Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 26234 nr. 181 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 26234 nr. 181 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 november 2015
Hierbij bied ik u, mede namens de Minister van Financiën, het verslag aan van de jaarvergadering van de Wereldbank Groep, die plaatsvond van 9 tot en met 11 oktober jl. in Lima, Peru. Op 28 september jl. is uw Kamer per brief (Kamerstuk 26 234, nr. 177) geïnformeerd over de beoogde inzet. In een schriftelijk overleg op 7 oktober jl. heeft het kabinet over deze brief vragen van uw Kamer beantwoord (Kamerstuk 26 234, nr. 179). De schriftelijke en de mondelinge interventie die ik namens de Kiesgroep inbracht bij het Development Committee zijn bijgevoegd, evenals het communiqué van het Development Committee1.
Tijdens de jaarvergadering presenteerde de bank haar nieuwe strategie voor het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA).
De Wereldbank Groep wil de instabiliteit in de regio aanpakken door het «sociaal contract» tussen burgers en hun regeringen te vernieuwen om de onderliggende oorzaken van geweld aan te pakken en door samenwerking in de MENA-regio te verbeteren teneinde de onderlinge economische afhankelijkheid en het onderlinge vertrouwen van de landen in de regio te versterken. De negatieve gevolgen van de instabiliteit wil de bank verminderen door in te zetten op herstel en wederopbouw van bijvoorbeeld basisvoorzieningen in door conflict verwoeste gebieden en op het versterken van de weerbaarheid van gastgemeenschappen die geconfronteerd zijn met een naar verwachting langdurige aanwezigheid van vluchtelingen en ontheemden. Ter financiële ondersteuning stelt de bank twee verschillende financieringsinstrumenten voor. Bij het eerste instrument dragen donorlanden door middel van een gezamenlijk trust fund een deel van de rentelasten van een lening verstrekt door een ontwikkelingsbank (bijvoorbeeld de Wereldbank, de European Investment Bank (EIB) of de Islamic Development Bank (IsDB)). De getroffen landen kunnen zo goedkoper lenen. Het tweede instrument is een garantiestelsel, waarbij de ondersteunende landen garant staan voor (een deel van) het risico dat de getroffen landen de leningen, verstrekt door een ontwikkelingsbank, niet kunnen terugbetalen. Laatstgenoemde optie stelt ontwikkelingsbanken in staat meer leningen te verstrekken, doordat het risico voor hen verkleind is.
De strategie sluit goed aan bij de inzet van het kabinet. Ik heb aangegeven dat de ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf in de MENA-regio, en daarmee het scheppen van banen, essentieel is. Werkloosheid is immers een belangrijke oorzaak van instabiliteit in de MENA-regio. Ik heb er op aangedrongen dat vrouwenrechten en economische participatie van vrouwen en meisjes in de MENA-regio een prominente plaats krijgen binnen de strategie, en gaf aan dat de Advisory Council on Gender and Development daarbij kan adviseren.
Met de bank is afgesproken dat Nederland samen met alle G7-landen, de Golfstaten en Denemarken, Noorwegen en Zweden werkt aan een verdere uitwerking van de strategie en de twee financieringsopties. Nederland bepleit al lange tijd dat de door de vluchtelingencrisis getroffen MENA-landen toegang moeten krijgen tot extra financiële steun. De bank gaat voor de uitvoering van de strategie een samenwerking aan met de Verenigde Naties (VN), relevante ontwikkelingsbanken (zoals de African Development Bank (AfDB), de European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) en de EIB) en andere internationale spelers. De Islamic Development Bank speelt, met hun kennis van islamitisch bankieren, een actieve rol bij de ontwikkeling van deze financieringsinstrumenten.
