Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 26213 nr. 24 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 26213 nr. 24 |
Vastgesteld 20 november 2006
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 en de vaste commissie voor Financiën2 hebben op 24 oktober 2006 overleg gevoerd met minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en viceminister-president, minister Zalm van Financiën over:
– de brief d.d. 26 augustus 2005 met het kabinetsstandpunt op het rapport «Lokale belastingen: meer, beheerst!» van de Stuurgroep verkenning decentraal belastinggebied (Stuurgroep-Eenhoorn) (26 213, nr. 17);
– de brief d.d. 15 februari 2006 met stand van zaken t.a.v. rapport «Lokale belastingen: meer, beheerst!» (26 213, nr. 19);
– de brief d.d. 27 maart 2006 inzake voortgang opcenten IB/LB en de scenario’s voor de omvang van het decentrale belastinggebied (26 213, nr. 22);
– de brief d.d. 2 juni 2006 inzake stand van zaken lokale belastingen (30 096, nr. 24);
– het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) d.d. 30 mei 2006 «de stijging van de lokale lasten en de invloed van autonome lokale beslissingen» (BZK-06-308 en Fin-06-304);
– de brief d.d. 15 september 2006 over de basisregistratie voor Waardering Onroerende Zaken (WOZ) gegevens (29 362, nr. 106);
– de brief d.d. 27 september 2006 inzake de mening van de Rfv inzake OZB-wetgeving (30 800 B, nr. 3).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Knops (CDA) steunt de beslissing om nu, in de nadagen van dit kabinet, nog geen concrete voorstellen te doen met betrekking tot de technische uitwerking van de opcenten IB. Veel zaken zijn nog niet in detail uitgewerkt en er bestaat ook nog geen duidelijkheid over de exacte uitvoeringskosten. De beoogde lastenverlichting zou anders wellicht voor een deel tenietgedaan worden. Kan worden aangegeven op welke termijn meer duidelijkheid kan worden verschaft over de concrete effecten van de verschillende scenario’s op de beleidsvrijheid van de gemeenten? Zijn fractie heeft de autonomie van gemeenten hoog in het vaandel staan. Die staat op dit moment absoluut niet ter discussie.
Hij constateert dat het opschonen van kleinere lokale belastingen een populair middel lijkt te worden in het kader van de administratievelastenverlichting. De samenvoeging van lokale belastingen moet echter geen doel op zich zijn. Het is immers geen verbetering als die samenvoeging tot weer andere ongewenste neveneffecten leidt. De gemeenten moeten zelf kunnen bepalen hoe zij omgaan met die belastingen.
De minister stelt dat een groter belastinggebied bijna per definitie verschillen in voorzieningenniveaus en lastenniveaus tussen gemeenten betekent en dat deze verschillen dan wel moeten worden geaccepteerd. Volgens de heer Knops hoeven die verschillen niet bij voorbaat te worden uitgesloten. Het is een lokale afweging. Bovendien is het juist goed als gemeenten met elkaar vergeleken kunnen worden.
De Kamer is al heel lang in gesprek over de afschaffing van de precariobelasting op ondergrondse nutsleidingen. De minister heeft aangegeven dat er vertraging in het wetgevingstraject is opgetreden vanwege de complexiteit van de materie. Die complexiteit spitst zich toe op twee onderwerpen: de tweewegenleer en de compensatie van de medeoverheden. De heer Knops wijst erop dat gemeenten tot op de dag van vandaag overgaan tot de invoering van zo’n precariobelasting. Het is derhalve zaak dat de wetgeving tot afschaffing van die belasting snel van kracht wordt. Wat is de stand van zaken op dit moment?
