26 200 VIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 1999

26 561
Besluit houdende wijziging van het Inrichtingsbesluit W.V.O. in verband met de invoering van leerwegen in het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en het voorbereidend beroepsonderwijs, alsmede ten aanzien van het praktijkonderwijs; technische aanpassing enkele andere besluiten (invoering leerwegen mavo en vbo, en praktijkonderwijs)

nr. 112
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 juli 1999

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 heeft op 9 juni 1999 overleg gevoerd met staatssecretaris Adelmund van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over:

de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen d.d. 8 april 1999 ter aanbieding van de rapportage van de derde peiling inzake monitoring tweede fase VO (26 200 VIII, nr. 71);

de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen d.d. 8 april 1999 inzake monitoring tweede fase VO: aanbieding van antwoorden op vragen over de tweede peiling (26 200 VIII, nr. 74);

de antwoorden op vragen van het lid Cornielje over de inhoud van het vak algemene natuurwetenschappen (aanhangsel van de Handelingen 1403);

de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen d.d. 25 mei 1999 inzake de voorhang van het besluit houdende wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO in verband met de invoering leerwegen MAVO en VBO en het praktijkonderwijs (25 561, nr. 1).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Lambrechts (D66) sprak haar zorgen uit over de overladenheid van het programma, zowel voor leerlingen als voor docenten. Zij noemde de hoge eisen van de slaag- en zakregeling, de vrees van scholen dat leerlingen zullen zakken, het niet op tijd beschikbaar zijn van methodes en de vrees dat de voorlopers in de komende jaren hiermee geconfronteerd blijven worden. Het lijkt er evenwel op dat de staatssecretaris zich onvoldoende realiseert dat alleen zij de tweede fase vlot kan trekken. Er moet snel worden ingegrepen om te voorkomen dat de kwaliteit en het niveau van het onderwijs dalen door de versnippering en verzwaring als gevolg van de veelheid van werk. Biedt het ad hoc overhevelen door de Centrale examencommissie vaststelling opgaven (CEVO) van onderdelen van het centraal schriftelijk examen naar het schoolexamen wel verlichting? Ook voor de HAVO-leerlingen neemt de veelheid van het onderwijs toe. Mevrouw Lambrechts voelde zich in haar zorgen gesterkt door het Procesmanagement voortgezet onderwijs (PMVO) en de inspectie. Volgens het overgrote deel van de scholen is de overladenheid nog steeds een van de belangrijkste knelpunten. Een van de klachten uit het onderwijs is dat de examenstof min of meer gelijk blijft, maar dat de beschikbare tijd per vak is afgenomen: voorheen 28 uur voor zes of zeven vakken tegenover 30 uur voor 15 vakken nu. Zij benadrukte het belang van een hernieuwde aanpak van de overladenheid en verwees in verband met de normering naar het internationaal baccalaureaat, dat in meer dan 100 landen toegang biedt tot de universiteit.

Om de overladenheid te kunnen aanpakken stelde mevrouw Lambrechts voor om in ieder geval serieus te bezien of het aantal vakken kan worden verminderd om versnippering te voorkomen. Het profieldeel zal onaangetast moeten blijven, maar wellicht bieden het algemene deel en de vrije ruimte mogelijkheden om vakken te schrappen. Een andere mogelijkheid is dat er daadwerkelijk wordt geschrapt in de eindexamenprogramma's in plaats van het jaarlijks ad hoc overhevelen door de CEVO van onderdelen van het centraal examen naar het schoolexamen. Indien het niet lukt om selectief te schrappen, kunnen alle vakgroepen worden opdragen om 25% van de examenprogramma's en dus van de vakinhoud te schrappen. Voorts vroeg zij om een aanpassing op korte termijn van de slaag-en zakregeling, zoals ook het PMVO adviseert. Zij begreep de terughoudendheid van de staatssecretaris op dit punt niet.

Merkwaardig is dat de beschikbaarheid en kwaliteit van de methodes door de staatssecretaris aan private marktpartijen wordt overgelaten, terwijl in de beginfase door haar voorgangster uitdrukkelijk met de uitgevers is gesproken over het op tijd beschikbaar zijn van methodes. De Kamer heeft steeds nadrukkelijk gevraagd om waarborgen voor de tijdige beschikbaarheid en de kwaliteit van de methodes. Mevrouw Lambrechts steunde de suggestie om de Koninklijke Nederlandse akademie van wetenschappen (KNAW) te betrekken bij de kwaliteitsbeoordeling. Voorts wees zij erop dat het als een groot manco wordt ervaren dat er in het onderwijs in de moderne talen op deelvaardigheden wordt getoetst, wat bijdraagt aan de versnippering.

Mevrouw Lambrechts vroeg waarop ouders en leerlingen aanspraak kunnen maken in het kader van de voorziening voor de bezemleerlingen. Tevens vroeg zij of het PMVO ophoudt te bestaan per 1 januari 2000. Zij zou dat in dit stadium zeer betreuren, omdat het PMVO beschikt over de kennis over het invoeringstraject van de vernieuwingen. Bovendien vroeg zij naar de resultaten van de quickscan waarom eerder is gevraagd. Zij signaleerde dat de kaderberoepsgerichte leerweg te weinig ruimte biedt voor de beroepsgerichte vakken, dat de praktijkvakken onduidelijk zijn geregeld in het leerwegondersteunend onderwijs en dat het pakket in de theoretische leerweg te breed is, hetgeen leidt tot overladen programma's.

