormingen aan het betalingsmoratorium te verbinden. Welke voorwaarden zouden er volgens Nederland wel aan het betalingsmoratorium verbonden moeten worden?

39. Antwoord van het kabinet:

Een opschorting van schuldendienstbetalingen voor IDA-landen is nadrukkelijk bedoeld als tijdelijke crisismaatregel. Doel hiervan is om landen die in aanmerking komen voor financiering uit IDA, de IDA-landen, de gelegenheid te geven om de hierdoor vrijgevallen middelen te gebruiken voor de bestrijding van het virus en om de negatieve economische effecten van de pandemie op te vangen.

Nederland is dan ook van mening dat een koppeling van het initiatief aan het verhogen van sociale- en gezondheidszorguitgaven, met advies van het IMF en de Wereldbank over hoe dit optimaal vorm te geven, het uiteindelijke doel zou ondersteunen. Daarnaast is Nederland voorstander van voorwaarden op het gebied van transparantie over de schuldensituatie, uiteraard binnen wat er redelijkerwijs in de crisistijd van ontvangende landen verwacht kan worden. Dit geldt ook voor het niet aangaan van nieuwe niet-concessionele schulden die niet binnen het afgesproken schuldlimietenraamwerk van het IMF vallen.

De leden van de GroenLinks-fractie delen de zorgen over het oplopende deel van niet-concessionele financiering in veel lage inkomenslanden. Wat is het kabinet van plan om in te brengen bij de Voorjaarsvergadering van de Wereldbank om deze zorg te adresseren?

40. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de zorg over het oplopende deel van niet-concessionele financiering in lage inkomenslanden (LIC’s). In algemene zin zal Nederland zorgen uiten over de schuldensituatie in veel van de opkomende markten (EME’s) en LIC’s. Ook zal Nederland aandacht vragen voor het verhogen van transparantie en houdbaarheid van schuldposities. Verder zal Nederland onderstrepen dat de Wereldbank en het IMF cruciale partners zijn in de ondersteuning van deze landen om escalatie van schulden te voorkomen, om transparantie te vergroten en hervormingen door te voeren die zullen bijdragen aan domestic resource mobilisation. Ook zal Nederland aandringen op beter schuldmanagement en het onderzoeken van maatregelen die kunnen leiden tot een betere verhouding tussen aangegane schulden en economische groei.

Deze leden zijn blij om te vernemen dat Nederland in principe positief staat tegenover het voorstel tot uitstel van rentebetalingen en aflossingen voor ontwikkelingslanden. Op welke wijze kunnen private crediteuren hier ook actief bij worden betrokken? Is het kabinet bereid om ook met Nederlandse crediteuren tot afspraken hierover te komen?

41. Antwoord van het kabinet:

Nederland vindt het van belang dat zo veel mogelijk crediteuren worden betrokken, zowel vanwege de signaalwerking als voor de schaal van een opschorting van schuldendienstbetalingen voor IDA-landen. Het kabinet doet een appel aan alle actoren om hun bijdrage te leveren. Ten aanzien van het betrekken van partijen uit de financiële sector wordt de samenwerking gezocht met het International Institute for Finance (IIF), het wereldwijde samenwerkingsorgaan van de financiële sector. Via die weg zouden ook Nederlandse financiële instellingen die bij het IIF aangesloten zijn, kunnen worden betrokken.

Met betrekking tot die «schuldhoudbaarheid» juichen de leden van de SP-fractie het toe dat de Minister het opschorten van rentebetalingen en aflossingen «in principe» steunt, maar willen wel graag duidelijkheid over welke voorwaarden het kabinet daaraan verbindt. Is de Minister ook bereid om het voorbeeld van Frankrijk te volgen en voorop te lopen in de oproep tot een schuldenmortuarium?6 Zo nee, waarom niet?

42. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet stelt de voorwaarde dat de vormgeving van een opschorting van schuldendienstbetalingen voor IDA-landen goed wordt ingericht. Het is belangrijk dat zoveel mogelijk crediteuren participeren in het initiatief. Daarbij is coördinatie tussen crediteuren cruciaal. Daarnaast is Nederland voorstander van de juiste prikkels. Het verstrekken van opschortingen aan landen zou zoveel mogelijk moeten gebeuren op hun eigen verzoek, waarbij niet alleen IDA-landen met een hoge schuld, maar ook andere IDA-landen die met liquiditeitsproblemen kampen, in aanmerking komen. Tegelijkertijd zou een opschorting op een zodanige manier georganiseerd moeten worden dat daardoor financiering naar ontvangende landen niet opdroogt. Ook dient rekening gehouden te worden met het feit dat het aandeel externe financiering dat op de korte termijn moet worden doorgerold al groot was voorafgaand aan de uitbraak van COVID-19. De houdbaarheid van de schuld en de mogelijkheden van landen tot herfinanciering van de schuld zouden niet in het geding mogen komen door dit initiatief. Het kabinet steunt daarnaast voorwaarden ten aanzien van schuldentransparantie, het niet aangaan van nieuwe non-concessionele schulden en het verhogen van sociale- en gezondheidszorguitgaven.

De oproep tot het inlassen van een opschorting van schuldendienstbetalingen voor IDA-landen klinkt inmiddels vanuit meerdere hoeken, waaronder van de voorzitter van de Club van Parijs, Frankrijk. Zoals aangegeven heeft Nederland deze oproep gesteund en bijgedragen aan de onderhandelingen over de details van de vormgeving van de regeling.

In beantwoording op het schriftelijk overleg voor de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking (Kamerstuk 21 501-04, nr. 229) geeft de Minister aan dat er geen economische structurele aanpassingen zullen worden gekoppeld aan het betalingsmortuarium dat in de maak is, wat de leden van de SP-fractie van harte ondersteunen. Wel blijft het volgens de leden onduidelijk of dit ook geldt voor het 150 miljard dollar pakket die de Wereldbank vrijspeelt voor het verzachten van de economische gevolgen, zeker indachtig de uitspraken van de president van de Wereldbank, David Malpass?7 Kan de Minister hier duidelijkheid over geven, vragen de leden?

43. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderscheidt in de respons op de crisis verschillende componenten en fases. Op de korte termijn ligt de focus op de respons op de gezondheidscrisis en liquiditeitsproblematiek. Gezien de urgentie van deze investeringen is het koppelen van eisen aan economische structurele aanpassingen in deze fase niet opportuun. De oproep van onder andere de Wereldbank en het IMF tot een opschorting van schuldendienstbetalingen voor IDA-landen past in deze eerste fase respons.

Het pakket van USD 150 miljard dat door President van de Wereldbank David Malpass is aangekondigd, past in de tweede fase-respons, waarin wordt gewerkt om de socio-economische gevolgen van de crisis op te kunnen vangen.

Voor de Wereldbank geldt als uitgangspunt dat de inzet van het steunpakket bijdraagt aan meer economische, financiële en crisisweerbaarheid van landen. De Nederlandse inzet is er daarbij op gericht de programma’s zo in te richten dat landen zo snel mogelijk op sociaal- en economisch gebied worden ondersteund, daar waar de behoeften het grootst zijn, met speciale aandacht voor de meest kwetsbare groepen. Het uitgangspunt daarbij is «to build back better», naar een duurzame en inclusieve economie. We vragen de Bank aandacht te hebben voor klimaatverandering en duurzaamheid, schuldhoudbaarheid, gelijke kansen voor jongeren en om gendersensitief te opereren.

In datzelfde kader: kan de Minister toelichten of het recover better-principe ook dergelijke economische structurele aanpassingen omvat? Zo ja, wat is daar dan beter aan? Zo nee, welke sectoren en type investeringen krijgen in lijn met dit principe dan de voorkeur?

44. Antwoord van het kabinet:

Nederland onderschrijft de visie van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN) António Guterres dat moet worden gekeken hoe de respons de COVID-19-crisis zo kan worden ingevuld dat er gelijktijdig gewerkt wordt aan inclusiever en duurzamer economische ontwikkeling. Nederland zet zich in om de pakketten van de internationale financiële instellingen (IFI’s) voor de middellange en lange termijn om socio-economische gevolgen op te vangen, toekomstbestendig te maken in lijn met de SDG-agenda en het Klimaatakkoord van Parijs. Deze aanpak geldt voor de volle breedte van het werk dat IFI’s doen en hun gehele klantenbestand.

De leden van de PvdA-fractie danken de Minister voor haar steun aan het voorstel van het IMF en de Wereldbank voor uitstel van rentebetalingen en aflossingen. Kan de Minister aangeven of zij de Wereldbank gaat vragen dit ook voor zijn eigen terugbetalingen van leningen te doen, speciaal met betrekking tot IDA-landen?

