Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26200-C nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1998-1999 | 26200-C nr. 2 |
1. | Inleiding | 2 |
2. | Algemene uitkering en integratie-uitkeringen: omvang en opbouw | 3 |
2.1 | Inleiding | 3 |
2.2 | Vermoedelijke uitkomsten verplichtingen- en uitgavenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 1998 | 4 |
2.3 | Totstandkoming verplichtingen- en uitgavenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 1999 | 8 |
2.4 | Meerjarenramingen algemene uitkering en integratie-uitkeringen 2000 tot en met 2003 | 15 |
3. | Algemene uitkering en integratie-uitkeringen: verdeling en uitvoering | 18 |
3.1 | Aanvullende uitkering (artikel 12) | 18 |
3.2 | Integratie-uitkeringen | 19 |
3.3 | Evaluatie-onderzoeken | 20 |
3.4 | Euro en Millennium | 20 |
4. | Specifieke uitkeringen en eigen inkomsten | 21 |
4.1 | Inleiding | 21 |
4.2 | Specifieke uitkeringen | 21 |
4.3 | Eigen inkomsten | 22 |
5. | Artikelsgewijze toelichting op de begroting | 22 |
5.1 | Uitgaven | 22 |
5.2 | Ontvangsten | 23 |
5.3 | Meerjarenramingen gemeentefonds 2000 tot en met 2003 | 24 |
De Rijksbegroting 1999 is de eerste begroting die het nieuwe kabinet op basis van het afgesloten Regeerakkoord indient. Deze memorie van toelichting is dan ook dé plaats om op hoofdlijnen in te gaan op de betekenis van het Regeerakkoord voor de gemeenten.
Het Regeerakkoord geeft aan dat er uit hoofde van beleidswijzigingen op verschillende terreinen intensiveringen op het gemeentefonds plaatsvinden. Zo krijgt het onderwijs extra middelen om de kwaliteit te verhogen. Een onderdeel hiervan heeft betrekking op de huisvesting van het basisonderwijs, waar gemeenten sinds 1997 voor verantwoordelijk zijn. In het kader van het specifieke inkomensbeleid worden toevoegingen gedaan voor de bijzondere bijstand en de WVG.
Er zijn, naast de intensiveringen op het gemeentefonds, nog andere belangrijke intensiveringen voor wat betreft de gemeentelijke financiën. Voor de bevordering van de vitaliteit van de steden wordt in de komende kabinetsperiode bijna f 1 miljard uitgetrokken. De sociale infrastructuur krijgt extra aandacht door een toevoeging van middelen voor de realisatie van de regionale bureaus jeugdzorg en voor een verbeterd inburgeringsbeleid. De kinderopvang, eveneens gedecentraliseerd naar de gemeenten, krijgt een impuls om arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen. Over de precieze verdeling hiervan moet nog nadere besluitvorming plaatsvinden.
Tot slot wil het Rijk met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) afspraken maken over de mogelijkheden om de groei van het gemeentefonds als gevolg van de stijging van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven, in te zetten voor de versterking van de sociale infrastructuur.
In hoofdstuk 2 worden de intensiveringen uit het Regeerakkoord verder uitgewerkt. De regering is van mening dat hiermee een inhoudelijk goede en financieel behoorlijke basis is gelegd voor de ontwikkeling van het voorzieningenniveau van de gemeenten in de komende jaren.
Voorafgaand aan de kabinetsformatie heeft een ambtelijke werkgroep onder voorzitterschap van het ministerie van Financiën de normeringssystematiek van het gemeentefonds geëvalueerd en daarover een rapport uitgebracht. Dit rapport is op 25 maart 1998 besproken met de VNG. De partijen oordeelden positief over de normeringssystematiek. In het financiële kader van het regeerakkoord is uitgegaan van voortzetting van deze normeringssystematiek.
Een ambtelijke werkgroep onder voorzitterschap van het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft de financiële positie van de Nederlandse gemeenten in kaart gebracht. Ook dit rapport is op 25 maart 1998 met de VNG besproken. Hoewel de conclusie was dat het rapport belangrijk basismateriaal gaf voor de beoordeling van de financiële positie van Nederlandse gemeenten, werden er bestuurlijk verschillende conclusies getrokken. Het rapport is onderdeel geweest van de besluitvorming rond de kabinetsformatie. Ook het bedrag dat in verband met de voorfinanciering artikel 12 Den Haag aan het gemeentefonds wordt onttrokken, is meegewogen bij de opstelling van het Regeerakkoord.
De lokale lastendruk blijft een thema dat landelijke aandacht krijgt. Gelijktijdig met de Miljoenennota 1999 wordt de «Monitor Lokale lasten» door het ministerie van Financiën aan de Tweede Kamer aangeboden. De Monitor laat zien dat de lasten voor zowel gezinshuishoudingen als bedrijven en instellingen zijn gedaald. Dit wordt mede veroorzaakt door de lastenverlichting door de f 100,– maatregel (zogenaamde Zalmsnip) en de afschaffing van de gemeentelijke en provinciale milieuleges.
Tot slot bestaat het voornemen om in het najaar een nieuw «bestuursakkoord-nieuwe-stijl» met de VNG en het IPO te sluiten. Dit akkoord moet een offensief karakter hebben en gericht zijn op het oplossen van inhoudelijke vraagstukken, onder meer jeugdbeleid, grote stedenbeleid, sociale infrastructuur en inburgering. In het akkoord wil de regering met de VNG een gezamenlijke beleidsstrategie uitzetten op een aantal brede thema's uit het Regeerakkoord. Tevens wil de regering in dit akkoord de spelregels in het verkeer tussen verschillende overheden vastleggen, onder andere de wijze van rapportage en evaluatie. Met dit akkoord wil de regering een bestuurlijk commitment en politiek partner-ship tot uitdrukking brengen.
Wij zien, op basis van het Regeerakkoord, de samenwerking met de gemeenten in deze kabinetsperiode vol vertrouwen tegemoet.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
2. ALGEMENE UITKERING EN INTEGRATIE-UITKERINGEN: OMVANG EN OPBOUW1
Een belangrijk aantal van de in het Regeerakkoord neergelegde beleidsvoornemens heeft direct financiële betekenis voor de gemeenten.
In het kader van het specifieke inkomensbeleid heeft de regering extra geld uitgetrokken voor specifiek inkomensbeleid. Een deel van de beschikbare middelen is bestemd voor de WVG. In 1999 is f 50 miljoen, oplopend tot f 225 miljoen in 2002, beschikbaar voor maatregelen gericht op het ondersteunen van chronisch zieken en mensen met een handicap. Een deel van de beschikbare middelen is bestemd om het groter beroep dat in de naaste toekomst op de WVG zal worden gedaan, op te vangen. Over de verdeling van deze middelen, naar verwachting deels een toevoeging aan het gemeentefonds, vindt nog nadere besluitvorming plaats. Voor bijzondere bijstand worden extra middelen aan het gemeentefonds toegevoegd, oplopend van f 50 miljoen in 1999 tot f 150 miljoen in 2002. Deze middelen zullen, evenals de middelen die al voor de bijzondere bijstand in het fonds zijn opgenomen, worden meegenomen in de jaarlijkse monitor «gemeentelijk armoedebeleid». Met de VNG zal daarnaast in overleg worden getreden over de wijze waarop ook in het lokale inkomensondersteuningsbeleid rekening wordt gehouden met de kansen op de arbeidsmarkt.
Naast deze toevoegingen wordt een bedrag van f 40 miljoen in 1999 oplopend tot f 180 miljoen in 2002 aan het gemeentefonds toegevoegd in verband met de maatregelen van de regering gericht op verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. De toevoeging heeft te maken met het verkleinen van de klassen, waardoor gemeenten, die verantwoordelijk zijn voor de huisvesting van het basisonderwijs, te maken krijgen met hogere kosten.
Om de arbeidsparticipatie van vrouwen te bevorderen krijgt de kinderopvang een extra impuls in het Regeerakkoord. Hiermee wordt een uitbreiding van het aantal kinderopvangplaatsen gefinancierd. In 1999 wordt f 50 miljoen geïntensiveerd, oplopend tot f 250 miljoen in 2002. Daarbovenop is nog vier keer f 15 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie «dagindeling». Op dit moment is de besluitvorming over de verdeling van deze gelden nog niet afgerond.
Daarnaast wordt in de komende vier jaar in totaal een bedrag van cumulatief f 930 miljoen uitgetrokken, om de vitaliteit van de grote steden verder te bevorderen. Het gaat hierbij om intensiveringen met betrekking tot bedrijfsterreinen, sleutelprojecten, monumentenzorg, stadsvernieuwing en lokale milieuhinder. Tevens wordt een fonds voor de leefbaarheid van de grote steden opgericht. In 2010 zal het bedrag voor deze intensiveringen opgelopen zijn tot een totaal van cumulatief f 4,8 miljard. Deze middelen worden in beginsel buiten het gemeentefonds om verstrekt.