Het amendement-De Pater-van der Meer, dat beoogt ook huishoudens met een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, te laten profiteren van de afschaffing van het gebruikersdeel op woningen, wordt per 1 januari 2007 geïmplementeerd. De heer Knops constateert met genoegen dat al veel gemeenten in het afgelopen jaar die teruggave gerealiseerd hebben. In de wet staat dat de vermindering die voortvloeit uit dit amendement, zichtbaar moet worden gemaakt op de aanslag. Als gemeenten deze verplichting erg letterlijk nemen, zal dat leiden tot hogere kosten, omdat een aantal basisapplicaties zal moeten worden aangepast. Dat is uiteraard een ongewenst effect Het is beter als een gemeente de noodzakelijke informatie in een begeleidende brief verschaft. De gemeente Utrecht heeft daar in het afgelopen jaar goede ervaringen mee opgedaan. Hoe denkt het kabinet hierover?
Mevrouw Fierens (PvdA) constateert dat het kabinet bij de lokale belastingen voor een vrij principieel pad heeft gekozen. De minister van BZK heeft aangegeven dat er een relatie is tussen de omvang van het decentrale belastinggebied en de bestuurlijke verhoudingen. In zijn brief van 2 juni 2006 wordt de verwachting uitgesproken dat de scenario’s waarin beide aspecten met elkaar in verband worden gebracht, dit najaar gereed zijn. Mevrouw Fierens kan zich wel vinden in die koppeling, maar de discussie over de bestuurlijke verhoudingen loopt inmiddels al vijftig jaar. Gaat het dan ook niet veel te lang duren voordat er een visie is op het lokale belastinggebied? Hoe kan een beetje praktisch worden omgegaan met de grote stapel rapporten en adviezen over de bestuurlijke verhoudingen? Hoe ver wil de minister gaan met zijn empirisch onderzoek naar aanleiding van de vraag: wat is beleidsvrijheid? Het is overigens opvallend dat dit empirisch onderzoek erg op Nederland is gericht. Kan er ook een vergelijking worden gemaakt met andere landen? De minister is nog wat vaag over de toekomst van de OZB en de opcenten IB. Waar gaat op dit moment zijn voorkeur naar uit? De VNG pleit in haar manifest voor een herstelde OZB en daarbovenop opcenten IB. Mevrouw Fierens wijst erop dat hierbij twee systemen met aanzienlijke geldstromen aan de orde zijn. Dat betekent: dubbel geld, dubbele administratieve lasten en een dubbele bureaucratie. Wat is de visie van de minister hierop?
Mevrouw Fierens is voorstander van een grote autonomie van en differentiatie tussen gemeenten. Er vinden momenteel benchmarks plaats naar de concrete dienstverlening van gemeenten aan burgers. Bestaat niet het gevaar dat de differentiatie als excuus gaat werken om niet meer «best practices» met elkaar te delen? Daar zou de burger de dupe van zijn. De minister heeft in het vorige overleg toegezegd dat breed overleg zou worden gevoerd over de grote verschillen tussen de tarieven voor basisdiensten van gemeenten. Daarbij zou ook de mogelijkheid worden betrokken om bepaalde documenten in een andere gemeente te kopen, omdat die gemeente goedkoper is. Kan de minister daar nadere informatie over geven?
De VNG heeft ten aanzien van de reparatie van de OZB gesignaleerd dat er grote knelpunten in de maximering zitten en dat wettelijk nog niet alles geregeld is. Kan de minister op de brief van de VNG reageren?
Het is waardevol dat de voetangels en klemmen met betrekking tot de introductie van de opcenten IB/LB in beeld zijn gebracht. De PvdA is primair voor een progressief stelsel en voor een heffing per persoon. Zij ziet de opcenten IB/LB als een soort contributie aan de gemeente, waarmee de gemeente voorzieningen als een zwembad en een bibliotheek in stand kan houden. De besteding van dat geld moet voor de burgers goed zichtbaar zijn, want daar zit echt het kloppende hart van de lokale democratie. De minister is nog wat zoekende en pleit voor een variant van de gemeentelijke opcenten op basis van een op te zetten inkomstenregister van de Belastingdienst. Hoe zal dat er in de praktijk uitzien?