De aanpak van de vluchtelingencrisis kwam ook aan de orde tijdens de bilaterale gesprekken. Met Hafez Ghanem, de nieuwe Vice President (VP) MENA, sprak ik over het belang van het beslechten van handelsbelemmeringen voor wederopbouw en van het vergroten van de weerbaarheid van gastgemeenschappen die vluchtelingen in hun midden opnemen. Ghanem onderschreef dit en stelde de hulp van Nederland hierbij op prijs te stellen. Makhtar Diop, Vice President Afrika, wees er in ons gesprek op dat de vluchtelingenstromen vanuit Sub Sahara Afrika al veel langer gaande zijn. Hij suggereerde de vereenvoudiging van procedures en regelgeving van de Europese Unie om er voor te zorgen dat programma’s in Afrika sneller van de grond komen. Met Suma Chakrabarti, president van de EBRD, sprak ik over een sterkere rol voor de EBRD in de MENA-regio. Chakrabarti gaf aan mogelijkheden te zien om te investeren in midden- en kleinbedrijf, en om ondersteuning te bieden aan gemeentelijke voorzieningen in landen als Jordanië en Libanon.
Het hoofdonderwerp van de jaarvergadering was de inzet van de Wereldbank op de onlangs in New York vastgestelde nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen, de Global Goals. De bank zal zich inzetten op vier thema’s binnen de Global Goals, te weten crisis & fragiliteit, klimaatverandering, infrastructuur en verbetering van ontwikkelingsdata. President Kim benadrukte tijdens de jaarvergadering dat de bank bij de uitvoering van programma’s gezamenlijk optreedt met andere relevante ontwikkelingspartners zoals de VN en het Internationale Monetaire Fonds (IMF).
Het kabinet acht de expertise en middelen van de Wereldbank Groep cruciaal bij het behalen van de Global Goals en steunt dan ook de voorgestelde inzet van de bank. Tijdens de jaarvergadering heb ik benadrukt dat de Global Goals voor alle landen gelden en dat niemand bij ontwikkelingsprocessen mag achterblijven. Tevens gaf ik aan dat nauwe samenwerking met het bedrijfsleven essentieel is bij de uitvoering van de Global Goals en spoorde ik de bank aan te blijven kijken naar innovatieve manieren om meer financiering voor ontwikkeling te genereren, uiteraard met behoud van de sterke financiële positie van de bank.
Tijdens het Development Committee noemden veel landen het belang van Domestic Resource Mobilisation, evenals het Addis Tax Initiative (het partnerschap tussen 18 donorlanden, 11 partnerlanden, 7 internationale organisaties en één NGO met als doel de inzet op het gebied van Domestic Resource Mobilisation te vergroten). De actieve rol van Nederland bij het opzetten van het Addis Tax Initiative werd door veel landen benoemd.
IDA (International Development Association)
De bank ziet een belangrijke taak voor de International Development Association (IDA) als loket voor de armste landen bij het bereiken van de Global Goals. Het kabinet sluit zich hier bij aan. Voor de aanpak van armoede, die steeds meer geconcentreerd is in de allerarmste landen, is de inzet van IDA onontbeerlijk. Tijdens het IDA-forum, waar de inzet van IDA bij de Global Goals werd besproken, wees Nederland op het belang van een goede projectvoorbereiding, met name op het gebied van gender, klimaat en fragiele staten. In het bijzonder ziet Nederland een rol weggelegd voor IDA bij het vergroten van de weerbaarheid van landen, om te voorkomen dat ontwikkelingsresultaten teniet worden gedaan door conflict of klimaatverandering. Het is belangrijk dat IDA zich daarom nog meer richt op de grondoorzaken van fragiliteit en conflict, waarbij waar mogelijk, klimaataspecten worden geïntegreerd in de programma’s.
Data
Beschikbaarheid van ontwikkelingsdata is belangrijk voor beleidsontwikkeling en voor de monitoring van ontwikkelingsresultaten. Investeringen in zulke data zijn daarom volgens de bank essentieel onderdeel van de Global Goals.
