26 200 XIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 1999

nr. 56
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 7 juli 1999

De vaste commissies voor Economische Zaken1, voor Financiën2 en voor Justitie3 hebben op 23 juni 1999 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken, staatssecretaris Vermeend van Financiën en minister Korthals van Justitie over:

– de herpositionering van de ECD (26 200-XIII, nr. 36;

– de brief van de minister van Justitie d.d. 8 april 1999 inzake de herpositionering van de ECD in relatie tot het regeerakkoord 1998 en de bijzondere opsporingsdiensten (Just-99-298).

Van het overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Voûte-Droste (VVD) steunde het streven van de regering om het toezicht op de financiële sector te versterken om strafbare feiten in het financieel-economische domein doelmatig te kunnen opsporen. De regering heeft sinds de gebeurtenissen van twee jaar geleden op het punt van integriteit, fiscale fraude en misbruik van voorwetenschap een versterking van de toezichtstructuur in alle sectoren in gang gezet. Samen optrekken van ECD en FIOD zag mevrouw Voûte als samen sterk.

Financieel-economische fraude en fiscale fraude liggen in elkaars verlengde. Het gaat erom de opsporing zo doelmatig te maken dat ze efficiënt is. Mevrouw Voûte vond het op zichzelf wel doelmatig dat de regering de informatie in de brieven summier gehouden heeft, maar daardoor waren er voor haar wel wat vragen overgebleven. Hoe verhoudt de herpositionering van de ECD zich tot de integrale en gestructureerde aanpak van de regering, met name bij de bijzondere opsporingsdiensten? En hoe verhoudt de positie van de medewerkers van de ECD zich tot die van alle andere opsporingscombinaties? Wat is de relatie van de ECD tot het onlangs opgezette Financieel expertisecentrum (FEC) en tot BUMA/STEMRA? Deze instellingen hebben veel deskundigheid ontwikkeld op het gebied van piraterij en mevrouw Voûte wilde voorkomen dat deze verloren zou gaan.

De heer Van den Akker (CDA) vond de informatie in de brieven te mager om de voorgestelde herpositionering van de ECD goed te kunnen beoordelen. Ook de CDA-fractie hecht sterk aan het voorkomen en bestrijden van economische bedrijfscriminaliteit en zij vindt toezicht, controle en opsporing des te belangrijker nu er steeds meer aan de markt wordt overgelaten. Bundeling van deskundigheid en informatie kan tot betere opsporingsresultaten leiden, maar de heer Van den Akker meende dat er voor een fusie van ECD en FIOD wel heel goede argumenten zouden moeten zijn en dat daarbij ook de timing erg belangrijk is. Wat is de meerwaarde van deze fusie? Ziet de overheid in de vele signalen dat zij weinig toezicht houdt ter voorkoming van economische bedrijfscriminaliteit, met vele vormen van oneerlijke concurrentie als gevolg, juist geen aanleiding om de huidige positie van de ECD binnen het ministerie van Economische Zaken te versterken? De heer Van den Akker veronderstelde dat bij een fusie de nadruk te veel op de bestrijding van fiscale fraude zou komen te liggen, die hij overigens ook heel belangrijk vond. Op het gebied van een aantal wetten is de ECD als enige dienst verantwoordelijk voor het toezicht. Het toezicht van de ECD is ook veelal preventief, terwijl de FIOD voornamelijk achteraf ingrijpt. De ECD heeft verder voor ondernemers een veel lagere drempel dan de FIOD; het beeld van de FIOD bij ondernemers komt de objectieve praktijkcontrole door de ECD niet ten goede.

De minister van Justitie heeft een coördinerende functie bij de fraudebestrijding en in het kader van de ondernemingswetgeving zal het ministerie met vijftien formatieplaatsen versterkt worden. Waarom heeft de regering er met het oog op bundeling van ervaring en deskundigheid en het kunnen beschikken over gemeenschappelijke informatie niet voor gekozen, de ECD bij Justitie onder te brengen? De heer Van den Akker zag de beoogde fusie verder niet alleen als een versterking van Financiën, maar ook als een verzwakking van Economische Zaken. Waarom gaat EZ hiermee zo gemakkelijk akkoord? Wat zullen de gevolgen zijn voor de uitvoering van de huidige taken van de ECD? Er staat in een van de brieven dat deze na de herpositionering van de ECD door middel van convenanten met andere ministeries gewaarborgd moet worden. Hoe zal dit in z'n werk gaan?

