Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26200-VIII nr. 101 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26200-VIII nr. 101 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 1 juli 1999
Ten vervolge op de brief van 3 mei 1999 aan uw Kamer (26 200-VIII, nr. 81) betreffende het voornemen om de omroepbijdrage per 1 januari 2000 af te schaffen, informeren wij u hierbij dienaangaande.
Hoewel de betrokkenheid van de eindgebruikers bij afschaffing van de omroepbijdrage wordt verminderd, is de regering van opvatting dat reeds in de huidige situatie slechts een beperkte relatie bestaat tussen de betaling en de geleverde dienst. Omroepbijdragen kunnen immers eerder beschouwd worden als een collectieve last, omdat vrijwel elke burger in het bezit is van een ontvangsttoestel en er geen concrete, individuele, met de heffing samenhangende prestatie tegenover staat. In het verlengde hiervan wijst de regering op de technologische ontwikkelingen, die het mogelijk maken dat programma's en informatie op velerlei manieren aan de burgers kan worden aangeboden. Er is niet alleen sprake van een toename in de hoeveelheid van programma's en andere informatie, maar ook van een verandering in de wijze waarop deze beschikbaar is. De nieuwe mogelijkheden om langs andere weg dan radio of televisie de burgers te bereiken maken dat een financieringswijze die aanhaakt bij het bezit van radio- of televisietoestel steeds meer als achterhaald moet worden beschouwd en vragen om een moderner financieringsstelsel. Het afschaffen van de omroepbijdrage in combinatie met de verhoging van een bestaande belasting, waarvan de heffing geschiedt door de Belastingdienst, zal een efficiencywinst opleveren.
Dit kan zonder (structurele) extra kosten geschieden. Voor de regering is deze efficiencywinst een belangrijke drijfveer om tot afschaffing van de omroepbijdrage over te gaan. De verwachte efficiencywinst is op termijn gelijk aan de uitvoeringskosten van de DOB, te weten ca. f 60 mln. Een andere overweging, die eveneens een rol heeft gespeeld is de omstandigheid dat de burger door het onderbrengen van de omroepbijdrage bij de belastingen in de toekomst geen aparte aanslag meer krijgt voor de omroepbijdrage.
Het voornemen tot afschaffing van de omroepbijdrage zal als volgt worden uitgewerkt.
Juridische en financiële uitwerking
Uitgangspunt bij het afschaffen van de omroepbijdrage is dat de rijksbijdrage voor de publieke omroep zodanig wettelijk en anderszins wordt geregeld dat de positionering van de bijdrage vergelijkbaar is met de huidige financiering van de publieke omroep uit de omroepbijdrage. Het gaat om een regeling die de huidige berekeningssystematiek inclusief indexering en demografische ontwikkelingen «matcht» en die garanties geeft voor de onafhankelijkheid van de financiering van de publieke omroep op een wijze die gelijkwaardig is aan de huidige regeling van de omroepbijdrage in de Mediawet.
Op de kortst mogelijke termijn zal een wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet, strekkende tot afschaffing van de omroepbijdrage aan uw Kamer worden aangeboden. Hierin worden het mediabudget, met het bedrag van de in het jaar 1998 door de DOB aan de minister van OCenW afgedragen inkomsten als financieel uitgangspunt, en het indexatiemechanisme wettelijk vastgelegd. In de MvT bij dat wetsvoorstel zal nader worden ingegaan op de vormgeving van financiële zekerheid.
