26 200 C
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het gemeentefonds voor het jaar 1999

26 200 D
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het provinciefonds voor het jaar 1999

26 213
Lokale lasten

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 14 december 1998

Inleiding

Mede namens de Staatssecretaris van Financiën ga ik hieronder nader in op een aantal onderwerpen die aan de orde zijn geweest bij het Algemeen Overleg op 2 december jl. over de financiën van de gemeenten en de provincies. Ik beperk mij daarbij tot die onderwerpen waarover op dit moment informatie kan worden verstrekt, die verder gaat dan wat wij bij het algemeen overleg naar voren hebben gebracht.

Het betreft de volgende onderwerpen:

1. Brief Ouderkerk

2. Kinderopvang en normering

3. Efficiency SWI

4. Wvg

5. Algemeen maatschappelijk werk (Amw)

6. De uitvoering van de f 100-maatregel door Brielle en Spijkenisse

7. De voortzetting van de f 100-maatregel

8. OZB in relatie met erfpacht

Ik wijs erop dat op een aantal terreinen aanvullend onderzoek is toegezegd (bijvoorbeeld kosten riolering en de brief van de FNV inzake belastingheffingen over uitkeringen). De Tweede Kamer zal over de resultaten van deze onderzoeken te zijner tijd geïnformeerd worden.

De diverse onderwerpen

ad 1 Brief Ouderkerk

De woordvoerders van diverse fracties hebben aandacht gevraagd voor de problemen van de gemeente Ouderkerk. Deze gemeente meent dat haar financiële positie negatief wordt beïnvloed door de verdeelsystematiek van het gemeentefonds en door onredelijk scherpe toelatings- en toepassingsnormen voor artikel 12-ondersteuning. De plaatselijk zeer hoge kosten voor de riolering zullen naar de mening van de gemeente leiden tot een ontoelaatbare lastendruk.

Met betrekking tot het verdeelstelsel merk ik op dat de factor slechte bodem, anders dan de gemeente stelt in haar brief van 23 oktober 1998, wel degelijk is verwerkt in de algemene uitkering. De voormalige verfijning bodemgesteldheid loopt via de maatstaf slechte bodem door in het nieuwe stelsel. Daarnaast zijn er twee maatstaven die verband houden met de extra rioleringskosten van gemeenten met een slechte bodemgesteldheid, de maatstaf riool in slechte bodem bebouwd en de maatstaf riool in slechte bodem onbebouwd. Deze drie maatstaven spelen een rol in het uitgavencluster riolering en in het cluster niet-uitgesplitst en leiden tot een hogere uitkering voor gemeenten in veengebieden, zoals Ouderkerk. In het ijkpunt riolering worden de hogere uitgaven die verband houden met de slechte bodem, macro bezien, globaal voor 50% gecompenseerd. Het niet-uitgesplitste cluster wordt thans geijkt, waarbij onder andere een ijkpunt in de maak is voor infrastructuur (wegen en water). In dat kader wordt gewerkt aan een herziene maatstaf bodemgesteldheid. Op grond van de beschikbare gegevens kan de gemeente Ouderkerk er op rekenen dat haar slechte bodem ook na deze herziening gehonoreerd zal worden. Tot de invoering van de nieuwe ijkpunten loopt de oude maatstaf gewoon door. Er zal dus zonder onderbreking in de tijd compensatie worden gegeven voor extra kosten die een slechte bodem met zich brengt.

Met betrekking tot de artikel 12-normen wijzen wij er op dat deze in 1996 na overleg met de Tweede Kamer zijn vastgesteld. Toen is ook de procedure nog eens gedetailleerd vastgelegd. In de meicirculaire van 1998 hebben wij het artikel 12-regime voor het jaar 1999 aan de gemeenten bekend gemaakt. Ons uitgangspunt is dat er sprake moet zijn van volledige kostendekkendheid van de rioolrechten.

In het algemeen overleg is een nadere inventarisatie toegezegd van de kosten voor riolering in relatie tot de lokale lasten.

