nr. 38
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 mei 1999
Als gevolg van het toepassen van de nieuwste internationale richtlijnen,
heeft een revisie plaatsgevonden van de Nationale Rekeningen van de Europese
lidstaten. Deze revisie van de Nationale Rekeningen volgt uit de implementatie
van de nieuwste internationale richtlijnen zoals vastgelegd in het Europese
systeem van Nationale en Regionale rekeningen 1995 (ESR 1995).
Op uw verzoek zal ik ingaan op de achtergronden en gevolgen van deze revisie.
Meer gedetailleerde informatie over de wijzigingen treft u aan in de bijgevoegde
notitie van het CPB en het CBS: «de effecten van de revisie van de Nationale
Rekeningen op budgettaire kengetallen»1.
Het doel van de revisie, die in Europees verband heeft plaatsgevonden,
is het moderniseren en het beter vergelijkbaar maken van de economische statistieken
van de lidstaten van de Europese Unie. Tegelijkertijd heeft het CBS de revisie
aangegrepen om nieuwe statistische inzichten en technieken te implementeren.
Deze aanpassingen tezamen hebben voor Nederland tot gevolg dat enkele
macro-economische en budgettaire variabelen zijn gewijzigd. Zo komt het Bruto
Binnenlands Product (BBP) van Nederland in 1998 circa 4% hoger uit (32 miljard).
De voornaamste oorzaak van deze opwaartse bijstelling schuilt hem in het feit
dat voortaan wordt afgeschreven op publieke infrastructuur (wegen- en spoorwegennet,
vaarwegen e.d.) en eveneens op software. Omdat het BBP een bruto-grootheid
is waarin afschrijvingen worden meegenomen, leidt deze wijziging tot een verhoging
van het BBP. Een andere ingrijpende wijziging heeft betrekking op de wijze
waarop belasting- en premienabetalingen worden toebedeeld aan jaren. Deze
nabetalingen worden in de nieuwe systematiek toegerekend aan het jaar waarop
ze betrekking hebben, en niet meer aan het jaar waarin de nabetaling plaatsvindt.
De herziening van het BBP heeft gevolgen voor de EMU-schuldquote. Als
gevolg van het noemereffect komt de EMU-schuldquote ca. 2%-punt BBP lager
uit; dit effect is structureel van aard. Daarnaast is de herziening ook van invloed op het tekort in de jaren 1995 tot en met 1998, voornamelijk
als gevolg van de wijzigingen in de nabetalingen. (1995: +0,2%, 1996: –0,5%,
1997: +0,3%, 1998: –0,2%).
Bij de revisie dient bedacht te worden dat aan de nieuwe BBP-cijfers geen
veranderingen in de economie ten grondslag liggen; het betreft slechts een
wijziging van de afspraken over de wijze waarop de omvang van het BBP wordt
vastgesteld. Het Netto Nationaal Product (waarin afschrijvingen geen rol spelen)
blijft vrijwel ongewijzigd. De Nederlandse welvaart is niet toegenomen als
gevolg van de revisie, en ook de overheidsinkomsten blijven ongewijzigd. Een
aantal overheidsuitgaven is echter gerelateerd aan de omvang van het BBP.
Dit betreft de uitgaven aan de Homogene Groep Internationale Samenwerking
en de EU-afdrachten (het vierde eigen middel). Bij de EU-afdrachten dient
onderscheid te worden aangebracht tussen de gevolgen van de implementatie
van het ESR 1995 en de overige aanpassingen van het CBS. Voor zover de stijging
van het BBP samenhangt met de implementatie van nieuwe statistische technieken
door het CBS, werkt deze door in de afdrachten aan de EU. Dit effect is echter
zeer gering. Het effect van de implementatie van het ESR 1995 heeft pas gevolgen
bij het in werking treden van een nieuw eigen-middelenbesluit, dat volgens
planning zal ingaan op 1 januari 2002. Tot die tijd heeft de revisie dus nauwelijks
invloed op de omvang van de EU-afdrachten. Het effect van de ESR 1995-mutatie
van het BBP op de EU-afdrachten is mede afhankelijk van de mutaties van de
BBP's van de andere lidstaten. Deze stijgingen zijn nog maar ten dele bekend.
Over de mogelijke gevolgen van de aanpassing van het BBP voor HGIS zal
de Kamer in de Miljoenennota 2000 nader worden geïnformeerd. Dan zal
ook inzicht worden geboden in de mogelijke gevolgen van de herziening voor
de omvang van het EMU-tekort 1999 en latere jaren.
De Minister van Financiën,
G. Zalm