Er is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd naar het doorontwikkelen van de WOZ-registratie naar een basisregistratie. Gestreefd wordt naar indiening van een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in het voorjaar van 2007 en inwerkingtreding in 2009. Mevrouw Fierens vraagt zich af waarom de gemeenten de WOZ nog moeten uitvoeren als de OZB verdwijnt. De uitvoering van de WOZ brengt voor gemeenten veel kosten met zich. Het is een heel ingewikkelde wet die vooral in kleinere gemeenten aan externe adviesbureaus wordt uitbesteed. Verdient het derhalve geen aanbeveling om de uitvoering van de WOZ neer te leggen bij een omgebouwde Waarderingskamer of bij de Belastingdienst? Wordt dat meegenomen in de scenario’s? Hoe zal de verdeelsleutel in de toekomst worden? Nu is de verhouding: 45% voor de gemeenten, 40% voor het Rijk en 15% voor de waterschappen. Als de OZB zou verdwijnen, dan is het niet redelijk dat de gemeenten zo veel aan de WOZ blijven betalen. Kan de minister daarop reageren? Mevrouw Fierens stelt dat een modelmatige waardering hét middel is om de WOZ goedkoper te maken. Als alle gemeenten zouden meedoen, levert dat een besparing van 25 mln. op. Het is tot nu toe echter nog een moeizaam proces. Zij roept de minister derhalve op om de gemeenten aan te sporen tot medewerking.
Mevrouw Bibi de Vries (VVD) constateert dat er nog heel veel onzekerheid is over de toekomst van de lokale lasten. Er zijn nog geen duidelijke keuzes gemaakt. Ook zij acht het niet gepast om dergelijke ingrijpende besluiten te nemen aan de vooravond van de verkiezingen.
De VVD-fractie is geen voorstander van uitvoering van het rapport van de commissie-Eenhoorn, omdat die uitvoering gepaard zou gaan met heel veel administratieve lasten en door elkaar lopende systemen. Het rapport zou bovendien op gemeentelijk niveau een nivellerende invloed kunnen hebben, omdat bijvoorbeeld met de invoering van de opcenten IB/LB een inkomensbeleid zou worden gevoerd. Een dergelijk beleid is op gemeentelijk niveau niet gewenst.
Ook mevrouw De Vries wijst erop dat de regering de basisvraag over de grootte van het lokale belastinggebied nog niet heeft beantwoord. Het heeft geen zin om allerlei scenario’s te bespreken als daarover geen duidelijkheid is. Wat vindt de regering overigens van een combinatie waarbij de uitgavenautonomie van de gemeenten wordt vergroot, maar waarbij het lokale belastinggebied op nul wordt gezet? Daarbij moet dan natuurlijk wel sprake zijn van een adequate compensatie. Is dat geen interessante optie? De VVD-fractie hanteert momenteel als standpunt dat er een lokaal belastinggebied mag zijn, maar dat het niet groter mag worden.
Volgens de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) ligt het niet in de rede dat de landelijke overheid wil weten welke prestaties gemeenten leveren, aangezien gemeenten vrij zijn in de besteding van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds en lokale belastingen. De Rfv vindt ook dat een verantwoording van prestaties alleen past als sprake is van bekostiging door het Rijk. Er bestaat momenteel verwarring over de vraag of de lokale lasten nu wel of niet gestegen zijn. Mevrouw De Vries is van mening dat van gemeenten kan worden gevraagd om in navolging van de daling van de landelijke lasten, ook op lokaal gebied de lasten te verlagen. Een verlaging van de lasten op landelijk niveau heeft immers weinig zin als de lokale lasten zouden stijgen.
De VVD-fractie heeft aangegeven dat zij uiteindelijk af wil van de OZB. Welke mogelijkheden zijn er om die inkomsten te compenseren? Moet dat alleen in het lokale belastinggebied of zijn er ook andere varianten? Mevrouw De Vries benadrukt dat er op lokaal niveau absoluut geen sprake mag zijn van nivellerend gedrag. Zij spreekt tot slot de hoop uit dat er snel meer duidelijkheid komt over de toekomst van de decentrale lasten. Misschien kunnen de ministers alvast een tipje van de sluier oplichten!