Mevrouw Dijksma (PvdA) beklemtoonde dat de derde monitoring verwachtingen betreft en een respons is van de helft van het aantal aangeschreven scholen. De optimistische toon in de brief van de staatssecretaris en de aanbiedingsbrief van het PMVO wordt evenwel niet op alle fronten gerechtvaardigd door de beoordeling en de respons.

Door alle scholen, met name het HAVO, wordt de studielast nog steeds als te zwaar beschouwd, hetgeen leidt tot een onevenredig zware belasting van leerkrachten en leerlingen. Uit de respons en het onderzoek blijkt dat deze belasting te maken heeft met de onwennigheid van veel docenten tegenover het lesgeven volgens de nieuwe schema's. Bovendien is onder druk van de vakinhoudelijke lobby's zeer weinig veranderd aan de overladenheid van de programma's. In hoeverre wordt nog nagedacht over het voorstel van het PMVO omtrent het versoepelen van de slaag- en zakregeling?

Veel scholen hebben er moeite mee om het zelfstandig leren vorm te geven. Weliswaar is inmiddels een voorlichtingsfolder met praktische informatie uitgebracht, maar de noodzakelijke mentaliteitsomslag in het kader van de leerlingbegeleiding en de deskundigheidsbevordering zal nog jaren vergen. Met name de nascholing blijkt volgens de docenten nog steeds niet te voldoen aan de norm. Niet alleen is sprake van praktische problemen zoals lesuitval en extra tijdsdruk, maar ook inhoudelijk zijn de aangeboden cursussen nog onvoldoende. Omdat de docenten dit vernieuwingsproces in het onderwijs zullen moeten leiden, zal de landelijke overheid moeten zorgdragen voor een beter en gerichter aanbod van cursussen gericht op de deskundigheidsbevordering. Mevrouw Dijksma vroeg om een actieprogramma op dit punt.

In het HAVO doen zich problemen voor met de aansluiting en het doorstromen van leerlingen. De problemen van leerlingen met wiskunde A hebben te maken met de slechte aansluiting op de basisvorming en met het combineren van de lessen met wiskunde B. Tevens lijkt de mogelijkheid voor MAVO-leerlingen om door te stromen via het HAVO praktisch te worden geblokkeerd. Op de keuzeverdeling over de profielen in het VWO is niets aan te merken. In het HAVO valt echter de keuze voor het profiel natuur en gezondheid zeer tegen. Punt van aandacht is dat toekomstige verpleegkundigen wellicht via dat profiel zullen willen doorstromen naar het HBO-V. Is de regeling voor bezemleerlingen inmiddels verbeterd? Wat is de mening van de staatssecretaris over het voorstel vanuit het onderwijs om met herkansingsmodellen te werken?

Er is weliswaar geld uitgetrokken voor de facilitaire voorwaarden, maar de kwestie van de leermiddelen en de beschikbaarheid van boeken moet een punt van aandacht blijven. Mevrouw Dijksma was van oordeel dat niet pas in september, maar al voor de zomer moet worden geëvalueerd in welke mate de werkafspraken met de uitgevers zijn nagekomen. Voorts vroeg zij om aandacht voor de gang van zaken rond het vak algemene natuurwetenschappen. Wellicht kan er via de CEVO een beoordeling van de leermiddelen plaatsvinden.

De heer Van Bommel (SP) vroeg of de scholen tijdig voorzieningen zullen hebben getroffen voor de bezemleerlingen. Wat zullen scholen doen wanneer weinig leerlingen examens oude stijl willen afleggen? Hoe kunnen die leerlingen dan toch goed voorbereid worden? Hij had begrepen dat scholen deze leerlingen willen verwijzen naar het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO) en dat hierover concrete afspraken worden gemaakt. Het VAVO kan weliswaar als een feitelijke uitweg fungeren, maar is in principe niet hiervoor bedoeld. Een goede opvang voor de bezemleerlingen zal moeten worden gegarandeerd. In verband met de regeling oud-nieuw 5-VWO vroeg hij of het mogelijk is dat leerlingen een vrijstelling krijgen voor een aantal vakken en/of onderdelen, terwijl daarin wel een examen moet worden afgelegd. Daardoor ontstaat een niet te vullen gat.

Ondanks de aanpassingen waarin eind vorig jaar is voorzien, zal er aandacht moeten blijven voor de overladenheid van de examenprogramma's. De signalen hierover zijn zo duidelijk dat er iets moet gebeuren. Te denken valt aan een verdere aanpassing van de examenprogramma's en eventueel het schrappen van een of twee vakken, al had het laatste niet de voorkeur van de heer Van Bommel.

De extra taakbelasting voor leerkrachten hangt in belangrijke mate samen met het invoeringstraject. Het wennen aan hun gewijzigde rol en het aanpassen van hun werkwijze zal tijd kosten. De verlichting van de programma's zal dan ook niet op de leerkrachten moeten worden gericht, maar puur op de leerlingen. Los van het invoeringstraject bestaat wel het gevaar dat leerkrachten door de hoge werkdruk onvoldoende in staat zullen zijn om leerlingen te begeleiden.

De heer Van Bommel vroeg zich af of het wel mogelijk is om het vak culturele en kunstzinnige vorming (CKV) per 1 augustus 1999 in te voeren, gezien de late beschikbaarheid van de lesmethodes. Hij stond positief tegenover de invoering van vouchers voor CKV1, waarbij hij zich realiseerde dat de scholen aanvullende financiële regelingen zullen moeten treffen ten behoeve van een goed gebruik en goed aanbod. Er zal in de monitoring dan ook aandacht moeten zijn voor eventuele problemen, omdat het mogelijk is dat scholen gebruikmaken van de ouderbijdrage en op die manier de kosten aan de ouders doorberekenen. Hij sloot zich aan bij de vragen en de kritiek inzake de tijdige beschikbaarheid van de leermiddelen. Er zijn signalen dat de hoge kosten van de nieuwe leermiddelen wel degelijk worden meegewogen door ouders bij de schoolkeuze. Ook de hoogte van de ouderbijdrage en de aanwezigheid van een boekenfonds spelen hierbij een rol. Voorzover er onvoldoende zicht is op deze problematiek, verdient het aanbeveling dat hiernaar onderzoek wordt verricht.