45. Antwoord van het kabinet:

Om de effectiviteit te vergroten en solidariteit onder crediteuren te bevorderen zet het kabinet er op in om zoveel mogelijk crediteuren te betrekken bij een opschorting van schuldendienstbetalingen voor IDA-landen, waaronder multilaterale, bilaterale en private crediteuren. Nederland roept ook MDBs op om mogelijkheden te onderzoeken om hieraan deel te nemen, waarbij het uitgangspunt is dat de MDB’s een maximaal anticyclisch uitleenvermogen in deze crisistijd behouden en financiële stabiliteit van de instellingen gewaarborgd blijft.

Verslag Jaarvergadering Wereldbankgroep

Op het punt van het stemrechtraamwerk van de International Development Association (IDA) hebben de leden van de VVD-fractie enkele vragen. Kan de Minister toelichten wat de huidige status van de herziening van het raamwerk is? Hoe ziet het verdere tijdspad van deze herziening er uit en op welke termijn dient deze afgerond te zijn?

46. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de Jaarvergadering 2019 hebben de leden van Development Committee (DC) de leidende principes en de hoofdlijnen van het proces voor herziening van het stemrechtraamwerk breed verwelkomd. De leidende principes zijn dat (i) het raamwerk bestaande en nieuwe donoren moet stimuleren om bij te dragen aan IDA, (ii) het stemgewicht van ontvangende landen dient te worden beschermd, (iii) het proces billijk en inclusief is, (iv) financiële duurzaamheid van IDA op lange termijn gewaarborgd wordt, (v) aanpassingen aan de IDA Articles of Agreement alleen worden overwogen als er geen alternatieven zijn, en (vi) de herziening ontkoppeld zal zijn van de 19e middelenaanvulling en van de 2020 IBRD/IFC Shareholding Review8. Tevens vroegen DC-leden de Raad van Bewindvoerders (RvB) van de Bank om de herziening van het raamwerk verder ter hand te nemen en tijdens de Jaarvergadering 2020 met een update te komen. Ook hebben zij de Raad van Bewindvoerders gevraagd om een tijdspad, inclusief deadline, voor de herziening op te stellen.

Inmiddels is binnen het speciale comité van de RvB dat zich buigt over onder meer de stemverhoudingen (COGAM), een intern werkprogramma opgesteld om binnen de bovenstaande afgesproken kaders verschillende opties voor de herziening uit te werken, gestoeld op een aantal bouwstenen (zoals lidmaatschapsstructuur, stemrechtberekeningen voor verschillende groepen leden, mogelijkheden voor transitie daarbinnen en additionele prikkels). Daarover zijn er verschillende technische discussies gevoerd, welke in de loop van het voorjaar en de zomer zullen voortgaan. Daarbij trekt Nederland nauw op met een brede groep gelijkgezinde landen en denkt het proactief mee over de aanpassingsmogelijkheden, waarbij de leidende principes (inclusief eerlijkheid) centraal staan. COGAM zal dan tevens aan een conceptrapport voor de Gouverneurs werken, dat een update en een verwachte einddatum voor de herziening zal bevatten. De Kamer zal hierover in de Inzetbrief voor de Jaarvergadering 2020 worden geïnformeerd.

19e middelenaanvulling International Development Association

De Minister geeft in de brief over de middelenaanvulling aan dat Nederland dankzij de aanzienlijke bijdrage aan IDA in staat is geweest om een sterke convergentie te bewerkstelligen tussen het Nederlandse beleid op het gebied van Buitenlandse Handelen Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) en prioriteiten van IDA. De leden van de VVD-fractie vragen haar om toe te lichten waar dit zichtbaar wordt. Welke Nederlandse BHOS-prioriteiten zijn dankzij de Nederlandse bijdrage te vinden in de beleidsagenda van IDA?