Tijdens de Development Committee lunch was brede overeenstemming over de noodzaak om de kwaliteit en beschikbaarheid van data te verbeteren. Veel landen riepen de Wereldbank Groep op om sterker in te zetten op de versterking van statistische capaciteit in ontwikkelingslanden. De beschikbaarheid van kwalitatieve data is in veel ontwikkelingslanden een probleem. Het verbeteren van de statistische capaciteit en data-infrastructuur is daarbij essentieel. Ik refereerde in dit kader aan het International Aid Transparency Initiative (IATI) waarover Nederland driemaandelijks rapporteert en ook bood ik de expertise van het Centraal Bureau voor de Statistiek op dit gebied aan. Data moeten niet alleen beschikbaar zijn, ook is het van belang dat de data breed toegankelijk zijn. Niet alleen de overheid maar ook de bevolking van ontwikkelingslanden moet toegang hebben tot data, zo worden burgers meer eigenaar van hun eigen ontwikkelingsproces en kunnen zij de overheid aanspreken op het gevoerde beleid. Daarnaast bracht ik het belang van het gebruik van Big Data bij humanitaire hulp op en wees ik in dit kader op het partnerschap dat Nederland is aangegaan met United Nations (UN) Global Pulse.
President Kim greep de ministeriële Development Committee lunch aan om het tijdspad van een eventuele kapitaalverhoging te bespreken. Zowel de vluchtelingencrises als de hoge ambities van de Global Goals en de verslechterde economische vooruitzichten in opkomende markten zijn volgens de President redenen om het proces van een algemene kapitaalverhoging te versnellen. Ik gaf aan dat een algemene kapitaalverhoging gebaseerd zou moeten zijn op een middellangetermijnvisie over de toegevoegde waarde en rol van de bank in het internationale financiële systeem, waarbij rekening wordt gehouden met de veranderende mondiale context én de daadwerkelijke vraag naar financiering van klanten. Een eventuele hernieuwde algemene kapitaalverhoging zou pas moeten plaatsvinden na afronding van de kapitaalinleg zoals afgesproken in 2010. Ook veel andere landen gaven aan vast te willen houden aan de in de Board gemaakte afspraken over het eerder vastgestelde tijdpad rond kapitaalverhoging. President Kim nam de inbreng van de gouverneurs ter harte en gaf in zijn concluderende woorden aan deze wens te zullen respecteren.
Ook in het gesprek met Bertrand Badré, Managing Director en Chief Financial Officer, kwam de discussie over kapitaalverhoging aan bod. Ik gaf hierbij aan er nog niet van overtuigd te zijn dat een kapitaalverhoging nodig is. Capaciteit om tot uitgewerkte projectvoorstellen te komen blijkt nog al eens een limiterende factor in lenende landen. Verder kan er geld worden bespaard door de organisatie (nog) efficiënter vorm te geven. Ook in dit gesprek gaf ik aan dat een middellangetermijnvisie nodig is waaruit de kapitaalbehoefte van de bank blijkt.
Voice (selectieve kapitaalverhoging)
Parallel aan de discussie over een eventuele algemene kapitaalverhoging speelt de discussie over selectieve kapitaalverhoging, gericht op het vergroten van de stem van de lenende landen binnen de bank. Nederland stelt zich constructief op in de discussie over voice en heeft zich er de afgelopen jaren voor ingezet om de stem van ontwikkelingslanden binnen de bank te versterken. Zo heeft Nederland samen met Frankrijk, Brazilië en Djibouti voorstellen geformuleerd om het IDA middelenaanvullingsproces effectiever en legitiemer te maken, om zo het draagvlak en eigenaarschap van IDA bij zowel donoren als ontvangende landen te vergroten. Zo zal er op voorstel van deze groep van landen voortaan en marge van voorjaars- en jaarvergaderingen een IDA-overleg speciaal voor de ontvangende landen worden georganiseerd. Tevens zet Nederland zich ervoor in dat een onafhankelijke co-voorzitter wordt benoemd, die de onderhandelingen voor de IDA-middelenaanvullingen mede zal aansturen. Voor lenende landen waarborgt een onafhankelijke co-voorzitter een proces waarbij de wensen van alle landen voldoende aan bod komen. Voor donoren vergroot een onafhankelijke co-voorzitter het draagvlak voor IDA op politiek niveau.
