26 200 IXA
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 1999

nr. 3
BIJLAGEN

Bijlagen 1 t/m 4 bij Memorie van Toelichting

1. Lijst van gebruikte termen en hun betekenis 2

2. Overzicht van economische en functionele coderingen 5

3. Overzicht van relevante en niet-relevante uitgaven en ontvangsten 6

4. Toelichting inzake registratie rentelasten op transactiebasis 7

Een aantal algemene bijlagen is niet opgenomen, omdat deze voor de begroting niet van belang resp. niet van toepassing zijn. Relevante informatie betrekking hebbende op begroting IXA en het Agentschap is zonodig opgenomen in de bijlagen van begroting IXB.

De volgende algemene bijlagen zijn niet opgenomen:

– de overzichten inzake personeelsgegevens

– de wetgevingsbijlage

– het overzicht van door de Staten-Generaal aanvaarde moties en door bewindslieden gedane toezeggingen

– het overzicht van geldende circulaires van het ministerie van Financiën

– het overzicht van aanbevelingen Nationale Ombudsman

– de subsidiebijlage

– de voorlichtingsbijlage

– het overzicht van aanschrijvingen die «regelrecht» zijn geworden

– het beleidsevaluatieprogramma

BIJLAGE 1 LIJST VAN GEBRUIKTE TERMEN EN HUN BETEKENIS

Agentschap

Een agentschap is een onderdeel van een ministerie waarvoor een afwijkend beheer wordt gevoerd, met als doel een doelmatiger beheer te realiseren.

(NB: Het Agentschap van het Ministerie van Financiën is niet een agentschap als hierboven bedoeld, maar is een directie van de Generale Thesaurie van het Ministerie van Financiën).

Amortisatie

Aflossing op eerder uitgegeven leningen door middel van inkoop.

Benchmark

Toonaangevende lening die een referentiekader biedt voor een bepaald looptijdsegment.

Buy- and Sellback transactie

Een buy- and sellback transactie is een contante aankoop van een hoeveelheid stukken in combinatie met een gelijktijdig afgesloten termijnverkoop van dezelfde stukken (bijvoorbeeld staatsobligaties of DTC's). In de tussenliggende periode wordt de facto een bedrag in de geldmarkt uitgezet, waarover een rentevergoeding wordt ontvangen.

Call- en call-fixe leningen

Dagelijks opvraagbare geldmarktleningen zonder onderpand met een looptijd van meestal 1 dag (call) tot enkele dagen (call-fixe).

Clearing

Systeem van collectieve afwikkeling van effectentransacties door middel van bijschrijving op geld- en effectenrekeningen.

Disconto

Rente die vooraf wordt betaald.

Dutch Treasury Certificates (DTC's)

Schuldbewijzen met een korte looptijd uitgegeven door het Rijk om tijdelijke kastekorten van het Rijk te financieren. DTC's worden uitgegeven en verhandeld op discontobasis.

Economische en monetaire Unie (EMU)

De Economische en Monetaire Unie is een samenwerking van (vooralsnog) 11 EU-lidstaten op basis van het Verdrag van Maastricht. De definitieve fase van de EMU gaat in op 1 januari 1999 met de invoering van een gemeenschappelijke Europese munt, de euro. De huidige nationale valuta's hebben dan een vaste verhouding tot elkaar en tot de euro. Per 1 januari 2002 worden de nationale munten definitief vervangen door de euro. Het uniforme monetaire beleid in de EMU wordt bepaald door de Europese Centrale Bank (ECB).

Emissieportefeuille

Obligaties van een al bestaande lening, die – al dan niet direct volgend op een emissie van die lening – door het Agentschap in portefeuille zijn genomen en die geleidelijk in de markt worden geplaatst. Bij de afgifte gelden dezelfde settlementcondities als bij de secundaire handel ter beurze.

Financieringsbehoefte van het Rijk

De som van het feitelijke financieringstekort en de aflossingen op de gevestigde staatsschuld.

Financieringstekort (feitelijk) van het Rijk

Het saldo van de relevante uitgaven en ontvangsten, minus de mutatie in het saldo van de derdenrekening.

Frontloading

Dekking van meer dan de helft van de financieringsbehoefte van een jaar in de eerste helft van dat jaar.

Liquiditeit

In een markt met voldoende liquiditeit kunnen grote posten verhandeld worden zonder dat dit een substantiëel effect op de prijs (koers) heeft.

Rekenrente

Boekhoudkundig veronderstelde rente in begroting en meerjarencijfers.

Schatkistsaldo

Saldo op de rekening van het Rijk bij De Nederlandsche Bank N.V.

