nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR GROTE STEDEN- EN INTEGRATIEBELEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2000
Tijdens de behandeling van een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gemeentelijke
basisadministratie persoonsgegevens (26 228) heb ik naar aanleiding van
vragen van de VVD-fractie toegezegd om in het GBA-gebruikersoverleg de volgende
kwestie aan de orde te stellen (Handelingen II 1999/2000, nr. 49, blz. 3614):
Kan de mogelijkheid worden geopend voor alleenstaanden om bij langdurig
verblijf in bijvoorbeeld een ziekenhuis een briefadres te nemen op het adres
van de eigen/huurwoning die gedurende het verblijf in het ziekenhuis wordt
aangehouden (en zo ja, onder welke voorwaarden). Het GBA-gebruikersoverleg
is in dat verband tevens gevraagd te kijken naar de mededelingsverplichting
die het gemeentebestuur kan opleggen aan het hoofd van instellingen als hier
bedoeld, over personen die gedurende een langere periode verblijf houden in
de instelling.
Het oordeel van het GBA-gebruikersoverleg is van belang, omdat een dergelijke
mogelijkheid consequenties kan hebben voor afnemers en bijzondere derden die
het in de GBA opgenomen adresgegeven van personen bij de uitvoering van hun
taken gebruiken. Er bestaat dan immers geen zekerheid dat de aan het briefadres
gerichte post, de betrokkene daadwerkelijk bereikt; deze verblijft in de beschreven
situatie tenslotte in een ziekenhuis, terwijl zijn woning leeg staat.
Over de uitkomsten van de raadpleging van het GBA-gebruikersoverleg bericht
ik u als volgt.
Probleemstelling
De leden van de VVD-fractie vroegen aandacht voor de situatie waarin sommige
alleenstaanden, die periodiek zijn opgenomen in een (psychiatrisch) ziekenhuis,
zich bevinden. Bij langdurige verpleging zijn zij thans verplicht om een adreswijziging
aan de GBA te melden, waarna zij ofwel op een briefadres, ofwel
op het adres van de inrichting worden ingeschreven. Indien de eigen- of huurwoning
wordt aangehouden tijdens de verpleging, maar er geen andere personen op dat
adres woonachtig zijn, is een briefadres op het «eigen» adres
conform de huidige wetgeving niet mogelijk.
Bij de uitvoering van bijvoorbeeld de huursubsidieregelgeving en de bijstandsregelgeving
kan dat (volgens de VVD-fractie) een probleem geven. De persoon in kwestie
huurt immers wel een woning, heeft daarvoor recht op huursubsidie, maar staat
in het geschetste geval niet op dat (woon)adres in de GBA ingeschreven.
Visie van de regering
Bij de behandeling van de wijziging van de Wet GBA (26 228) eerder
dit jaar, is van de zijde van de regering het volgende ingebracht. In beginsel
dient iedereen die voor een langere periode op een ander adres verblijft dan
op het adres dat over hem in de GBA is opgenomen, aangifte van adreswijziging
te doen. Op dat moment wordt van hem het nieuwe woonadres in de GBA opgenomen.
Beschikt iemand over meer dan één woonadres, dan is bepalend
op welk adres de betrokken persoon naar redelijke verwachting gedurende een
half jaar de meeste nachten zal doorbrengen. Dit heeft als achtergrond dat
de inwoners van Nederland voor de (semi-) overheid bereikbaar dienen te zijn.
Een overheidsinstelling moet in beginsel kunnen zien waar iemand feitelijk
verblijft, zodat ze voor hem betreffende geschriften (belastingpapieren, dagvaarding
etc.) kunnen uitbrengen.
Indien iemand geen woonadres heeft, kan hij ook een briefadres kiezen.
Voorwaarde voor een briefadres is, dat degene op wiens adres het briefadres
wordt gehouden, daarmee schriftelijk instemt en verklaart dat ervoor zal worden
zorggedragen dat de voor betrokkene bestemde geschriften of inlichtingen daarover
hem daadwerkelijk bereiken.
Bij de totstandkoming van de Wet GBA is onderkend dat het voor burgers
bezwaarlijk kan zijn om zich op het feitelijke verblijfadres te moeten laten
inschrijven in de GBA. Gedacht is daarbij onder andere aan psychiatrische
ziekenhuizen en penitentiaire inrichtingen. Daarom is in artikel 67 van de
Wet GBA (uitgewerkt in artikel 32 tot en met 34 van de Regeling GBA) daarvoor
een speciale voorziening getroffen. Die voorziening houdt in dat cliënten
die voor langere tijd verblijf houden in een psychiatrisch ziekenhuis, de
gelegenheid hebben zich niet op het adres van dat ziekenhuis te laten inschrijven,
maar daarvoor in de plaats een briefadres te kiezen.
In dat geval kan betrokkene, indien hij zijn woning aanhoudt en er tevens
iemand anders op het adres van die woning in de GBA is ingeschreven, op zijn
«oude» adres een briefadres nemen. Alsdan moet de «achterblijvende»
bewoner schriftelijk verklaren dat hij zorg zal dragen dat de voor de briefadreshouder
bestemde geschriften of inlichtingen daarover, hem zullen bereiken. Indien
er geen «achterblijvende» bewoner is, kan gelet op de noodzakelijk
verklaring geen briefadres worden genomen op het «oude» woonadres.
Wel kan een cliënt een briefadres nemen bij familie of vrienden. Zodoende
kan betrokkene voorkomen dat op zijn persoonslijst in de GBA als woonadres
het adres van de inrichting wordt vermeld.
Met de hiervoor omschreven procedure is een zorgvuldige afweging gemaakt
tussen het belang voor de overheid om de in Nederland woonachtige personen
te kunnen bereiken en het recht van deze personen op bescherming van hun persoonlijke
levenssfeer.
Uitvoeringsinstellingen, belast met de uitvoering van sectorale regelgeving
als de Huursubsidiewet of de Algemene bijstandswet, zijn op de hoogte van
de specifieke situaties die zich binnen het GBA stelsel kunnen voordoen.
De sectorale wetgeving kent daarvoor voorzieningen, zodat in omstandigheden
bijvoorbeeld het recht op huursubsidie – in het geval dat iemand zijn
huurwoning aanhoudt gedurende de tijd dat hij verpleegd wordt – of het
recht op bijstand niet komt te vervallen.
Reactie van het GBA-gebruikersoverleg
De leden van het GBA-gebruikersoverleg hebben de visie van de regering
onderschreven. De huidige mogelijkheden tot het nemen van een briefadres blijken
in de praktijk goed werkzaam en leveren voor de uitvoering van sectorale regelgeving
geen noemenswaardige problemen op. Het GBA-gebruikersoverleg is dan ook van
oordeel dat de Wet GBA op dit onderdeel ongewijzigd zou moeten blijven.
De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,
R.H.L.M. van Boxtel