26 210
Minderhedenbeleid 1999

nr. 14
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN DE MINISTER VOOR GROTE STEDEN- EN INTEGRATIEBELEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 1 maart 1999

Hierbij zenden wij u het standpunt van het kabinet naar aanleiding van het advies dat de SER heeft uitgebracht over het ondernemerschap onder etnische minderheden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

G. Ybema

De Minister van Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel

KABINETSSTANDPUNT SER-ADVIES ETNISCH ONDERNEMERSCHAP

1. Inleiding

In oktober 1997 diende het kabinet een adviesaanvraag in bij de SER over het ondernemerschap onder etnische minderheden. Aanleiding voor de adviesaanvraag vormde de relatief hoge werkloosheid onder etnische minderheden. Het zelfstandig ondernemerschap is voor werklozen uit etnische minderheden niet alleen een manier zelf aan de slag te gaan, het kan ook een bijdrage leveren aan de revitalisering van oude wijken in de grote steden. Het kabinet waardeert de snelle en grondige behandeling door de SER van deze adviesaanvraag.

2. Hoofdlijn

Ondernemers uit etnische minderheden vormen een zeer heterogene groep. Niet alleen gaat het om ondernemers met verschillende etnische achtergronden, ook hun economische activiteiten zijn zeer verschillend. Uit een recent onderzoek van het Instituut voor Toegepaste Sociale wetenschappen getiteld «Een factor van betekenis» blijkt dat er in 1997 zo'n 40 000 actieve ondernemers van allochtone afkomst waren ingeschreven in het Handelsregister, waarvan circa 27 000 afkomstig uit etnische minderheden1. Door deze veelsoortigheid zijn eenvoudige generalisaties over etnische ondernemers vaak niet mogelijk. Dé etnische ondernemer bestaat niet. Met de raad meent het kabinet dat de veelsoortigheid van ondernemers naar etnische groep, branche, geslacht en regio voor het beleid een belangrijk uitgangspunt vormt.

Het kabinet is verheugd dat het ondernemerschap onder etnische minderheden in de afgelopen tien jaar fors is gestegen. Het aantal ondernemers uit de etnische minderheden is verdrievoudigd van ruim 9000 in 1986 tot 27 000 in 1997. Ook relatief steeg de ondernemersgraad van 3,3% van de allochtone beroepsbevolking in 1986 tot 7,4 % in 1997. De structurele groei van de dienstensector en de goede winstvooruitzichten in deze periode waren belangrijke factoren voor deze groei. Ook «push»-factoren, zoals de relatief hoge werkloosheid, hebben een stimulerende invloed op zelfstandig ondernemerschap.

Hoewel etnische ondernemers nog steeds zijn oververtegenwoordigd in traditionele branches als de horeca en de detailhandel, is er een duidelijke tendens naar branche-spreiding. Relatief kiezen steeds minder etnische ondernemers voor de horeca, terwijl het aandeel van de industrie en de zakelijke dienstverlening stijgt. Hierbij zijn er aanzienlijke verschillen tussen etnische groepen.

Deze gunstige ontwikkelingen nemen niet weg dat etnische ondernemers knelpunten tegen komen. Veel van deze knelpunten gelden voor álle ondernemers. Het aantrekken van geschikte financiering, de hoge administratieve lastendruk en het vinden van adequate bedrijfshuisvesting is voor iedere ondernemer, ongeacht zijn afkomst, een grote uitdaging. Sommige etnische ondernemers kampen echter met specifieke knelpunten. De raad wijst op het gebrek aan professionaliteit van sommige etnische ondernemers en de oververtegenwoordiging in weinig perspectiefrijke branches. Het achterblijvende opleidingsniveau maakt het voor deze groepen moeilijk om de stap naar nieuwe klanten en markten te zetten. Deze ondernemers richten zich vaak op hun eigen groep en zijn slecht vertegenwoordigd in externe netwerken. Het gemiddelde uitvalspercentage onder startende etnische ondernemers is zo'n 10 procent hoger dan het landelijk gemiddelde. Dit betekent overigens niet dat iedere etnische ondernemer een hogere uitvalskans heeft dan een autochtone collega. Het uitvalspercentage verschilt immers zeer per branche en etnische groep.

