26 228
Wijziging van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 19 november 1998

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen voldoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie kunnen in grote lijnen instemmen met het voorstel tot wetswijziging. Zij achten het van groot belang dat de gemeentelijke basisadministraties (GBA's) zo optimaal mogelijk functioneren in samenspraak met alle betrokkenen. Desalniettemin zijn er bij de voorstellen ook enige kanttekeningen te plaatsen.

Welk inzicht bestaat er in het aantal leveranciers? Aan welke kwaliteitseisen dienen deze zelf te voldoen? Indien bij één of meer gemeenten een tekortkoming wordt gesignaleerd doet deze zich dan ook noodzakelijkerwijs voor bij alle gemeenten die afnemer zijn van dezelfde leverancier? Indien dat het geval is, hoe vindt de controle dan plaats?

Over het periodiek overleg zal het een en ander in een ministeriële regeling worden vastgelegd. Kan de Kamer van deze regeling op de hoogte worden gesteld?

De resultaten van de periodieke audit zullen bekend worden gemaakt aan het gemeentebestuur met een afschrift aan de minister. Wordt met het gemeentebestuur hier de gemeenteraad bedoeld of het College van Burgemeester en Wethouders? Zou het het in het laatste geval niet zinvol zijn om colleges van B en W de verplichting te geven de resultaten van een dergelijke audit openbaar te maken, zodat de gemeenteraad haar controlefunctie daadwerkelijk kan uitoefenen. De leden van de PvdA-fractie achten een aanscherping van het voorstel tot wetswijziging en van de memorie van toelichting hier op zijn plaats. Dat kan immers alleen maar ten goede komen aan de beoogde kwaliteitsverhoging.

Beschikt de minister over beleidsruimte als het gaat om het aanwijzen van bedrijven die de audits zullen gaan uitvoeren? Zo ja, welke criteria zullen daarbij worden gehanteerd?

Zou in de memorie van toelichting het woord «heraudit» door een begrip uit de Nederlandse taal kunnen worden vervangen?

Met belangstelling hebben de leden van de VVD-fractie kennis genomen van het wetsvoorstel. Met het grote aantal, veelal technische wijzigingen kunnen de leden van de VVD-fractie instemmen. Wel rezen op enkele onderdelen nog enige vragen en bestaat de behoefte aan kanttekeningen.

Allereerst spreken de leden van de VVD-fractie hun teleurstelling uit, dat het onderhavige wetsvoorstel niet is aangegrepen om een wettelijk kader te scheppen voor de verdere ontwikkeling van de elektronische snelweg tussen overheid en burgers. In hoeverre wordt het mogelijk om bijvoorbeeld via ICT een GBA-uittreksel op te vragen en/of wijziging van gegevens door te geven? Kan de regering nader ingaan op de problematiek van de geautoriseerde handtekening via ICT? In hoeverre is het mogelijk alsnog bij nota van wijziging de wettelijke basis te scheppen voor experimenten? Deze leden vragen de regering in ieder geval aan te geven hoe zij de ontwikkelingen op dit terrein de komende jaren denkt te sturen? Kan in dit verband tevens worden ingegaan op de ervaringen met het op eigen initiatief van studenten via ICT wijzigen van gegevens in de bestanden van de Studiefinanciering? De aan het woord zijnde leden kunnen zich voorstellen dat vragen van privacy en beveiliging van persoonlijke codes daar evenzeer aan de orde zijn als bij de GBA.

Met vreugde constateerden de leden van de VVD-fractie, dat de GBA, gekoppeld aan andere overheidsdiensten, een belangrijke rol zal gaan spelen bij de opvang van migrerende Antilliaanse jongeren (TK 26 283 nr. 1). Deze leden menen uit de onlangs gepresenteerde aanpak te hebben begrepen, dat de koppeling van basisvoorzieningen aan een geldige GBA-inschrijving alsnog zal worden opgenomen in het onderhavige wetsvoorstel. Zij nemen aan dat daartoe een nota van wijziging aan de Kamer zal worden gezonden, gelijktijdig met de nota naar aanleiding van het verslag. De aan het woord zijnde leden doen daarbij een tweetal suggesties.

In de eerste plaats vragen zij de regering te bevorderen dat de boetes van f 5000 per geval bij niet-naleving van de wet zullen toevallen aan de gemeenten, teneinde aldus een extra prikkel te vormen voor een adequaat en effectief handhavingsbeleid.

In de tweede plaats vragen zij de regering om, gelet op het belang van een tijdige uitwisseling van gegevens van een persoon die zich op de Antillen laat uitschrijven met de Nederlandse autoriteiten (idem, blz. 8), hier te investeren in een pilot-project ICT. Indien immers gegevensuitwisseling tussen de Antilliaanse autoriteiten en de GBA van de gemeente waar betrokkene zich wil gaan vestigen, via de elektronische snelweg mogelijk wordt gemaakt, kan de gewenste «vooraankondiging» nog sneller plaatsvinden.