Spread

Positief of negatief renteverschil, b.v. tussen leningen met een verschillende looptijd of tussen leningen van verschillende landen.

Staatsschuld

Het totaal van de uitstaande geldelijke leningen van de Staat (vaste en vlottende schuld) is de bruto staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd van twee jaar of langer vormen de vaste staatsschuld. Leningen met een oorspronkelijke looptijd korter dan 2 jaar vormen de vlottende staatsschuld.

Tender

Inschrijving op openbare lening door middel van opgave van bedragen en maximum koersen waartegen men de obligaties wenst te verkrijgen.

Toonbankuitgifte

Uitgiftesysteem van openbare staatsleningen waarbij de inschrijving gedurende een langere periode open staat. Gedurende deze periode kan de uitgiftekoers worden aangepast. Dit biedt de mogelijkheid om flexibel in te spelen op zich wijzigende marktomstandigheden.

Vorderingentekort van het Rijk

Het vorderingensaldo geeft de mutatie in het saldo van financiële activa en passiva van het Rijk weer (de mutatie van de netto-staatsschuld). Een aantal posten heeft geen invloed op de netto-financiële positie. Deze posten vormen het verschil tussen het financieringstekort en het vorderingentekort. Daarbij gaat het vooral om uitgaven en ontvangsten in het kader van kredietverlening en de aan- en verkoop van staatsdeelnemingen.

Yieldcurve

Geeft de relatie weer tussen het rendement van leningen en de bijbehorende looptijden.

BIJLAGE 2 OVERZICHT INZAKE ECONOMISCHE EN FUNCTIONELE CODERINGEN

Overzicht a: Uitgaven en ontvangsten (x f 1 mln.) per macro-economische categorie; met totalen per economische hoofdgroep
  UitgavenOntvangsten
CodeOmschrijving199719981999199719981999
12Overige goederen en diensten264,854,04,0  
16Verkopen van goederen en diensten0,10,00,0
1Totaal output, intermediair gebruik, afschrijvingen en belang van werknemers264,854,04,00,10,00,0
        
21Rente30 135,130 490,431 193,5
26Rente362,0979,31 290,1
2Totaal inkomen uit vermogen30 135,130 490,431 193,5362,0979,31 290,1
        
81Aflossing van langlopende effecten6 055,829 607,233 361,81,20,50,0
82Aflossing van langlopende onderhandse leningen12 935,89 444,79 723,0
86Opbrengst uitgifte openbare leningen25,049,10,019 383,546 869,656 622,8
87Opbrengst opneming langlopende leningen5,05,45,9
8Totaal mutaties in financiële passiva met een lange looptijd19 016,639 101,043 084,819 389,646 875,556 628,7
Totaal 49 416,569 645,474 282,319 751,847 854,857 918,8
Overzicht b: Uitgaven en ontvangsten (x f 1 mln.) per functionele categorie; met totalen per functionele hoofdgroep
  UitgavenOntvangsten
CodeOmschrijving199719981999199719981999
13.1Rente30 135,130 490,431 193,5362,0979,31 290,1
13.9Uitgaven en ontvangsten nader te verdelen over de hoofdgroepen 01 t/m 13264,854,04,00,10,00,0
13Uitgaven en ontvangsten die niet of niet onmiddellijk over de hoofdgroepen 01 t/m 12 worden verdeeld30 399,830 544,431 197,5362,1979,31 290,1
        
14.1Aflossing en opneming van gevestigde schuld in nationale valuta18 953,238 826,943 084,818 454,046 037,556 628,7
14.7Agio / disagio bij aflossing en opneming van gevestigde schuld63,4274,10,0935,6838,00,0
14Overheidsschuld19 016,639 101,043 084,819 389,646 875,556 628,7
Totaal 49 416,569 645,474 282,319 751,847 854,857 918,8

BIJLAGE 3 OVERZICHT VAN RELEVANTE EN NIET-RELEVANTE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

bedragen x f 1 mln
Uitgaven199719981999
Relevant voor het feitelijke financieringstekort (kasbasis)   
11.01 Rente vaste schuld29 443,529 778,130 486,6
11.03 Agio bij inkoop schuld38,4225,00,0
11.04 Disagio bij uitgifte schuld25,049,10,0
11.05 Overige uitgaven vaste schuld264,853,33,3
12.01 Rente vlottende schuld691,5712,0706,7
12.02 Overige uitgaven vlottende schuld0,11,01,0
Totaal relevante uitgaven voor het feitelijke FT30 463,230 818,531 197,5
Niet-relevant voor het feitelijke financieringstekort
11.02 Aflossing vaste schuld18 953,238 826,943 084,8
Totaal niet-relevante uitgaven voor het feitelijke FT18 953,238 826,943 084,8
Totaal uitgaven (kasbasis)49 416,569 645,474 282,3
 
