26 228
Wijziging van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

29 september 1998

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe bepalingen op te nemen met betrekking tot de wijziging van de regels omtrent de technische en administratieve inrichting en werking en de beveiliging van de basisadministraties, een periodiek uit te voeren controle op de uitvoering van de regels omtrent de technische en administratieve inrichting en werking en de beveiliging van de basisadministraties, alsmede de juistheid van de daarin opgenomen gegevens, een periodiek te voeren overleg van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met gemeenten en geautoriseerde gebruikers van gegevens uit de basisadministraties, alsmede enige andere wijzigingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 komt het onderdeel «Onze Minister» te luiden:

– Onze minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;.

B

Aan artikel 13 wordt een vierde, vijfde en zesde lid toegevoegd, welke als volgt luiden:

4. In een regeling tot wijziging van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde regels, wordt bepaald op welk tijdstip de voor de uitvoering van die regeling te treffen voorzieningen moeten zijn gerealiseerd en vanaf welk tijdstip die regeling moet worden uitgevoerd.

5. Onze Minister kan na het ingevolge het vierde lid bepaalde tijdstip, onderzoek verrichten naar de getroffen voorzieningen.

6. De artikelen 9, tweede en derde lid, en 12 zijn van overeenkomstige toepassing.

C

Na artikel 23 wordt een nieuw artikel 23a ingevoegd dat luidt:

Artikel 23a

1. Onze Minister overlegt periodiek met een representatieve vertegenwoordiging van de gemeenten, de afnemers en de derden, bedoeld in de artikelen 99 en 109, tweede lid.

2. Alle onderwerpen die bij of krachtens deze wet worden geregeld, lenen zich voor overleg. In ieder geval wordt overleg gepleegd over:

a. wijzigingen in en aanvullingen op het bepaalde bij of krachtens deze wet;

b. de uitgangspunten van het te voeren kwaliteitsbeleid;

c. de uitgangspunten van het beheer van het netwerk en de krachtens artikel 5 in verband daarmee te verstrekken bijdragen.

3. Onze Minister kan met betrekking tot het overleg nadere regels stellen.

D

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder b, nummer 1., vervalt «(Stb. 1991, 498)».

2. In het eerste lid, onder b, nummer 2., vervalt «(Stb. 1989, 243)».

E

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onder b, komt te luiden:

b. een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, een besluit, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak of een notariële akte, over het desbetreffende feit.

2. Aan het slot van het tweede lid, onder c, wordt toegevoegd: , of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

F

In artikel 41, tweede lid, en artikel 56, derde lid, wordt «voogdijregister» vervangen door: gezagsregister.

G

In artikel 53 wordt aan het slot toegevoegd: , of die bij algemene maatregel van bestuur zijn bepaald.

H

In artikel 70, eerste lid, wordt «noodzakelijk» vervangen door: van belang.

I

In artikel 73, onderdeel b, wordt «vanaf» vervangen door: van.

J

1. De titel van Afdeling 1 van Hoofdstuk 5 komt te luiden: Toezicht en controle.

2. Na artikel 120 wordt een nieuw artikel 120a ingevoegd dat luidt:

Artikel 120a

1. Het gemeentebestuur laat eens per drie jaar de uitvoering van de in artikel 6, eerste lid, bedoelde regels alsmede de juistheid van de in de basisadministratie opgenomen gegevens controleren door een van de krachtens het tweede lid aangewezen bedrijven.

2. Onze Minister wijst de bedrijven aan die bevoegd zijn de controle, bedoeld in het eerste en vijfde lid, uit te voeren.

3. Het gemeentebestuur zendt aan Onze Minister een afschrift van de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen onderdelen van de controleresultaten. Jaarlijks zendt Onze Minister een uittreksel van deze controleresultaten aan de Registratiekamer.

4. Bij regeling van Onze Minister wordt geregeld welke vergoeding van de kosten van de controle zal plaatsvinden.

5. Indien uit de controle, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat niet voldaan wordt aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden, laat het gemeentebestuur binnen een jaar een hercontrole uitvoeren op die onderdelen die bij de eerdere controle niet voldeden aan de gestelde voorwaarden. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.

6. Een hercontrole als bedoeld in het vijfde lid, wordt niet vergoed.

7. De krachtens het tweede lid aangewezen bedrijven, hebben ten behoeve van een controle als bedoeld in het eerste of vijfde lid toegang tot de basisadministratie. Het gemeentebestuur verleent hiertoe de nodige medewerking.

8. Een ieder die is betrokken bij een controle als bedoeld in het eerste of vijfde lid is verplicht tot geheimhouding van de persoonsgegevens waarover zij de beschikking hebben gekregen, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels betreffende de controle en hercontrole worden gesteld. In ieder geval worden nadere regels gesteld omtrent de elementen die de controle ten minste moet bevatten.

K

In artikel 140, eerste lid, wordt «Organisatiewet sociale verzekeringen» vervangen door: Organisatiewet sociale verzekeringen 1997.

L

In Bijlage I, onderdeel 3, komt de derde volzin als volgt te luiden: de aantekening dat de voogdij over de ingeschrevene uitsluitend door een derde dan wel twee derden wordt uitgeoefend, of dat de ingeschrevene is toevertrouwd aan de raad voor de kinderbescherming;.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop de onderdelen B en J van artikel I in werking treden.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

De Minister van Justitie,

Naar boven