De CDA-fractie vindt dat het doel van de fusie niet alleen efficiëntie, maar ook doelmatigheid moet zijn. Economische bedrijfscriminaliteit moet worden aangepakt, zo mogelijk met een lik-op-stukbeleid. Vormt de omvang van de ECD, met ongeveer 250 FTE's, op zichzelf een reden om een fusie na te streven? Welke consequenties zullen er zijn voor het personeel? Worden gedwongen ontslagen uitgesloten? De ondernemingsraad van de ECD is hier niet helemaal gerust op. Verwacht de regering dat de reorganisatie van de dienst afgerond zal zijn voordat hij daadwerkelijk naar Financiën overgaat?

Verder was de heer Van den Akker benieuwd naar de kosten van de overplaatsing en de dekking van deze kosten. Hij vond dat de overplaatsing niet ten koste zou mogen gaan van de primaire taken van de ECD of van het ICT-budget, zoals bij de overplaatsing van het CBS is gebeurd.

Momenteel doen de raad voor het openbaar bestuur en het Wetenschappelijk onderzoek- en documentatiecentrum in opdracht van de minister van Justitie een onderzoek naar de bijzondere opsporingsdiensten. De resultaten daarvan zijn nog niet bekend. In zijn brief van 8 april jl. schrijft de minister dat de herpositionering van de ECD niet tot gevolg zal hebben dat de ECD en de FIOD buiten dit onderzoek blijven. De regering heeft dus al een standpunt inzake deze diensten ingenomen, nog los van dit onderzoek. Waarom is dit onderzoek niet eerder ingesteld en waarom heeft de regering het resultaat niet afgewacht? En wat doet de regering als de uitkomsten van beide onderzoeken niet stroken met de fusie van ECD en FIOD?

De heer Kuiper (PvdA) was het met de regering eens dat de opsporing van financieel-economische en fiscale fraude een belangrijk onderdeel van het fraudebestrijdingsbeleid vormt. Het resultaat van de opsporing wordt mede bepaald door de beschikbaarheid van kennis, kunde en ervaring op het gebied van financieel recherchereren. Hij meende dat een overgang van de ECD van EZ naar de belastingdienst een betere beschikbaarheid en een effectievere inzet daarvan zou kunnen bevorderen, temeer nu de praktijk leert dat financieel-economische en fiscale fraude vaak samengaan. De fractie van de PvdA steunt het voornemen van de regering om de ECD en de FIOD samen te voegen dan ook principieel.

De herpositionering van de ECD betreft niet alleen een organisatorische aangelegenheid, in verband met de uitkomsten van de enquête over de opsporingsmethoden zijn ook nog andere punten van belang. De samenvoeging van de twee diensten biedt nog geen garantie voor meer succes. De belastingdienst zal zich meer moeten gaan richten op de opsporing van niet-fiscale zaken, terwijl de wet- en regelgeving op dat punt grotendeels tot de verantwoordelijkheid van andere ministeries behoort, met name van EZ. Het is dus van belang dat de belastingdienst kennis krijgt van alle relevante informatie. Uit een onlangs verschenen rapport van de Rekenkamer blijkt dat onder andere het ministerie van Economische Zaken de belastingdienst in het verleden zijn kwantitatieve en kwalitatieve normen onvoldoende duidelijk heeft gemaakt. Het ministerie had vrijwel geen maatregelen genomen om de kwaliteit van de uitvoering van niet-fiscale taken te waarborgen. Op grond van deze ervaring was de heer Kuiper er niet van overtuigd dat deze normen bij samenvoeging ineens wel duidelijk zullen zijn, omdat het om dezelfde problemen en dezelfde ministeries gaat. Hij vond het dan ook niet alleen van belang dat de medewerkers van de nieuwe eenheid voldoende kennis hebben van de regelgeving inzake de niet-fiscale taken, maar ook dat de medewerkers van de belastingeenheden en/of de douane daarvan op de hoogte zijn. Hoe kan worden gegarandeerd dat het ministerie van EZ de belastingdienst voldoende inlicht?