Ik heb benadrukt dat een eventuele selectieve kapitaalverhoging van de bank pas plaats zou moeten vinden wanneer er overeenstemming is tussen aandeelhouders van de bank over de formule op basis waarvan de kapitaalinleg en stemgewichten aan individuele landen worden toegewezen. Voor Nederland is het van belang dat de bijdragen aan IDA en aan Trust Funds in deze formule worden meegenomen. Ook moet eerst de kapitaalverhoging van 2010 geheel zijn afgerond. Het proces van de kapitaalverhoging van 2010 is immers nog gaande: de deadline voor betaling is recentelijk verschoven naar 2018, omdat het leeuwendeel van de ontwikkelingslanden de betaling voor nieuwe aandelen nog niet heeft voldaan.
De bank is momenteel bezig met een herziening van haar safeguards beleid. Dit beleid beoogt de eventuele negatieve gevolgen op sociaal en/of milieugebied van investeringsprojecten medegefinancierd door de Wereldbank, te identificeren en vervolgens te vermijden of in elk geval te minimaliseren. Begin augustus is een nieuwe versie van het concept beleid gepubliceerd. Tijdens het Development Committee vroeg ik opnieuw aandacht voor goede safeguards. De safeguards zijn immers, naast geld en kennis, de onderscheidende kracht van de Wereldbank, en moeten dit blijven. De bank houdt in het herziene safeguards-beleid inmiddels rekening met specifieke omstandigheden die gelden bij het uitvoeren van projecten in een moeilijke context (waar zowel de risico’s als de behoefte aan ontwikkelingsprojecten het grootst zijn). Ook heb ik benadrukt dat de huidige concept safeguards nog »werk in uitvoering» zijn. Hoewel verbeterd, blijven de verankering van mensenrechten (incl. gelijke rechten voor lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LHBT)), arbeidsstandaarden en gendergelijkheid in het beleid een punt van aandacht. In een gesprek met Sri Mulyani Indrawati, Managing Director en Chief Operating Officer bij de bank, vroeg ik expliciet om op het gebied van mensenrechten en arbeidsnormen verdiepingsslagen te maken en ervoor te zorgen dat het maatschappelijk middenveld daarover adequaat wordt geconsulteerd. Het versterken van het eigen safeguards beleid van lenende landen om zelf risico’s van projecten in kaart te brengen en maatregelen te treffen om potentieel schadelijke gevolgen te voorkomen, is in dit gesprek uitgebreid besproken.
In aanloop naar de VN Klimaatconferentie (COP21) van 30 november t/m 11 december a.s. in Parijs organiseerden Frankrijk (inkomend voorzitter COP) en Peru (uitgaand voorzitter COP) en marge van de IMF en Wereldbank Groep jaarvergaderingen een ministeriële bijeenkomst van Ministers van Financiën over klimaatfinanciering. Deze bijeenkomst vormde een belangrijke tussenstap naar COP21 en de organisatoren grepen de bijeenkomst aan om de invulling te bespreken van de collectieve inspanningsplicht van ontwikkelde landen om vanaf 2.020 USD 100 miljard per jaar te mobiliseren om ontwikkelingslanden bij te staan in de aanpak van klimaatverandering.
Aan de bijeenkomst namen ook veel multilaterale ontwikkelingsbanken deel. Zo gaf de Wereldbank aan te streven naar een groei van het percentage klimaatgerelateerde investeringen tot 28% in 2020. Minister Dijsselbloem kondigde tijdens de bijeenkomst aan dat de Nederlandse bijdrage aan klimaatfinanciering in 2.015 EUR 440 miljoen (waarvan EUR 340 miljoen publiek en EUR 100 miljoen privaat) en in 2.016 EUR 550 miljoen (waarvan EUR 350 miljoen publiek en EUR 200 miljoen privaat) zou zijn. Dit werd positief ontvangen.
Tijdens de bijeenkomst presenteerden de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en het Climate Policy Initiative (CPI) een rapport over klimaatfinanciering in 2013 en 2014 met de titel Climate Finance in 2013–14 and the USD 100 billion goal. Het rapport was opgesteld op verzoek van Frankrijk en Peru. In 2013 en 2014 werd gemiddeld USD 57 miljard per jaar aan klimaatmiddelen gemobiliseerd. De belangrijkste categorieën die zijn aangegeven in het rapport zijn bilaterale publieke ondersteuning (USD 22,8 miljard), ondersteuning door ontwikkelingsbanken (USD 17,9 miljard), exportkredietverzekeringen (USD 1,6 miljard) en gemobiliseerde private financiering voor klimaat (USD 14,7 miljard).
