26 200 VIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (VIII) voor het jaar 1999

nr. 107
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 9 augustus 1999

Inleiding

Met ingang van 1 augustus 1997 is de regeling stimuleringsbijdrage bestuurlijke krachtenbundeling primair onderwijs (BKB) in werking getreden. Met deze regeling wordt beoogd het beleidsvoerend vermogen van schoolbesturen te vergroten door middel van een financiële stimulans op het gebied van bestuurlijke krachtenbundeling. De regeling heeft een looptijd van 5 schooljaren (dus tot en met het schooljaar 2001/2002). De regeling is gepubliceerd als beleidsregel Stimuleringsbijdrage bestuurlijke krachtenbundeling primair onderwijs van 4 april 1997 (Gele katern 11 van 16 april 1997).

De regeling

Individuele schoolbesturen en samenwerkingsverbanden van schoolbesturen in het Primair Onderwijs komen in aanmerking voor een jaarlijkse stimuleringsbijdrage van f 150 000,–, mits zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. Voorwaarde voor samenwerkingsverbanden is, dat er sprake is van een bestuurlijke, schriftelijk vastgelegde samenwerking voor tenminste vijf jaar. Om in aanmerking te komen voor de regeling dient de minimale omvang van een bestuurlijk samenwerkingsverband 10 scholen of 2000 leerlingen of 80 Full Time Formatieplaatsen te bedragen. Indien afzonderlijke schoolbesturen aan een van deze criteria voldoen, komen ook zij in aanmerking voor de regeling. De stimuleringsbijdrage dient vervolgens (aantoonbaar) te worden aangewend ter versterking van de kwaliteit door middel van een gezamenlijk en afgestemd personeel en materieel beleid. Indien een aanvrager aan de criteria blijft voldoen, wordt de bijdrage, na indiening van een aanvraag, jaarlijks opnieuw toegekend tot uiterlijk de datum waarop de regeling eindigt, te weten 31 juli 2002.

Voor de verdere inhoud van deze regeling zij verwezen naar de brief van 13 januari 1997 (25 000, VIII, nr. 66).

Gevolg invoering WPO, WEC en deel II van de WVO

Voor scholen die na invoering van WPO, WEC en deel II WVO per 1 augustus 1998 een andere wettelijke grondslag hebben gekregen, is geregeld dat zij onder de reikwijdte van deze regeling blijven vallen (Gele Katern nr. 6/7, 10-3-'99, kenmerk PO/PJ/2877). In materiële zin is voor deze scholen dus niets gewijzigd.

Informatie aan de Tweede Kamer

In de brief van 13 januari 1997 is ook aangegeven dat de Tweede Kamer regelmatig zal worden geïnformeerd over de effecten van de regeling zoals die door monitoring worden vastgesteld. Dit betreft in de eerste plaats gegevens over het aantal (samenwerkende) besturen dat voor een bijdrage in aanmerking komt. Daarnaast zal de Kamer worden geïnformeerd over kwalitatieve aspecten in samenhang met deze regeling, zoals de afstemming met de samenwerkingsverbanden WSNS en de inhoudelijke opbrengst van de regeling.

De informatie die thans beschikbaar is, betreft kwantitatieve gegevens over deelnemers aan de regeling in het schooljaar 1997/1998 en in het schooljaar 1998/1999. Komend najaar zal een nadere kwantitatieve rapportage aan u worden gezonden over de werking van de regeling in het schooljaar 1999/2000. In 2000 en 2001 zullen dergelijke rapportages ook plaatsvinden over de resterende twee schooljaren. Deze rapportages zullen ook nadere informatie bevatten over:

– de positie van het openbaar onderwijs in de samenwerkingsverbanden;

– het «bestuurlijk landschap» dat tot stand komt, mede door middel van de stimuleringsregeling;

– de mate van overeenkomst tussen de samenstelling van de bestuurlijke samenwerkingsverbanden BKB en die van de bestuurlijke samenwerkingsverbanden WSNS; en de vraag welke rol het aspect denominatie hierbij speelt.

Onderzoek

Ter verkrijging van meer inhoudelijke gegevens over de opbrengst van de stimuleringsregeling is recent aan het bureau Regioplan opdracht gegeven voor een onderzoek. Dit onderzoek, dat al bij de inwerkingtreding van de regeling voorzien was, beoogt zichtbaar te maken in welke mate en op welke wijze met de inzet van de stimuleringsgelden de centrale doelstelling van de regeling, te weten het vergroten van het beleidsvoerend vermogen van besturen, wordt bereikt. De onderzoeksresultaten worden aan het einde van dit jaar verwacht, zodat uw Kamer daar begin 2000 nader over zal worden geïnformeerd. De bevindingen uit het onderzoek zullen een rol spelen bij de vormgeving van maatregelen, die gericht zijn op de verbetering van de positie van het management en bestuur.