Voor het overige wordt de volgorde uit de memorie van toelichting gevolgd.

De leden van de VVD-fractie vragen, waarom als «Onze Minister» de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt gedefinieerd, terwijl de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid de eerste ondertekenaar van dit wetsvoorstel is?

De leden van de VVD-fractie kunnen instemmen met de voorgestelde wettelijke basis van het overleg met gemeenten en gebruikers. Zij delen de opvatting, dat binnen het aangegeven raamwerk voldoende ruimte is om een daadwerkelijk overlegorgaan te scheppen en te onderhouden. Wel willen deze leden weten, of er ten aanzien van de verdere regeling van dit overleg inmiddels meer bekend is.

De aanpassing van artikel 70 teneinde spookbewoning effectiever tegen te gaan stellen de leden van de VVD-fractie zeer op prijs. Huiseigenaren worden tot op heden nog te vaak de dupe van deze praktijk. Deze leden vragen de regering wel, of de vervanging van de term «noodzakelijk» door «van belang» wel in voldoende mate uitdrukking geeft aan de wens, de bewijsstukken te kunnen eisen, op straffe van een negatieve beslissing op een aangifte. Is het uitgesloten, dat ook met de nieuwe formulering onduidelijkheid ontstaat over welke gegevens mogen worden geëist? Voorts vragen zij, op welke wijze de GBA actief zal worden gebruikt om spookbewoning tegen te gaan? Op welke wijze kunnen de opsporing en controle verbeterd worden? Kortom, in hoeverre is thans een sluitende effectieve en praktisch uitvoerbare regeling getroffen?

De leden van de VVD-fractie achten de periodieke audit een goed instrument, om de kwaliteit van de informatie en de opslag hiervan te waarborgen. In samenwerking met de Raad voor Accreditatie worden de eisen vastgesteld voor de bedrijven, die de periodieke audit gaan uitvoeren, zo lazen deze leden in de memorie van toelichting. Daar wordt echter alleen gesproken over de wettelijke plicht van de geheimhouding. Deze leden vragen, aan welke eisen verder nog wordt gedacht.

De leden van de VVD-fractie nemen aan, dat thans op grote schaal reeds audits plaatsvinden in verband met de millenniumproblematiek. In hoeverre is het een voornemen van de regering, het instrument van de verplichte heraudit te gaan inzetten in gemeenten waarvan de GBA niet millenniumbestendig blijkt? Zij vragen zich af, in hoeverre de voortdurende discussie over de bekostiging van het millenniumvraagstuk bij gemeenten het stelsel van normkosten voor een audit en verplichte her-audit op eigen kosten zal gaan raken. Overigens zullen deze leden het millenniumvraagstuk aandacht blijven geven bij de periodieke rapportages daarover, waarin zij ook telkens adequate informatie over de GBA verwachten.

Ten aanzien van de bekostiging van de audit in het algemeen vragen deze leden, in hoeverre hierover met de gemeenten en/of de VNG specifiek overleg is gevoerd en in hoeverre overeenstemming is bereikt over de thans in het wetsvoorstel opgenomen regeling? De prijs per audit kan immers hoger liggen dan het normbedrag. Daarom willen deze leden weten, op welke wijze de kosten voor de periodieke audit voor de gemeenten in de hand zullen worden gehouden. Immers, door de selectie van bedrijven zou de concurrentie klein kunnen zijn. Hoe groot wordt naar schatting het aantal bedrijven, dat geaccrediteerd zal worden? Zijn er nog verdere instrumenten om de prijzen te controleren?

Tenslotte, zo vragen de leden van de VVD-fractie, staat een bezwaar- en/of beroepsmogelijkheid open voor gemeenten, die niet zich met de uitkomst van een audit of heraudit kunnen verenigen en in hoeverre kan ontheffing worden gekregen van de verplichte heraudit?

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde wijzigingen in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Er worden een aantal wijzigingen voorgesteld die vooral technisch van aard zijn. Een aantal wijzigingen hebben echter ook inhoudelijke betekenis. De leden van de fractie van D66 hebben over deze inhoudelijke wijzigingen nog een aantal vragen en opmerkingen.

De aanpassing van de definitie van «Onze minister» is op zichzelf juist. Er rijst echter wel enige verwarring nu het voorstel wordt ondertekend door de minister van het Grote Steden- en Integratiebeleid. Is de minister van Grote Steden- en Integratiebeleid in deze periode te zien als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties?