47. Antwoord van het kabinet:

Het overkoepelende thema van IDA19 luidt Tien Jaar tot 2030: Groei, Mensen en Weerbaarheid. De Nederlandse ontwikkelingsprioriteiten worden nadrukkelijk gereflecteerd in de thematische focus van IDA19, die overeenkomt met die van IDA18: fragiliteit, gender, klimaatverandering, bestuur en instituties en werkgelegenheid en economische transformatie. Nederland heeft ingezet op de voortzetting en verdieping hiervan, aangezien deze sterk in lijn zijn met de BHOS-prioriteiten en de eerste resultaten van IDA18 op deze thema’s positief zijn. Ook de speciale loketten voor vluchtelingen, private sectorontwikkeling, regionale samenwerking en crisisrespons zullen onder IDA19 worden gecontinueerd en versterkt. Met deze prioriteiten vormt het aanpakken van grondoorzaken van vluchtelingenstromen een integraal onderdeel van het IDA beleid. Daarnaast zal IDA19 een aantal voor Nederland belangrijke nieuwe, dwarsdoorsnijdende thema’s in het beleid en operaties verweven: het benutten van kansen die technologie biedt, het versterken van schuldhoudbaarheid en de aandacht voor degenen die leven met een handicap. Tot slot is de integrale inzet op het gebied van menselijk kapitaal (onderwijs en zorg) versterkt – in overeenstemming met het Human Capital Project van de Wereldbankgroep, met bijzondere aandacht voor vrouwen en jongeren.

Verder vragen de bovengenoemde leden of de Minister kan toelichten welke leningen onder het Heavily Indebted Poor Countries-initiatief precies kwijtgescholden zijn, aan welke landen deze leningen zijn toebedeeld en wat de uitzonderlijke situatie per lening was die tot kwijtschelding geleid heeft.

48. Antwoord van het kabinet:

Van reeds 33 landen zijn onder het Heavily Indebted Poor Countries (HIPC)-initiatief leningen kwijtgescholden. De meeste recente HIPC-schuldkwijtschelding was ten behoeve van Somalië op 31 maart jl. Dit was voor het eerst sinds de voorlaatste HIPC-schuldkwijtschelding in 2008 voor Liberia. Het doel van HIPC-behandelingen is om onhoudbare schulden door middel van schuldkwijtschelding houdbaar te maken. Hierdoor krijgt een land ruimte om een economisch groeiprogramma op te starten, eventueel onder begeleiding van een IMF-programma met financiering. Voor Somalië nam het IMF-bestuur eind maart een programma aan ter waarde van ruim USD 395 mln.

Zij vernemen tevens graag wat de inschatting van de Minister is van de flink toegenomen bijdrage van China aan IDA en hoe zij dit plaatst in het bredere beeld van de toenemende invloed van China in het Afrikaanse continent.

49. Antwoord van het kabinet:

China is in veel multilaterale organisaties een steeds groter wordende speler, zo ook in IDA.

Nederland verwelkomt China’s inspanningen om mondiale problemen zoals armoede op te lossen via multilaterale organisaties en in het bijzonder de verdubbeling van de bijdrage aan IDA19 ten opzichte van IDA18. China heeft een van de 24 zetels in de Raad van Bewindvoerders van de Bank en heeft, net als overige aandeelhouders, een stem in de besluitvorming over onder meer projecten en de strategie van de Bank. De EU en haar lidstaten blijven een belangrijke partner voor Afrika, zowel bilateraal als multilateraal. De bijdrage van de EU-landen aan IDA18 bedroeg 36,77% (excl. VK: 23.8%), die van China 1,94%. Onder IDA19 bedroeg de EU bijdrage 36,18% (excl. VK: 24,11%) en de Chinese bijdrage 3,72%. Uiteraard houdt Nederland in den brede oog voor de politieke invloed van China in Afrika en blijft het inzetten op meer actuele kennis hierover.


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-04, nr. 229

X Noot
5

Kamerstuk 21 501-04, nr. 229

X Noot
8

Het doel van de vijfjaarlijkse IBRD/IFC Shareholding Reviews is om de verhoudingen binnen IBRD en IFC beter te laten aansluiten op de veranderende verhoudingen in de wereldeconomie en hierbij recht te doen aan de positie van ontwikkelingslanden binnen de Bank, waarbij de bijdragen aan IDA-middelenaanvullingen eveneens worden gereflecteerd in IBRD-stemverhoudingen via de zogenoemde dynamische formule. Deze onderhandelingen zijn erg complex en leiden doorgaans tot broze evenwichten. In 2015 heeft Nederland daarom gepleit voor een geleidelijke en evenwichtige herverdeling van stemgewichten, waarbij er voldoende oog is voor de positie van kleine en middelgrote landen, en eventuele verliezen in stemgewicht zo eerlijk mogelijk worden verdeeld.

Naar boven