Gelet op de eerder gesignaleerde knelpunten, met name de regeling voor de bezemleerlingen en de beschikbaarheid van leermiddelen, vroeg de heer Van Bommel zich af of de wettelijke invoeringsdatum van 1 augustus 1999 voor alle scholen zal moeten gelden. Wellicht kan daarvan worden afgeweken voor een categorie scholen.

De heer Mosterd (CDA) constateerde dat er weliswaar nog onzekerheden zijn rond het studiehuis, de kosten en de slaag- en zakregeling, maar dat veel scholen al zeer enthousiast invulling geven aan de tweede fase. Ook de scholen die met ingang van het nieuwe schooljaar daarmee starten, zijn positief en realistisch bezig. Treffend is wel dat de taakbelasting van de docent door 95% en het vervullen van de vacatures door 75% van de scholen als knelpunt wordt beschouwd.

De maatregelen ter vermindering van de studielast zijn vrijwel unaniem als positief ervaren. Toch wordt de studielast nog als een probleem beschouwd. De opmerkingen over het stapelen van oud en nieuw en over onvoldoende afstemming tussen de vakken lijken zeer reëel. De heer Mosterd was van mening dat op deze punten winst kan worden geboekt. Een dergelijke uitvoering leidt niet tot verbreding of verdieping van het onderwijs, terwijl een discussie over het schrappen van vakken weer tot onzekerheid in het onderwijs zal leiden.

Bij leerlingbegeleiding gaat het zowel om vakinhoudelijke begeleiding als begeleiding buiten het vak. Zijn er voldoende mogelijkheden om van profiel te wisselen? Positief is dat in het VWO 50% van de leerlingen een maatschappijprofiel en 50% een natuurprofiel kiest. De heer Mosterd stelde voor om aan de hand van de resultaten van de profielkeuze te bezien of het slaagpercentage op peil blijft en of er sprake blijft van een 50/50-verdeling. Met name de aansluiting van wiskunde in de tweede fase op de onderbouw zal hierbij een punt van aandacht moeten zijn. Is de keuzeverdeling in het HAVO, waar 70% een maatschappijprofiel en 30% een natuurprofiel kiest, wel een gewenste ontwikkeling?

De slaag- en zakregeling zal nogmaals tegen het licht moeten worden gehouden, mede gelet op de zorg vanuit het onderwijs dat een groter percentage leerlingen niet zal slagen. Wordt er gedacht aan tijdelijke aanpassingen in verband met startproblemen of zullen er verdergaande maatregelen worden genomen? Hoe wordt de opmerking van het PMVO beoordeeld dat de tweede fase leidt tot een breder, maar ook minder diep en dus minder zwaar pakket? Gezien de problematiek van de aansluiting van het vak wiskunde lijkt het er toch op dat er niet zozeer sprake is van een minder diep pakket. Hoe wordt de opmerking van onderwijsbonden op 26 april jl. beoordeeld dat de oorspronkelijke doelstelling van de nieuwe tweede fase, te weten een betere slaagkans in het vervolgonderwijs, goed voor ogen moest worden gehouden en dat het daarom wellicht de bedoeling was dat minder leerlingen zouden slagen? De heer Mosterd noemde dit zelf te kras uitgedrukt. De vraag is of inderdaad dat deel van de leerlingen afvalt dat het in het vervolgonderwijs zo slecht doet.

Hij vond het vreemd dat het punt van de motivatie van de leerling tijdens de studie en het stimuleren en motiveren van de leerling door de leerkracht/schoolbegeleider zo weinig wordt genoemd. Hier ligt immers een belangrijke oorzaak voor het niet slagen. Juist bij zelfstandig leren en werken in het studiehuis verdient dit aspect grote aandacht: de leerling moet leren zelfstandig te leren en te werken. Voorts beoordeelde hij het positief dat er door de tweede fase een heroriëntatie op de onderbouw plaatsvindt. De vraag of een leerling een HAVO- of VWO-profiel aankan, moet dan indringend worden gesteld. Ook hierbij geldt dat de leerling moet worden begeleid naar zelfstandig werken. Wordt in de monitoring aandacht besteed aan de signalen dat het steeds moeilijker is om het vak Latijn te kiezen in het natuurprofiel?

Bij scholen en ouders leven zorgen over de aansluiting van de oude op nieuwe examens. Niet alleen aan de bezemleerlingen, maar ook aan de kwestie van oud-nieuw 5-VWO zal aandacht moeten worden geschonken. Zijn de scholen in staat om een redelijke oplossing te bieden voor deze problematiek? Ook over de zeer dure methodes bestaat grote zorg. Het lijkt erop dat de kosten na de behandeling van de Wet tegemoetkoming studiekosten sterk zijn gestegen. Hij riep op tot overleg met de scholen en de uitgevers over matiging van de kosten.