Volledigheidshalve merk ik op dat Ouderkerk op 27 november 1998 een artikel 12-aanvraag heeft ingediend, welke in behandeling is genomen door de Inspectie Financiën Lokale en provinciale Overheden (IFLO).

ad 2 Kinderopvang en normering

De intensivering voor de kinderopvang wordt opgezet als specifieke uitkering aan de gemeenten. Over de doorwerking via de normeringssystematiek van het gemeentefonds vindt nog nader overleg plaats tussen het Rijk en de VNG.

ad 3 Efficiency SWI

Op het gemeentefonds zijn bij Miljoenennota een aantal onttrekkingen verwerkt. Het betrof een aantal inverdieneffecten op de algemene bijstand als gevolg van maatregelen uit het Regeerakkoord. Hier stond tegenover dat de geraamde besparingen op de SZW-begroting als gevolg van de decentralisatie Abw buiten de normeringsmethode van het gemeentefonds zijn gehouden. Naar aanleiding van de kritiek van de VNG heeft het kabinet besloten om de specifieke onttrekkingen in kwestie ongedaan te maken en de geraamde besparingen op de SZW-begroting op reguliere wijze in de normeringsmethode te behandelen.

Bij de Miljoenennota is, behalve de bovengenoemde onttrekkingen, nog een onttrekking aan het gemeentefonds verwerkt. Het gaat daarbij om een bedrag van f 11 miljoen in 1999, oplopend tot 45 miljoen in 2002.

Deze onttrekking vloeit voort uit de besparingen die naar verwachting optreden als gevolg van de totstandkoming van de centra voor «samenwerking werk en inkomen (SWI)». Deze centra nemen een deel van de taken van de gemeenten over.

Ik merk op dat de besparingen bij de gemeenten zijn onderbouwd met noties uit het Regeerakkoord waarbij een deel van de gemeentelijke uitvoering Abw wordt ondergebracht bij de CWI's. De taakstelling berust op een voorcalculatie. Afgesproken is dat de verdeling van de besparingstaakstelling over de SWI-kolommen (uvi's, arbvo en sociale diensten) kan worden bijgesteld als nieuwe inzichten in de kosten en baten van SWI daartoe aanleiding geven. Er vindt dus ook een soort nacalculatie plaats. Over deze uitname bestaat, bezien tegen de achtergrond van de toegezegde nacalculatie, overeenstemming met de VNG.

ad 4 Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg)

De woordvoerders van diverse fracties hebben aandacht gevraagd voor de toewijzing van middelen voor de Wvg. Daarbij is verwezen naar de reactie van de VNG op de begroting van het ministerie van SZW, zoals op 25 november 1998 verzonden aan de Vaste Commissie voor sociale zaken en werkgelegenheid. De VNG meent dat van de f 50 miljoen, die in het Regeerakkoord zijn toegezegd voor 1999 ter tegemoetkoming aan de groeiende vraag naar voorzieningen voor gehandicapten, slechts f 20,4 miljoen ter beschikking komt van de gemeenten.

Het kabinet kan de rekensom van de VNG niet goed volgen. Ik hecht eraan duidelijk te maken welke besluiten het kabinet heeft genomen ter zake van de extra impuls 1999 uit het Regeerakkoord die is bestemd voor de Wvg en voor chronisch zieken.

In de begroting voor 1999 van SZW is een bestemming gegeven aan de helft van genoemde f 50 miljoen als tegemoetkoming in de gestegen kosten bij twee specifieke regelingen. Een bedrag van f 20 miljoen is bestemd voor de regeling voor woningaanpassingen boven f 45 000, welke op grond van een eerder kabinetsbesluit overgaat van de AWBZ naar de Wvg. Voor dit doel waren op de begroting van het gemeentefonds en op de begroting van SZW eerder reeds middelen toegewezen. Met inbegrip van de eerder toegewezen middelen is nu in 1999 totaal f 11,1 miljoen beschikbaar via het gemeentefonds en f 29,6 miljoen op de begroting van SZW. Deze middelen zijn bedoeld ter compensatie van de gemeentelijke bijdragen in de woningaanpassingen respectievelijk ter voldoening van gemeentelijke declaraties voor toegekende subsidies.

De bedragen zijn gebaseerd op de inmiddels achterhaalde veronderstelling dat de woningaanpassingen per 1 januari 1999 niet meer uit de AWBZ maar uit de rijksbegroting in enge zin worden bekostigd. Het wetsvoorstel dat de overgang regelt, wordt in 1999 ingediend bij de Tweede Kamer. Het gewijzigde regime zal dus niet eerder dan in de tweede helft van 1999 en mogelijk zelfs pas per 1 januari 2000 kunnen ingaan.

De overheveling naar het gemeentefonds wordt te zijner tijd dan ook tijdsevenredig aangepast.