Kwantitatieve gegevens

Het hierna volgende overzicht bevat een samenvatting van de kwantitatieve gegevens die betrekking hebben op het gebruik van de regeling Stimuleringsbijdrage bestuurlijke krachtenbundeling primair onderwijs in de schooljaren 1997/1998 en 1998/1999.

Kwantitatieve gegevens Bestuurlijke Krachtenbundeling

Schooljaar 97/98Verbanden Componenten verbanden
Richting verbandTotaal aantal verbandenWaarvan zelfstandig bestuurWaarvan samenwerkende besturenAantal besturenAantal scholenAantal leerlingenAantal FTE
Interzuilair673433182776146 4978 534
Overig bijzonder1468518318 2781 533
Openbaar8861271611 361270 86714 596
Protestants-Chr.473413130571110 8175 492
Rooms Katholiek7749282011 082245 60412 109
Totaal2791781016723 766786 40941 920
% van totaal   23,64%46,60%48,51%50,56%
Gemiddeld per verband   2,413,52 819150

Schooljaar 98/99Verbanden Componenten verbanden
Richting verbandTotaal aantal verbandenWaarvan zelfstandig bestuurWaarvan samenwerkende besturenAantal besturenAantal scholenAantal leerlingenAantal FTE
Interzuilair613031168822173 1689 854
Overig bijzonder187116511426 4851 914
Openbaar11571442391 681338 33317 563
Protestants-Chr.754431212886164 0677 904
Rooms Katholiek10378241701 334311 43415 017
Totaal3722301418544 8371 013 48752 252
% van totaal   33,65%60,28%61,76%62,12%
Gemiddeld per verband   2,313,02 724140

Uit dit overzicht kunnen de volgende ontwikkelingen worden afgeleid.

– Er is veel belangstelling voor deze regeling getuige het aantal van achtereenvolgens 279 en 372 toekenningen in de eerste jaren van de regeling.

– In het schooljaar 1998/1999 was sprake van een aanzienlijke toename van het gebruik van de regeling ten opzichte van 1997/1998. Dit resulteert erin dat in het schooljaar 1998/1999 eenderde van alle besturen (= 854) in de relevante onderwijssectoren van de regeling gebruik maakt, waarmee ongeveer 60% van de scholen, FTE en leerlingen met de regeling wordt bereikt.

– Uit die cijfers kan verder worden afgeleid dat naast – al dan niet via recente fusies ontstane – grotere besturen, in toenemende mate ook samenwerkende besturen van deze regeling gebruik maken. Het aandeel van het aantal samenwerkende besturen in de toekenningen nam toe van 36% in het eerste jaar tot 38% in het tweede jaar.

– Uit nadere analyse blijkt dat van de 854 deelnemende besturen er 476 (ofwel 56%) drie of minder scholen onder hun beheer hebben. De stimuleringsregeling heeft derhalve via de mogelijkheid van samenwerking, nadrukkelijk ook een bereik onder de kleine(re) schoolbesturen.

– Ten aanzien van de vertegenwoordiging van kleine(re) basisscholen (scholen met minder dan 6 fte's) is vastgesteld, dat van het aantal voor het schooljaar 1998/1999 aan de regeling deelnemende basisscholen (4300), 33% valt onder deze beschrijving van kleine school. Dit percentage komt nagenoeg overeen met het aandeel van deze kleine basisscholen (36%) in het landelijk aantal basisscholen.

– Wat niet uit deze gegevens blijkt, is dat het aantal besturen in het primair onderwijs aanzienlijk afneemt, met name door fusie. Waren er in 1991 nog 3851 besturen, inmiddels is dat aantal afgenomen tot 2843 in 1997 en 2470 besturen per 1 oktober 1998.

– Bij vergelijking tussen het schooljaar 1997/1998 en 1998/1999 kan worden vastgesteld dat bij de «richtingen» Interzuilair en RK sprake is van een grotere gemiddelde omvang van de besturen. Bij de «richting» Interzuilair neemt het aantal toekenningen af, evenals het totaal aantal besturen. Omdat hier het aantal scholen toeneemt (van 776 naar 822), is vermoedelijk sprake van bestuurlijke fusies. Diezelfde ontwikkeling is te bespeuren bij de RK-richting.

Ik vertrouw erop uw Kamer voor dit moment met deze gegevens voldoende te hebben geïnformeerd over de stand van zaken omtrent het gebruik van de stimuleringsregeling bestuurlijke krachtenbundeling primair onderwijs.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

Naar boven