Ook tal van andere maatregelen van het nieuwe kabinet zijn van belang voor gemeenten. Te noemen zijn onder meer de intensiveringen in het interne veiligheidsbeleid, in de individuele huursubsidie en het specifieke werkgelegenheidsbeleid. Voor wat betreft de uitvoering van de Algemene bijstandswet zullen gemeenten in de toekomst meer verantwoordelijkheden gaan dragen, ook in financiële zin. De verwachting is dat dit zal leiden tot forse besparingen op het budget van de bijstand.
Het kabinet heeft besloten om de decentralisatie van het zittend ziekenvervoer per 1 januari 2000 geen doorgang te laten vinden. Voorlopig blijven deze gelden op de begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport staan. Hieraan liggen mede verdeeltechnische problemen ten grondslag.
Het Rijk wil komen tot een offensieve aanpak van de problemen van achterstands- en risicogroepen in de Nederlandse steden. Prioriteit hierbij hebben extra aansluitende voorzieningen voor jeugdbeleid en extra budgetten voor inburgeringscontracten. Er is een bedrag mee gemoeid van f 25 miljoen in 1999 oplopend tot f 100 miljoen in 2002.
De ramingen voor de algemene uitkeringen uit het gemeentefonds en provinciefonds vloeien voort uit de tussen het Rijk, de VNG en het IPO afgesproken normeringssystematiek die ook in de vorige regeerperiode van toepassing was. Zoals aangegeven in het Regeerakkoord leiden de intensiveringen op de rijksbegroting, voorzover deze de ombuigingen overtreffen, tot een verhoging van de algemene uitkering, ten opzichte van de basisraming. In het Regeerakkoord is een bedrag genoemd van f 335 miljoen in 2002. Inmiddels is duidelijk geworden dat diverse veronderstellingen die bij de opstelling van het Regeerakkoord zijn gemaakt bij nadere uitwerking anders blijken uit te pakken. Dit leidt ertoe dat het bedrag naar huidig inzicht oploopt tot f 355 miljoen in 2002 (stand Miljoenennota). Naast de verhoging ten opzichte van de basisraming, zoals die bestond ten tijde van de opstelling van het Regeerakkoord, is er de ontwikkeling van de basisraming zelf. Die raming is neerwaarts beïnvloed door de gunstige macro-economische effecten van het regeringsbeleid en de overige nieuwe inzichten van het CPB voor de middellange termijn. Het regeringsbeleid heeft onder meer een geringere reële loonstijging alsook lagere bijstandsuitgaven tot gevolg. Ook de gemeenten en de provincies hoeven dan minder uitgaven te doen. Gerekend met het gewogen gemiddelde van de loon- en prijsstijging van de overheidsconsumptie (de sectorspecifieke prijsontwikkeling) resulteert een geraamde volumegroei van de algemene uitkering van gemiddeld ongeveer 2% per jaar. Gerekend met de prijsstijging van het BBP resulteert een geraamde reële groei van gemiddeld circa 1,8% per jaar. Deze groeicijfers zijn zeer aanzienlijk hoger dan de in de afgelopen regeerperiode gerealiseerde reële groei van gemiddeld 0,3% per jaar. Het Rijk wil met de VNG afspraken maken over de mogelijkheden om de aanmerkelijk hogere groei ook in te zetten voor de versterking van de sociale infrastructuur, waaronder de hierboven reeds genoemde realisatie van regionale bureaus voor de jeugdzorg.
2.2 Vermoedelijke uitkomsten verplichtingen- en uitgavenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 1998
De bedragen van de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de relatief kleine categorie «algemeen gemeentefonds» zijn op kas- en verplichtingenbasis opgenomen in tabel 2.2.1. Deze tabel is toegevoegd om de verschillende begrotingsonderdelen beter in onderlinge samenhang te kunnen overzien. In de rest van de paragraaf wordt dieper ingegaan op achterliggende berekeningen en wijzigingen, die nu optreden.
Tabel 2.2.1: Overzicht algemene uitkering en integratie-uitkeringen 1998 | |||
---|---|---|---|
1998 | |||
Vermoedelijke Uitkomsten | verplichtingen | kasmutaties | uitgaven |
algemeen gemeentefonds | 6 900 000 | 6 900 000 | |
algemene uitkering | 21 807 100 000 | 33 184 000 | 21 840 284 000 |
integratie-uitkeringen | 645 300 000 | 645 300 000 | |
«algemene uitkering + integratie-uitkeringen» | 22 452 400 000 | 22 485 584 000 | |
totaal gemeentefonds | 22 459 300 000 | 22 492 484 000 |
de kasmutaties bestaan uit | |
(reeds toegelicht in de Voorjaarsnota): | |
inhouden behoedzaamheidsreserve 1998 | – 460 000 000 |
uitbetalen behoedzaamheidsreserve 1997 | 460 000 000 |
eindejaarsmarge 1997 | 33 184 000 |
totaal | 33 184 000 |
Het verplichtingenbedrag 1998 voor de algemene uitkering bedraagt volgens de eerste wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten voor het gemeentefonds voor het jaar 1998 f 21 802,2 miljoen (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota; Stb. 1998, nr. 468). Dit bedrag wordt als volgt nader gewijzigd: (zie tabel 2.2.2)
Tabel 2.2.2: Vermoedelijke uitkomsten algemene uitkering 1998 (bedrag x f miljoen) | |||
Omschrijving mutatie | bedrag per mutatie | ||
Verplichtingenbedrag algemene uitkering | |||
Voorjaarsnota 1998 | 21 802,2 | ||
a) | algemene mutaties | ||
1. | naar Biza: wachtgelden herindeling | – 0,4 | |
2. | AU/IU leges bodemsanering/milieuleges | – 1,3 | |
b) | cluster sociale dienst/bijstand | ||
3. | van OCW: Wet inkomensvoorziening kunstenaars | 10,0 | |
4. | naar SZW: dak- en thuislozen | – 1,1 | |
c) | cluster zorg | ||
5. | van OCW: WTS compensatie Wadden | 0,2 | |
d) | overige mutaties | ||
6. | AU/IU onderwijshuisvesting | – 2,5 | |
Totaal mutaties | 4,9 | ||
Verplichtingenbedrag algemene uitkering | |||
Vermoedelijke uitkomsten 1998 | 21 807,1 | ||
kasmutaties (reeds toegelicht in de Voorjaarsnota) | 33,2 | ||
Uitgavenbedrag algemene uitkering | |||
Vermoedelijke uitkomsten 1998 | 21 840,3 |
Bovenstaande mutaties worden hieronder kort toegelicht. Bij de tweede suppletore begroting worden de mutaties uitgebreider toegelicht en aan de Staten-Generaal ter goedkeuring voorgelegd.
a) algemene mutaties
1) wachtgelden herindeling
Jaarlijks vindt er een mutatie plaats van de algemene uitkering op basis van de uitputting van het artikel «wachtgelden gemeentelijke herindeling» op de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In 1998 zal ten laste van deze begroting een eenmalige nabetaling plaatsvinden aan personen met recht op wachtgeld. Daarom is op deze begroting een hoger budget vereist dan aanvankelijk was voorzien. Ter compensatie zal in 1998 een uitname uit het gemeentefonds worden gedaan.
2) AU/IU leges bodemsanering/milieuleges
In de algemene uitkering is een bedrag opgenomen van f 1,3 miljoen vanwege het afschaffen van de leges op basis van de Wet bodembescherming. De gemeenten worden zo gecompenseerd voor de gederfde inkomsten. De compensatie wordt echter niet verdeeld via de algemene uitkering, zoals geraamd was, maar via de integratie-uitkering afschaffing milieuleges. De compensatie vanwege het afschaffen van de leges op basis van de Wet bodembescherming wordt daarmee op dezelfde wijze behandeld als de compensatie vanwege het afschaffen van de leges op basis van de Wet milieubeheer. Het bedrag van f 1,3 miljoen wordt van de algemene uitkering naar de integratie-uitkering afschaffing milieuleges overgeboekt.
b) cluster sociale dienst/bijstand
3) Wet inkomensvoorziening kunstenaars
Het uitstellen van de invoering van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars tot 1-1-1999 betekent dat de geplande uitname uit het fonds van f 10,0 miljoen in 1998 wordt teruggedraaid.
