26 228
Wijziging van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens

nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 november 1999

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel I, onderdeel D, komt als volgt te luiden:

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder b, nummer 1., vervalt «(Stb. 1991, 498)».

2. In het eerste lid, onder b, nummer 2., vervalt «(Stb. 1989, 243)».

3. Het tweede lid komt te luiden:

2. Als algemene gegevens worden de gegevens opgenomen die als zodanig zijn vermeld in bijlage I bij deze wet en voor zover het betreft de in het eerste lid, onder a, sub 5, bedoelde gegevens, nader zijn bepaald bij algemene maatregel van bestuur.

2

Artikel I, onderdeel Fa, komt als volgt te luiden:

Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na het zinsdeel «het volgende land van verblijf» ingevoegd: en het eerste adres van verblijf in dat land.

2. In het tweede lid wordt het zinsdeel «het vertrek en het volgende land van verblijf» vervangen door: het vertrek, het volgende land van verblijf en het eerste adres van verblijf in dat land.

3. Toegevoegd wordt een nieuw vierde lid, dat luidt:

4. Indien de ingezetene in de aangifte van vertrek meldt te gaan verblijven in de Nederlandse Antillen of Aruba, verstrekt het gemeentebestuur aan hem kosteloos een verhuisbericht, volgens een door Onze Minister vast te stellen model.

3

Na artikel I, onderdeel Fa, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Faa

Artikel 49, tweede lid, komt als volgt te luiden:

2. Met betrekking tot de ingeschrevene die in verband met zijn vertrek uit Nederland geen ingezetene is, wordt het eerste adres van verblijf in het volgende land van verblijf opgenomen.

4

Na artikel I, onderdeel Ga, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Gb

Artikel 68, tweede lid, komt als volgt te luiden:

2. Hij doet in die aangifte mededeling van dat vertrek, van het volgende land van verblijf en van het eerste adres van verblijf in dat land.

5

Artikel I, onderdeel L, komt als volgt te luiden:

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 3, komt de derde volzin als volgt te luiden:

de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene door een derde of door twee derden tezamen wordt uitgeoefend dan wel dat over de ingeschrevene voorlopige voogdij wordt uitgeoefend;.

2. Onderdeel 5 komt als volgt te luiden:

5. Gegevens over het verblijfsrecht van de vreemdeling

de aantekening over het verblijfsrecht;

datum ingang verblijfsrecht;

datum beëindiging verblijfsrecht;

datum mededeling gegeven.

3. In onderdeel 6, wordt aan het slot, onder vervanging van de punt door een puntkomma, een zinsdeel toegevoegd, die luidt: eerste adres van verblijf in het volgend land van verblijf.

6

Onder vernummering van artikel II tot artikel III, wordt een nieuw artikel II ingevoegd dat luidt:

ARTIKEL II

A

1. Indien het onderhavige voorstel van wet tot wet wordt verheven en later in werking treedt dan het bij koninklijke boodschap van 20 februari 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van bepalingen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens (Kamerstukken II, 1998–99, 26 410), indien dit tot wet wordt verheven, wordt in de in artikel I, onderdelen Ca, Fa en J van de eerstgenoemde wet opgenomen wijzigingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens«gemeentebestuur» steeds vervangen door: college van burgemeester en wethouders.

2. Indien het onderhavige voorstel van wet tot wet wordt verheven en eerder in werking treedt dan het bij koninklijke boodschap van 20 februari 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van bepalingen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens (Kamerstukken II, 1998–99, 26 410), indien dit tot wet wordt verheven, wordt in de in artikel I, onderdelen Ca, Fa en J van de eerstgenoemde wet opgenomen wijzigingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het tijdstip dat laatstgenoemde wet in werking treedt «gemeentebestuur» steeds vervangen door: college van burgemeester en wethouders.

