nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2006
Afgelopen zondag heb ik in het programma Buitenhof uitspraken gedaan over
overschrijdingen door gemeenten van de maximeringsregels in de onroerendezaakbelastingen.
Deze uitspraken waren te stellig gelet op de onderliggende cijfers, naar is
gebleken. Ik hecht eraan de achtergronden hiervan toe te lichten.
Juridisch
Op 1 januari 2006 is de wet van 22 december 2005 Afschaffing
gebruikersdeel OZB op woningen in werking getreden (Stb. 2005, 725). Met deze
wet zijn in de Gemeentewet maximumtarieven en een maximale stijging voor de
resterende drie OZB ingevoerd. De maximale stijging geldt voor tarieven boven
drempeltarief. Van deze maxima mag worden afgeweken indien ontheffing van
de provincie wordt verkregen. In artikel 220g, tweede lid, van de Gemeentewet
staat dat raadsbesluiten waarbij de tarieven voor de OZB hoger zijn dan in
de wet is toegestaan niet in werking treden dan nadat ontheffing is verleend
door de provincie. Deze bepaling wordt geacht ook van toepassing te zijn op
besluiten die genomen zijn voor de inwerkingtreding van de wet op 1 januari
jl. (artikel XXXa van het Belastingplan 2006). Dit betekent dat als gemeenten
boven het maximale stijgingspercentage zitten met hun tarieven, het besluit
niet in werking kan treden zonder ontheffing. Gemeenten met een verordening
in strijd met deze bepaling lopen het risico dat aanslagen die op grond daarvan
worden opgelegd, door de rechter worden vernietigd.
Cijfermateriaal
Afrondingsverschillen in cijfers
In oktober heeft BZK een indicatieve lijst op haar website geplaatst terzake
OZB-tarieven gemeenten. Bij de samenstelling van deze indicatieve lijst is
uitgegaan van enquêtegegevens van het COELO, waarbij nog een omzetting
heeft plaats gehad van het tarief op basis van waardegrondslag € 2268,–
naar € 2500,–. Deze omzetting kan in de uitwerking door gemeenten
afrondingsverschillen rond de 2% opleveren. Dit lijkt nu in veel gevallen
ook de verklaring van een belangrijk deel van de gemeenten waarom zij (marginaal)
boven de 2% stijging uitkomen.
Ontheffingen
Een andere factor waarmee rekening moet worden gehouden betreft de mogelijkheid
van ontheffing door de provincie. Op dit moment bestaat ook daarover nog niet
voldoende eenduidigheid. Het COELO bijvoorbeeld gaat uit van een ander aantal
ontheffingen op basis van enquêtegegevens dat het IPO gaat op basis
van informatie van de provincies.
Overige rekenkundige onduidelijkheden
Naast de hierboven factoren heeft een quick scan op mijn verzoek opgeleverd
dat nog ruis in de cijfers kan bestaan vanwege mogelijke heffingskortingen
door gemeenten en verschillen tussen de eerdere opgaven die gemeenten aan
het COELO hebben gedaan en de tarieven in de definitieve verordeningen.
Gelet op dergelijke verschillen wil ik samen met het ministerie van BZK,
de VNG, het IPO en het COELO om tafel gaan om absolute zekerheid en duidelijkheid
te krijgen over de stijging van de OZB-tarieven in gemeenten en de verleende
ontheffingen.
Ik vind het spijtig dat door mijn uitspraken ten onrechte de indruk is
gewekt dat alle 74 gemeenten aan wie afgelopen vrijdag een brief over dit
onderwerp is uitgegaan inderdaad in strijd met de wet zouden hebben gehandeld.
Ook is de suggestie die in mijn woorden besloten heeft gelegen dat burgers
en bedrijven een aanslag OZB niet zouden moeten betalen, ongelukkig geweest.
Ook al is er op grond van de wet sprake van een raadsbesluit dat niet in werking
kan treden, dan nog zou het juiste advies zijn geweest aan de belastingplichtigen
om bezwaar te maken tegen de aanslag.
Bij deze brief zijn gevoegd de brief die de minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties vrijdag heeft verstuurd en de persverklaring
die ik gisteren heb laten uitgeven.1
De Minister van Financiën,
G. Zalm