Ontvangsten199719981999
Relevant voor het feitelijke financieringstekort (kasbasis)   
11.01 Ontvangen rente bij uitgifte vaste schuld315,5942,01 267,9
11.03 Agio bij uitgifte schuld934,4837,50,0
11.04 Disagio bij inkoop schuld1,20,50,0
11.05 Overige ontvangsten vaste schuld0,10,00,0
12.01 Rente kortlopende vorderingen0,50,00,0
12.02 Rentevergoeding op schatkistsaldo46,037,322,3
Totaal relevante ontvangsten voor het feitelijke FT1 297,71 817,31 290,1
Niet-relevant voor het feitelijke financieringstekort   
11.02 Uitgifte vaste schuld18 454,046 037,556 628,7
Totaal niet-relevante ontvangsten voor het feitelijke FT18 454,046 037,556 628,7
Totaal ontvangsten (kasbasis)19 751,747 854,857 918,8

BIJLAGE 4 TOELICHTING INZAKE REGISTRATIE RENTELASTEN OP TRANSACTIEBASIS

Met ingang van 1999 worden de rentelasten op transactiebasis opgenomen in de uitgavenijklijn en in het EMU-saldo van de overheid. Daarom wordt in de begroting IX A een aansluiting gepresenteerd van rentelasten op kasbasis naar rentelasten op transactiebasis. Overigens zullen de rentelasten in de begroting IXA gebaseerd blijven op kasbasis, conform de Comptabiliteitswet 1976.

Registratie van rentelasten op transactiebasis sluit aan bij de Europese voorschriften van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR 1995). Deze voorschriften spelen een belangrijke rol bij onder meer de EMU-rapportages inzake overheidstekort en overheidsschuld en bij de berekeningen van de afdracht eigen middelen.

Het belangrijkste verschil tussen kas- en transactiebasis is het volgende. Op kasbasis geeft een lening in het eerste jaar een lagere rentelast te zien dan op transactiebasis. De kasuitgave ijlt immers na, omdat de (eerste) couponbetaling pas na één jaar plaatsvindt. Op transactiebasis wordt de rente geboekt naar de mate waarin deze opkomt. Dat betekent dat de rente vanaf de dag van uitgifte geleidelijk aan gaat oplopen. De rente wordt als het ware uitgesmeerd over de tijd. Dit betekent ook dat de dekking van een financieringstekort in enig jaar leidt tot rentelasten die in het jaar van schulduitgifte hoger zijn op transbasis dan op kasbasis. Met uitzondering van 1994 hebben zich in alle jaren (feitelijke) financieringstekorten voorgedaan.

Daartegenover staat dat de rente op kasbasis in het jaar van aflossing hoger ligt, omdat de kasuitgave een heel (coupon-)jaar betreft. Op transactiebasis is slechts over een deel van het laatste jaar rente verschuldigd.

Ook ingeval van bijbetaalde rente – als de stortingsdatum niet overeenkomt met de coupondatum – ontstaat een kas-transverschil, indien de eerste couponbetaling pas plaatsvindt in het jaar na uitgifte. Dit effect treedt m.n. op bij heropening van leningen, hetgeen de laatste jaren steeds vaker gebeurt.

Ook bij DTC's treden kas-transverschillen op. Bij DTC's echter wordt de kasuitgave als gevolg van het disconto karakter bij plaatsing geboekt. Bij DTC-programma's die over de jaargrens heenlopen, zal de rente in het jaar van plaatsing op kasbasis dus groter zijn dan op transbasis.

Bijzonderheid van de door Eurostat voorgeschreven methodiek is tenslotte dat agio, geboekt op het moment van uitgifte, over de gehele looptijd wordt uitgesmeerd, en wel zodanig dat de uitgiftekoers over de looptijd geacht wordt af te nemen tot de nominale waarde die bij aflossing betaald moet worden.(voor disagio geldt m.m. hetzelfde). Deze jaarlijkse mutatie wordt in mindering gebracht op de couponrentelasten.

In onderstaande tabel is de aansluiting van kas-basis naar transactiebasis gemaakt.

 
bedragen x f 1 mln199719981999
Relevante uitgaven op kas-basis30 463,230 818,531 197,5
Relevante ontvangsten op kas-basis1 297,71 817,31 290,1
Saldo relevant kas-basis29 165,529 001,229 907,4
Kas-transactiecorrectie+ 169,9+ 678,4– 193,9
Saldo relevant transactiebasis29 335,429 679,629 713,5
Naar boven