4) dak en thuislozen
Om de groep dak- en thuislozen zonder adres de mogelijkheid te bieden hun recht op bijstand uit te oefenen, wordt er éénmalig een totaal bedrag van f 2,2 miljoen uit het gemeentefonds genomen. (Bij Voorjaarsnota was reeds f 1,1 miljoen uitgenomen, zodat nu een mutatie van nog eens f 1,1 miljoen resteert). Dit bedrag wordt via een specifieke uitkering voor de periode 1-7-1998 tot en met 1-1-1999 over de 48 daartoe aangewezen centrumgemeenten verdeeld. Vanaf 1-1-1999 worden de 48 centrumgemeenten direct via het gemeentefonds gecompenseerd.
c) cluster zorg
5) Wet tegemoetkoming studiekosten: compensatie Waddengemeenten
De Waddengemeenten worden door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen gecompenseerd voor de extra kosten van uitwonende leerlingen en studenten afkomstig van de Waddeneilanden, die in aanmerking komen voor een bijdrage op grond van de Wet tegemoetkoming studiekosten. Deze gemeenten verstrekken vanaf 1-7-1997 een aanvulling op de reguliere Rijksbijdrage, vanwege de extra kosten. Daartoe wordt een bedrag van f 0,3 miljoen toegevoegd aan het fonds, bovenop de toevoeging van f 0,1 miljoen die bij Voorjaarsnota 1998 al aan het gemeentefonds is toegevoegd. De regeling duurt tot 1-7-2002. Hierna zal op basis van een evaluatie een nieuwe regeling worden getroffen.
d) overige mutaties
6) AU/IU onderwijshuisvesting
De honorering van gemeentelijke bezwaarschriften leidt tot een verhoging van de integratie-uitkering onderwijshuisvesting. Deze verhoging komt ten laste van de algemene uitkering.
De raming van de integratie-uitkeringen wordt slechts op twee onderdelen aangepast. De integratie-uitkering onderwijshuisvesting wordt aangepast vanwege de honorering van bezwaarschriften. Het gaat hierbij om een bedrag van f 2,5 miljoen ten laste van de algemene uitkering. De integratie-uitkering afschaffing milieuleges wordt opgehoogd met een bedrag van f 1,3 miljoen ten laste van de algemene uitkering, omdat de vergoeding voor het afschaffen van leges ingevolge de Wet bodembescherming niet via de algemene uitkering wordt verdeeld. Daarnaast wordt het bedrag dat in totaal beschikbaar is voor de compensatie van de gederfde inkomsten aangepast aan de definitieve opgaves van de gemeenten. Het betreft hier een neerwaartse bijstelling van f 1,2 miljoen. Het totaal beschikbare bedrag ter compensatie van het afschaffen van de leges in het kader van de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer bedraagt dan f 63,0 miljoen.
Tabel 2.2.3: Vermoedelijke uitkomsten integratie-uitkeringen 1998 (bedrag x f miljoen) | |||
Integratie-uitkeringen | Voorjaarsnota | Vermoedelijke Uitkomsten | mutatie |
integratie-uitkering WUW middelen | 152,4 | 152,4 | |
integratie-uitkering huisvesting onderwijs | 251,0 | 253,5 | 2,5 |
integratie-uitkering Verdi | 5,7 | 5,7 | |
integratie-uitkering sociale vernieuwing | 144,3 | 144,3 | |
integratie-uitkering afschaffing milieuleges | 62,9 | 63,0 | 0,1 |
integratie-uitkering precario (afschaffing) | 26,4 | 26,4 | |
totaal integratie-uitkeringen | 642,7 | 645,3 | 2,6 |
algemene uitkering (zie tabel 2.2.2) | 21 802,2 | 21 807,1 | |
totaal algemene uitkering en integratie-uitkeringen | 22 444,9 | 22 452,4 |
2.3 Totstandkoming verplichtingen- en uitgavenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 1999
De bedragen van de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de relatief kleine categorie «algemeen gemeentefonds» zijn op kas- en verplichtingenbasis opgenomen in tabel 2.3.1. Deze tabel is toegevoegd om de verschillende begrotingsonderdelen beter in onderlinge samenhang te kunnen overzien. In de rest van de paragraaf wordt dieper ingegaan op achterliggende berekeningen en wijzigingen, die nu optreden.
Tabel 2.3.1 Overzicht algemene uitkering en integratie-uitkeringen 1999 | |||
---|---|---|---|
1999 | |||
Ontwerpbegroting | verplichtingen | kasmutaties | uitgaven |
algemeen gemeentefonds | 6 900 000 | 0 | 6 900 000 |
algemene uitkering | 23 128 385 000 | – 460 000 000 | 22 668 385 000 |
integratie-uitkeringen | 611 500 000 | 0 | 611 500 000 |
algemene uitkering + integratie-uitkeringen | 23 739 885 000 | 23 279 885 000 | |
totaal gemeentefonds | 23 746 785 000 | 23 286 785 000 |
De kasmutatie bestaat uit de behoedzaamheidsreserve 1999 van – 460 000 000
Algemene uitkering en integratie-uitkeringen
De algemene uitkering 1999 en de integratie-uitkeringen nemen op verplichtingenbasis over 1999 ten opzichte van 1998 per saldo toe met een bedrag van f 1287,5 miljoen en komen daarmee uit op een bedrag van f 23 739,9 miljoen (zie tabel 2.3.2). Dit saldo is opgebouwd uit algemene mutaties, mutaties in de clusters sociale dienst/bijstand en zorg en overige mutaties.1
Het bedrag, dat over 1999 beschikbaar is voor de algemene uitkering en de integratie-uitkeringen komt tot stand aan de hand van een aantal mutaties ten opzichte van het bedrag dat over 1998 hiervoor beschikbaar is. Het bedrag dat beschikbaar is voor de algemene uitkering en de integratie-uitkeringen in 1998, is naar huidige inzichten f 22 452,4 miljoen (zie par. 2.2). De mutaties die op dit bedrag plaatsvinden worden in tabel 2.3.2 gepresenteerd. Daaruit volgt het verplichtingenbedrag voor de algemene uitkering en integratie-uitkeringen voor 1999.
Tabel 2.3.2: Overzicht opbouw verplichtingenbedrag algemene uitkering en integratie uitkeringen 1999 per mutatie en per cluster (bedrag x f miljoen) | ||||
---|---|---|---|---|
Omschrijving mutatie | bedrag per mutatie | |||
Algemene uitkering en integratie-uitkeringen 1998 | 22 452,4 | |||
a) | algemene mutaties | |||
1. | accres | 1 281,7 | ||
2. | afschaffen milieuleges | 5,1 | ||
3. | afschaffen precario | 23,6 | ||
4. | van Biza: wachtgelden herindeling | 0,9 | ||
1 311,3 | ||||
b) | cluster sociale dienst/bijstand | |||
5. | naar VROM: compensatie RBH-IHS | – 4,0 | ||
6. | naar SZW: bijzondere bijstand | – 1,0 | ||
7. | van SZW: dak- en thuislozen | 2,2 | ||
8. | naar SZW: debiteurenstatistiek | – 14,5 | ||
9. | naar SZW/OCW: Wet inkomensvoorziening kunstenaars | – 24,2 | ||
10. | I/D banen vrijval Abw | – 7,4 | ||
11. | Regeerakkoord: WSW middelen | – 0,6 | ||
12. | Regeerakkoord: fraudeplan | – 1,5 | ||
13. | Regeerakkoord: efficiency Arbvo-SWI | – 11,0 | ||
14. | Regeerakkoord: impuls bijzondere bijstand | 50,0 | ||
–12,0 | ||||
c) | cluster zorg | |||
15. | van SZW: sociaal vervoer WVG | 4,4 | ||
16. | van SZW: woningaanpassingen > f 45 000,– | 11,1 | ||
17. | naar VWS: bejaardenoorden | – 5,0 | ||
18. | huisvesting onderwijs | – 25,0 | ||
19. | van Biza: Fonds sociale vernieuwing | 0,1 | ||
20. | Regeerakkoord: kwaliteit onderwijs | 40,0 | ||
25,6 | ||||
d) | overige mutaties | |||
21. | van Biza: Europese verkiezingen | 0,9 | ||
22. | voorfinanciering artikel 12-Den Haag | – 33,8 | ||
23. | afloop verfijning monumenten | – 4,5 | ||
– 37,4 | ||||
Totaal mutaties | 1 287,5 | |||
Verplichtingenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 1999 | 23 739,9 | |||
behoedzaamheidsreserve | – 460,0 | |||
Uitgavenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 1999 | 23 279,9 |
Tabel 2.3.3: Verplichtingenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen 1999 (bedrag x f miljoen) | |
Uitkeringen | Stand ontwerpbegroting |
algemene uitkering | 23 128,4 |
integratie-uitkering WUW middelen | 142,9 |
integratie-uitkering huisvesting onderwijs | 200,5 |
integratie-uitkering Verdi | 5,7 |
integratie-uitkering sociale vernieuwing | 144,3 |
integratie-uitkering afschaffing milieuleges | 68,1 |
integratie-uitkering precario (afschaffen) | 50,0 |
totaal integratie-uitkeringen | 611,5 |
Totaal algemene uitkering en integratie-uitkeringen | 23 739,9 |
a) algemene mutaties
1. accres
De raming voor het accres 1999 bedraagt 1281,7 miljoen. Dit is de raming op basis van de Voorjaarsnota 1998. De raming van het accres op basis van de Voorjaarsnota 1998 is conform de aanpassingen van de normeringssystematiek. Het accres 1999 is gebaseerd op een stijging van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven van 5,12% voor 1999 ten opzichte van 1998.