De FIOD maakt een scherp onderscheid tussen opsporing en toezicht, om te voorkomen dat een belastingplichtige bij een controle door het geven van inlichtingen aan zijn eigen veroordeling zou meewerken, als er op dat moment al een opsporingsonderzoek is ingesteld. Bij de ECD is dit onderscheid minder scherp. Hoe denkt de regering de scheiding van bevoegdheden bij de nieuwe eenheid te kunnen regelen?

De heer Kuiper verwachtte dat in de nieuwe situatie ambtenaren die een economisch delict wensen op te sporen, andere formele lijnen zullen moeten volgen voor het uitwisselen van informatie met EZ. Hij achtte het niet uitgesloten dat dit proces zal worden gefrustreerd door de verschillende privacyregimes. Hoe zal dit in de nieuwe situatie geregeld worden?

In hoeverre gaan de inlichtingen- en analysediensten van FIOD en ECD samenwerken en mogen zij elkaars bestanden gebruiken? Wat is de positie van het FEC en van de Centrale inlichtingendienst hierbij?

Zowel bij de ECD als bij de FIOD heeft het openbaar ministerie de verantwoordelijkheid en de leiding bij de opsporing van strafbare feiten, maar de belastingdienst heeft de bevoegdheid om tot op zekere hoogte prioriteiten te bepalen bij het voorleggen van zaken aan het OM. Hoe zal dit in de nieuwe dienst geregeld zijn?

Verder had de heer Kuiper uit contacten met de betrokken ondernemingsraden begrepen dat zij het van belang vinden dat de krachten van beide diensten worden gebundeld en dat zij geen principieel bezwaar tegen de samenvoeging hebben. Nadien had hij echter ook andere berichten op dit punt gehoord. Is er een formeel advies van de ondernemingsraden?

Het is niet duidelijk of de voorgenomen herpositionering van de ECD wetswijzigingen noodzakelijk maakt. Wil de regering, zo dit wel het geval mocht zijn, daarvan een overzicht aan de Kamer verstrekken? Er staat in een brief van gisteren dat de invoeringsdatum naar 1 augustus is verschoven; is deze datum wel haalbaar, als er bepaalde bevoegdheden wettelijk geregeld dienen te worden?

De heer Rabbae (GroenLinks) herinnerde aan de aanbeveling van de commissie-Van Traa om de bijzondere opsporingsdiensten een wettelijke basis te verschaffen – deze aanbeveling wordt nu uitgevoerd – en deze diensten ook dezelfde status als de criminele inlichtingendiensten te geven, opdat zij wat krachtiger kunnen opereren.

Er is sprake geweest van het onderbrengen van de ECD bij het ministerie van Justitie. Waarop is men hiervan afgestapt? De ECD wordt nu overgebracht naar het ministerie van Financiën. Klopt het dat er ter uitwerking van het paragraafje in het regeerakkoord over dit punt aan de heren Fijnaut en Van de Bunt opdracht tot een onderzoek is gegeven en dat dit waarschijnlijk pas aan het eind van dit jaar gereed zal zijn? De heer Rabbae vond het onlogisch om deze trajecten beide te volgen.

De herpositionering van de ECD zal volgens de regering het financieel rechercheren en de opsporing verbeteren en zij stelt dat de ECD als het ware als eenheid naar Financiën wordt overgebracht. De heer Rabbae beschikte echter over informatie van medewerkers van de ECD dat de dienst zou «verdampen» door middel van spreiding over een aantal regionale belastingdiensten.

De heer Rabbae noemde het een gevolg van de gezonde spanning tussen de ECD en de FIOD dat er tot nu toe maximale inspanningen bij de opsporing werden geleverd, omdat de FIOD in sommige gevallen een schikking kon treffen, terwijl de ECD dan nog best andere informatie te voorschijn kon halen die onzichtbaar zou zijn gebleven als alleen de FIOD zich ermee bemoeid had. Hij noemde als voorbeeld de export van wapens. Vermenging van deze twee werkwijzen vond de heer Rabbae niet gezond, niet passend in het uitgebalanceerde Nederlandse systeem van naast elkaar bestaande instituties. Hij zou minder bezwaar tegen de herpositionering hebben als het zou gaan om synergie, om een betere samenwerking met behoud van de voordelen van de werkwijze van beide diensten, maar tot nu toe had hij begrepen dat het echt om een fusie zou gaan.