Het kabinet acht een verdere ontplooiing van het ondernemerspotentieel onder etnische groepen wenselijk. Dit betekent in de eerste plaats dat de verbetering van het algemene ondernemersklimaat moet worden voortgezet. Immers, etnische ondernemers zijn in de eerste plaats ondernemers. Het kabinet verwacht dat vooral een verbetering van het ondernemersklimaat, een vermindering van de regeldruk, aandacht voor de rol van het ondernemerschap in het onderwijs een positieve stimulans voor het ondernemerschap van etnische minderheden zal betekenen (zie verder paragraaf 4).

Voor de specifieke knelpunten van sommige etnische ondernemers zijn echter specifieke maatregelen nodig. Uitgaande van de veelsoortigheid van etnische ondernemers moeten specifieke maatregelen uitgaan van een lokale maatwerkaanpak, dichtbij de praktijk. Het kabinet kiest hier voor twee hoofdlijnen. In de eerste plaats wil het kabinet, via het grote steden-beleid stimuleren dat in de grote steden initiatieven worden genomen om het ondernemerschap onder etnische minderheden bevorderen. Het kabinet acht het wenselijk dat in de grote steden mentoren beschikbaar zijn voor de begeleiding en advisering van etnische ondernemers. Deze mentoren zullen ook een proactieve rol moeten spelen in het op gang brengen van lokale netwerken van of met etnische ondernemers. De gemeenten zullen bij de uitwerking van deze plannen het belang van gezonde en eerlijke concurrentieverhoudingen in acht moeten nemen. In de tweede plaats wil het kabinet stimuleren dat de instellingen die direct in aanraking komen met etnische ondernemers (Belastingdienst, Kamers van Koophandel, gemeenten) beter rekening kunnen houden met de specifieke etnische achtergronden van ondernemers (zie verder paragraaf 3). De actiepunten worden samengevat in paragraaf 5.

3. Een lokale maatwerkaanpak

Sommige etnische ondernemers kampen met specifieke problemen. Vooral laag opgeleiden in risicovolle branches als de horeca en de detailhandel kunnen terecht komen in een negatieve spiraal van lage marges en dalende inkomens. Deze ondernemers richten hun marktstrategie vaak uitsluitend op hun eigen etnische groep. De concurrentie op deze markten met etnische collega's en het grootwinkelbedrijf is vaak groot. Een combinatie van een laag opleidingspeil, geringe beheersing van de Nederlandse taal en een geringe professionaliteit verhindert het uitbreken van deze groepen ondernemers naar meer perspectiefrijke producten en markten. Ook de gebrekkige aanwezigheid van deze groepen in externe netwerken vormt een hinderpaal voor verdere professionalisering, marktverbreding en vernieuwing.

Uitgangspunt voor het kabinet is dat etnische ondernemers gelijke kansen moeten krijgen. Daar waar zich voor etnische ondernemers specifieke knelpunten voordoen zijn specifieke maatregelen wenselijk. Deze maatregelen moeten zo dicht mogelijk bij de praktijk aangrijpen. Uit ervaring blijkt ook dat deze groepen vaak moeilijk bereikbaar zijn voor overheidsinitiatieven. Een langdurige, structurele inspanning is daarom een voorwaarde voor succes. Op basis van een analyse van de lokale problematiek en perspectiefrijke lokale oplossingsrichtingen moeten maatregelen worden uitgewerkt. Kortom, de grote heterogeniteit van de etnische groepen, branches, geslacht en regio's maakt een lokale maatwerkaanpak essentieel.

Grote stedenbeleid

De overgrote meerderheid van de etnische ondernemers is actief in de grote steden. In het zgn. Doorstartconvenant Grote steden-beleid wordt daarom bijzondere aandacht besteed aan het wegnemen van specifieke belemmeringen voor etnische ondernemers. In het bijzonder zullen mentoren, bij voorkeur uit de eigen etnische groep, een rol krijgen in het verbeteren van de professionaliteit van deze ondernemers. Deze mentoren zullen ook initiatieven nemen om de ontwikkeling van lokale ondernemersnetwerken te stimuleren.