De volgende tabel geeft de accressen voor de periode 1997 – 1999 op basis van de Voorjaarsnota 1998.
Tabel 2.3.4: Accressen stand Voorjaarsnota 1997 – 1999 (bedrag x f miljoen) | |||
1997 | 1998 | 1999 | |
accres in procenten | 5,22% | 4,11% | 5,12% |
accres | 957,0 | 846,4 | 1 164,7 |
cumulatief | 957,0 | 1 803,4 | 2 968,1 |
Op de cumulatieve reeks uit deze tabel zijn onderstaande correcties van toepassing. De eerste correctie is een saldo van eerdere correcties zoals in de Miljoenennota 1998 (uitgesplitst) is opgenomen. De tweede correctie betreft de verwerking van een afrondingsverschil. De derde correctie is het structurele effect van de nacalculatie 1997. Tot slot zou het eenmalige effect van de nacalculatie 1997 in eerste instantie verrekend worden met de behoedzaamheidsreserve. Voor 1997 geldt echter dat de gehele behoedzaamheidsreserve éénmalig en zonder precedentwerking geheel wordt uitgekeerd. Dit is afgesproken met de VNG tijdens het bestuurlijk overleg op 12 november 1997 (zie eerste suppletore begroting van het gemeentefonds 1998; Stb. 1998, nr. 468). De volgende tabel geeft de gecorrigeerde accressen voor de periode 1997–1999.
Tabel 2.3.5: Gecorrigeerde accressen 1997–1999 (bedrag x f miljoen) | |||
1997 | 1998 | 1999 | |
totaal, cumulatief accres | 957,0 | 1 803,4 | 2 968,1 |
correcties: | |||
– saldo eerdere correcties | – 231,7 | – 231,7 | – 114,8 |
– correctie afronding | – 0,1 | 0,1 | |
– nacalculatie structureel 1997 | – 240,2 | – 240,2 | |
totaal cumulatief | 725,3 | 1 331,4 | 2 613,1 |
mutatie per jaar | 606,1 | 1 281,7 |
Het gemeentefonds wordt niet bijgesteld als gevolg van wijzigingen in de relevante rijksuitgaven op grond van de Vermoedelijke Uitkomsten 1998 en de Miljoenennota 1999. Voor 1998 geldt dat de gevolgen van wijzigingen in de netto gecorrigeerde rijksuitgaven na de eerste suppletore begroting 1998 in eerste instantie verrekend zullen worden met de behoedzaamheidsreserve. Het accres 1999 zal op basis van de Voorjaarsnota 1999 definitief worden vastgesteld. De nacalculatie over 1999 wordt verwerkt in 2000.
De volgende tabel geeft ter informatie de indicatieve (geraamde) ongecorrigeerde accressen voor 1998 en 1999 op basis van de Miljoenennota 1999 (vergelijk tabel 2.3.4). Voor de bevoorschotting van de uitkeringsjaren 1998 en 1999 hebben zoals uit het voorgaande blijkt – verschillen tussen deze accressen en de in de eerste suppletore begroting 1998 opgenomen accressen (stand Voorjaarsnota) thans geen consequenties voor de uitkering aan de gemeenten.
Tabel 2.3.6: Accressen 1997–1999 stand Miljoenennota 1999 (bedrag x f miljoen) | |||
1997 | 1998 | 1999 | |
accres in % | 5,22% | 3,91% | 6,02% |
accres | 957,0 | 826,3 | 1 359,7 |
cumulatief | 957,0 | 1 783,3 | 3 143,0 |
2. afschaffing milieuleges
In het kader van het lastenverlichtingspakket 1998 heeft het kabinet besloten om de (gemeentelijke) milieuleges af te schaffen. Het gaat hierbij om rechten, die gemeenten kunnen heffen voor beschikkingen voor het verlenen van vergunningen of ontheffingen op grond van de Wet milieubeheer en voor beschikkingen op grond van de Wet bodembescherming. De afschaffing van de milieuleges wordt in 1998 gecompenseerd op basis van gederfde inkomsten. De hoogte van de compensatie wordt per gemeente bepaald door van de rekeningcijfers 1995, 1996 en de begrotingscijfers 1997 de twee hoogste waarnemingen te nemen en hiervan het gemiddelde te berekenen. Dit bedrag wordt via de integratie-uitkering aan de gemeenten vergoed. In 1998 leidt dit in totaal tot een compensatie van 63,0 miljoen. Vanaf 1999 zal geleidelijk worden overgegaan op een compensatie op basis van de kosten voor de voorheen legesvatbare taken na aftrek van relevante toevoegingen aan het gemeentefonds in het verleden. Het structurele niveau wordt in 2001 bereikt en bedraagt 85,1 miljoen. De compensatie in 1999 (68,1 miljoen) zal wederom via de integratie-uitkering worden vergoed. Het bedrag per gemeente wordt verhoogd naar rato van het aandeel in de compensatie in 1998. Zo mogelijk zal vanaf 2000 compensatie via de reguliere verdeelmaatstaven plaatsvinden.
Tabel 2.3.7 Compensatie afschaffing milieuleges (bedrag x f miljoen) | ||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | |
compensatiebedrag | 63,0 | 68,1 | 76,6 | 85,1 |
3. afschaffen precario
Door het voorstel voor een nieuwe Telecommunicatiewet ontstaat een gedoogplicht voor ondergrondse omroepkabels. Deze gedoogplicht heeft tot gevolg dat de decentrale overheden vanaf het moment van inwerkingtreding van deze wet geen precariobelasting meer over deze kabels kunnen heffen. De financiële gevolgen hiervan worden gericht en reëel gecompenseerd. Voor 1999 wordt een bedrag van f 50,0 miljoen geraamd. De behandeling van de Telecommunicatiewet in de Eerste Kamer staat gepland voor 29 september 1998.
4. wachtgelden herindeling
Jaarlijks vindt er een mutatie plaats van de algemene uitkering op basis van de uitputting van het artikel «wachtgelden gemeentelijke herindeling» op de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voor 1999 wordt een positief effect voor het gemeentefonds geraamd.
b) cluster sociale dienst/bijstand
5. compensatie RBH-IHS
Als gevolg van de invoering van de Vangnetregeling huursubsidie die door de gemeenten wordt uitgevoerd, zullen de kosten van de bijzondere bijstand afnemen. Hierdoor vindt een uitname uit het gemeentefonds plaats. Met de uitname van f 4,0 miljoen in 1999 wordt het structurele niveau van de uitname van f 7,0 miljoen bereikt.
6. bijzondere bijstand
Als afronding van de herinrichting van de Algemene bijstandswet (Abw) resteert een uitname van f 1,0 miljoen uit het gemeentefonds ten gunste van de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
7. dak- en thuislozen
In 1998 is eenmalig een bedrag uit het gemeentefonds genomen voor bijstandsverlening aan daklozen zonder adres. In 1999 wordt dit bedrag weer toegevoegd aan het fonds.
8. debiteurenstatistiek
In 1998 is eenmalig een bedrag aan het gemeentefonds toegevoegd in verband met de invoering van de debiteurenstatistiek bij gemeenten. In 1999 wordt dit bedrag weer uitgenomen uit het fonds.
9. Wet inkomensvoorziening kunstenaars
Per 1-1-1999 wordt de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) van kracht. Deze wet stelt kunstenaars in staat een WIK-uitkering aan te vragen, in plaats van een uitkering krachtens de Algemene bijstandswet. Ter compensatie van de uitkeringslasten en de apparaatskosten ontvangen de gemeenten, die de WIK uitvoeren, een specifieke uitkering via het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hiervoor wordt een bedrag uit het gemeentefonds genomen. Tevens wordt een bedrag uitgenomen ten gunste van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Dit bedrag wordt gebruikt ter financiering van flankerend beleid voor de betrokken kunstenaars. In tabel 2.3.8 is de reeks van uitnames voor de WIK opgenomen.
Tabel 2.3.8 Uitname uit het gemeentefonds ten behoeve van de uitvoering van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (bedrag x f miljoen) | |||||
1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | |
OCW | 8,2 | 13,2 | 14,6 | 10,5 | 6,7 |
SZW | 16,0 | 10,7 | 10,5 | 8,3 | 5,3 |
totaal uitname | 24,2 | 23,9 | 25,1 | 18,8 | 12,0 |
mutatie per jaar | – 24,2 | 0,3 | – 1,2 | 6,3 | 6,8 |
10. I/D banen vrijval Abw
De invoering van de instroom/doorstroombanen uit het Regeerakkoord leidt tot besparingen in de uitgaven voor de Algemene bijstandswet. Deze besparingen worden voor wat betreft het gemeentelijk deel uit het gemeentefonds genomen.
11. WSW-middelen
In het Regeerakkoord zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor de creatie van nieuwe WSW-plaatsen (Wet sociale werkvoorziening). Deze extra WSW-plaatsen worden opgevuld door mensen die voorheen een bijstands- of een arbeidsongeschiktheidsuitkering genoten. Van de bespaarde Abw-uitkeringen slaat een deel neer in het gemeentefonds.
12. fraudeplan
De invoering van de maatregelen die in de «notitie inzake fraudebestrijding 1998–2002» staan vermeld, leiden tot besparingen bij de sociale zekerheid en de fiscaliteit. Deze notitie is in april aan het parlement aangeboden. In het Regeerakkoord zijn de financiële gevolgen van dit fraudeplan opgenomen. De besparingen worden voor wat betreft het gemeentelijk deel van de bijstand uit het gemeentefonds genomen.
13. efficiency Arbeidsvoorziening/SWI
In het Regeerakkoord is rekening gehouden met besparingen die optreden als gevolg van de totstandkoming van de centra voor «samenwerking werk en inkomen (SWI)». Een deel van deze besparingen komt bij de gemeenten terecht, als een van de drie partijen die deelnemen aan SWI.
14. impuls bijzondere bijstand
In het Regeerakkoord is vastgelegd dat de beschikbare middelen voor de bijzondere bijstand met structureel f 150,0 miljoen zullen worden verruimd. Met de gemeenten zal in overleg worden getreden over de wijze waarop ook in het lokale inkomensondersteuningsbeleid rekening wordt gehouden met de kansen op de arbeidsmarkt. In 1999 wordt f 25,0 miljoen toegevoegd aan het gemeentefonds, oplopend tot f 150,0 miljoen in 2002.
c) cluster zorg
15. sociaal vervoer WVG
De «regeling sociaal vervoer bewoners AWBZ-instellingen» wordt in 1999 nog één jaar voortgezet. Op basis van realisatiecijfers over eerdere jaren wordt in 1999 nog éénmaal f 11,0 miljoen uit het gemeentefonds genomen. Ten opzichte van de gerealiseerde uitname in 1998 (– f 15,4 miljoen) levert dat een mutatie op van f 4,4 miljoen. Het streven is nu om per 1-1-2000 de regeling te beëindigen en vanaf dat moment de financiering van het sociaal vervoer via het gemeentefonds te laten lopen. Hiertoe zal met ingang van 1-1-2000 een bedrag aan het fonds worden toegevoegd, op basis van de realisatiecijfers over het jaar 1997.
16. woningaanpassingen > f 45 000,–
Het kabinet heeft naar aanleiding van de tweede evaluatie van de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) besloten tot één wettelijk kader voor de woningaanpassingen. Als gevolg hiervan wordt de verantwoordelijkheid van de gemeenten uitgebreid tot woningaanpassingen van maximaalf 100 000,- per woning. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal een deel van de kosten via een specifieke uitkering vergoeden, teneinde de financiële risico's van gemeenten te beperken. Ter compensatie van de kosten, die ten laste komen van de gemeenten, wordt in 1999 een bedrag van f 11,1 miljoen toegevoegd aan het gemeentefonds. Het bedrag is gebaseerd op een veronderstelde invoering per 1-1-1999. Indien de invoering op een later moment plaatsvindt, zal bij de Voorjaarsnota een tijdsevenredige aanpassing worden gerealiseerd. Het bedrag loopt op tot f 11,4 miljoen in 2000. Voorlopig eindigt de regeling in 2002.
17. bejaardenoorden
De algemene uitkering wordt met f 5,0 miljoen verlaagd vanwege de intrekking van de Wet op de Bejaardenoorden per 1-1-1997. De gemeenten hebben daardoor niet langer een taak bij de inning en de vaststelling van de eigen bijdrage van bewoners van bejaardenoorden. Voor de gemeenten resteren door de beëindiging van deze taak desintegratiekosten. In verband met deze kosten wordt de algemene uitkering niet ineens, maar gefaseerd verlaagd. In 2000 zal nog een uitname van f 10,0 miljoen plaatsvinden.
18. huisvesting onderwijs
Als uitvloeisel van de decentralisatie-operatie van de huisvesting onderwijs vindt voor 1999 een uitname van f 25,0 miljoen uit het gemeentefonds plaats. Het betreft de voorlaatste tranche van de efficiency-korting, die met de VNG is afgesproken.
19. Fonds sociale vernieuwing
Als afronding van de operatie rondom het opheffen van het Fonds sociale vernieuwing, wordt in 1999 nog éénmalig f 0,1 miljoen toegevoegd. In 1998 is reeds f 144,3 miljoen aan het fonds toegevoegd.
20. kwaliteit onderwijs
In het Regeerakkoord is f 1,8 miljard vrij gemaakt ter verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Deze intensiveringen hebben onder andere betrekking op de verkleining van klassen in de onderste groepen van de basisschool. De kleinere klassen maken meer maatwerk bij de scholing van de jongste leerlingen mogelijk. Daarnaast leiden kleinere klassen tot minder werkdruk bij docenten.
Sinds 1997 is de huisvesting van het basisonderwijs gedecentraliseerd naar de gemeenten. Kleinere klassen leidt tot een grotere behoefte aan klaslokalen. Om aan deze behoefte te voldoen, wordt in 1999 f 40,0 miljoen toegevoegd aan het gemeentefonds, oplopend tot f 180,0 miljoen in 2002.
d) overige mutaties
21. Europese verkiezingen
De Kieswet geeft EU-onderdanen, die in Nederland wonen, het recht om zich in ons land te laten registreren als kiezer voor het Europees Parlement. In 1999 worden de kosten hiervan, in overleg met de VNG, geraamd op f 0,9 miljoen.
22. voorfinanciering artikel 12-Den Haag
Bij de afwikkeling van de voorfinanciering van de artikel 12-uitkering aan de gemeente Den Haag, hanteert het Rijk een lager rentepercentage, dan waarvan aanvankelijk was uitgegaan in de Najaarsnota. Het rentepercentage wordt verlaagd van 5,6% naar 4,9 %. Dit levert de gemeenten een jaarlijks voordeel op van f 5,7 miljoen. Als gevolg hiervan wordt de jaarlijkse uitname verlaagd van f 187,5 miljoen naarf 181,8 miljoen. Ten opzichte van de gerealiseerde uitname in 1998 van f 148,0 miljoen resteert een mutatie van f 33,8 miljoen.
23. afloop verfijning monumenten
De uitname uit het gemeentefonds voor 1999 van f 4,5 miljoen volgt uit het besluit «geleidelijke beëindiging van de verfijning monumenten» (Stb 1983, nr. 58). Het besluit loopt af in 2008.
2.4 Meerjarenramingen algemene uitkering en integratie-uitkeringen 2000 tot en met 2003
De algemene uitkering en de integratie-uitkeringen nemen op verplichtingenbasis over 2000 tot en met 2003 af met een bedrag van f 57,7 miljoen en komen daarmee uit op een bedrag van f 23 682,2 miljoen (zie tabel 2.4.2). Ook dit saldo is opgebouwd uit algemene mutaties, mutaties in de clusters sociale dienst/bijstand en zorg en overige mutaties. Het bedrag dat over de verschillende jaren beschikbaar is voor de algemene uitkering en de integratie-uitkeringen komt tot stand aan de hand van een aantal mutaties ten opzichte van het bedrag dat over 1999 hiervoor beschikbaar is. Het bedrag dat beschikbaar is voor de algemene uitkering en de integratie-uitkeringen in 1999, is naar huidige inzichten f 23 739,9 miljoen (zie paragraaf 2.3). De mutaties die op dit bedrag plaatsvinden worden in tabel 2.4.2 gepresenteerd. Daaruit volgt het verplichtingenbedrag voor de algemene uitkering en integratie-uitkeringen voor de jaren 2000–2003. In de toelichting wordt niet ingegaan op mutaties, die slechts een meerjarige doorwerking zijn van mutaties, die reeds in paragraaf 2.3 zijn behandeld.
a) algemene mutaties
1. accres
Het accres voor 2000 tot en met 2003 is niet in de meerjarenramingen van het gemeentefonds opgenomen. Het vormt onderdeel van de zogenaamde aanvullende post «Accres gemeentefonds/provinciefonds» in de Miljoenennota 1999. Voor de jaren 2000 tot en met 2003 zijn de volgende accressen voor het gemeentefonds vooralsnog als volgt in deze aanvullende post opgenomen. Dit betreft indicatief (geraamde) accressen op basis van de Miljoenennota 1999.
Tabel 2.4.1: Overzicht accressen gemeentefonds (bedrag x f miljoen) | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | |
Stand Voorjaarsnota | 836,9 | 847,5 | 768,3 | – |
cumulatief | 836,9 | 1 684,4 | 2 452,7 | – |
Stand Miljoenennota | 914,5 | 696,0 | 647,6 | 598,3 |
Cumulatief | 914,5 | 1 610,5 | 2 258,1 | 2 856,4 |
Tabel 2.4.2: Overzicht opbouw meerjarenraming verplichtingen- en uitgavenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen per mutatie en per cluster (bedragen x f miljoen) | ||||||
Omschrijving mutatie | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | ||
Algemene uitkering en integratie-uitkeringen | ||||||
ultimo vorig jaar (stand Miljoenennota 1999) | 23 739,9 | 23 588,0 | 23 647,2 | 23 686,5 | ||
a) | algemene mutaties | |||||
1. | accres | pm | pm | pm | pm | |
2. | loon en prijscompensatie voor taakmutaties | pm | pm | pm | pm | |
3. | van Biza: wachtgelden herindeling | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | |
4. | afschaffen milieuleges | 8,5 | 8,5 | |||
b) | cluster sociale dienst/bijstand | |||||
5. | naar SZW: toeslagenbudget ABW | – 163,9 | ||||
6. | naar SZW/OCW: Wet inkomensvoorziening kunstenaars | 0,3 | – 1,2 | 6,3 | 6,8 | |
7. | I/D banen vrijval Abw | – 4,4 | – 6,0 | – 6,0 | ||
8. | Regeerakkoord: fraudeplan | – 3,5 | – 4,6 | – 4,7 | 1,1 | |
9. | SWI-besparingen | – 1,2 | – 1,2 | |||
10. | Regeerakkoord: decentralisatie Abw | – 20,0 | – 10,0 | – 10,0 | ||
11. | Regeerakkoord: WSW-middelen | – 0,2 | – 0,4 | – 0,4 | ||
12. | Regeerakkoord: efficiency Arbvo-SWI | – 11,0 | – 12,0 | – 11,0 | ||
13. | Regeerakkoord: impuls bijzondere bijstand | 25,0 | 50,0 | 25,0 | ||
c) | cluster zorg | |||||
14. | van SZW: woningaanpassingen > f 45 000,- | 0,3 | – 6,8 | |||
15. | van SZW: sociaal vervoer AWBZ | 11,0 | ||||
16. | stichting KBOH | 1,6 | ||||
17. | decentralisatie onderwijshuisvesting | – 25,0 | – 2,0 | |||
18. | Regeerakkoord: kwaliteit onderwijs | 50,0 | 40,0 | 50,0 | ||
19. | eigen bijdrage bejaardenoorden | – 10,0 | ||||
20. | reorganisatie indicatiestelsel zorg | – 5,0 | ||||
d) | overige mutaties | |||||
21. | naar Biza: wijzigingen Kieswet | – 0,9 | ||||
22. | van VROM: milieuapparaatskosten | 0,5 | ||||
23. | afloop verfijning monumenten | – 4,8 | – 4,1 | – 7,2 | – 5,4 | |
24. | naar VenW: nautisch beheer Noordzeekanaalgebied | – 0,1 | ||||
25. | naar OCW: WTS-compensatie Wadden | – 0,2 | – 0,2 | |||
totaal mutaties | – 151,9 | 59,2 | 39,3 | – 4,3 | ||
Verplichtingenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen (stand Miljoenennota) | 23 588,0 | 23 647,2 | 23 686,5 | 23 682,2 | ||
behoedzaamheidsreserve | – 460,0 | – 460,0 | – 460,0 | – 460,0 | ||
Uitgavenbedrag algemene uitkering en integratie-uitkeringen (stand Miljoenennota) | 23 128,0 | 23 187,2 | 23 226,5 | 23 222,2 |
b) cluster sociale dienst/bijstand
5. toeslagenbudget Abw
Vanaf 2000 zullen de toeslagen van de bijstand niet langer via het gemeentefonds, maar via een specifieke uitkering van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gefinancierd worden. Het 10%-deel wordt dan ook uit het fonds genomen. Dit gemeentelijk deel wordt geraamd op f 163,9 miljoen.
9. SWI-besparingen
De subsidie voor de oprichting van de centra voor «samenwerking werk en inkomen» wordt intertemporeel gecompenseerd door besparingen op de uitvoeringskosten van de drie betrokken partijen (arbeidsvoorziening, gemeenten en LISV). In onderling overleg is de volgende verdeling gekozen: arbeidsvoorziening (45%), gemeenten (15%), Lisv (40%). Voor de gemeenten resteert een uitname van f 1,2 miljoen in 2001 en f 2,4 miljoen in 2002 en verdere jaren.
10. decentralisatie Abw
Het kabinet is voornemens om met ingang van 1-1-2000 het financieel belang van gemeenten in de bijstandsuitgaven te vergroten. Naar verwachting zal dit leiden tot een besparing op de uitkeringslasten van de Algemene bijstandswet (Abw) tot f 500 miljoen in 2002. Het gemeentefondsaandeel in deze besparing bedraagt f 20 miljoen in 2000 oplopend tot f 40 miljoen in 2002.
c) cluster zorg
16. stichting KBOH
In 1999 wordt voor het laatst een bijdrage uit het gemeentefonds gehaald ter subsidiëring van de stichting Kwaliteits- en bruikbaarheidsonderzoek van hulpmiddelen voor gehandicapten en ouderen (stichting KBOH). De oorspronkelijke bijdrage was slechts bedoeld voor de jaren 1996 en 1997. De regeling is in 1998 voor een jaar verlengd, en wordt voor 1999 nogmaals met een jaar verlengd. Per 1-1-2000 wordt het bedrag ad f 1,6 miljoen weer toegevoegd aan het gemeentefonds.
20. reorganisatie stelsel zorg
In 1999 wordt voor het laatst f 5,0 miljoen verstrekt voor de open inrichting van de gemeentelijke indicatie-organen. In 2000 leidt dat tot een uitname van f 5,0 miljoen.
d) overige mutaties
22. milieu-apparaatskosten
Met ingang van 2002 wordt f 0,5 miljoen structureel toegevoegd aan het gemeentefonds in verband met het beëindigen van de regeling «Vervolg-bijdrage-regeling gemeentelijk milieubeleid (VOGM). Vanaf dit jaar zal dit bedrag niet langer aan de VNG worden verstrekt om flankerend beleid te voeren. Dit bedrag wordt voor de periode 1998 tot en met 2001 ten laste van de begroting van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aan de VNG verstrekt.
24. nautisch beheer Noordzeekanaalgebied
De uitvoering van de nautische en enige andere Rijkstaken in het Noordzeekanaalgebied is in mandaat opgedragen aan het openbaar lichaam «Centraal nautisch beheer in het Noordzeekanaalgebied». Met de neerwaarste aanpassing is het structurele budget van f 6,3 miljoen bereikt.
3. ALGEMENE UITKERING EN INTEGRATIE-UITKERINGEN: VERDELING EN UITVOERING
3.1 Aanvullende uitkering (artikel 12)
De onderstaande tabel toont de ontwikkeling van het aantal artikel 12-gemeenten en de omvang van de uitkeringen die daarmee gemoeid zijn.
Tabel 3.1.1: Aantal gemeenten dat beroep doet op een aanvullende uitkering (artikel 12) en het geraamde bedrag van de verstrekte aanvullende uitkeringen (bedrag x ƒ miljoen) | |||
1997 | 1998 | 1999 | |
aantal gemeenten | 13 | 9 | 7 |
artikel 12-uitkering | 1 238,9 | 81,4 | 64,7 |
waarvan artikel 12-uitkering Den Haag | 1 143,2 | – | – |
In 1997 is er met de artikel 12-uitkeringen, naar huidig inzicht, een bedrag gemoeid van circa f 1238,9 miljoen. Dit bedrag is duidelijk hoger dan de raming bij de vorige ontwerpbegroting van f 211,1 miljoen. Dit wordt veroorzaakt door het besluit dat eind 1997 door de fondsbeheerders is genomen om de artikel 12-status van de gemeente Den Haag in 1997 nog te beëindigen. Hiertoe is aan de gemeente Den Haag een aanvullende uitkering verstrekt van f 1143,2 miljoen. Dit besluit is toegelicht in de Najaarsnota 1997.