Er waren voor de heer Rabbae nog een aantal vragen overgebleven. Betekent de herpositionering voor de ECD een tweede reorganisatie? Zo ja, is dat dan wel effectief en efficiënt? Hoe zit het met de arbeidsvoorwaarden van de betrokkenen? Waarom is de ingangsdatum verschoven naar 1 augustus? En denkt de regering deze datum te kunnen halen?

Ten slotte gaf de heer Rabbae aan dat hij de overdracht van de transactiebevoegdheid van de fiscus aan het OM met het oog op uniformering wel terecht vond, maar hij vroeg zich wel af of dit niet tot overbelasting van het OM zal leiden.

De heer Van Walsem (D66) legde er de nadruk op dat er bij een fusie steeds zorgvuldig te werk moet worden gegaan, omdat zo'n proces altijd onrust teweegbrengt in verband met de onzekerheid over functies, rechtspositieregelingen en arbeidsvoorwaarden. De ECD zal als afzonderlijke eenheid bij de FIOD worden ondergebracht. Blijft de toezichtsfunctie, die wat wezensvreemd is voor de FIOD, wel behouden in het nieuwe lichaam?

De heer Van Walsem veronderstelde dat allerlei kwesties wel in goed overleg opgeleost zouden kunnen worden en hij vond het belangrijker om de hele zaak in goede harmonie te regelen dan strikt vast te houden aan de datum van 1 augustus.

Het antwoord van de regering

De minister van Economische Zaken vond dat een aantal van de gestelde vragen thuishoren in het georganiseerd overleg, dat in een buitengewoon goede sfeer verloopt. Zij ging er dan ook van uit dat de besprekingen op zeer korte termijn met succes afgerond zullen kunnen worden.

De minister wees erop dat reorganisaties soms gewoon op zichzelf nodig zijn of in verband met het beheer van het ministerie. Bij haar aantreden had zij er uitgebreid met haar ambtenaren over gesproken dat de ECD als toezichtsen opsporingsorganisatie een relatief kleine organisatie was die in toenemende mate met vooral de FIOD samenwerkte, zodat een overgang naar Financiën voor de hand lag. Er is bij de ECD ook een verschuiving gaande van controle naar opsporing, onder andere als gevolg van de liberalisering; opsporing omvat nu 75% tot 80%, controle 25% tot 20%, en meer dan de helft van het werk speelt zich af op financieel-economisch terrein. Andere ministeries krijgen daarentegen steeds meer toezicht- en controletaken.

Al met al werd de ECD, die de minister overigens een fantastische club noemde, voor het ministerie steeds meer een vreemde eend in de bijt. In het regeerakkoord is opgenomen dat diensten zo mogelijk moeten worden samengevoegd en de minister vond de tijd rijp voor deze stap, in het belang van adequaat toezicht op de financiële sector en een efficiëntere opsporing van strafbare feiten, met name in het financieel-economische domein. Zij zag de herpositionering ook zeker niet als een verzwakking van EZ. Opsporing van financieel-economische en fiscale fraude is zeer belangrijk en de bij de ECD beschikbare kennis, kunde en ervaring op het gebied van financieel rechercheren zal in het nieuwe samenwerkingsverband mogelijk nog beter ingezet kunnen worden. In de praktijk blijkt dat financieel-economische en fiscale fraude in veel gevallen samengaan, zodat een bundeling van deskundigheid en het kunnen beschikken over gemeenschappelijke informatie tot betere opsporingsresultaten zal kunnen leiden.

Er zal in de loop van het jaar een convenant met het openbaar ministerie een convenant over de handhaving van EZ-wetten gesloten worden. De minister was ervan overtuigd dat over de prioriteiten daarbij goede afspraken zullen kunnen worden gemaakt.

De minister ontkende dat er sprake zou zijn van een fusie waarbij de ECD zou «verdampen»; het gaat om een samenwerkingsverband onder een eenhoofdige leiding om de effectiviteit te vergroten. Zij weersprak ook dat het een tweede reorganisatie zou zijn. Het takenpakket van de dienst verandert ook niet; de huidige taken, ook in opdracht van andere ministeries, worden gewoon gehandhaafd, gewaarborgd door convenanten, straks ook met Economische Zaken. De kennis en ervaring, met name op het gebied van opsporing en rechtshandhaving in de bedrijvensector, blijft dus gewoon intact; de bundeling zal alleen maar leiden tot synergie.

