Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 26213 nr. 19 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 26213 nr. 19 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2006
Op 22 februari staat een Algemeen Overleg gepland over het kabinetsstandpunt op het rapport «Lokale belastingen: meer, beheerst!» van de stuurgroep verkenning decentraal belastinggebied. Na de totstandkoming van dat kabinetsstandpunt is er een aantal contacten met u, als ook met de Eerste Kamer geweest, die van invloed zijn op de discussie rond de samenstelling en omvang van het decentraal belastinggebied. Het gaat vooral om de behandeling van het voorstel van wet tot afschaffing van de gebruikersheffing OZB op woningen. In aanloop naar het Algemeen Overleg acht ik het gewenst om de stand van zaken aan te geven. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt naar de moties die nauw samenhangen met de afschaffing OZB gebruikersheffing op woningen en de motie Engels, aangenomen door de Eerste Kamer (EK, vergaderjaar 2005–2006, 30 096). Zoals in de kamerbehandeling is aangegeven, is bij de uitvoering van deze motie niet alleen de financiële verhouding van belang, maar vooral en in eerste instantie welke bestuurlijke uitgangspunten tussen rijk en medeoverheden worden ingenomen.
Bestuurlijke verhouding vs financiële verhouding
Over decentrale belastingen en enkele bestuurlijke onderwerpen, zoals beleidsvrijheid zijn enkele toezeggingen gedaan aan de Tweede Kamer en ook aan de Eerste Kamer. Te weten:
– Bij brief van 26 augustus 2005 is aan de Tweede Kamer het kabinetsstandpunt Eenhoorn gestuurd. In dit kabinetsstandpunt is aangegeven dat een aantal aspecten van gemeentelijke opcenten op de IB/LB zullen worden uitgewerkt zodat de consequenties duidelijk worden en het volgende kabinet daar rekening mee kan houden. Het gaat dan om systematiek, koopkrachteffecten, conjunctuurgevoeligheid e.d.
– In de Eerste Kamer is tijdens de behandeling van het wetsvoorstel afschaffing gebruikersdeel OZB op woningen, 20 december 2005, de motie Engels ingediend. In reactie op deze motie heb ik toegezegd dat er een beschouwing zal worden gegeven over scenario’s, waarbij de relatie tussen de omvang van het gemeentelijk belastinggebied en de bestuurlijke verhouding zal worden gelegd.
– Omdat de omvang van het decentraal belastinggebied niet los gezien kan worden van de bestuurlijke verhouding is ook de brief aan de Tweede Kamer over beleidsvrijheid en bestuurskracht van belang (brief minister van BZK, 27 oktober 2005). In deze brief geef ik aan dat ik enkele zaken op de rails zet die verband houden met onderwerpen die in het Rob/Rfv-advies «autonoom of automaat» zijn aangekaart. Genoemd heb ik eigen inkomsten van gemeenten, differentiatie tussen gemeenten, empirisch onderzoek naar beleidsvrijheid van gemeenten en bestuurskrachtmeting van gemeenten in de Randstad.
De onderwerpen die in de bovenstaande toezeggingen aan bod komen hebben een sterke inhoudelijke relatie. Ik zal ze daarom in samenhang bezien en er in samenhang over berichten. Dit zal ik telkens aan beide Kamers doen.
In het kabinetsstandpunt is aangegeven dat een verkenning zal worden uitgevoerd naar de samenvoeging van de toeristenbelasting en de forensenbelasting. De verkenning is opgestart. De inzet daarbij is om te bezien of er in termen van administratieve lasten voor het bedrijfsleven en voor wat betreft perceptiekosten van gemeenten winst te behalen is in het samenvoegen van de twee belastingen. De realisatie zal naar verwachting 1 januari 2008 zijn.
Afschaffing gebruikersheffing OZB op woningen
Hierbij ga ik achtereenvolgens in op de motie Van Beek, de motie De Pater-van der Meer, amendement De Pater-van der Meer en de relatie tussen de compensatie en de ex-artikel 12 gemeenten.
Uw Kamer heeft bij de behandeling van het wetsvoorstel afschaffing OZB in 2005 de motie Van Beek (TK 2005–2006, 30 096, nr. 21) aangenomen. De motie verzoekt de regering om, in overleg met de VNG, een andere systematiek voor de verdeling van het compensatiebedrag OZB gebruikersheffing op woning na 2006 te bezien. Ik heb in reactie daarop aangegeven dat het beschikbare compensatiebedrag van meer dan 1 miljard daarvoor als randvoorwaarde geldt. Andere modaliteiten van de verdeling hebben daarmee als consequentie dat er ook andere herverdeeleffecten optreden. In oktober hebben wij de VNG genodigd (brief 19 oktober 2005) om het overleg over de motie Van Beek aan te gaan. In reactie daarop heeft de VNG per brief aangegeven dat overleg te willen voeren.