De verzwaring van de taak van de leerkracht is deels incidenteel in verband met de implementatie van de tweede fase, maar de taak is ook structureel zwaarder geworden. De heer Mosterd onderschreef dat de begeleiding van leerlingen moet worden ondergebracht bij de leerkracht en niet bij minder gekwalificeerde mensen. Hij was van mening dat het gevaar dreigt van een te geringe formatie-inzet in de bovenbouw ten opzichte van de onderbouw. Voorts benadrukte hij dat de monitoring vooral zal moeten worden gericht op de resultaten van de leerlingen en op eventuele afwijkingen, zodat de mogelijkheid bestaat om bij te sturen. Hij ging ervan uit dat de Kamer via monitoring op de hoogte zal worden gehouden van de ontwikkelingen in het MAVO en VBO. De scholen die intrasectorale programma's willen aanbieden en deficiënties hebben, zijn afhankelijk van de samenwerking met andere scholen in de regio. In de voorschriften wordt echter geen rekening gehouden met een onderscheid naar richting. Hij sprak zich mede namens de kleine christelijke fracties hiertegen uit.

De heer Cornielje (VVD) memoreerde dat hij altijd een voorstander is geweest van het vak algemene natuurwetenschappen voor alle leerlingen in de bovenbouw van het HAVO en het VWO. Er zijn echter methodes in de handel die niet sporen met de voor dit vak vastgestelde eindtermen. Gelet op artikel 23, lid 6, van de Grondwet dient de keuze van de leermiddelen te worden vrijgelaten. Toch dringt de vraag op of leerlingen niet te kort wordt gedaan als zij een vak volgen met boeken die onder de maat zijn. De kwaliteit van de leermiddelen kan weliswaar worden bevorderd door inhoudelijke discussie en concurrentie, maar het zou aanbeveling verdienen om organisaties zoals de KNAW te vragen om de nieuwe leermiddelen van een kwaliteitsoordeel te voorzien. Ook de vakverenigingen zouden zich moeten uitspreken over de kwaliteit van een methode. Is de staatssecretaris bereid om deze discussie uit te lokken door bijvoorbeeld de KNAW te vragen om een kwaliteitsoordeel te geven over een aantal methodes? Is zij bereid ook anderszins te bevorderen dat de kwaliteit van leermiddelen onderwerp van discussie wordt, opdat die kwaliteit kan worden bewaakt en vergroot?

De heer Cornielje was het met het PMVO eens dat de scholen die in augustus 1999 met de tweede fase starten voorzichtiger en minder ambitieus zullen zijn, de tijd zullen nemen om een cultuuromslag te maken en met een eigen variant van het studiehuisconcept komen. Gezien de schijnbare overladenheid van het programma leek het hem wijs om tijdens het lopende schooljaar geen tweede wijziging in het programma aan te brengen. De volgende monitoring kan wel worden benut voor een eventuele aanpassing. Het handhaven van oude standaarden door leerkrachten en het toevoegen van nieuwe elementen leidt tot een overladen programma. Het is een verkeerd signaal in de richting van de startende scholen om nu al aan te geven dat er veranderingen zullen plaatsvinden. Als blijkt dat het programma overladen is, zal wel een aanpak op onderdelen mogelijk zijn in plaats van het schrappen van vakken. Hij was er een voorstander van om het schooljaar 1998–1999 integraal te bezien of het programma gedurende het hele jaar overladen is geweest. Zo ja, dan kunnen in de volgende monitoring ook maatregelen ter verlichting van het programma worden opgenomen. Vooralsnog had het aanpassen van de slaag- en zakregeling naar de mening van de heer Cornielje geen urgentie. Het is beter de verzwaarde programma's te ontdoen van de oude standaarden. In het najaar kan worden beoordeeld of een aanpassing van deze regeling noodzakelijk is.

Hij toetste het besluit invoering leerwegen MAVO en VBO alsmede het praktijkonderwijs op de praktische beroepsgerichte vakken, met name voor de groep leerlingen die leren met hoofd, hart en handen. In de adviesurentabel is echter geen plaats ingeruimd voor deze vakken. Weliswaar wordt aangegeven dat de praktische sectororiëntatie en intrasectorale programma's het mogelijk maken om een zinvolle relatie te leggen tussen de basisvorming en de leerwegen, maar in de adviesurentabel is geen plaats ingeruimd voor deze vakken. In reactie op vragen om duidelijkheid over de positie van de praktische sectororiëntatie wordt voorts aangegeven dat ten behoeve van de consistentie de oorspronkelijke bij de adviestabel opgenomen noot is geschrapt waarin de praktische sectororiëntatie werd genoemd. Volgens de toelichting mag het sectororiënterende programma niet meer dan 10% van de onderwijstijd omvatten en gaat het om een volledig optioneel programmaonderdeel; minder dan 10% (of zelfs niets) mag ook. Dit motiveert niet tot het opzetten van praktische beroepsgerichte vakken voor de leerlingen die leren met hoofd, hart en handen. Dit alleen al is een reden voor de heer Cornielje om het voorhangbesluit niet goed te keuren en voor 22 juni a.s. te verzoeken om het besluit in wetgeving om te zetten. Daardoor zal de vernieuwing van het MAVO en het VBO weliswaar ernstige vertraging oplopen, maar voorkomen moet worden dat deze groep leerlingen de dupe wordt. Hij verzocht de staatssecretaris om op korte termijn in Uitleg en in het PMVO-journaal uitdrukkelijk aandacht te besteden aan de afspraak dat er voor alle leerlingen in het eerste leerjaar ruimte is voor 10% beroepsgerichte vakken en voor de zwakste groep leerlingen zelfs 20%. Tevens verzocht hij om dit in de adviesurentabel op te nemen.