Naast de extra f 20 miljoen voor woningaanpassingen is aan de begroting van SZW ook nog een bedrag van f 5 miljoen extra toegevoegd voor de regeling sociaal vervoer bewoners AWBZ-instellingen. Dit bedrag wordt, naast het bedrag van f 36 miljoen dat daarvoor reeds op de begroting van SZW was uitgetrokken, via een specifieke uitkering naar de gemeenten met AWBZ-instellingen geleid.

Na de indiening van de begroting van SZW heeft besluitvorming plaatsgevonden over de andere helft van de genoemde f 50 miljoen. Deze f 25 miljoen zal aan het gemeentefonds toegevoegd worden om in algemene zin tegemoet te komen aan het toenemend beslag van de Wvg op de gemeentelijke middelen. Een en ander zal bij de eerste suppletore begroting 1999 worden geëffectueerd.

Alles overziend, constateer ik dat de in het Regeerakkoord voor 1999 vermelde extra middelen voor de Wvg geheel besteed worden conform de doelstelling.

ad 5 Algemeen maatschappelijk werk (Amw)

Ik zal, gevolg gevend aan de wens van woordvoerders van diverse fracties, de minister van VWS nog deze week aandacht vragen voor de naar de mening van de fracties tekortschietende middelen voor het algemeen maatschappelijk werk (amw).

ad 6 De uitvoering van de f 100-maatregel door Brielle en Spijkenisse

In het algemeen overleg zijn de gemeenten Brielle en Spijkenisse genoemd als gemeenten die de f 100-maatregel op een manier uitvoeren die niet overeenstemt met de bedoeling van de maatregel. Ik vraag de beide gemeentebesturen nog deze week via een ambtsbericht om nadere informatie. Nadat ik bedoelde informatie heb verkregen, zal ik de Tweede Kamer nader informeren.

ad 7 De voortzetting van de f 100-maatregel

Tijdens het algemeen overleg bleek dat er onduidelijkheid bestaat over de vraag wat de inhoud zal zijn van het wetsvoorstel, dat ik zal aanduiden als het voorstel «voortzetting lokale lastenverlichting».

Dit voorstel heeft tot doel gemeenten de mogelijkheid te bieden de lastenverlichting op dezelfde wijze vorm te geven als in 1998 en 1999 is gebeurd. Het huidige regime houdt in dat de lastenverlichting hetzij via een vermindering van de gebruikersbelasting OZB, hetzij via een vermindering van de reinigingsrechten, hetzij via een vermindering van het rioolafvoerrecht loopt. Zonder dit wetsvoorstel ontbreekt voor gemeenten een wettelijke basis voor de voortzetting van de thans voorgeschreven handelwijze. De artikelen in het wetsvoorstel betreffen «kan-bepalingen» en vormen dus geen verplichtend kader voor gemeenten. Het is vanzelfsprekend de inzet van het kabinet dat de middelen beschikbaar blijven voor lastenverlichting.

Ik wijs erop dat het concept-wetsvoorstel op 19 november 1998 besproken is in een bestuurlijk overleg met de VNG. De VNG heeft toegezegd dat zij bij haar leden erop aan zal dringen de burgers duidelijk te maken hoe de f 100, maatregel in de gemeentelijke belastingen is verwerkt. Daarnaast heeft de VNG toegezegd de gemeenten actief aan te sporen de lastenverlichting ook vanaf 2000 door te geven aan de burgers. Over de precieze wijze waarop de VNG haar toezegging zal uitvoeren, zal overleg plaatsvinden tussen de VNG en de ministeries van BZK en van Financiën.

ad 8 OZB in relatie met erfpacht

Tijdens het algemeen overleg heeft mevrouw Van der Hoeven (CDA) wederom de aandacht gevraagd voor de samenloop tussen erfpacht en OZB. Bij brief van 28 juli 1998, kenmerk FO98/952, heeft de toenmalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mw. A.G.M. van de Vondervoort, mede namens de staatssecretaris van Financiën, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de vaste commissie voor Financiën haar standpunt terzake gegeven. Dit standpunt is opgenomen in een notitie, die aan de beide commissies is toegezonden. Het komt erop neer dat er geen sprake is van een problematische samenloop, maar van twee te onderscheiden rechtsverhoudingen. Dientengevolge zie ik geen aanleiding het door mevrouw Van der Hoeven gevraagde onderzoek uit te voeren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Peper

Naar boven