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties spreekt allereerst zijn waardering uit voor het werk dat de commissie-Eenhoorn heeft verricht. Zij heeft in haar rapport een aantal basisvarianten op tafel gelegd. De minister brengt in herinnering dat de Eerste Kamer in de motie-Engels heeft verzocht om een aantal scenario’s te ontwikkelen over de omvang van het belastinggebied in relatie tot de bestuurlijke verhoudingen. Dat proces is bijna afgerond. De huidige Tweede Kamer krijgt de scenario’s nog toegestuurd. Deze scenario’s zijn zodanig vormgegeven dat een nieuw kabinet kloeke besluitvorming kan plegen. Het huidige kabinet heeft geen knopen doorgehakt omdat het regeerakkoord daartoe de ruimte niet biedt. Het kabinet heeft dus niet de politieke vrijheid om daarin keuzes te maken. Het heeft ervoor gekozen om voor een nieuw kabinet de zaken gewoon op tafel te leggen, zodat een volgend kabinet die keuzes wel kan maken.
In de scenario’s wordt ingegaan op de omvang van het belastinggebied en op de vraag om welke belasting het gaat. Daarbij spelen de huidige OZB en de discussie over de opcenten een rol. Voorts is er de mogelijkheid van opcenten eerste schijf, waarbij de nivelleringsgedachte iets minder groot is. Verder spelen de ingezetenenheffing en in zekere mate een «nulscenario» een rol. De minister heeft overigens in de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen, behoudens in dat van de VVD, een visie op de toekomst van de lokale lasten node gemist.
De minister merkt op dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de uitgaven- en de inkomstenautonomie van gemeenten. De uitgavenautonomie is ook nu nog volop aanwezig, omdat de gemeenten de afschaffing van de gebruikersheffing volledig gecompenseerd hebben gekregen. Die kan overigens ook langs andere wegen nog verder worden gestimuleerd. Decentralisatie kan op zichzelf een instrument zijn om de uitgavenautonomie verder te vergroten. Op dit moment wordt nagegaan welke reële aanknopingspunten er zijn om langs die lijn de autonomie te vergroten. De bewindsman erkent dat beperking van het belastinggebied een verschraling van de autonomie van gemeenten op het terrein van de inkomsten betekent. De totale afschaffing van de OZB is een optie, een onderdeel van de scenario’s, maar daarmee wordt nog niet het eigen inkomstengebied van de gemeenten op nul gezet. De variant van de vergroting van de uitgavenautonomie en het op nul zetten van het lokale belastinggebied wordt uiteraard ook meegenomen.
De minister wijst erop dat in de financiële verhouding tussen het Rijk en de gemeenten en provincies een paar belangrijke uitgangspunten gelden. Dat is allereerst het principe «trap op trap af». Deze bestuurlijke fatsoensregel zou ook in de toekomst gehandhaafd moeten blijven. Verder zijn er de spelregels op grond van artikel 2 van de Financiële verhoudingswet. Ook deze regels met betrekking tot de compensatie moeten worden gerekend tot de bestuurlijke fatsoensregels hoe overheden met elkaar behoren om te gaan. Wat de eigen inkomsten van gemeenten betreft, is niet voor niets bij het wetsvoorstel inzake de afschaffing van de gebruikersheffing OZB de maximeringsdiscussie gevoerd. Bij de leges wordt de kostendekkendheid als uitgangspunt genomen. Het is overigens een misverstand dat lokale lasten alleen maar voortvloeien uit lokale keuzes. Veel lokale lasten vloeien voort uit rijksregelgeving.