Het antwoord van de regering

De staatssecretaris gaf aan dat de overladenheid terecht aandacht krijgt. Zij was bereid van gedachten te wisselen over de vraag of er op korte dan wel op langere termijn moet worden ingegrepen.

Uit de monitoring blijkt dat er sprake is van een reeks grote en kleinere problemen. Voor elke onderwijsvernieuwing is evenwel tijd nodig. Zij benadrukte dat de profielen zijn vastgelegd, maar het studiehuis niet. Dat wordt vormgegeven doordat de school voor een bepaalde benadering kiest, wat de mogelijkheid van veelvormigheid en differentiatie biedt. Differentiatie in kwaliteit is op zichzelf geen probleem, zolang het kwaliteitsbegrip niet onder druk komt te staan. De scholen die volgend schooljaar beginnen met de onderwijsvernieuwing, zijn er inmiddels druk mee bezig. Het onderwijsvernieuwingsproces wordt veelvuldig gemonitord, opdat voortdurend de balans kan worden opgemaakt. De staatssecretaris sprak de hoop uit dat er net zoveel energie zal worden gestoken in de vernieuwingen in het MAVO en VBO als in de tweede fase voor het HAVO en VWO.

Het voorstel van het PMVO inzake het versoepelen van de slaag- en zakregeling is getoetst in het Onderwijsoverleg primair en voortgezet onderwijs (POVO). Opvallend is dat het veld na de eerste aanpassingen op het punt van de overladenheid terughoudend staat tegenover nieuwe aanpassingen en behoefte heeft aan integrale monitoring; men heeft gevraagd om een gewenningsperiode. De staatssecretaris zegde toe de Kamer schriftelijk te zullen informeren over een nieuwe aanpassing.

In de profielkeuze speelt soms mee waaruit en op welk moment wordt gekozen en welke eisen in het vervolgonderwijs worden gesteld. De keuzepercentages voor de vier profielen in het VWO zijn tot nog toe redelijk evenwichtig, terwijl in het HAVO vaker wordt gekozen voor een maatschappijprofiel. Het blijkt dat scholen die te hard van stapel zijn gelopen soms een stapje terug doen en kiezen voor een andere richting, terwijl scholen die voorzichtig van start zijn gegaan juist een extra stap zetten. Opvallend is dat de scholen toe waren aan onderwijsvernieuwing in het HAVO en VWO. De staatssecretaris juichte het toe dat er ook wordt gekeken naar de onderbouw. Zij zag in dit verband zeer uit naar de evaluatie van de basisvorming. Zij schetste dat de problemen en uitdagingen in het onderwijs een rol spelen in de onderwijsvernieuwing.

De uitgevers, scholen en boekverkopers dragen grotendeels zorg voor de kwaliteit en tijdige beschikbaarheid van de leermiddelen en de methodes. De mate waarin de politiek verantwoordelijke bewindspersoon hierin een rol kan spelen, zal afhankelijk zijn van het evenwicht tussen overheid en markt.

Het schrappen van vakken en in programma's leek de staatssecretaris vooralsnog geen reële benadering van de overladenheid; alleen het aanpassen van de slaag- en zakregeling was wat haar betreft bespreekbaar. Uit de monitoring blijkt dat er sprake is van een gewenningsproces op de scholen, die zelf veel kunnen doen om de overladenheid aan te pakken en de onderwijsvernieuwing vorm te geven. Het concept van de school die zelf verantwoordelijkheid draagt in het vernieuwingsproces wordt verder uitgewerkt. Er wordt veel extra geld uitgetrokken voor het onderwijs, waardoor de scholen grote budgetten en verantwoordelijkheden krijgen. Voorzover er sprake is van politieke verantwoordelijkheid voor de overladenheid, blijft monitoring van belang.

In verband met het vak wiskunde wordt met alle betrokkenen overlegd over het probleem van de overladenheid. Gebleken is dat een andere aanpak door scholen minder problemen kan opleveren. Het toetsen op deelvaardigheden in de moderne talen kan weliswaar leiden tot een verzwaring, maar is in het kader van de overladenheid geen punt van discussie. Op een aantal scholen wordt al gebruikgemaakt van de mogelijkheid van werkstukken voor een combinatie van vakken. De staatssecretaris stelde zich voor dat hierover meer voorlichting wordt gegeven en dat praktijkervaringen worden uitgewisseld. Bij de inzet van de tweede fase is vooral sprake van een managementvraagstuk om het leerproces in te richten.

Het wisselen van profiel is in principe mogelijk, afhankelijk van de organisatorische mogelijkheden en vakken die de leerling heeft gekozen in het vrije deel. In het VWO vindt, afhankelijk van de flexibiliteit van de desbetreffende school, in het vierde leerjaar eerst een globale keuze plaats, waarna een definitieve keuze moet worden gemaakt.

De staatssecretaris benadrukte het belang van voortdurende waakzaamheid op het punt van de tijdige beschikbaarheid van de leermiddelen en het nakomen van de afspraken tussen de educatieve uitgevers, de schoolleiders en de boekverkopers. Er zijn geen sancties mogelijk indien die afspraken niet worden nagekomen. Zij ging er evenwel van uit dat de uitgevers met het oog op de concurrentiepositie en betrouwbaarheid als marktpartij er alles aan zullen doen om de afspraken na te komen dat bij tijdige bestelling door scholen de leermiddelen tijdig worden geleverd. September is het beste moment om de werkafspraken te evalueren, omdat dan het nieuwe schooljaar is ingegaan en de aflevering heeft plaatsgevonden. Vooraf evalueren is niet zinnig. De staatssecretaris was bereid om in het overleg met de uitgevers aan te geven dat de Kamer het van belang acht dat de afspraken worden nagekomen en dat men op schema ligt.