Er zullen uit de herpositionering volgens de minister ook zeker geen ontslagen voortvloeien. Zij verwachtte dat het overleg en de advisering op een positieve manier zal worden afgerond en zij gaf de verzekering dat hierbij de nodige zorgvuldigheid betracht wordt. Zij had ook goede hoop dat er in het georganiseerd overleg binnenkort overeenstemming over de rechtspositie en de arbeidsvoorwaarden bereikt zal worden.

Bij de herpositionering zullen de budgetten worden overgedragen van het ene ministerie naar het andere. Een en ander zal zeker niet ten koste gaan van de bestaande praktijk, want het was de bedoeling om de zaak te versterken.

Op dit moment lijkt wetswijziging niet nodig, in elk geval niet voor de overgang. Er zal nog wel nagegaan of er in verband met verwijzingen en dergelijke nog ergens een kleine wetswijziging nodig is.

Ten slotte gaf de minister aan dat de ECD en de FIOD in een inventarisatieronde hun opdrachten op papier zetten. Vervolgens zullen er met elk betrokken ministerie harde afspraken worden gemaakt over de activiteiten die door de ECD moeten worden verricht. De bevoegdheden blijven in de nieuwe situatie hetzelfde, de medewerkers blijven bijzondere opsporingsambtenaren. Overdracht van kennis en het op elkaar afstemmen van allerlei zaken wordt gewaarborgd door structureel overleg en werkafspraken. De privicyregimes worden eveneens in stand gehouden; er zullen aparte bestanden worden aangehouden en daar zal zeer zorgvuldig mee omgegaan worden. ECD en FIOD mogen absoluut niet vrijelijk in elkaars dossiers rondneuzen.

De staatssecretaris van Financiën wees erop dat er naar aanleiding van het rapport van de Rekenkamer afspraken zijn gemaakt met de verschillende departementen. De ECD zal hierbij op dezelfde manier betrokken worden.

Verder bevestigde hij dat de bevoegdheden van de medewerkers van ECD en FIOD niet veranderen. De ECD zal straks zeker geen belastingaanslagen gaan opleggen en er is geen sprake van «verdamping» van deze dienst.

De heer Van Lunteren (directeur-generaal der belastingen) gaf aan dat de scheiding van de informatie van FIOD en ECD dezelfde zal blijven. Er is al een belangrijke samenwerking tussen beide diensten, vastgelegd in een convenant, waarbij de officier van justitie bepaalt of de informatie uit het ene strafrechtelijke onderzoek ook bij het andere gebruikt mag worden. Volgens artikel 67 van de Wet rijksbelastingen en van het beleid voor de geheimhoudingsplicht in belastingzaken kan er informatie aan anderen verstrekt worden, met name bij de bestrijding van fraude met financiële overheidsregelingen. Als belastinginformatie nuttig is voor een onderzoek van de ECD, dan kan die verstrekt worden, anders niet. Omgekeerd zal er in sommige gevallen informatie van de ECD niet in een belastingdossier verwerkt worden omdat zulks de opsporing zou belemmeren. Het is dus ook in het belang van de opsporingsdiensten zelf om heel zorgvuldig met die scheiding van informatie om te gaan.

Een aantal jaren geleden is de scheiding tussen toezicht en opsporing in de belastingdienst ook vrij scherp in de organisatie aangebracht, omdat de strafrechter een aantal malen in fiscale zaken de uitspraak heeft gedaan dat informatie die bij het controleonderzoek van de dienst verkregen was, niet als rechtmatig verkregen bewijs in de strafzaak kon dienen. Inmiddels is men hierover geleidelijk aan wat genuanceerder gaan denken en de heer Van Lunteren kon zich voorstellen dat een en ander bij ECD-onderzoek, waarbij toezicht en opsporing voor een deel nog wel samengaan, eventueel wat anders ingericht zou moeten worden. Dit zou per geval bekeken moeten worden.

