26 218
Wijziging van de Wet Justitie-subsidies in verband met het opnemen van een tijdelijke grondslag voor de subsidiëring van de reclassering

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

A. Algemeen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)

Dit wetsvoorstel bevat een tijdelijke voorziening voor subsidiëring van de reclassering in verband met artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat een wettelijke grondslag voor subsidieverstrekking vereist.

De subsidiegrondslag voor de subsidiëring van de reclassering is thans geregeld in de Reclasseringsregeling 1995. Volgens artikel 4:23, eerste lid, van de Awb, verstrekt een bestuursorgaan slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie wordt verleend. In het tweede lid van dat artikel staat: «Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend, waarin de subsidie is geregeld». De subsidiegrondslag komt dus per 1 januari 1999 te vervallen, indien niet vóór 1 januari 1999 een wetsvoorstel is ingediend dat voorziet in een wettelijke grondslag. Het ligt in de bedoeling ter vervanging van de Reclasseringsregeling 1995 te komen tot een Wet op de reclassering. Dit wetsvoorstel is onder andere aangekondigd in de memorie van toelichting bij de Wet Justitie-subsidies (kamerstukken II 1994/95, 24 040, nr. 3, blz. 3) en kan, naar het zich laat aanzien, door de complexiteit van de materie eerst in de loop van 1999 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Onder meer onderwerpen als de rechtsvorm voor de reclassering, de regeling van het klachtrecht en de afstemming daarvan op dat in de penitentiaire regelgeving, regels over het toezicht en regels ten aanzien van de kwaliteitszorg zullen in de nieuwe Wet op de reclassering opgenomen worden en vereisen de nodige voorbereiding en bespreking. Met de onderhavige wijziging van de Wet Justitie-subsidies wordt een tijdelijke wettelijke subsidiegrondslag gelegd. Als gevolg daarvan vervalt de Reclasseringsregeling 1995 niet, maar wordt deze een op de wet steunende algemene maatregel van bestuur. Als de Wet op de reclassering in werking treedt, zal de tijdelijke grondslag in de Wet Justitie-subsidies komen te vervallen.

Het onderhavige wetsvoorstel is vooraf voor advies voorgelegd aan de sectie Reclassering van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing en de Stichting Reclassering Nederland en gaf geen aanleiding tot opmerkingen.

B. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

De voorgestelde regeling is ondergebracht in hoofdstuk 4c van de Wet Justitie-subsidies. Hoofdstuk 4b betreft de schuldhulpverlening zoals voorgesteld in het wetsvoorstel tot wijziging van enige onderdelen van het voorstel tot wet tot wijziging van de Faillissementswet in verband met de sanering van schulden van natuurlijke personen (kamerstukken II 1997/98, 25 672, nrs.1–3).

In dit artikel zijn geen begripsbepalingen opgenomen. Het begrip «reclasseringswerkzaamheden» is reeds uitgewerkt in hoofdstuk 3 van de Reclasseringsregeling 1995.

Voorts is in de Reclasseringsregeling 1995 zoveel mogelijk aangesloten bij afdeling 4.2.8. van de destijds in ontwerp zijnde Algemene wet bestuursrecht. Daarom is geen expliciete verwijzing naar die afdeling opgenomen.

Het tweede lid maakt het mogelijk een subsidie te verlenen ten behoeve van de bouw, de inrichting en de uitbreiding van de gebouwen ten dienste van de reclassering.

In de nota van toelichting op de Reclasseringsregeling 1995 is aangegegeven dat het streven erop gericht is de bouwsubsidie op termijn onder te brengen in de gewone subsidie. Gezien de omvang en de complexiteit van de herhuisvesting ten dienste van de reclassering is de onderhavige bepaling hier gehandhaafd. De Wet op de reclassering zal hierin voorzien.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven