Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26200-XIII nr. 57 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26200-XIII nr. 57 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 8 september 1999
Met deze brief informeer ik u op hoofdlijnen over de beleidsmatige invulling van het Besluit subsidies regionale investeringsprojecten 2000 (IPR).
De IPR wordt als instrument van regionaal economisch beleid vermeld in de Nota Ruimtelijk Economisch Beleid van 1 juni 1999 (Kamerstukken II, 1998–1999, 26 570, nr. 1). De IPR zal gelden gedurende de beleidsperiode 2000–2006 van genoemde nota en is een voortzetting van de huidige IPR-regeling, die op 31-12-1999 afloopt.
Genoemd besluit heb ik inmiddels voor advies aan de Raad van State voorgelegd en voor goedkeuring naar de Europese Commissie gestuurd.
Het Besluit subsidies regionale investeringsprojecten behoort tot het instrumentarium van het regionaal economisch beleid. Het is een voortzetting van het regionale beleid zoals dat al sinds 1969 op grond van ministeriële regelingen wordt gevoerd. Dit beleid is gericht op regio's met een zwakke economische structuur. Het instrumentarium beoogt versterking van die structuur waardoor de economische achterstand ten opzichte van de rest van Nederland wordt weggewerkt.
In 1998 is het instrument geëvalueerd. Belangrijkste conclusie die uit de evaluatie getrokken kan worden is dat een subsidie een wezenlijke invloed uitoefent op ondernemers bij de locatiekeuze van nieuwe vestigingen. Driekwart van de respondenten heeft aangegeven dat de subsidie doorslaggevend is of in zeer belangrijke mate heeft bijgedragen tot bedrijfsvestiging in een door het besluit begunstigde regio. Bij uitbreidingsinvesteringen is hier nauwelijks sprake van. Voor deze categorie investeringen blijkt volgens het evaluatierapport het instrument onvoldoende effectief te zijn. De meeste uitbreidingsprojecten zouden zonder subsidie toch wel tot stand worden gebracht. Voor zover toch uitbreidingsinvesteringen gefaciliteerd zouden worden dan zou dit alleen voor grote projecten moeten gelden of voor projecten die de regio dreigen te verlaten. Een andere belangrijke conclusie is dat een subsidie de financiering van investeringsprojecten vergemakkelijkt en vaak leidt tot vergroting van de investeringsomvang. Tot slot valt uit de evaluatie als belangrijke conclusie te trekken, dat de subsidie van voldoende omvang dient te zijn om als lokmiddel te dienen bij de locatiekeuze.
Het evaluatierapport heb ik u op 21 januari 1999 toegestuurd en op 4 maart 1999 met de vaste Commissie voor Economische Zaken van uw Kamer besproken.
Bij de vormgeving van het instrument voor de jaren 2000–2006 hebben de conclusies van het evaluatierapport zwaar meegewogen.
Het besluit richt zich dan ook primair op vestiging van nieuwe ondernemingen. Uitbreidingsinvesteringen worden niet meer gesubsidieerd, behoudens uitbreidingsinvesteringen van strategische aard.
Bij dit laatste gaat het om een zeer beperkte groep majeure uitbreidingsprojecten (subsidiabele investeringen tenminste f 30 mln.) van in het Noorden gevestigde ondernemingen die in concernverband moeten opboksen tegen een buitenlandse zusteronderneming in de Europese Unie die ook wil uitbreiden in dezelfde productie en die kan rekenen op een (uitbreidings)subsidie van haar overheid. De kans is aanwezig dat de concernleiding zal kiezen voor de uitbreiding bij haar dochteronderneming, die wel overheidssteun kan krijgen. Door een dergelijke beslissing kan de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijf verzwakt worden met alle gevolgen voor de continuïteit van dit bedrijf op termijn.
Voorts wordt de subsidiemogelijkheid voortgezet, die in 1998 is gecreëerd voor zeer omvangrijke investeringsprojecten, waarbij sprake is van een fundamentele wijziging in het product of in het productieproces van een industrieel bedrijf. Het moet dan gaan om tenminste f 100 mln. investeringen voor industriële bedrijven met tenminste 400 werknemers.