Zoals gebruikelijk is bij artikel 12-uitkeringen wordt dit bedrag betaald uit het gemeentefonds. Vanwege de omvang van het bedrag en het gemiddelde beslag van artikel 12 op het gemeentefonds in de afgelopen jaren, is een voorfinanciering toegepast, die inhoudt dat de financiële gevolgen van het ineens beëindigen van de artikel 12-status van de gemeente Den Haag door het gemeentefonds in de jaren gespreid opgebracht worden. Het bedrag van de voorfinanciering van f 1024,4 miljoen dat aan het gemeentefonds is toegevoegd, wordt door het gemeentefonds in de periode 1998 – 2004 terugbetaald met een jaarlijkse bedrag vanaf 1999 van f 181,8 miljoen. De jaarlijkse bedragen die met deze terugbetaling samenhangen leggen – in combinatie met de verwachte artikel 12-uitkeringen voor de andere gemeenten – een vergelijkbaar beslag op het gemeentefonds als in de afgelopen jaren. Voor 1998 en 1999 wordt een verdere daling van het aantal artikel 12-gemeenten verwacht en daarmee samenhangend, een verdere daling van het beslag van artikel 12 op het gemeentefonds. Hierna volgt een historisch overzicht van het aantal artikel 12-gemeenten.
In elk van de jaren 1994 tot en met 1997 kende het gemeentefonds twee integratie-uitkeringen. De integratie-uitkering WUW middelen liep alle jaren door. Daarnaast bestond in 1994 en 1995 de integratie-uitkering WVG, in 1996 de integratie-uitkering kinderopvang en in 1997 de integratie-uitkering huisvesting onderwijs. Het totaalbedrag dat in die periode via een integratie-uitkering werd verdeeld liep op van f 204,3 miljoen in 1994 tot en met f 488,7 miljoen in 1997. In 1998 en 1999 is het aantal integratie-uitkeringen gestegen tot 6. Het totaal te verdelen bedrag via een integratie-uitkering bedraagt in 1998 f 645,3 miljoen en in 1999 f 611,5 miljoen.
Integratie-uitkeringen: aantal en bedrag
Het toenemend gebruik van het integratie-artikel heeft mede te maken met de wens om herverdeeleffecten van nieuw beleid geleidelijk in te voeren. De Financiële-verhoudingswet biedt daartoe de mogelijkheid via het integratie-artikel. Uit de grafiek blijkt dan ook dat van deze mogelijkheid in toenemende mate gebruik gemaakt wordt. De Raad voor de financiële verhoudingen heeft over dit onderwerp geadviseerd. Dit advies over de «cumulatie herverdeeleffecten» is toegevoegd in bijlage 7. De Raad geeft aan dat zij voor de beoordeling van de herverdeeleffecten, bijzondere aandacht heeft voor de herverdeling, die het gevolg is van de evaluatie van het gemeentefonds en het invoeren van de nieuwe Financiële-verhoudingswet in 1997. De regering constateert dat er sprake is van een afronding van deze evaluatie, nu de fondsbeheerders bezig zijn met het ontwikkelen van ijkpunten voor het «verzamelcluster» (het niet-geijkte deel). De regering zal haar standpunt bepalen als de uitkomsten van de afronding van de evaluatie bekend zijn.
Bij de invoering van de Financiële-verhoudingswet 1997 is een systeem van periodiek onderhoud geïntroduceerd. Met behulp van dit systeem wordt bezien of de verdeling van het gemeentefonds nog voldoende aansluit bij de relatieve geobjectiveerde kosten van gemeenten. Het periodiek onderhoud kent twee aspecten. Enerzijds is er een algemene monitoring van de uitgaven van gemeenten in relatie tot de inkomsten. Anderzijds is er aandacht voor «losse eindjes» van de nieuwe Financiële-verhoudingswet. In het Periodiek Onderhoudsrapport gemeentefonds, dat tegelijkertijd met deze begroting aan de Staten-Generaal is aangeboden, wordt uitgebreid over één en ander gerapporteerd.
Sinds 1997 verschijnt voorts de Monitor Lokale lasten van het Ministerie van Financiën en van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze monitor bevat een overzicht van de ontwikkelingen op het gebied van de lokale lasten (zie paragraaf 4.3). De monitor wordt gelijktijdig met deze begroting aan de Staten-Generaal gepresenteerd.
In 1998 zijn voorts twee evaluatie-rapporten rond het gemeentefonds verschenen. Het eerste rapport betreft de evaluatie van de normeringssystematiek in de afgelopen kabinetsperiode. Het tweede rapport betreft de beschrijving van de financiële positie van gemeenten. Beide rapporten zijn aan de Staten-Generaal aangeboden. In bijlage 7 zijn alle evaluatie-onderzoeken opgenomen, voorzien van een korte beschrijving van de inhoud.
Op 1 januari 1999 treedt de derde fase van de EMU in werking. De overheid, Rijk en mede-overheden, is bezig met het treffen van de voorbereidingen voor de omschakeling naar de euro. Enerzijds betreft het voorbereidingen om de overgang naar de euro in de samenleving zo soepel mogelijk te laten verlopen. Anderzijds gaat het om aanpassingen binnen de verschillende overheidslagen zelf. In dit verband zal binnenkort een periodieke monitor worden gestart onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Doel van deze monitor is inzicht te verschaffen in de aanpak en voortgang van het omschakelingsproces bij gemeenten. De monitor voor de gemeenten wordt opgezet in navolging van de reeds bestaande Euro-monitor van de Rijksoverheid. In de monitor wordt ook aandacht geschonken aan de financiële relaties tussen departementen en gemeenten, zoals bijvoorbeeld bij het gemeentefonds en op het terrein van de algemene bijstand. Voorts dient de monitor inzicht te verschaffen in de behoefte die bij gemeenten bestaat aan aanvullende faciliteiten vanuit het Rijk, zoals bijvoorbeeld specifieke voorlichting en trainingsprogramma's. De Tweede Kamer zal door middel van rapportages geïnformeerd worden over de resultaten van de monitor en de daarop gebaseerde conclusies en aanbevelingen.
Bij de bouw van het systeem voor de uitkeringen uit het gemeentefonds (GEF97) is rekening gehouden met de overgang naar het volgende millennium. Voor de zekerheid wordt het systeem in 1999 nogmaals op dit aspect getest. Verder worden met ingang van januari 1999 alle lopende uitkeringen uit het gemeentefonds, met inbegrip van de integratie-uitkeringen, betaalbaar gesteld via GEF97. Het oude systeem voor de algemene uitkering (FVW 1984; uitkeringsjaren tot en met 1996) wordt per 1 januari 1999 uit produktie genomen. Gelet op het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het systeem GEF97 voor de betaling van de uitkeringen aan de gemeenten gereed is voor de millennium-wisseling.
4. SPECIFIEKE UITKERINGEN EN EIGEN INKOMSTEN
In het afgelopen jaar heeft zich een verschuiving voorgedaan van de middelen uit het gemeentelijk belastinggebied naar de algemene uitkering uit het gemeentefonds. In het kader van de lastenverlichting 1998 zijn de milieuleges afgeschaft. Het gemeentefonds is hiervoor in 1998 met f 63,0 miljoen verhoogd. Dit bedrag loopt vanaf 1999 op tot structureel f 85,1 miljoen vanaf 2001.
Verder zijn ook de lokale lasten voor gezinshuishoudingen verlaagd. Om gemeenten in staat te stellen gezinshuishoudingen een vermindering van de lokale lasten te geven, is het gemeentefonds in 1998 structureel verhoogd met f 680,0 miljoen.
In onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling van de bedragen van het gemeentefonds (algemene uitkering) en de specifieke uitkeringen tegen elkaar afgezet.
Verhouding algemene en specifieke uitkeringen
In 1998 bedraagt het aantal specifieke uitkeringen 114. Ten opzichte van 1997 is dit een daling met tien uitkeringen. In 1998 is de omvang van het bedrag dat met de specifieke uitkeringen is gemoeid, gestegen met f 2,4 miljard, van f 28,3 miljard in 1997 naar f 30,7 miljard in 1998. Van dit bedrag gaat f 25,8 miljard naar de gemeenten en f 1,5 miljard naar Kaderwetgebieden en WGR-organen. De rest van dit bedrag gaat naar provincies en derden of de verdeling is nog onbekend.
De stijging van de omvang van het bedrag in 1998 vindt met name plaats bij twee departementen, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat gaat dit met name om extra geld voor infrastructuur, verkeersveiligheid en openbaar vervoer (stads- en streekvervoer). Bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt de toename met name veroorzaakt door de instelling van het Gemeentelijk werkfonds met ingang van 1998. In dit fonds zijn de middelen van een aantal regelingen voor gesubsidieerde arbeid samengevoegd. Daarnaast zijn de middelen voor de regeling Inkoop sociale diensten bij de arbeidsvoorziening en voor de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening toegenomen.
Gelijktijdig met de ontwerpbegroting wordt de Monitor Lokale lasten 1998 aan de Tweede Kamer aangeboden met daarin een overzicht van de ontwikkelingen op het gebied van de lokale lasten.
De belangrijkste conclusie van de Monitor is dat de lokale lasten – met name als gevolg van de lastenverlichting door het Rijk – zijn gedaald. Zonder deze lastenverlichting was er bij de gezinshuishoudingen sprake geweest van een lichte stijging van de lasten. Daarbij geldt dat de verschillen in de lasten voor individuele belastingplichtigen tussen gemeenten en waterschappen onderling zijn afgenomen.
Lokale lastenverlichting voor gezinshuishoudingen
De gemeenten ontvangen vanaf 1998 een bedrag van f 100 per woonruimte ten behoeve van de lokale lastenverlichting voor gezinshuishoudingen. De compensatie voor alle gemeenten tezamen bedraagt f 680 miljoen structureel. In 1998 en 1999 zijn de gemeenten wettelijk verplicht om de lastenverlichting vorm te geven door een vermindering met f 100,- van de aanslag voor de OZB-gebruikersbelasting, de rioolafvoerretributie of de reinigingsheffingen. Na 1999 vervallen de wettelijke verplichtingen en kunnen gemeenten zelf bepalen op welke wijze zij de lastenverlichting willen vormgeven.
In de Monitor Lokale lasten 1999 worden de resultaten van de evaluatie van deze lokale lastenverlichting vermeld. Tevens wordt daarin aangegeven of en zo ja welke wettelijke maatregelen het kabinet zal voorstellen om de continuering van de bestaande vormen van lokale lastenverlichting voor gezinshuishoudingen te faciliteren.
Lokale lastenverlichting voor bedrijven en instellingen
Het kabinet heeft per 1 januari 1998 de gemeentelijke en provinciale milieuleges afgeschaft. Gemeenten en provincies kunnen vanaf die datum geen rechten meer heffen voor beschikkingen voor het verlenen van vergunningen of ontheffingen op grond van de Wet milieubeheer en voor beschikkingen op grond van de Wet bodembescherming. De milieuleges, bedoeld ter dekking van de administratieve kosten van gemeenten en provincies voor bovengenoemde taken, vormden een belemmering voor de uitvoering van het milieubeleid.
Gemeenten en provincies zijn hiervoor gecompenseerd door een toevoeging aan het gemeentefonds en provinciefonds.
5. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE BEGROTING
De totale uitgaven van het gemeentefonds voor 1999 worden geraamd op f 23 286 785 000. In het navolgende wordt per artikel aangegeven welk uitgavenbedrag wordt geraamd.
– artikel 01.03 De raming voor de kosten uitvoering financiële verhoudingen wordt gesteld op f 5 500 000. Nu de Financiële-verhoudingswet zowel voor het gemeentefonds als voor het provinciefonds van kracht is geworden, heeft dit onderzoeksartikel een nieuwe naam gekregen. Hiermee wordt aangegeven dat het benodigde onderzoek voor het onderhoud van de verdeelmaatstaven zowel voor gemeentefonds als voor provinciefonds ten laste van dit artikel worden gebracht. Aangezien een overschot of een tekort op dit artikel niet verrekend wordt met het gemeentefonds maar met het generale beeld, is het geen bezwaar om de (beperkte) betalingen van onderzoek voor het provinciefonds ook onder dit artikel te laten vallen.
– artikel 01.04 De raming van het artikel kosten Waarderingskamer wordt gesteld op f 1 400 000.
– artikel 02.01 Voor de opbouw van de algemene uitkering ten opzichte van de stand eerste suppletore begroting 1998 (wijziging samenhangend met de Voorjaarsnota) wordt verwezen naar de toelichting in hoofdstuk 2.
– artikel 03.02 In 1999 zal naar verwachting f 142 900 000 van de middelen in verband met de herverdeling wegenbeheer via de integratie-uitkering WUW-middelen gemeentefonds worden verdeeld.
– artikel 03.06 Van de middelen voor de huisvesting onderwijs zal in 1999 naar verwachting f 200 500 000 via de integratie-uitkering huisvesting onderwijs worden verdeeld.
– artikel 03.07 De middelen voor de integratie-uitkering Verdi (personele lasten) worden geraamd op f 5 700 000.
– artikel 03.09 In 1999 zal f 144 300 000 via de integratie-uitkering sociale vernieuwing worden verdeeld.
– artikel 03.10 Van de middelen in verband met het afschaffen van de milieuleges zal in 1999 naar verwachting f 68 100 000 via de integratie-uitkering afschaffing milieuleges worden verdeeld.
– artikel 03.11 In 1999 zal f 50 000 000 via de integratie-uitkering precario worden verdeeld.
– artikel 01.04 Met ingang van het jaar 1996 is een nieuw ontvangstenartikel opgenomen ten behoeve van de eventuele terugontvangsten van de Waarderingskamer. Voor 1999 wordt een pro memorie raming opgenomen.
2. Ex artikel 4 Financiële-verhoudingswet
– artikel 02 Wetsartikel 4, eerste lid van de Financiële-verhoudingswet regelt dat bij (begrotings)wet voor ieder uitkeringsjaar een bedrag aan middelen van het Rijk wordt afgezonderd ten behoeve van het fonds. Op grond van het tweede lid zijn de uitgaven en de «afgezonderde» inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Gelet hierop is ten behoeve van de dekking van de uitgaven ten laste van het gemeentefonds een post «ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet» geraamd.
5.3 Meerjarenramingen gemeentefonds 2000 tot en met 2003
De meerjarenramingen van de algemene uitkering en de integratie-uitkering zijn opgenomen in paragraaf 2.4. Op grond van deze ramingen van de verplichtingen kan de meerjarenraming van de uitgaven van het gemeentefonds voor 2000 tot en met 2003 worden opgesteld.
Tabel 5.3.1 : Meerjarenraming uitgaven gemeentefonds (bedrag x f miljoen) | ||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | |
algemene uitkering (uitgaven) | 22 695,5 | 22 772,9 | 22 968,6 | 22 973,0 |
integratie-uitkering WUW middelen | 133,8 | 126,8 | 117,1 | 108,4 |
integratie-uitkering huisvesting onderwijs | 166,4 | 146,7 | ||
integratie-uitkering Verdi | 5,7 | 5,7 | 5,7 | 5,7 |
integratie-uitkering afschaffing milieuleges | 76,6 | 85,1 | 85,1 | 85,1 |
Integratie-uitkering precario (afschaffen) | 50,0 | 50,0 | 50,0 | 50,0 |
stand algemene uitkering en integratie-uitkeringen | 23 128,0 | 23 187,2 | 23 226,5 | 23 222,2 |
kosten uitvoering financiële verhoudingen | 5,5 | 5,5 | 5,5 | 5,5 |
kosten Waarderingskamer | 1,4 | 1,4 | 1,4 | 1,4 |
Totaal gemeentefonds | 23 134,9 | 23 194,1 | 23 233,4 | 23 229,1 |
Deze opbouw vanuit een voorgaand basisjaar kan gezien worden als een horizontale benadering van de opbouw van de omvang van de uitkering. Bij een horizontale benadering (zoals die in dit hoofdstuk gebruikt wordt) wordt er gerekend op basis van de bedragen uit het vorige jaar. Als bijvoorbeeld in 1998 een bedrag van f 100 miljoen wordt toegevoegd aan het fonds, dan blijft dit in 1999 deel uit maken van het basisbedrag van waaruit de fondsomvang voor 1999 opgebouwd wordt. Wanneer de f 100 miljoen een ophoging met een éénmalig karakter betreft, dan dient het bedrag in 1999 weer in mindering te worden gebracht. In een verticale benadering wordt de opbouw bepaald op basis van de laatst bekendgemaakte standen voor datzelfde begrotingsjaar. Als bijvoorbeeld in 1999 een bedrag van f 100 miljoen wordt toegevoegd aan het fonds, dan is dat éénmalig. Wanneer de f 100 miljoen een ophoging met een structureel karakter betreft, dan dient het bedrag elk jaar opnieuw in een verticale opbouwtabel zichtbaar te worden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26200-C-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.