B

Indien het onderhavige voorstel van wet tot wet wordt verheven en eerder in werking treedt dan het bij koninklijke boodschap van 20 februari 1999 ingediende voorstel van wet tot wijziging van bepalingen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens (Kamerstukken II, 1998–99, 26 410), indien dit tot wet wordt verheven, worden in artikel 3 van de laatstgenoemde wet op het tijdstip dat deze in werking treedt, de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In de in onderdeel AL opgenomen wijziging van artikel 100, eerste lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt «derden» vervangen door: derden als bedoeld in deze afdeling.

2. In de in onderdeel AR opgenomen wijziging van artikel 109, eerste lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt «de afdelingen 1 en 2» vervangen door: de afdelingen 1, 2 en 2A.

7

Artikel III, tweede lid, komt als volgt te luiden: 2. Artikel I, onderdeel J, van deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 juli 1999.

TOELICHTING

De onderdelen 1 en 5 van deze tweede nota van wijziging hebben betrekking op de vermelding van het verblijfsrecht van de vreemdeling als algemeen gegeven in de gemeentelijke basisadministratie. Het uitgangspunt van de wettelijke regeling, neergelegd in artikel 34, tweede lid, is dat de algemene gegevens limitatief zijn vermeld in de bij de wet behorende Bijlage I. Een dergelijke eenduidige en heldere vastlegging op wettelijk niveau van de algemene gegevens die over een burger kunnen worden opgenomen in de GBA komt de privacy ten goede. Het nadeel van een dergelijke systematiek is dat bij wijziging of aanvulling van dergelijke gegevenscategorieën een wetswijziging noodzakelijk is. In het algemeen is dit echter geen bezwaar, omdat dergelijke aanpassingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens meestal bij dezelfde (invoerings-)wet kunnen worden meegenomen, die de desbetreffende wijziging veroorzaakt.

Met betrekking tot het gegeven over het verblijfsrecht van de in de GBA geregistreerde vreemdeling doet zich echter de situatie voor, dat de desbetreffende aantekeningen in de praktijk vaker aan verandering onderhevig zijn. Dit kan enerzijds het gevolg zijn van wijzigingen die zich voordoen in de vreemdelingenregelgeving, maar ook voortvloeien uit een gewijzigde gegevensbehoefte van de instellingen die voor hun taak van de GBA gebruik maken.

Tegen deze achtergrond is er voor gekozen voor wat betreft de gegevens over het verblijfsrecht het principe te handhaven, dat op wettelijk niveau (in onderdeel 5 van Bijlage I) melding wordt gemaakt van de mogelijkheid om dergelijke algemene gegevens in de GBA te registreren, doch in het vervolg de omschrijving van de verschillende aantekeningen over het verblijfsrecht vast te stellen bij algemene maatregel van bestuur. Hiermee is een compromis gevonden tussen de eisen van rechtszekerheid en privacybescherming enerzijds en de behoefte om op een flexibele manier op veranderingen te kunnen inspelen anderzijds.

Om deze reden is in artikel 34, tweede lid, een delegatiebepaling opgenomen die het mogelijk maakt, dat de invulling van de verwerking van gegevens over het verblijfsrecht van de vreemdeling in de GBA nader wordt geregeld bij algemene maatregel van bestuur. Dit betekent tevens dat in onderdeel 5 van bijlage I de opsomming van de verschillende aantekeningen over het verblijfsrecht is vervangen door de aanduiding, dat als algemeen gegeven de (bij algemene maatregel van bestuur te bepalen) aantekening over het verblijfsrecht in de GBA kan worden opgenomen.

Onderdeel 5 van Bijlage I is voorts gewijzigd in verband met de noodzaak de juridische data voor ingang en beëindiging van het verblijfsrecht waarop de aantekening in de GBA betrekking heeft in de GBA te kunnen vermelden. De juridische ingangsdatum van een verblijfstitel kan door het verlenen van terugwerkende kracht in een aantal gevallen komen te liggen vóór de datum van eerder verstrekte verblijfstitels. De bestaande aanduidingen (datum ingang rechtsgeldigheid gegeven; datum beëindiging rechtsgeldigheid gegeven) zijn dan niet toereikend om deze juridische verblijfstitelhistorie op adequate wijze in de GBA weer te geven.