Congrescentra zullen van subsidiëring worden uitgesloten. Ervaring met voorgaande regelingen heeft geleerd dat aan grootschalige internationale congrescentra met een congresaccommodatie voor ten minste 1000 personen geen bijzondere behoefte bestaan. Bovendien lokte de subsidiefaciliteit projectvoorstellen uit die bij nadere beschouwing niet tot de doelgroep bleken te behoren.
Aangezien de IPR een stimuleringsregeling is heb ik bij de vormgeving van het nieuwe instrument de IPR ontdaan van een aantal beperkingen, die in het verleden vaak vanuit budgettaire overwegingen in de opeenvolgende regelingen is aangebracht, maar die het lokeffect van een investeringssubsidie verzwakt. Zo zal de IPR wat betreft de subsidiabele investeringscomponenten in de pas lopen met de zogeheten Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen van de Europese Commissie, waardoor sprake zal zijn van een ruimere subsidiegrondslag.
Voorts zullen bedrijfsverplaatsingen naar een IPR-regio wel gesubsidieerd worden, wat thans volgens de huidige IPR niet mogelijk is. Immers, het gaat er bij de IPR om de IPR-regio's als vestigingslocatie nadrukkelijk te positioneren ten opzichtte van andere regio's. Een hoge subsidie doet dit. In de huidige IPR wordt een bedrijfsverplaatsing naar een IPR-regio echter volledig gecorrigeerd op de nieuwe investeringen, zodat per saldo geen subsidie overblijft. Bedrijven buiten een IPR-regio die zich elders willen vestigen, bijvoorbeeld omdat de huidige locatie te krap is geworden, krijgen door die correctie dus geen stimulans om zich in een IPR-regio te vestigen. Daarentegen dienen bedrijfsverplaatsingen binnen IPR-regio's niet gesubsidieerd te worden. Dit is in lijn met de IPR-filosofie dat ondersteuning alleen betrekking mag hebben op de investeringen die additioneel zijn voor de IPR-regio.
Wat betreft het gebied waar het besluit van toepassing zal zijn wordt in het Besluit aangegeven dat dit per ministeriële regeling zal geschieden. De gebiedsaanwijzing zal pas plaats kunnen vinden, nadat de Europese Commissie akkoord is gegaan met het daartoe strekkende Nederlandse voorstel. Inzake dit voorstel heb ik u per brief d.d. 29 maart 1999 geïnformeerd (Kamerstukken II, 1998–1999, 26 200 XIII, nr. 42).
Met de Europese Commissie is nadien overleg gevoerd over het Nederlandse voorstel. In het voorstel ziet de Commissie echter enkele struikelblokken op het vlak van de gebiedsaanwijzing en de aldaar geldende steunintensiteit, die acceptatie van het voorstel door de Commissie verhinderen. Dit heeft ertoe geleid dat de Commissie op 10 augustus 1999 de regering heeft bericht dat de procedure van artikel 88, tweede lid, van het EG-verdrag is gestart. De procedure behelst ondermeer een officiële bekendmaking van de Commissie dat zij niet instemt met het door Nederland ingediende voorstel. In haar schrijven vraagt de Commissie een nadere toelichting op de Nederlandse voorstellen. Na beantwoording zal naar verwachting verder overleg met de Commissie volgen. De Nederlandse inzet in de onderhandelingen met de Commissie is erop gericht om de voorstellen zoveel mogelijk geaccepteerd te krijgen door de Commissie. Als er zich de komende tijd belangrijke ontwikkelingen voordoen, zal ik u hiervan op de hoogte stellen.
Het (ontwerp)besluit is inmiddels voor advies aan de Raad van State voorgelegd en voor goedkeuring naar de Europese Commissie gestuurd. De goedkeuringstermijn bij de Commissie neemt doorgaans 4 maanden in beslag.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26200-XIII-57.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.