De inning van de omroepbijdragen en de heffing van belasting verschillen wezenlijk van elkaar, doordat de grondslag verschilt en de omroepbijdrage voor een jaar vooruit moet worden betaald, terwijl belasting lopende het jaar wordt geheven. Dit betekent dat er overgangsmaatregelen nodig zijn om dat in de praktijk goed op elkaar te laten aansluiten, zodat er geen dubbele heffing plaatsvindt. Daarbij zal aandacht worden besteed aan de mogelijkheden tot terugbetaling, respectievelijk aanpassing van de inning van de omroepbijdrage. Tevens zal de vraag worden meegenomen hoe omgegaan dient te worden met de incasso van de uitstaande vorderingen van de DOB, met het deel van de inning over 1999, die zou plaatsvinden in 2000, alsmede met de effecten op het betaalgedrag. Over de wijze waarop de overgang wordt vormgegeven zal nog overleg plaatsvinden tussen de betrokken departementen en de DOB.
Een gevolg van het feit dat de heffing van de omroepbijdrage jaarlijks vooraf plaatsvindt en belastingheffing lopende het jaar wordt geïnd, is dat er hierdoor op kasbasis een éénmalig financieringsgat van circa f 0,6 à 0,7 miljard ontstaat. Op transactiebasis is er echter geen sprake van een tekortschietende financiering. Zowel in 1999 als 2000 zal de financiering van de omroepen op transactiebasis volledig worden gedekt. Dit betekent dat de wijziging van de financiering van de omroepbijdrage geen effect heeft op het EMU-tekort.
Financiële gevolgen voor provincies en gemeenten
De DOB verzorgt momenteel de inning van de provinciale en gemeentelijke opslagen op de omroepbijdrage ten behoeve van regionale en lokale radio en televisie. Het gaat hier om een bedrag van circa f 82,5 miljoen in 1998. Opslagen op omroepbijdragen kunnen niet meer worden geheven als de omroepbijdrage is afgeschaft. De provincies zullen voor het vervallen van de mogelijkheid tot opslag op de heffing van de omroepbijdrage worden gecompenseerd via een toevoeging van rijksmiddelen aan het provinciefonds. Ten aanzien van gemeenten staat de regering een beleid voor, waarbij bij het vervallen van de lokale opslag op de omroepbijdrage gemeenten desgewenst een beroep kunnen doen op de eigen gemeentelijke middelen. De financiële gevolgen van dit wetsvoorstel en de nadere uitwerking hiervan voor provincies en gemeenten worden nader bezien in overleg met VNG en IPO.
Opheffing DOB en overgang naar Belastingdienst
Het voltallige DOB-personeel wordt bij de Belastingdienst herplaatst, waarbij de reorganisatiekosten voor rekening komen van de Belastingdienst. De medewerkers van de DOB hebben per 1 april 1999 de ambtenarenstatus verworven met een rechtspositie die gelijk is aan die van de ambtenaren werkzaam bij de sector rijk. Bij deze overgang zijn er voor de medewerkers bepaalde reeds bestaande rechtspositionele zekerheden overgenomen. De Belastingdienst zal deze persoonsgebonden zekerheden overnemen. De afspraken over de overgang zullen worden vastgelegd in een convenant. Het betreft onder meer afspraken over de rechtspositie, de bezwaar- en beroepsprocedure en de noodzakelijke flankerende maatregelen. Daarnaast zal het convenant aangeven hoe zal worden omgegaan met nevenwerkzaamheden en eventuele verschillen in de rechtspositie. Het ministerie van Financiën zal op korte termijn met de DOB nadere afspraken maken met betrekking tot het convenant.
Efficiencywinst ten behoeve van jeugdzorg
De efficiencywinst, die na de uitvoering van de afschaffing van de omroepbijdrage ontstaat, wordt beschikbaar gesteld voor de begrotingen van VWS en Justitie. Zoals in de brief van 28 september 1998 aan uw Kamer reeds gesteld, gaat het hierbij om f 30 miljoen in 2000, f 45 miljoen in 2001 en structureel f 60 miljoen vanaf 2002. Daarbij zijn aanwendingsmogelijkheden aangegeven. In het kader van de ontwerp-begroting 2000 zal u een voorstel voor de verdeling en aanwending van deze gelden bereiken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26200-VIII-101.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.