26 200 IXB
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 1999

nr. 27
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 september 1999

De vaste commissie voor Financiën1 heeft aan de staatssecretaris van Financiën bij brief van 2 juni 1999 een reactie gevraagd op opmerkingen van de commissie inzake de belasting van personenauto's en motorrijwielen (Bpm). De staatssecretaris heeft bij brief van 20 augustus 1999 geantwoord. Deze brieven zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Van Gijzel

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Janssen

's-Gravenhage, 2 juni 1999

Aan de staatssecretaris van Financiën

De vaste commissie voor Financiën heeft kennis genomen van uw brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal d.d. 11 februari 1999 (26 251, nr. 45) waarin u zegt dat u uiteraard bereid bent met de vaste commissie voor Financiën nader in overleg te treden over de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (Bpm) indien een Nederlander gebruik maakt van de weg met een niet in Nederland gekentekende auto. Alvorens de Commissie een besluit neemt over de wenselijkheid mondeling overleg te houden verzoekt zij u om een reactie op de volgende opmerkingen.

U stelt in uw brief dat omzichtig zal moeten worden omgegaan met het creëren van ruimte om de omstandigheden van het individuele geval in de beoordeling te betrekken. De vaste commissie denkt aan een heel andere invalshoek. Zij denkt aan aanpassing van de regelgeving op dit terrein, zodat het niet mogelijk is de naheffingsaanslag terstond en tot het volle bedrag in te vorderen bij eerste ingebruikneming op het Nederlandse wegennet. Zij is van mening dat een eenmalige heffing tot het volle bedrag in geen verhouding staat tot de aard van de overtreding. Zij denkt daarbij bijvoorbeeld aan de mogelijkheid om eerst na een formele waarschuwing tot heffing over te gaan. Ook kan gedacht worden aan heffing van een gedeelte van het volle bedrag, dat dan oploopt naarmate meerdere overtredingen zijn begaan.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën

Janssen

Aan de voorzitter van de vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 augustus 1999

In uw brief van 2 juni jl. vraagt u mijn reactie op uw gedachte om de regels voor de belasting van personenauto's en motorrijwielen (bpm) op zo'n manier aan te passen dat het niet langer mogelijk is de naheffingsaanslag voor een inwoner van Nederland die in ons land rijdt in een buitenlands gekentekende auto onmiddellijk geheel in te vorderen bij de aanvang van het gebruik van de weg in ons land. Naar aanleiding van uw verzoek deel ik u het volgende mee.

Het belastbare feit in de bpm voor Nederlanders die rijden in auto's met een buitenlands kenteken is een logische en noodzakelijke sluitsteen van een belasting, die zoals de bpm, als belastbaar feit in de eerste plaats de registratie kent van de auto in het Nederlandse kentekenregister. Ik hecht eraan dat de mogelijkheid blijft bestaan dat bij de heffing van deze belasting uitvoering wordt gegeven aan de op dit punt geldende wettelijke regels.

Aan de andere kant ben ik het met u eens dat er omstandigheden zijn waarin de vraag rijst of het onmiddellijk opleggen van een naheffingsaanslag wel redelijk is. Dit vooral gezien het vaak daarmee gemoeide hoge bedrag. Naar mijn mening speelt die vraag vooral als de bestuurder niet wist dat de aanvang van het gebruik van de weg in ons land met een buitenlands gekentekende auto voor een Nederlander een belastbaar feit is voor de bpm. Hoewel dit zonder meer per geval beoordeeld moet worden, vind ik dat tot die omstandigheden, indien ten onrechte wordt gereden zonder vergunning voor gebruik in Nederland, incidentele noodsituaties kunnen behoren. Aan de andere kant kunnen daar niet de gevallen toe behoren waarin een vergunning is verleend en de aan de vergunning verbonden voorwaarden niet worden nageleefd.

Al met al lijkt het me een goede zaak om in geval van het hier bedoelde belastbare feit in bepaalde individuele situaties te volstaan met een waarschuwing aan de overtreder. Dit op basis van aanwijzingen aan de belastingdienst die inhouden dat de belastingdienst in die situaties de eerste maal niet direct overgaat tot het opleggen van een naheffingsaanslag. Pas bij recidive wordt dan geheven. Een en ander in het licht van uw opvatting en van rechtspraak over dit onderwerp, die de mogelijkheid biedt om alsnog bij recidive de verschuldigde belasting in te vorderen, ook al wordt op het moment dat het belastbare feit zich voordoet volstaan met een waarschuwing. Ik stel mij voor dat daarbij de persoon in kwestie de keus krijgt: de auto alsnog in Nederland laten registreren en de bpm voldoen of de auto weer buiten Nederland brengen.

Voordat ik op dit punt nadere stappen zet (aanwijzingen aan de belastingdienst, eventueel juridische vormgeving) wacht ik uw reactie af.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Rosenmöller (GL), Van Zijl (PvdA), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Patijn (VVD), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GL), Bos (PvdA), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Harrewijn (GL), Smits (PvdA), Duijkers (PvdA), Koenders (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Hofstra (VVD), De Wit (SP), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Dankers (CDA), Van der Knaap (CDA), Blok (VVD), Weekers (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Rabbae (GL), vacature PvdA, Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA).

Naar boven