De kwestie van de dure leermiddelen hangt samen met de Wet tegemoetkoming studiekosten. De mogelijkheden van een boekenfonds en huur- of leaseconstructies vragen weliswaar extra inzet van en organisatie door de scholen zelf, maar leiden ook tot een kostenbesparing.

De zorg omtrent het vak CKV betreft niet de boeken, maar de mogelijkheid dat scholen uit financieel oogpunt meer of minder aantrekkelijke programma's aanbieden. Het voorstel voor de vouchers en gratis CJP is bedoeld om een groot deel van de kosten te kunnen dekken.

De staatssecretaris was geen voorstander van het betrekken van de KNAW en de CEVO bij de kwaliteitsbeoordeling van de leermiddelen, maar gaf de voorkeur aan een brede platformdiscussie tussen de vakverenigingen en andere professionals over de kwaliteit van de leermiddelen in plaats van een keurmerk. Zij was bereid te verkennen wat er al plaatsvindt ten behoeve van een maximale kwaliteit van de leermiddelen en hoe dat verder kan worden gestimuleerd. Zij was tevens bereid om de klachten over de kwaliteit van de nascholing te bespreken met de ondersteuningsinstellingen. Er is een tendens naar vraaggerichte nascholing en ondersteuning. In antwoord op de vraag of er voldoende plaatsen zijn voor de nieuwe vakken, gaf zij aan dat de scholen voldoende leraren ANW, CKV en informatica sturen. Het kiezen van Latijn in de natuurprofielen is op zichzelf geen reëel probleem; het vrije deel biedt voldoende mogelijkheden daartoe.

De bezemleerlingen in leerjaar 5-VWO krijgen een vrijstelling voor de vakken waarmee zij niet bekend zijn, zoals ANW en CKV1. Over deze groep leerlingen is inmiddels een circulaire uitgegaan naar de scholen. Overigens blijkt dat de scholen zich niet zozeer zorgen maken over de bezemleerlingen. Voor de groep gezakten voor het laatste oude examen zijn immers financiën beschikbaar gesteld en verschillende wegen uitgezet. Er zijn verschillende methoden om de bezemleerlingen te begeleiden, te weten via individuele begeleiding, via een samenwerking van scholen en via verwijzing naar het VAVO. Over eventuele andere mogelijkheden zal de Kamer schriftelijk worden geïnformeerd. Ouders zullen zelf bij de school moeten navragen welke vorm van begeleiding voor deze groep leerlingen is gekozen. Er moet een vangnet worden gecreëerd voor de bezemleerlingen om te voorkomen dat zij tussen wal en schip vallen. De staatssecretaris was bereid om te monitoren of de maatregelen ten behoeve van de bezemleerlingen zodanig uitwerken dat de last voor de scholen zo licht mogelijk blijft. Deze problematiek betreft een beperkte overgangsperiode en is daardoor te overzien.

De zorg van de scholen betreft vooral het doorstromen van het MAVO naar het HAVO en de gevolgen van de tweede fase, met name de beeldvorming over de verzwaring. De staatssecretaris benadrukte dat het mogelijk moet blijven om zowel naar het MBO als naar het HAVO door te stromen. Wel benadrukte zij dat de vrijstellingen in de route VMBO-MBO-HBO-WO kunnen leiden tot tijdwinst ten opzichte van de route MAVO-HAVO-VWO-WO. Dit betekent dat ook leerlingen met een manuele intelligentie de eerste route kunnen kiezen, die alle mogelijkheden in de onderwijshiërarchie biedt. Leerlingen die de route van het algemeen voortgezet onderwijs kunnen en willen volgen, moeten zonder meer daartoe in de gelegenheid worden gesteld.

Het PMVO is ingesteld tot 1 augustus 2000; het PMBO houdt eerder op te bestaan. Over het vervolg zal overleg plaatsvinden met het veld. Bij de begrotingsbehandeling is toegezegd dat over het PMVO en het PMBO tijdig met de Kamer van gedachten zal worden gewisseld. De ruwe gegevens van de quickscan zijn inmiddels bekend. Het eindrapport zal de Kamer voor het zomerreces bereiken. De ontstane vertraging is een gevolg geweest van het grote aantal vrije dagen in de maand mei, waarin de quickscan is uitgevoerd.

Voor de beroepsgerichte vakken is 24 uur beschikbaar; in de basisberoepsgerichte leerweg is zelfs meer ruimte. Voor veel programma's en afdelingen sluit dit aan bij de huidige situatie. Het verschil met de kaderberoepsgerichte leerweg hangt samen met de toeleiding naar de verschillende niveaus. De staatssecretaris zegde toe dat zo mogelijk de praktische beroepsgerichte vakken in de adviesurentabel worden opgenomen en dat de tekst van het inrichtingsbesluit inzake het VMBO wordt aangepast, zodat duidelijk wordt dat voor de groep leerlingen met een manuele intelligentie 10% mag worden gebruikt voor de praktische beroepsgerichte vakken en 20% in het geval van leerwegondersteunend onderwijs. De Kamer zal voor 22 juni a.s. schriftelijk worden geïnformeerd over de aanpassingen.

Vanuit de scholen komen geen klachten dat de theoretische leerweg te breed is. De leerwegondersteuning wordt niet uitgewerkt in het inrichtingsbesluit inzake het VMBO. Het betreft vormen van ondersteuning, uitgewerkt in samenwerkingsverbanden in pilots, netwerken en scholen.