In de aanvangsfase blijft het samengaan van de diensten beperkt tot de algemene leiding, waarbij het voornemen is dat de plaatsvervangend directeur van de FIOD als directeur van de ECD zal fungeren, en tot de stafondersteuning, die nu nog voor een deel door EZ wordt geleverd. Later zal bekeken worden of er nog meer mogelijkheden van synergie zijn, maar het is in ieder geval de bedoeling om de ECD als zodanig in stand te houden, ook omdat die over zeer schaarse deskundigheid beschikt.

De minister van Justitie zei dat hij zich, toen hem aan het eind van 1998 een eerste projectplan werd voorgelegd voor het uitvoeren van de genoemde passage uit het regeerakkoord, ook had afgevraagd of al in gang zijnde ontwikkelingen in het domein van de bijzondere opsporingsdiensten zouden moeten worden opgeschort tot er een standpunt van het kabinet zou zijn. Er staat in het regeerakkoord dat er uit een oogpunt van versterking van de samenhang in de rechtshandhaving en van de democratische controle integratie van onderdelen van bijzondere opsporingsdiensten in de politieorganisatie op landelijk niveau wenselijk is. Er staat tevens dat er mogelijkheden voor een fusie van opsporingsdiensten zullen worden bezien. In de brief van 26 januari heeft de regering de opzet en het tijdschema in dit verband uiteengezet.

Nu waren er behalve de herpositionering van de ECD ook in andere sectoren van het domein van de bijzondere opsporingsdiensten ontwikkelingen gaande die tot meer efficiency en een betere output zouden moeten leiden. Het leek de minister onverstandig, die reeds in gang gezette processen van fusie en samenwerking te laten wachten op een afgewogen oordeel van de regering over de bijzondere opsporingsdiensten. Het regeerakkoord bood ook de mogelijkheid om deze processen te laten doorgaan.

De opsporingscapaciteit van de ECD ten behoeve van niet-fiscale opsporing wordt op twee manieren veiliggesteld. Er zijn afspraken over gemaakt in verband met de herpositionering van deze dienst, vastgelegd in de brief van 28 januari, en bovendien blijft het gezag van het openbaar ministerie ongewijzigd. Net als voor de overige bijzondere opsporingsdiensten is er voor de ECD regelmatig driehoeksoverleg.

De minister vond het nog iets te vroeg om al wat te zeggen over het kabinetsstandpunt inzake de bijzondere opsporingsdiensten. Aan het eind van het jaar zal de regering de Kamer een afgewogen oordeel voorleggen.

Er is in het regeerakkoord ook opgenomen dat het openbaar ministerie 2,5 mln. extra beschikbaar krijgt voor de fiscale fraudebestrijding. Verder komt er 34 mln. extra voor de interregionale fraudeteams van politie en OM en bovendien worden er vijftien formatieplaatsen voor versterking van de coördinatie van de fraudebestrijding aan het ministerie van Justitie en aan het openbaar ministerie toegekend.

Bij de transactiebevoegdheid gaat het om een zeer beperkt aantal zaken, zodat deze geen geweldige druk op de capaciteit van het OM oplevert.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Voûte-Droste (VVD) vond dat de reactie van de regering al veel verduidelijkt had, maar zij hoorde toch graag nog iets meer over de relatie met het Financieel expertisecentrum en over de relatie tussen ECD en BUMA/STEMRA. Zij legde nogmaals de nadruk op het belang hiervan.

De heer Van den Akker (CDA) was tot de conclusie gekomen dat er eigenlijk geen sprake van een fusie is, zij het met een gemeenschappelijke leiding.

De heer Kuiper (PvdA) had uit de reactie van de regering voldoende informatie gekregen om dit voornemen te kunnen steunen. Hij vroeg nog naar de relatie tussen de ECD en de centrale inlichtingendiensten en om een overzicht van mogelijk noodzakelijke wetswijzigingen.

De heer Rabbae (GroenLinks) ging er op basis van het antwoord van de regering van uit dat alles goed zou verlopen en dat hij het anders wel zou horen, van welke kant dan ook.

Op het punt van de scheiding van de bevoegdheden vroeg hij nog, of het zou kunnen voorkomen dat de FIOD schikking treft met een bedrijf terwijl de ECD bezig is met hetzelfde bedrijf, maar dan op een heel ander punt. Als dit straks niet meer mogelijk is, ontbreekt er volgens hem een gezonde spanning tussen beide functies.