De VNG heeft recent nader aangegeven dat zij geen andere verdeling van het compensatiebedrag zullen voorstellen, gegeven het uitgangspunt van het kabinet dat het compensatiebedrag vaststaat. Aangezien ik van opvatting was en blijf dat de huidige compensatieregeling toereikend is en gemeenten in staat stelt om op termijn naar het rekentarief toe te groeien, is, nu ook de VNG dit uitgangspunt van de wet niet ter discussie stelt, de noodzaak om andere modaliteiten voor de verdeling van het compensatiebedrag te ontwikkelen, komen te vervallen.
Wel heb ik begrepen dat de VNG nog overleg wil voeren over de maximering van de resterende OZB-tarieven. Ik zie op voorhand geen aanleiding om wetswijzigingen in de maximering aan te brengen. Niettemin ben ik bereid om daar het overleg over te voeren. Een geschikt moment daarvoor is het Bestuurlijk overleg financiële verhouding van april.
De motie De Pater-van der Meer (TK 2005–2006, 30 096, nr. 20) verzoekt de regering om gemeenten voor derving van de OZB inkomsten in 2006 volledig te compenseren op basis van feitelijke ramingen voor 2005. In de begrotingsbehandeling BZK is aangegeven dat dit ook uitgangspunt is in de verdeling van het compensatiebedrag voor het jaar 2006. Daarbij is ook aangegeven dat voor gemeenten bezwaar en beroep open staan tegen de gehanteerde gegevens (waarde onroerende zaken en tarieven) door mijn ministerie in de berekening van het compensatiebedrag. Het is mogelijk dat daar verschillen bestaan. Tot op heden hebben slechts enkele gemeenten aangegeven dat in onze berekeningen verkeerde waarden en tarieven zijn gehanteerd. In de komende tijd zal worden bezien of er sprake is van terecht bezwaar en zo ja welke financiële consequenties daaraan verbonden zijn. Indien daarvan sprake zou zijn zullen die, zoals gebruikelijk, binnen de verdeling van het gemeentefonds worden opgelost.
Amendement De Pater-van der Meer
Het amendement beoogt ook huishoudens met een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient te laten profiteren van de afschaffing van het gebruikersdeel op woningen. De OZB aanslag niet-woningen kan dan worden verminderd met het percentage van de waarde van de onroerende zaak dat dient tot woning dan wel in hoofdzaak dienstbaar is aan woondoeleinden. Onlangs heeft uw Kamer een afschrift gekregen van een brief aan alle gemeenten. In deze brief wordt verzocht om inzicht te verschaffen in de gederfde inkomsten. Daarvoor zullen gemeenten door een toevoeging aan het gemeentefonds worden gecompenseerd (te bezien bij voorjaarsnota).
In de brief aan de gemeenten wordt tevens ingegaan op de voornemens met betrekking tot de precario. Op beide onderwerpen, amendement en precario, is inhoudelijk nog wel een aantal aspecten dat nader bezien moeten worden. Daarbij gaat het onder andere om de aansluiting tussen de gederfde inkomsten van individuele gemeenten en de compensatieregeling. De regeling moet niet ten laste gaan van andere gemeenten. Hierover zal nader overleg met de VNG plaats vinden in het bestuurlijk overleg financiële verhouding van april. De gemeenten worden vervolgens geïnformeerd bij meicirculaire.
In de kamerbehandeling van de wet is ook aandacht gevraagd voor de ex-artikel 12 gemeenten. Aan de orde was de vraag of voor deze gemeenten een aanvullende compensatie noodzakelijk is. Ik ben daar in de Eerste Kamer al op ingegaan, maar voor de volledigheid een nadere toelichting op de gehanteerde beleidslijn.
Een aanvullende uitkering ex artikel 12 strekt ertoe om de gemeenten weer op een met andere gemeenten vergelijkbaar uitgavenpeil te brengen. De kern is dus dat een terugkeer naar een gezonde financiële huishouding wordt ingezet met een belastingcapaciteit (rekentarief), waar in de verdeling van het gemeentefonds voor alle gemeenten van wordt uitgegaan. Er is dus geen aanleiding om gemeenten na afloop van het artikel 12 traject in het bijzonder te ontzien. Dat zou ook ongewenst zijn omdat de steun die ze in het artikel 12 kader ontvangen door de andere gemeenten is opgebracht. Meer compenseren zou betekenen: een hoger voorzieningenniveau voor ex-artikel 12 gemeente ten laste van de collectiviteit, zoals we die in de financiële verhouding kennen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26213-19.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.