De programma's voor het MAVO en het HAVO sluiten in grote lijnen nog steeds op elkaar aan. De pakketeis van de tweede vreemde taal vanwege de bredere HAVO-bovenbouw stelt weliswaar eisen aan de keuze in het MAVO, maar voor grote groepen leerlingen is dit niet onhaalbaar. Voor allochtone leerlingen bestaat de mogelijkheid van vrijstelling voor een vreemde taal.

In het kader van de intrasectorale programma's zal een beleidsbrief uitkomen naar aanleiding van de reacties van de regievoerder en de provincies. Gezien het aantal aangevraagde intrasectorale programma's zal ook daarover een gedachtewisseling plaatsvinden. De staatssecretaris zal met de sectoren, de besturen en de provincies overleggen over de stappen die voorafgaan aan de samenwerking. De Kamer zal op korte termijn op de hoogte worden gebracht van de resultaten van dat overleg. Tevens zal de Kamer naar aanleiding van het overleg met het veld worden geïnformeerd over de wijze waarop deze operatie gestalte krijgt. Scholen zullen afhankelijk van de plaatselijke situatie kunnen samenwerken met scholen van dezelfde of een andere richting, waarbij via een samenwerkingsovereenkomst volledig recht kan worden gedaan aan het verschil in richting. Er kan ook zonder samenwerking toestemming worden gegeven voor intrasectorale programma's, mits andere scholen in de regio geen bezwaar hebben. De kleinere richtingen komen dan ook voldoende aan bod. De planning zal aan de orde komen in het kader van de reacties van de regievoerder en de provincies.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Dijksma (PvdA) achtte het van belang dat een aantal zaken is ontzenuwd. Juist degenen die in de scholen bezig zijn met de vernieuwingen, hebben te maken met beeldvorming. Tot haar tevredenheid wordt afgewacht in hoeverre aanpassingen van de slaag- en zakregeling noodzakelijk zijn. Zij was verheugd over de toezegging op het terrein van deskundigheidsbevordering en leerlingbegeleiding. Voorts constateerde zij dat het voor MAVO-leerlingen mogelijk blijft om door te stromen naar het HAVO. Zij wachtte met een gerust hart de aanpassingen van het inrichtingsbesluit inzake het VMBO af in verband met de praktische beroepsgerichte vakken.

Mevrouw Lambrechts (D66) beklemtoonde dat de Kamer wel degelijk aandacht voor en affiniteit met het VMBO heeft. De maatregelen van december 1998 tegen de overladenheid zijn naar haar mening halfslachtig geweest. Ook de CEVO krijgt te maken met vaklobby's tegen voorstellen om programmaonderdelen te schrappen of over te hevelen. De staatssecretaris zal dan ook haar verantwoordelijkheid in dezen moeten nemen om te voorkomen dat een nieuwe generatie leerlingen met een overladen programma wordt geconfronteerd. Zij sprak haar dank uit voor het antwoord betreffende de slaag- en zakregeling, maar kondigde tegelijkertijd een motie aan over het verlichten van de overladenheid. Desgevraagd gaf zij aan dat er verschillende mogelijkheden zijn om de overladenheid aan te pakken, zoals het schrappen van vakken en programmaonderdelen. Als beste optie noemde zij dat het gehele examenprogramma door onafhankelijke deskundigen wordt bezien op het aantal vakken en de exameneisen en dat de normatieve studielast en reële studielast in overeenstemming met elkaar worden gebracht.

De heer Van Bommel (SP) constateerde dat zijn uitgangspunt wordt gedeeld dat de bezemleerlingen niet tussen wal en schip mogen vallen. Hij vroeg nadere informatie over eventuele andere mogelijkheden om deze leerlingen te begeleiden. In verband met de aanpak van de overladenheid stelde hij vast dat voor wijzigingen in het examenprogramma of van het aantal vakken een uitspraak van de Kamer nodig is. Hij steunde mevrouw Lambrechts in dezen. Hij wachtte het nadere voorstel inzake de slaag- en zakregeling af. De heer Van Bommel verwachtte dat het percentage MAVO-leerlingen dat doorstroomt naar het HAVO als gevolg van de tweede fase zal afnemen. Hopelijk kan door middel van de geschetste alternatieve route tegemoet worden gekomen aan deze categorie leerlingen.

De heer Mosterd (CDA) vroeg een bevestiging dat, wanneer scholen niet in staat om de overladenheid aan te pakken, er mogelijkheden tot aanpassing worden geboden. Hij had begrepen dat de kwestie van oud-nieuw 5-VWO met dezelfde zorgvuldigheid wordt benaderd als de kwestie van de bezemleerlingen. Hij vroeg voorts in verband met de dure leermiddelen om de betrokken partijen waar mogelijk te stimuleren tot kostenbeheersing. Hij had eveneens begrepen dat er een open discussie zal volgen over de intrasectorale programma's en de planning. Het sprak hem aan dat scholen vrij zijn, weliswaar binnen kwaliteitsgrenzen, om het studiehuis in te vullen, hetgeen zal leiden tot veelvormigheid en differentiatie in kwaliteit.

De heer Cornielje (VVD) herinnerde aan de drieslag van de vernieuwing van de tweede fase: het studiehuis, de profielen en nieuwe vakinhouden. Hij sprak zijn dank uit voor de toezegging inzake het vertalen van de invoering van de vakinhouden in methodes, het nadenken over de kwaliteit van de methodes en het verkennen van de vraag hoe de kwaliteit van de methodes kan worden bevorderd. Hij ging ervan uit dat de Kamer hierover wordt geïnformeerd.