Het streven is erop gericht de wetgeving inzake afschaffing van de precariobelasting op ondergrondse nutsleidingen op 1 januari 2008 van kracht te laten worden. De vertraging in de wetgeving heeft onder andere te maken met het feit dat een groot aantal gemeenten geen precariobelasting heffen op ondergrondse leidingen, maar wel op privaatrechtelijke wijze inkomsten genereren voor leidingen en kabels. De wens om de publiekrechtelijke en de privaatrechtelijke problematiek met een en dezelfde maatregel op te lossen, heeft voor complicaties gezorgd. Voorts spelen een aantal wat meer technische aangelegenheden een rol en moeten de normale procedurele waarborgen bij wetgeving in acht worden genomen. Tot slot moet in het kader van artikel 2 Financiële verhoudingswet ook de compensatiediscussie gevoerd worden. Die compensatie kan op twee manieren plaatsvinden: via een integratie-uitkering in het Gemeentefonds of via de OZB. Die keuze moet nog gemaakt worden. De minister bevestigt desgevraagd dat de ijkdatum voor die compensatie 1 januari 2005 is. Er is bewust voor gekozen om het probleem zo klein mogelijk te houden.
De minister heeft het beeld dat gemeenten op een goede manier omgaan met de verplichting om de vermindering die voortvloeit uit het amendement-De Pater-van der Meer zichtbaar te maken op de aanslag. Het lijkt mogelijk om die informatie te verschaffen in een begeleidende brief, maar dat zal juridisch nog even worden nagegaan.
In het manifest van de VNG staan dingen die de minister zeer aanspreken, maar er staan ook dingen in die hem wat minder aanspreken. Het is opvallend dat de VNG wel heel royaal uit de hoek komt als het gaat om het gemeentelijke belastinggebied: een herstelde OZB en daarbovenop de opcenten IB. Dat kan een onderhandelingsstrategie zijn. De minister meent dat de VNG beter niet een al te optimistische inschatting kan maken. Bij het onderzoek naar de vraag wat beleidsvrijheid is, zal uiteraard ook naar het buitenland worden gekeken.
Het principe van de transparantie staat bij de vaststelling van de leges centraal. In het rapport van de Taskforce Vergunningen wordt het standpunt ingenomen dat het profijtbeginsel voorop staat en dat de leges alleen wordt afgeschaft als ook de taak wordt afgeschaft. Kostendekkendheid is dus het uitgangspunt. Een belangrijke vraag is, welke kosten precies worden meegerekend. Het beeld is dat de verschillen op de gemeentelijke werkvloer in dat opzicht tamelijk groot zijn. Het serviceniveau van een gemeente speelt natuurlijk ook een rol. Een zeer goed serviceniveau mag tot uiting komen in een hoger tarief. De minister benadrukt dat de totstandkoming van een tarief voor de burgers inzichtelijk moet worden gemaakt. Er wordt op dit moment gewerkt aan een handreiking voor de gemeenten, zodat dat inzicht ook daadwerkelijk kan ontstaan. Die handreiking zal begin 2007 worden afgerond. De minister brengt in herinnering dat onder een vorig kabinet een stevige correctie heeft plaatsgevonden naar aanleiding van de grote verschillen in paspoorttarieven. Deze paspoorttarieven lopen inmiddels inderdaad weer wat meer uiteen, maar de verschillen zijn aanmerkelijk kleiner dan in het verre verleden het geval was. Hij zegt toe dat nader zal worden gekeken naar de vaststelling van de leges voor verschillende diensten. Hij zal ook nog nagaan wat de mogelijkheden zijn om documenten in een andere gemeente aan te schaffen.
De minister van Financiën zegt de Kamer graag toe dat het kabinet zal kijken naar de kritieken die zijn geleverd op de techniek van de maximering bij de reparatie van de OZB. Nadat overleg tussen de ministeries van Financiën en BZK heeft plaatsgevonden, zal worden gesproken met de VNG om te kijken of de kritiek hout snijdt. Als er reële punten in zitten, zal worden getracht zo spoedig mogelijk tot reparatie over te gaan.
Het hoeft inderdaad niet zo te zijn dat de gemeenten de WOZ blijven uitvoeren als de OZB wordt afgeschaft. De uitvoering van de WOZ kan worden overgenomen door de Belastingdienst. Het is ook mogelijk om de gemeenten een vergoeding te geven als zij de uitvoering blijven verzorgen. Verder zou ook nog een andere instantie zoals de Waarderingskamer de uitvoering ter hand kunnen nemen. Het is in ieder geval niet logisch dat gemeenten blijven betalen voor de WOZ-waardering als zij er zelf geen gebruik meer van maken.