Omdat de gemeenten in het grote stedenbeleid de regie voeren, kunnen zij deze aanpak in overleg met andere partijen – o.a. de Kamers van Koophandel – vormgeven. Er zijn verschillende implementatiemodellen mogelijk. Zo adviseren de Kamers van Koophandel van de vier grote steden in hun advies «De wijk in bedrijf» om «wijkconsulenten» in te stellen die onder meer een mentor-aanpak en de netwerkvorming vorm kunnen geven. In aansluiting op de SER pleit het kabinet overigens voor een goede stroomlijning van het ondersteuningsaanbod. Dit zal door lokale en regionale samenwerking, onder regie van de gemeenten, moeten worden bereikt. Lokale startersinitiatieven zouden daarbij invulling kunnen geven aan een intensievere begeleiding van starters. Het ministerie van EZ zal in overleg met de gemeenten nagaan hoe een goede stroomlijning kan worden bevorderd.

Ook op andere gebieden is een pro-actieve rol van gemeenten ten aanzien van het stedelijk ondernemersklimaat een essentiële randvoorwaarde voor de verdere ontwikkeling van etnisch ondernemerschap. In dit kader zijn lokale initiatieven denkbaar voor een stimulerend lokaal ondernemersklimaat, waaronder de – lopende – initiatieven op het gebied van bedrijfshuisvesting, financiering en advisering en begeleiding. Ook deze elementen zijn meegenomen in het Doorstartconvenant Grote steden-beleid. Het kabinet stemt in met de mening van de Raad dat specifieke bedrijvencentra voor etnische ondernemers niet de voorkeur verdienen. Dit zou de noodzakelijk integratie van deze ondernemers in externe netwerken niet ten goede komen.

Ook op andere terreinen kunnen gemeenten een stimulerende invloed uitoefenen op de ontwikkeling van het ondernemerschap van etnische minderheden. De Raad wijst erop dat bepaalde vormen van marktafscherming, gericht op álle buitenstaanders, ongunstig kunnen uitwerken voor etnisch ondernemerschap. Het is inderdaad mogelijk dat bepaalde (winkel)lokaties en marktsegmenten door hoge huren en vormen van coöptatie voor etnische ondernemers onbereikbaar zijn. Het is echter niet op voorhand duidelijk in hoeverre deze constructies juridisch onoirbaar zijn en het ondernemerschap van etnische minderheden werkelijk belemmeren. Gemeenten en provincies zullen per geval moeten nagaan in hoeverre deze constructies de lokale economische dynamiek beïnvloeden.

Tenslotte wil het kabinet in overleg met lokale overheden onderzoeken hoe de bestaande kennis en ervaring op het gebied van het stimuleren van ondernemerschap toegankelijk kan worden gemaakt voor lokale beleidsmakers en -uitvoerders. In het Doorstartconvenant Grote steden-beleid is afgesproken dat in het kader van de algemene kenniscentrumdiscussie wordt bezien of kennis over etnisch ondernemerschap kan worden gebundeld en toegankelijk gemaakt voor beleidsmakers en andere betrokkenen.

Voor de financiering van deze inspanningen kan worden geput uit het budget voor niet-fysieke projecten dat in het kader van het grote steden-beleid beschikbaar is en vooralsnog in totaal f 220 mln tot 2010 bedraagt.

Interculturalisatie van het bestuur

Instellingen waarmee etnische ondernemers in aanraking komen moeten zich bewust zijn van de specifieke etnische achtergronden van hun cliënten. Naast goede voorbeelden zijn er voorbeelden waarbij een kansrijk contact tussen een etnische ondernemer en een instelling stuk liep op culturele misverstanden. De noodzaak van interculturalisatie is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de instellingen zelf. Particuliere en (semi)-overheidsorganisaties moeten op alle niveaus rekening gaan houden met de veranderende bevolkingssamenstelling. Voor etnische ondernemers zijn vooral de Kamers van Koophandel, de Belastingdienst, gemeenten en provincies, Syntens en de andere lokale startersinitiatieven van belang. Maar ook voor particuliere organisaties – zoals banken, accountants en ondernemersorganisaties – is interculturalisatie een noodzaak.