De oplossing is gevonden door, in afwijking van de gewoonlijke systematiek in het Logisch Ontwerp GBA, aan de categorie verblijfstitel een extra element toe te voegen en de aanduidingen van de verschillende data, zowel in Logisch Ontwerp GBA als in onderdeel 5 van Bijlage I bij de wet, anders te omschrijven.

Voorgesteld wordt om de juridische ingangsdatum en beëindigingsdatum van het verblijfsrecht waarop de in de GBA opgenomen aantekening betrekking heeft aan te geven met de termen «datum ingang verblijfsrecht» en «datum beëindiging verblijfsrecht». De vermelding van het tijdstip waarop het nieuwe gegeven over het verblijfsrecht in de GBA het oude gegeven over het verblijfsrecht vervangt (nodig voor het vastleggen van de verblijfsrechthistorie) wordt dan omschreven als «datum mededeling gegeven». Dit is in dit geval de datum van de mededeling, die wordt gedaan door de Minister van Justitie. In de praktijk is dit het geautomatiseerde bericht uit het Vreemdelingenadministratie-systeem (VAS), dat in de GBA wordt verwerkt.

In de onderdelen 2 tot en met 5 wordt voorzien in de mogelijkheid om van iemand, die in verband met zijn verhuizing naar het buitenland aangifte van vertrek doet, tevens zijn eerste adres in het voorgenomen land van verblijf op te nemen.

Na de verwerking van het vertrek van de betrokken persoon naar het buitenland, wordt zijn persoonslijst opgeschort. Deze persoonslijst wordt dan slechts nog bijgewerkt voor zover het gegevens betreft over feiten die zich hebben voorgedaan in de tijd dat de betrokken persoon nog ingezetene was of in de bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen (zie de wijziging van artikel 53 Wet GBA). In geval van vertrek naar het buitenland zal slechts het eerste adres van verblijf worden opgenomen, mits dat adres ten tijde van de aangifte van vertrek bekend is. Na de opschorting van de persoonslijst wordt dat adres niet meer bijgewerkt.

De wijziging is ingegeven door de behoefte bij met name de Belastingdienst, die afnemer is van in de GBA opgenomen persoonsgegevens.

De Belastingdienst gebruikt deze gegevens om (indien nodig) de betrokken persoon in het buitenland te benaderen of deze makkelijker te kunnen traceren (indien de persoon niet meer op het aangegeven adres woonachtig is). Nu levert dat nogal eens problemen op.

De juistheid van het door de burger opgegeven adres zal vaak niet te verifiëren zijn. Datzelfde probleem doet zich echter nu al voor bij de vermelding van het volgende land van verblijf en is dus geen reden om van de wijziging af te zien.

In onderdeel 5 wordt tevens voorzien in reparatie van bijlage I bij de Wet GBA in verband met de wet van 23 januari 1997, Stb. 38, in werking getreden op 1 juli 1997 (Stb. 1997, 188). Ingevolge laatstgenoemde wet is de voorlopige toevertrouwing aan de raad voor de kinderbescherming vervangen door de voorlopige voogdij.

De in onderdeel 6 van deze tweede nota van wijziging opgenomen wijzigingsvoorstellen voorzien in de samenloop met de aanpassing van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens aan de bepalingen van de Europese privacyrichtlijn, die op dit moment eveneens bij uw Kamer aanhangig is (Kamerstukken II, 1998–99, 26 410).

In verband met het inmiddels verstrijken van de datum van 1 juli 1999, is in onderdeel 7 van deze tweede nota van wijziging de afwijkende inwerkingtredingsbepaling ten aanzien van de invoering van de periodieke audit in technische zin aangepast.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven