26 200 VII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 1999

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES EN VOOR GROTE STEDEN- EN INTEGRATIEBELEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 5 oktober 1998

Tijdens het begrotingsonderzoek van 29 september jl. (26 200 VII, nr. 9) inzake de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben wij toegezegd een aantal vragen schriftelijk te beantwoorden. De antwoorden op deze vragen treft u als bijlage bij deze brief aan. De vragen inzake het «Jaaroverzicht Integratiebeleid Minderheden 1999» zullen in een aanvullende notitie «Integratiebeleid» worden opgenomen, dat de Minister voor GSI nog dit jaar aan de Kamer zal aanbieden.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel

Antwoorden op vragen die in het kader van het begrotingsonderzoek BZK zijn gesteld

Millennium

1

Wat is de stand van zaken bij de aanpak van de millenniumproblematiek op de Nederlandse Antillen en welke koppelingen zijn er tussen de systemen op de Nederlandse Antillen en Aruba, en Nederland en wat is daarvan de stand van zaken?

Het antwoord op de vraag wat de stand van zaken is bij de aanpak van de millenniumproblematiek op de Nederlandse Antillen, is tweeledig:

– De Nederlandse Antillen en Aruba zijn zelfstandige delen van ons koninkrijk en als zodanig ook zelf primair verantwoordelijk voor het aanpakken van de millenniumproblematiek. Nederland verleent bij die aanpak in de Nederlandse Antillen de nodige ondersteuning aan zowel de Landsoverheid, als aan het eilandgebied Curaçao. Mede daarom bestaat er sinds 1 mei 1998 tussen Land, eilandgebied en Nederland een Samenwerkingsovereenkomst Informatisering, zoals ook is vermeld in de Memorie van Toelichting op Hoofdstuk IV van de Rijksbegroting 1999. Ook is een verzoek van de Arubaanse regering om medefinanciering door Nederland van de in Aruba gekozen aanpak in behandeling. Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties De Vries voert het overleg met de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba over met name de hoogte van de Nederlandse bijdragen.

– Op de Nederlandse Antillen en Aruba is een aantal vertegenwoordigingen gevestigd die onderdeel zijn van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De aanpak van de millenniumproblematiek bij deze vestigingen, die vóór 1998 deel uitmaakten van het Kabinet voor Nederlands Antilliaanse en Arubaanse Zaken, wordt thans in lijn gebracht met de aanpak van BZK, omdat de desbetreffende onderdelen pas vanaf dit jaar deel uitmaken van mijn departement. Voor de vitale objecten ligt de geplande einddatum voor het millenniumtraject bij deze onderdelen op 1 januari 1999.

Ten aanzien van de vraag naar de koppelingen kan ik u meedelen dat er momenteel geen directe koppelingen zijn tussen systemen op de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland.

Grote stedenbeleid

2

Ten aanzien van een aantal regelingen is gekozen voor de constructie dat gemeenten ten behoeve van de financiering van investeringen een lening konden aangaan, waarbij de rijksoverheid de kosten van de rente en aflossing voor zijn rekening neemt. Dat is een financieringswijze die zwaar lijkt te drukken op een budget dat zo hard nodig is voor de oplossing van de problemen.

Welke alternatieve financieringsvarianten zijn er voor deze regelingen?

Deze financieringsconstructie is destijds gekozen om budgettaire redenen. Alternatief zou zijn geweest dat de investeringsbijdrage in één keer aan gemeenten zou worden betaald en dat de Staat de daartoe benodigde middelen zou hebben geleend op de kapitaalmarkt. Dat had betekend dat er ook rente zou moeten worden betaald, zij het dat deze rentebetalingen niet op de begroting van BZK zichtbaar zouden zijn, maar dat deze verantwoord zouden worden op het hoofdstuk Nationale Schuld.

Deze constructie is van toepassing op een viertal regelingen op de BZK-begroting, te weten:

– de Werkgelegenheidsimpuls 1994;

– de Regeling leefbaarheid/veiligheid/stadseconomie voor de G4;

– de Regeling leefbaarheid/veiligheid/stadseconomie voor de G15;

– de Regeling leefbaarheid/veiligheid/stadseconomie voor de G6.

Vanzelfsprekend zou het mogelijk zijn om de regelingen in één keer af te kopen.

Voor deze regeling staan vanaf 1999 nog de volgende bedragen op de begroting:

– Werkgelegenheidsimpuls 1994: over de periode 1999 t/m 2010 f 50 mln per jaar, alsmede een bedrag van f 3,5 mln in 2011;

– Regeling leefbaarheid/veiligheid/stadseconomie voor de G4: over de jaren 1999 t/m 2018

f 10 mln per jaar;

– Regeling leefbaarheid/veiligheid/stadseconomie voor de G15: over de jaren 1999 t/m 2018

f 10 mln per jaar;

– Regeling leefbaarheid/veiligheid/stadseconomie voor de G6: over de jaren 1999 t/m 2019 f 3 mln per jaar.

Om deze verplichtingen in één keer af te kopen zou een bedrag nodig zijn van f 659 mln. Om een dergelijk bedrag te financieren zou de Staat op de kapitaalmarkt moeten lenen. Dat zou in de praktijk betekenen dat de rentelasten op de begroting van de Nationale Schuld tot uitdrukking zullen komen.

Integratiebeleid

3

Wat is de raming van de kosten van het CRIEM-rapport?

Voor de uitvoering van de CRIEM-pilots is in 1998 f 6,5 mln beschikbaar en in 1999 f 5,5 mln. Met deze pilots wordt getracht om het conceptuele kader uit de nota CRIEM te concretiseren en verder te ontwikkelen. Het kabinet bereidt thans de selectie voor van de gemeenten, die hebben aangegeven voor een pilot in aanmerking te willen komen.

Ik ben gaarne bereid om, zodra daarover besluitvorming heeft plaatsgehad, de Kamer van de uitkomsten daarvan op de hoogte te brengen.

Op de begroting van Justitie is voor de uitvoering van trajectbegeleiding/ uitvoering van het programma CRIEM een reeks beschikbaar die van f 4 mln. in 1998 oploopt tot structureel f 18 mln in 2002.

Over de financiering van de landelijke structurele uitvoering van de nota CRIEM kunnen nu nog geen mededelingen worden gedaan. Zoals bekend is in het regeerakkoord daarin niet voorzien, en bovendien moet eerst de evaluatie van de pilots worden afgewacht. Deze evaluatie is voorzien voor eind 1999. Indien deze pilots succesvol blijken, is daarna de vraag actueel hoe een landelijke aanpak moet worden bekostigd.

4

Hoe groot zijn de wachtlijsten voor taalles bij de volwasseneneducatie?

Uit informatie van het Ministerie van OCenW blijkt dat de meest recente gegevens over wachtlijsten bij de volwasseneneducatie dateren van begin 1996. Uit dit onderzoek bleek dat de instellingen er in zijn geslaagd de wachtlijsten tot de helft terug te brengen, van 16 000 personen in 1994 naar 8 000 in 1996. Er is een constante dalende trend. Hij maakte verder onderscheid tussen de aperte en de latente vraag: in de aperte vraag is geleidelijk voorzien, de latente vraag is nog steeds groot. Na bovengenoemd onderzoek heeft de toenmalige minister van OCenW geen nader onderzoek meer laten doen.

Naar boven