nr. 85
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN DE STAATSSECRETARIS
VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 27 augustus 1999
Bij brief van 16 juli jl. (kamerstukken II, 1998/1999, 26 200 XV,
nr. 82) hebben wij u geïnformeerd over het besluit van het kabinet tot
tijdelijke compensatie van de achteruitgang in huursubsidie van een bepaalde
groep werknemers die werkzaam zijn in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden.
Aanleiding hiertoe was het aanvaarden door de Tweede Kamer van de motie van
de leden Van Gent, Spoelman e.a. (kamerstukken II, 1998/1999, 26 200
XV, nr. 76).
Over de uitvoering van deze compensatie informeren wij u bij deze nader,
conform de toezegging in genoemde brief.
Het Ministerie van SZW zal met een subsidieregeling tijdelijk de achteruitgang
in huursubsidie per 1 juli 1999 van een hieronder nader aangegeven categorie
WIW-werknemers compenseren die het gevolg is van de stijging van het belastbaar
inkomen per 1 januari 1998 door het wegvallen van de Wet Vermeend-Moor.
De regeling kent een afbouw in drie jaren. Een langere compensatie vindt
het kabinet niet wenselijk. Het langer continueren van een hogere aanspraak
op huursubsidie van de betreffende categorie WIW-werknemers ten opzichte van
andere werknemers met een vergelijkbare inkomenspositie is onrechtvaardig
en belemmert de beoogde uitstroom uit WIW-dienstbetrekkingen naar reguliere
arbeid.
De doelgroep van de regeling bestaat uit personen die:
• reeds voor 1 januari 1996 werkzaam waren in de banenpoolregeling.
Op personen die later zijn ingestroomd was de Wet Vermeend-Moor niet meer
van toepassing. Deze personen hebben dus geen achteruitgang in huursubsidie
als gevolg van het wegvallen van de Wet Vermeend-Moor.
• nog steeds werkzaam zijn in een WIW-dienstbetrekking.
• per 1 juli 1999 een verminderde aanspraak op huursubsidie hebben
als gevolg van het wegvallen van de Wet Vermeend-Moor.
Voor personen binnen de hierboven genoemde doelgroep zal eenmalig de achteruitgang
in huursubsidie per 1 juli 1999 als gevolg van het wegvallen van de Wet Vermeend-Moor
worden vastgesteld. Een achteruitgang in huursubsidie die het gevolg is van
het feit dat men in 1998 meer verdiende dan in 1997 of vanwege andere oorzaken
wordt niet gecompenseerd.
In het eerste jaar wordt volledig gecompenseerd, in het tweede, respectievelijk
derde jaar 2/3 en 1/3 deel. In het tweede en het derde jaar wordt de hoogte
van de compensatie dus niet opnieuw berekend. Wel zal worden getoetst of betrokkenen
nog steeds een WIW-dienstbetrekking hebben en of betrokkenen zonder het wegvallen
van de Wet Vermeend-Moor nog in aanmerking zouden zijn gekomen voor huursubsidie.
Door de afbouw ontstaat per 1 juli 2002 een situatie waarin deze personen
evenveel recht op huursubsidie hebben als andere personen met een vergelijkbaar
bruto inkomen.
De hoogte van de compensatie kan pas in de loop van het jaar 2000 exact
worden berekend. Hiervoor is immers de definitieve vaststelling van de huursubsidie
per 1 juli 1999 per huishouden nodig. Deze definitieve vaststelling vindt
eerst in de loop van 2000 plaats.
Om er toch voor te zorgen dat betrokkenen eerder gecompenseerd worden
is ervoor gekozen om nog in 1999 een voorlopige toekenning te verstrekken
die gebaseerd is op voorlopige gegevens. Bij de verstrekking van de compensatie
voor het tweede jaar wordt dan een eventuele over- of ondercompensatie verrekend.
De compensatie wordt onder de eindheffing van de loonbelasting gebracht,
zodat de ontvanger geen aanvullende inkomstenbelasting behoeft te betalen
en de compensatie niet meegerekend wordt voor het belastbaar inkomen.
De regeling zal worden uitgevoerd door het Ministerie van VROM. Het Ministerie
van VROM beschikt over de meeste gegevens die nodig zijn voor de berekening
van de compensatie: huishoudinkomen, hoogte van de huur en hoogte van de huursubsidie.
Het Ministerie van SZW zal aan de gemeenten als werkgevers van de WIW-werknemers
vragen om een opgave van de personen die het betreft met de relevante inkomensgegevens.
Door matching van de gegevens van VROM en de gegevens van gemeenten kan per
huishouden de hoogte van de compensatie worden bepaald.
Deze ministeriële regeling zal zijn gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies.
De totale kosten van de compensatieregeling bedragen naar schatting ca. f 50
miljoen, inclusief brutering en uitvoeringskosten, en zullen ten laste van
de SZW-begroting worden verrekend met het Ministerie van VROM. In de SZW-begroting
is inmiddels een budgettaire voorziening getroffen.
Een exacte opgave van de kosten is op dit moment niet te geven omdat daarvoor
de relevante gegevens ontbreken.
De ministeriële regeling zal op de zo kortst mogelijke termijn worden
gepubliceerd in de Staatscourant. Uitbetaling van het voorschot zal zo spoedig
mogelijk daarna, doch in ieder geval nog dit jaar plaatsvinden.
De gemeenten, als uitvoerders van de WIW en via de gemeenten de betreffende
WIW-werknemers zullen hierover zo snel mogelijk worden geïnformeerd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
K. G. de Vries
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer,
J. W. Remkes