Tijdens het Algemeen Overleg over de Europese Milieuraad van 10 september jl. zei de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu u een appreciatie van dit rapport toe (Kamerstuk 21 501-08, nr. 592).
De omvang van de gemobiliseerde klimaatfinanciering in 2013 en 2014 laat zien dat de inzet voor klimaat groeiende is en dat hiervoor uiteenlopende instrumenten zoals giften, leningen en garanties worden ingezet. Het totaal van USD 57 miljard is indrukwekkend en toont dat publieke en private financieringsvormen gestaag groeien. Opvallend in het rapport is dat projecten gericht op de reductie van CO2 (mitigatie) het grootste deel vormen (73%). Financiering voor aanpassing aan klimaatverandering (adaptatie) blijft achter. Het rapport is in Lima goed ontvangen en maakte ook discussie los. Een belangrijk punt in die discussie was dat donoren nog steeds verschillende methoden gebruiken om te rapporteren over hun inzet. Sommige donoren rekenen zich veel meer klimaatuitgaven toe dan anderen. Ontwikkelingslanden benadrukten daarnaast dat slechts een deel van het gerapporteerde bedrag schenkingen zijn en dat de onderbelichting van adaptatie juist voor de armste landen nadelig is.
Nederland verwelkomt zowel het rapport als de discussie over transparantie van klimaatfinanciering. De uitdagingen als gevolg van klimaatverandering zijn zo groot dat alle mogelijke instrumenten moeten worden ingezet. De inzet van multilaterale en bilaterale ontwikkelingsbanken moet daar zeker onderdeel van zijn. De rapportage moet duidelijk maken wat een schenking, wat een lening en wat een garantie is. Het tekort aan adaptatiefinanciering is met het rapport duidelijker op tafel gekomen. Op dit terrein (in het bijzonder binnen de sectoren water en landbouw) heeft Nederland veel te bieden. Meer aandacht voor dit onderdeel van klimaatfinanciering past daarom uitstekend in de Nederlandse inzet. Nederland zal het rapport in Parijs verwelkomen als de beste schatting van alle klimaatrelevante uitgaven die op dit moment te maken is.
Afgezien van hetgeen aan de orde is geweest tijdens de jaarvergadering in Lima, wil ik graag van de gelegenheid gebruik maken u te informeren, zoals toegezegd tijdens het AO Textiel van 19 november jl., over de stand van zaken met betrekking tot procurement bij de Wereldbank en de mede door Nederland gefinancierde activiteiten van de Wereldbank Groep in Bangladesh.
In 2011 wonnen Nederlandse bedrijven en instellingen in totaal 61 projecten. In 2012 waren dit er 66, in 2013 werden er 52 gewonnen en in 2014 werden 45 projecten door Nederlandse bedrijven en instellingen gewonnen. De bedrijven en instellingen die deze orders binnen haalden zijn zelfstandige consultants, NGO’s, ontwikkelingsorganisaties, grote ingenieursbureaus en onderzoeksinstituten. Inmiddels heeft de Wereldbank de herziening van haar aanbestedingsraamwerk afgerond. Het nieuwe raamwerk biedt naar verwachting meer kansen voor Nederlandse bedrijven doordat er ruimte is om projecten te ontwikkelen en aan te besteden mede op basis van kwaliteit en duurzaamheid in plaats van uitsluitend op basis van de laagste prijs.
De activiteiten van de Wereldbank Groep in Bangladesh betreffen International Finance Corporation (IFC) projecten. Het gaat o.a. om de Bangladesh Water Partnership for Cleaner Textiles (PaCT) en de recent door mij goedgekeurde bijdrage aan het Global SME Financing Initiative, waar volgens de plannen ook bedrijven uit Bangladesh gebruik van zullen maken.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26234-181.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.