Het kabinet constateert dat deze organisaties zich in veel gevallen zeer bewust zijn van deze noodzaak. Een eerste voorbeeld is de Kamer van Koophandel. De Kamers van Koophandel hebben als basistaak het bevorderen van de economische belangen in hun regio. Een onderdeel van deze basistaak is het geven van voorlichting en advies aan startende ondernemers. De Kamers van Koophandel van de vier grote steden hebben een plan van aanpak opgesteld om de dienstverlening aan ondernemers van etnische afkomst zodanig in te richten dat deze doelgroepen goed worden bereikt. Daarnaast willen deze Kamers klankbordgroepen van etnische ondernemers gaan vormen om deze doelgroep beter bij de activiteiten van de Kamers te betrekken. Het kabinet wil stimuleren dat ook andere Kamers stappen op dit gebied gaan zetten en gebruik zullen maken van hun ervaringen. In het kader van het hierna te noemen MOTOR-project is een begin gemaakt met interculturalisatiecursussen voor baliemedewerkers.

Ook voor de Belastingdienst vormen etnische ondernemers een groeiende doelgroep. De Belastingdienst heeft onlangs een samenhangend beleid ontwikkeld en aanvaard, om de communicatie met en de dienstverlening aan allochtone belastingplichtigen te optimaliseren.

MOTOR

Sinds november 1997 loopt het MOTOR (migranten ondernemers: talent, opleiding, resultaat)-project. In de eerste fase van dit project is informatiemateriaal ontwikkeld en verspreid en is een begin gemaakt met de bevordering van samenwerking tussen lokale instellingen en organisaties. Binnenkort start MOTOR met de voorgenomen tweede fase, tot aan het einde van het project in 2000. De concrete activiteiten in de tweede fase zijn zodanig gekozen dat ze aansluiten bij de bevindingen van de Raad en het ITS-rapport «Een factor van betekenis». De activiteiten zijn zodanig gekozen dat ze na afloop van het project kunnen worden overgenomen door lokale instanties. Zo zal er een toegankelijk overzicht worden gemaakt van de bestaande relevante lokale initiatieven op dit terrein; er zal een inventarisatie plaatsvinden van initiatieven gericht op netwerkvorming van allochtonen, met aanbevelingen voor gemeenten; er zal een evaluatie plaatsvinden van de cursus «Een eigen bedrijf beginnen in Nederland» en er zal een landelijke werkconferentie worden gehouden.

4. Algemeen ondernemersklimaat

Algemeen ondernemersklimaat doorslaggevend

Etnische ondernemers zijn in de eerste plaats ondernemers. Veel etnische ondernemers stellen dan ook geen prijs op dit etiket. Net als bij autochtone ondernemers is het algemene ondernemersklimaat vaak bepalend voor zijn of haar succes. Zo heeft de structurele groei van de dienstensector een belangrijke stimulans gevormd voor het etnisch ondernemerschap. Ook de gunstige winstvooruitzichten in de afgelopen jaren hebben een positief effect gehad op de resultaten van alle ondernemers. Hetzelfde geldt voor de overheidsmaatregelen om het ondernemerschap te stimuleren, zoals de fiscale maatregelen, het mededingingsbeleid, het technologiebeleid en het verminderen van de administratieve lastendruk.

Ondernemerschap is een bron van maatschappelijke dynamiek. Het Ministerie van EZ wil ondernemerschap stimuleren door voor ieder die dat wil starten mogelijk te maken en mogelijkheden voor groei te bevorderen. In het voorjaar van 1999 zal de Kamer een beleidsnotitie over dit onderwerp ontvangen. Het spreekt vanzelf dat maatregelen om start en groei te stimuleren ook een positief effect zullen hebben op het ondernemerschap van etnische minderheden.

Betere regelgeving en betere uitvoering van regelgeving

De administratieve vereisten in een complexe samenleving als de Nederlandse vormen voor ondernemers, zeker ondernemers in het midden- en kleinbedrijf, geen eenvoudige opgave. Voor ondernemers met een etnische achtergrond kan het voldoen aan deze regelgeving een relatief grote opgave vormen. Het kabinet zal de inspanningen om de administratieve lastendruk verder te verminderen, zowel op Rijks als op lokaal niveau, daarom krachtig voortzetten. Thans werkt de Commissie Slechte aan concrete voorstellen om de totale administratieve lastendruk in ons land met zo'n 25% te verminderen. Naar verwachting zullen deze voorstellen volgend jaar gereed zijn.