In geval van wijziging van de systeembeschrijving voorzag de Wet GBA niet in een mogelijkheid om het proces van aanpassing van de basisadministratie aan de gewijzigde regels te monitoren. Daarom wordt een extra toetsingsmoment ingebouwd, voorafgaande aan het moment waarop de regels moeten worden uitgevoerd. Op dit toetsingsmoment moeten gemeenten de voor de gewijzigde regels benodigde voorzieningen gereed hebben. Indien uit onderzoek blijkt dat de door een gemeenten genomen voorzieningen niet voldoende zijn kan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een aanwijzing geven. Daartoe zullen van elke leverancier een aantal gemeenten worden gecontroleerd. De leden van de fractie van D66 vragen wat er gebeurt als er onregelmatigheden bij een gemeente van een bepaalde leverancier worden gevonden, worden dan alle andere gemeenten van die leverancier doorgelicht?

In het onderhavige wetsvoorstel is gekozen voor een periodiek wettelijke verankerde overlegstructuur. Het overleg zal plaats vinden met een vertegenwoordiging van gemeenten en gebruikers. De leden van de fractie van D66 vragen of als vertegenwoordiger van de gemeenten de VNG benaderd zal worden of dat het hier gaat om individuele gemeenten? Zou het niet gewenst zijn om in ieder geval ook een vertegenwoordiger van de VNG op te nemen? Welke groepen gebruikers onderscheidt de regering? Welke vertegenwoordigers nemen deel aan het GBA-platform? Blijft het GBA-platform bestaan naast het wettelijk periodieke overleg? Hoe vaak moet dit overleg gaan plaats vinden? Kan de regering aangeven wanneer en welke zaken uit het periodieke overleg zij ter kennis name aan het parlement willen brengen?

In artikel 53 wordt de basis gecreëerd voor een algemene maatregel van bestuur waarin feiten worden opgesomd die in «opgeschorte» persoonslijsten kunnen worden opgenomen. De leden van de D66 fractie achten deze delegatie wat erg onbepaald. Kan niet wat meer zicht worden gegeven in de feiten waaraan wordt gedacht en zou enige omgrenzing niet in de basis kunnen worden neergelegd?

Er wordt overwogen om het gegeven van overlijden in het buitenland in opgeschorte lijsten te verwerken. Is de constatering van de leden van D66-fractie juist dat indien iemand vertrokken is uit Nederland en overleden is in het buitenland, alleen dat eerste feit in het systeem worden geregistreerd en het tweede niet, zodat diegene eeuwig in het systeem als levend in het buitenland geregistreerd blijft staan?

Een juiste registratie van personen in het GBA achten ook deze leden van groot belang, daarbij speelt ook de kwaliteit van de opgenomen persoonsgegevens een belangrijke rol. De vraag is echter of door het vervangen van het woord «noodzakelijk» door «van belang» in art. 70 niet een al te grote ruimte aan gemeenten wordt verschaft. Gemeenten kunnen op deze wijze buitengewoon ver gaan in het vragen van inlichtingen dan wel in hun eisen om geschriften te overleggen. Naar het oordeel van de leden van D66-fractie zal daaraan ergens een grens moeten worden gesteld. Wat is de overweging van de regering om niet expliciet in de wet vast te leggen dat gemeenten verplicht zijn om naar een huurovereenkomst of koopakte te vragen?

In het kader van kwaliteitsverhogende maatregelen zullen gemeenten eens per drie jaar een controle houden naar kwaliteit van de processen rond de basisadministratie en naar de inhoud van de administratie. De minister wijst de bedrijven aan die bevoegd zijn de controle uit te voeren. Deze bedrijven zullen verplicht zijn geheimhouding te betrachten. Hoe wordt dat gewaarborgd? De leden van de D66 fractie merken op dat de memorie van toelichting er van uit gaat dat de door de minister aangewezen bedrijven moeten beschikken over een erkenning van de Raad voor Accreditatie, maar dat dit niet in de wettekst staat. Betekent dit dat de minister ook bedrijven kan aanwijzen die geen accreditatie hebben. De leden van de fractie van D66 vragen of de Raad voor Accreditatie ook toetst op het bestaan en het karakter van verbindingen tussen leveranciers en bedrijven of onderzoeksbureaus? Zo ja, waaruit bestaat die toetst en welke consequenties worden daar zo nodig aan verbonden?

Zijn de voorgestelde wijzigingen toereikend om het beleid van de regering ten aanzien van de begeleiding van jonge Antillianen vorm te geven?

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GL), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), Rehwinkel (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wagenaar (PvdA), De Boer (PvdA), Buijs (CDA), Duijkers (PvdA), Rietkerk (CDA), Halsema (GL), Kant (SP), Balemans (VVD).

Plv. leden: Van den Doel (VVD), Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Bijleveld-Schouten (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GL), Schreijer-Pierik (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Nicolaï (VVD), Van Oven (PvdA), Brood (VVD), Apostolou (PvdA), Kuijper (PvdA), Vacature CDA, Belinfante (PvdA), Eurlings (CDA), Van Gent (GL), Poppe (SP), Essers (VVD.

Naar boven