De minister van Economische Zaken was het ermee eens dat de uitwisseling van kennis tussen de ECD en BUMA/STEMRA zeer belangrijk is; zij ging ervan uit dat deze gewoon behouden blijft.

Verder bevestigde de minister nog dat de ECD en de FIOD onder dezelfde organisatorische paraplu worden gebracht, maar met handhaving van de eigen taken.

Zij zegde toe dat de Kamer een lijstje met noodzakelijke wetswijzigingen zou ontvangen zodra dat gereed zou zijn.

De heer Van Lunteren herinnerde eraan dat het FEC is opgericht naar aanleiding van de beursfraude, met twee «kamers»: de ene om meer objectgerichte informatie, niet gerelateerd aan een concreet opsporingsonderzoek, uit te wisselen, de andere om bij concrete verdenking een subjectgericht onderzoek te kunnen instellen. De ECD en de FIOD nemen hieraan deel, en dit blijft zo.

De ECD heeft de status van criminele inlichtingendienst, de FIOD niet. Het is wel het voornemen om de FIOD deze status ook te geven. Er zal nog zorgvuldig bekeken en geregeld moeten worden, hoe twee van zulke diensten in elkaars onmiddellijke nabijheid zich tot elkaar zullen verhouden.

Als er eenmaal een besluit tot vervolging is genomen, kan de officier van justitie besluiten tot een schikking. Dit blijft zo. De enige bijzonderheid is dat ook de directeur van de belastingdienst tot een transactie kon besluiten als de zaak aan deze dienst wordt teruggegeven, maar dit geldt niet voor de FIOD. Omdat dit verwarring kon scheppen, wordt deze bevoegdheid nu overgebracht naar justitie. De administratieve boetes blijven overigens gewoon een bevoegdheid van de belastingdienst.

Of de twee diensten tegelijkertijd met hetzelfde bedrijf bezig zouden kunnen zijn, is sterk afhankelijk van het concrete geval en van de officier van justitie, die kan beslissen dat in het ene geval geschikt en in het andere geval vervolgd wordt. De heer Van Lunteren kon zich dit alleen voorstellen bij twee geheel verschillende zaken.

De minister van Justitie vermeldde nog dat er voor de uitvoering van het regeerakkoord is voorzien in een inventarisatiefase, met onderzoek en studie van onder andere het WODC. Hij had vernomen dat het WODC op 2 juli klaar zal zijn met dat onderzoek. Het kabinet hoopt op basis daarvan in november een standpunt inzake de daaruit voortvloeiende voorstellen te kunnen nemen. De minister wees er wel op dat deze materie zeer ingewikkeld is; er is al vaker geprobeerd om meer samenhang en samenwerking tussen de bijzondere opsporingsdiensten tot stand te brengen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Biesheuvel

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Van Gijzel

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Van Heemst

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), M.B. Vos (GroenLinks), Van Zuijlen (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Hofstra (VVD), Van Walsem (D66), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Verburg (CDA), Bos (PvdA), Blok (VVD) en Hindriks (PvdA).

Plv. leden: Verbugt (VVD), Atsma (CDA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), Kamp (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schoenmakers (PvdA), Bakker (D66), Cornielje (VVD), Schimmel (D66), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Koenders (PvdA), Udo (VVD) en Hamer (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Zijl (PvdA), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Patijn (VVD), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Bos (PvdA), Remak (VVD), Wijn (CDA) en Kuijper (PvdA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Smits (PvdA), Duijkers (PvdA), Koenders (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Hofstra (VVD), De Wit (SP), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Blok (VVD), Weekers (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA) en Timmermans (PvdA).

XNoot
3

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), voorzitter, Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), O.P.G. Vos (VVD), Van Wijmen (CDA), Patijn (VVD), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GroenLinks), Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA) en Brood (VVD).

Plv. leden: Balkenende (CDA), Verhagen (CDA), Wagenaar (PvdA), Van Vliet (D66), Arib (PvdA), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), De Graaf (D66), Karimi (GroenLinks), Schutte (GPV), Santi (PvdA), Van den Doel (VVD), Rietkerk (CDA), Rijpstra (VVD), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Passtoors (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), Eurlings (CDA) en Kamp (VVD).

Naar boven