Het kabinet onderschrijft daarnaast de aanbevelingen van de raad ter zake van het instellen van één-loketfuncties en betreffende de doorlooptijden van vergunningaanvragen (korte doorlooptijd, heldere procedures). In het MDW-rapport Vergunningsprocedures bij bedrijfsvestiging zijn de mogelijkheden geïnventariseerd om de verlening van verschillende soorten vergunningen bij de vestiging van bedrijven beter op elkaar af te stemmen en te verbeteren wat betreft de administratieve lasten die daaruit voor het bedrijfsleven voortvloeien. Het implementatieplan voor dit project zal dit najaar gereedkomen. Daarnaast zal het kabinet concrete stappen zetten om een samenhangende informatievoorziening aan burgers en bedrijven, bijvoorbeeld via één bedrijvenloket, te stimuleren.

De raad wijst in haar advies op het feit dat potentiële etnische ondernemers vaak struikelen over de vereiste Algemene Ondernemersvaardigheden (AOV) en lang niet altijd aan de vergunningsvereisten van de Vestigingswet voldoen. Thans wordt de Vestigingswet geëvalueerd. Het evaluatie-rapport zal in het voorjaar van 1999 aan de Tweede Kamer worden gezonden. Het kabinet zal bij haar conclusies over het evaluatie-rapport bijzondere aandacht besteden aan de specifieke knelpunten van etnische ondernemers op dit terrein.

Financiering

De meeste ondernemers beginnen hun bedrijf met eigen kapitaal of kapitaal van familieleden. Vaak gaat het om kleine bedragen, maar naarmate de onderneming groeit, groeit ook de kapitaalbehoefte. Bij bewezen succes neemt de kredietwaardigheid van ondernemers toe. Veel ondernemers doen pas dan een beroep op de banken of andere vermogensverschaffers. Dit geldt ook voor etnische ondernemers. De SER constateert dat de commerciële banken thans de communicatie met etnische ondernemers trachten te verbeteren. De raad wijst bijvoorbeeld op de Turkse desk van de ABN/Amro en de voornemens van de RABO, VSB en de Triodosbank.

Voor veel ondernemers vormt het aantrekken van voldoende kapitaal een probleem. Soms stuiten ze hierbij op individuele knelpunten, zoals een gering eigen (familie)-vermogen of een gebrekkige kennis over financiële dienstverlening. Vaak zijn deze knelpunten generiek van karakter en hangen ze samen met de kenmerken van kredietverlening aan startende ondernemers: vaak gaat het om kleine kredieten met hogere risico's en geringe zekerheden. Voor banken geldt bijvoorbeeld dat de rentabiliteit van kleine kredieten zeer laag is. Voorts kunnen banken de risico's van nieuwe ondernemingen vaak moeilijk inschatten. Veel starters ontberen bovendien voldoende zekerheden. Dit leidt ertoe dat banken zeer terughoudend zijn in hun kredietverlening aan ondernemers, waaronder ook etnische ondernemers.

Verschillende overheidsmaatregelen sluiten aan bij deze generieke knelpunten en hebben tot doel de kapitaalmarkt beter te laten werken. De Tante Agaath-regeling beoogt het voor particulieren aantrekkelijker te maken om in startende bedrijven te stimuleren. Voor deze crediteuren is de rentevrijstelling verhoogd met f 5000,-. Voorts zijn verliezen op Agaath-leningen fiscaal aftrekbaar tot een bedrag van f 50 000,-. Starters met een bijstandsuitkering kunnen een beroep doen op de kredietmogelijkheden van de Bbz. Ondernemers in het midden- en kleinbedrijf kunnen gebruik maken van de Borgstellingsregeling MKB. Kleine en middelgrote bedrijven kunnen een beroep doen op staatsgarantie tot 44% van een bankkrediet (voor startende ondernemers is dit 66%). Deze regeling beoogt de financiering van gezonde bedrijven met weinig zekerheden te verbeteren. De regeling wordt geëvalueerd; het evaluatie rapport zal in 1999 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Tenslotte worden op lokaal niveau interessante initiatieven ondernomen, soms met mede-financiering door het Rijk (grote stedenbeleid) of de Europese Unie. Bijvoorbeeld, in Den Haag en Leiden bestaan gemeentelijke garantiefondsen, vooral gericht op starters uit een uitkeringssituatie. Daarnaast zijn er verschillende particuliere organisaties actief op het gebied van kredietverlening aan bijzondere groepen, zoals Stason en Mama Cash.