Hij constateerde dat er bereidheid is tot een aanpak van de overladenheid. De vraag is evenwel wanneer aanpassingen moeten plaatsvinden. Daarbij moet niet overhaast te werk worden gegaan. Met het oog op de invoering van de vernieuwingen in augustus 1999 had het niet zijn voorkeur om vakken te schrappen, omdat er geen onafhankelijke deskundigen zijn die aangeven welke vakken moeten worden geschrapt. Hij stelde zich voor dat een oplossing wordt gevonden in de omvang van de vakken, waarbij de doorstroming van het voortgezet naar het hoger onderwijs voorop moet staan.

De vraag is wat de effecten van een versoepeling van de slaag- en zakregeling zullen zijn voor de leerlingen die na het voortgezet onderwijs naar het hoger onderwijs gaan. Een versoepeling mag niet leiden tot een grotere uitval van studenten in het hoger onderwijs.

De heer Cornielje sprak zijn dank uit voor de toezegging dat de adviesurentabel wordt aangepast en dat daarin ook praktische beroepsgerichte vakken worden opgenomen. Hij vroeg nadrukkelijk om op korte termijn, zo mogelijk voor 22 juni a.s., in Uitleg en in het PMVO-journaal aandacht te besteden aan deze concretisering van de adviesurentabel. Hij merkte op dat de discussie over de evaluatie van de basisvorming geen ideologisch debat moet worden, maar moet gaan over het oplossen van knelpunten.

De heer Rabbae (GroenLinks) had weliswaar een deel van de discussie gemist, maar was tevreden met de regeling voor de bezemleerlingen. Hij memoreerde dat naar aanleiding van de eerste monitoring is gesproken over het verminderen van het aantal werkstukken om een oplossing te bieden voor de overladenheid. Hij koos vooralsnog niet voor een radicalere oplossing zoals het schrappen van vakken. Wellicht zijn er alternatieven mogelijk, bijvoorbeeld op het gebied van het aantal onvoldoendes. De heer Rabbae vroeg of het vak filosofie als gevolg van de ontwikkelingen in de verdrukking is gekomen.

De staatssecretaris schetste dat reeds bij het begin van de tweede fase is overgegaan tot bijstelling om de overladenheid aan te pakken. Het vak filosofie wordt door 50 scholen ingevoerd, hetgeen de verwachtingen overtreft. Het studiehuis vertoont nog kinderziekten en blijft onderwerp van overleg en monitoring. De Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd in het kader van de slaag- en zakregeling over een oplossing voor de kwestie van de ene onvoldoende.

De effecten van de invoering van de tweede fase op het doorstromen van het MAVO naar het HAVO zullen moeten worden gemonitord. De problemen met de invoering van de onderwijsvernieuwing mogen geen gevolgen hebben voor de individuele keuze van MAVO-leerlingen om de route van het algemeen voortgezet onderwijs te volgen. De staatssecretaris sprak de hoop uit dat allochtone leerlingen deze route richting HAVO en VWO zullen volgen. Zij was bereid om de mogelijkheden te verkennen tot het verminderen van de overladenheid zonder de slaagkansen binnen het HBO en WO te verkleinen.

Er zal op korte termijn een brochure over de praktische sectororiëntatie uitgaan naar de scholen. Na de uitvoering en evaluatie van de pilots wordt een campagne in de richting van het VMBO opgezet. In Uitleg en wellicht ook in het PMVO-journaal zal hieraan aandacht worden besteed. De optie van de praktische sectororiëntatie zal zodanig in de adviesurentabel worden weergegeven dat duidelijk is dat het vrije ruimte betreft.

De staatssecretaris was bereid om op initiatief van scholen extra maatregelen ten behoeve van de bezemleerlingen te overwegen, zoals het handhaven van examenresultaten. In dat geval zal de Kamer direct worden geïnformeerd. Zij ging ervan uit dat er voldoende mogelijkheden zijn om de problematiek van oud-nieuw 5-VWO aan te pakken. Zij herhaalde dat naar haar mening de scholen in staat zullen zijn om de problematiek van de overladenheid aan te pakken door een evenwicht te vinden tussen de breedte van het vakkenpakket en de diepte van de afzonderlijke vakken.

De staatssecretaris bleef stimuleren dat de leermiddelen niet duurder worden; anders zal de Wet tegemoetkoming studiekosten moeten worden aangepast. Als gevolg van de vrijheid van scholen om het studiehuis in te vullen zal een differentiatie in kwaliteit en veelvormigheid van scholen ontstaan. Zij was er geen voorstander van om vakken dan wel onderdelen daarvan te laten schrappen. Bij de monitoring zal de Kamer worden geïnformeerd over alle klachten en kinderziekten. Zij achtte het niet het juiste moment om dergelijke structurele voorstellen te doen, anders dan op het terrein van de slaag- en zakregeling, maar was bereid tot een nadere verkenning of een ander moment wel geschikt is.

De voorzitter van de commissie,

Van der Hoeven

De griffier van de commissie,

Mattijsen


XNoot
1

1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), De Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Belinfante (PvdA), Kortram (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Nicolaï (VVD), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Remak (VVD), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Wijn (CDA) en Eurlings (CDA). Plv. leden: Stellingwerf (RPF), Schimmel (D66), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Passtoors (VVD), Valk (PvdA), De Cloe (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), Gortzak (PvdA), Middel (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Spoelman (PvdA), Brood (VVD), Poppe (SP), Arib (PvdA), Blok (VVD), Vendrik (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Verhagen (CDA) en Visser-van Doorn (CDA).

Naar boven