De minister geeft desgevraagd aan dat een scenario waarbij de uitgavenautonomie van de gemeenten wordt vergroot en het lokale belastinggebied op nul wordt gezet, een reële mogelijkheid is. Dat heeft ook in het regeerakkoord van het eerste kabinet-Balkenende gestaan. Ook hij acht het gepast dat het huidige kabinet zich in deze tijd bescheiden opstelt.
Het verheugt de heer Knops (CDA) dat de scenario’s nu snel naar de Kamer zullen komen. Zij kunnen dan ook bij de formatie worden betrokken. Hij heeft er alle vertrouwen in dat de wetgeving met betrekking tot de precariobelasting tot stand zal komen en dat alle hindernissen uit de weg zullen worden geruimd.
Ook mevrouw Fierens (PvdA) is blij dat de scenario’s voor 22 november bij de Kamer zullen zijn. Zij vraagt nogmaals aandacht voor haar vraag over de differentiatie in relatie tot de benchmarks bij gemeenten. Wil de minister dit ook aan de orde stellen in het overleg met de gemeenten? Zij vraagt ten slotte om nadere informatie over de uitvoering van de WOZ als de OZB is afgeschaft. Hoe zal de nieuwe verdeelsleutel eruit kunnen zien? Ten slotte is de minister niet ingegaan op haar verzoek om gemeenten te wijzen op de modelmatige waardebepaling als hét middel om de WOZ goedkoper te maken.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wijst erop dat benchmarks dienen ter vermeerdering van kennis en inzicht. Zij leiden niet automatisch tot verschillen. Gemeenten die beschikken over die kennis en dat inzicht, kunnen wel beter tot keuzes komen. Dat is precies de bedoeling. Op die manier wordt er met de VNG over gesproken.
De minister van Financiën erkent dat een modelmatige waardebepaling tot een kostenbesparing kan leiden. Dat zou voor de gemeente voldoende motief moeten zijn om daarmee aan de slag te gaan. Hij zal de gemeenten in het eerstkomende overleg oproepen om die modelmatige benadering toe te passen. Het lijkt hem niet logisch dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de WOZ bij de gemeenten blijft als die gemeenten geen opbrengsten meer uit onroerend goed hebben. De Belastingdienst is de meest voor de hand liggende instantie om die taak over te nemen. De verdeelsleutel van 45%, 40% en 15% zal veranderen. Als die 45% wordt teruggebracht naar 0%, dan zullen de andere percentages waarschijnlijk tussen 70 en 75 en tussen 25 en 30 uitkomen.
– De scenario’s met betrekking tot de omvang van het lokale belastinggebied komen nog voor 22 november naar de Kamer.
– De regering zal preciezer kijken naar het verschil in tarieven voor gemeentelijke diensten, zoals paspoorten en grafrechten.
– De regering zal nagaan of het mogelijk is om, vanwege de tariefstelling, een paspoort in een andere gemeente op te halen.
Samenstelling:
Leden: Kalsbeek (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Spies (CDA), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Hermans (LPF), Griffith (VVD), Nijs (VVD), Irrgang (SP), Meijer (PvdA), Özütok (GroenLinks) en Wagner (PvdA).
Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Fierens (PvdA), Weekers (VVD), Slob (ChristenUnie), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GroenLinks), Çörüz (CDA), Van As (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koşer Kaya (D66), Eski (CDA), Knops (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Hamer (PvdA), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Van der Sande (VVD), Kant (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Halsema (GroenLinks), Dijsselbloem (PvdA), De Wit (SP) en Balemans (VVD).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Smits (PvdA), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Koopmans (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Van Egerschot (VVD), Irrgang (SP) en Willemse-van der Ploeg (CDA).
Plv. leden: Rouvoet (ChristenUnie), Koenders (PvdA), Dittrich (D66), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), De Krom (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Mosterd (CDA), Jan de Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Stuurman (PvdA), Schippers (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), Bibi de Vries (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van Beek (VVD), Gerkens (SP) en Rambocus (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26213-24.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.