Een mogelijke optie om de beschikbaarheid van kleine kredieten voor zelfstandige ondernemers te verbeteren vormen programma's op het gebied van micro-kredieten. In ontwikkelingslanden zijn goede ervaringen opgedaan met groepskredietverlening, waarbij kleine groepen kredietnemers voor elkaar borg staan. Het kabinet onderzoekt in het kader van het grote steden-beleid of deze aanpak perspectieven biedt voor Nederland. Een voorwaarde is wel dat zicht bestaat op een directe betrokkenheid van de marktsector en een structurele inbedding van deze programma's.

Onderwijs, scholing, beroepskeuze-advisering

Het kabinet deelt de mening van de raad dat meer ruimte moet worden geboden aan initiatieven vanuit een visie dat ondernemerschap een activiteit is die je ook kunt leren. Het aanleren van een ondernemende houding en van ondernemersvaardigheden is als zodanig een opgave voor het gehele onderwijssysteem. Er lopen reeds verschillende initiatieven die goed in deze lijn passen. Zo is onder andere in het beroepsonderwijs de aandacht voor het zelfstandig ondernemerschap gegroeid. Ook in de sfeer van volwasseneneducatie, bij de beroepskeuze-advisering en bij scholingstrajecten moet het perspectief van het ondernemerschap, naast dat van het werknemerschap een duidelijke plaats krijgen. Dit thema zal verder worden uitgewerkt in een beleidsnotitie over ondernemerschap die komend voorjaar zal worden gepresenteerd.

De Raad wijst op de drempel die de huidige AOV-eisen voor veel laag opgeleiden vormen, waaronder veel etnische aspirant ondernemers. De Raad acht hier in de didactische sfeer veel verbeteringen mogelijk. Door een minder klassikale aanpak en meer praktijkgericht onderwijs, goed aansluitend bij de eigen belevingswereld van etnische studenten, zou de voorbereiding van etnische starters op het zelfstandig ondernemerschap kunnen worden verbeterd.

In het kader van het MOTOR-project is aan deze problematiek aandacht besteed door een cursus «Vooropleiding voor Anderstaligen» aan te bieden. In de tweede fase van MOTOR zal deze cursus worden geïntegreerd met de cursus Algemene Ondernemersvaardigheden. Het ministerie van Economische Zaken is voornemens deze cursus te ondersteunen. Na afloop van het MOTOR-project wordt deze cursus overgedragen aan de Stichting Contactraad Handelsonderwijs.

Voor het overige wil het kabinet het vraagstuk van de AOV-opleiding plaatsen in het kader van de lopende evaluatie van de Vestigingswet. De uitkomsten van deze evaluatie zullen in het voorjaar van 1999 aan de Kamer worden overhandigd.

Starten uit een uitkering

In 1997 is het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen geëvalueerd. Uit deze evaluatie zijn een aantal voorstellen voortgevloeid om het Bbz te verbeteren. Deze voorstellen zullen de kansen voor etnische uitkeringsgerechtigden om voor zichzelf te beginnen vergroten. Op 16 oktober is over deze voorstellen een SER-advies uitgebracht. Er wordt naar gestreefd om deze voorstellen, na behandeling in het parlement, in de loop van het jaar 1999 in te voeren. Deze voorstellen hebben betrekking op:

– de invoering van een voorbereidingsperiode, in deze periode wordt de pré-starter begeleid en kan hij een krediet van maximaal f 5 000 verkrijgen om een marktonderzoek uit te voeren of een kleine investering te doen;

– een verhoging van het te verstrekken krediet aan starters van f 42 000 naar f 60 000;

– een verlenging van de maximale periode van inkomensaanvulling van 18 naar 36 maanden;

– in het eerste jaar na de start kan de starter worden begeleid;

– bij de beoordeling van de levensvatbaarheid wordt rekening gehouden met het inkomen van een vast parttime dienstverband van de starter of van zijn partner;

– indien de starter als gevolg van zorgtaken of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid niet in staat is om fulltime met het bedrijf of beroep bezig te zijn, kan gedurende de periode dat deze omstandigheden aanwezig zijn voor het deel van de tijd die beschikbaar is voor productieve arbeid de uitkering worden voortgezet;

– om de uitvoering van het Bbz te verbeteren wordt een projectgroep ingesteld waarin voorstellen zullen worden ontwikkeld ten aanzien van de vraag welke organisatievorm een zo groot mogelijk draagvlak voor de uitvoering van het Bbz biedt, waarbij uitdrukkelijk de variant van centrumgemeenten in beeld moet worden gebracht;

– er zal een projectgroep worden ingesteld waarin de eisen zullen worden geformuleerd waaraan de adviesorganen die de levensvatbaarheid van de Bbz-aanvragers toetsen moeten voldoen;

– nagegaan zal worden welke verbeteringen kunnen worden aangebracht om het starten vanuit de WAO en de WW te bevorderen.

De Raad vraagt ook aandacht voor de mogelijkheden van particuliere dienstverlening voor etnische ondernemers. Zij acht meer aandacht voor marktontwikkeling, naast het werkgelegenheidsaspect, wenselijk. Thans loopt de Regeling Schoonmaakdiensten Particulieren. Deze regeling biedt loonkostensubsidies voor werkgevers in de schoonmaakbranche die langdurig werklozen in dienst nemen en tegelijk contracten afsluiten voor schoonmaakwerk bij particulieren. Deze regeling zal eind 1999 worden geëvalueerd. In dit onderzoek zullen ook de mogelijkheden voor het stimuleren van zelfstandig ondernemerschap worden meegenomen.

5. Actiepunten

– In de deel-convenanten die de grote steden in het kader van het grote steden-beleid zullen opstellen zal aandacht worden besteed aan de bevordering van het ondernemerschap onder etnische minderheden.

– In dit kader zullen mentoren, bij voorkeur uit de eigen etnische groep, een rol krijgen bij de verbetering van de professionaliteit van deze ondernemers. Ook zullen die mentoren initiatieven nemen om de ontwikkeling van lokale ondernemersnetwerken te stimuleren.

– Eveneens in het kader van het grote steden-beleid zal met gemeenten, commerciële banken en instellingen overleg worden gevoerd over de mogelijkheden om de kredietverlening aan kleine ondernemers uit etnische minderheden te verbeteren door groepsprogramma's voor microkredieten tot stand te brengen.

– De Kamers van Koophandel en de vier grote steden hebben een plan van aanpak opgesteld om de dienstverlening aan ondernemers van etnische afkomst zodanig in te richten dat deze doelgroepen goed worden bereikt. Het kabinet wil stimuleren dat ook andere kamers stappen op dit gebied gaan zetten en gebruik zullen maken van hun ervaringen. Ook de Belastingdienst heeft op dit gebied beleid ontwikkeld.

– Het MOTOR-project zal worden voortgezet met een tweede fase, waarin onder meer een inventarisatie plaats zal vinden van initiatieven gericht op netwerkvorming van allochtonen, met aanbevelingen voor gemeenten.

– In de conclusies van de evaluatie van de Vestigingswet zal door het kabinet bijzondere aandacht worden geschonken aan de problemen die voor etnische minderheden spelen bij het voldoen aan de vestigingseisen.

– Het ministerie van Economische Zaken zal in het voorjaar van 1999 een beleidsnotitie aan de Tweede Kamer sturen met maatregelen om het ondernemerschap te stimuleren; deze maatregelen zullen ook een positief effect hebben op het ondernemerschap van etnische minderheden.

– In de tweede fase van het MOTOR-project zal het ministerie van Economische Zaken de geïntegreerde cursus «Vooropleiding voor Anderstaligen»/«Algemene Ondernemersvaardigheden» ondersteunen.

– In 1999 zal een aantal voorstellen ter verbetering van de Bijstandsbesluit zelfstandigen, als gevolg waarvan de kansen voor etnische uitkeringsgerechtigen om voor zichzelf te beginnen worden vergroot, van kracht worden.

De regeling schoonmaakdiensten voor particulieren zal eind 1999 worden geëvalueerd. Daarbij zullen ook de mogelijkheden voor het stimuleren van zelfstandig ondernemerschap worden meegenomen.


XNoot
1

Etnische ondernemers zijn ondernemers uit groepen die in het overheidsbeleid officieel tot de minderheden worden gerekend. Allochtone ondernemers zijn ondernemers uit niet-Westers-georiënteerde herkomstlanden en/of minderheidsgroepen. Etnische ondernemers zijn dus altijd allochtone ondernemers, maar niet andersom.

Naar boven