nr. 36
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 1998
Tijdens de Algemene Financiële beschouwingen is door de geachte afgevaardigde
de heer Marijnissen een motie ingediend (Kamerstukken II, 26 200, nr.
31) waarin de regering wordt verzocht zo spoedig mogelijk voorstellen te doen
voor een ecotax voor grootverbruikers,waarbij de opbrengsten worden
teruggesluisd naar diezelfde grootverbruikers in de vorm van subsidies op
energiebesparende investeringen. Hij wijst er in dat kader op dat er een groot
verschil bestaat tussen de prijs voor energie in Nederland en in het buitenland.
In reactie op deze motie is aangegeven dat het goed leek om haar van een schriftelijke
reactie van het kabinet te voorzien. In dat kader bericht ik u na overleg
met de Minister van Economische Zaken als volgt.
Nederland kent als een van de weinige landen in Europa energiebelastingen,
te weten een brandstoffenbelasting en een regulerende energiebelasting. Ook
grootverbruikers dragen bij in de opbrengst van deze belastingen. De heer
Marijnissen nodigt in zijn motie de regering uit zo spoedig mogelijk met voorstellen
te komen. Ik wijs erop dat in het belastingplan 1999 nieuwe bovengrenzen in
de regulerende energiebelasting worden voorgesteld. Hierdoor zullen grootverbruikers
tot aan de nieuwe bovengrenzen van 1 mln m3 aardgas respectievelijk
10 mln kWh elektriciteit in de heffing van de regulerende energiebelasting
worden betrokken. Daarmee wordt bereikt dat ook de grotere verbruikers een
extra bijdrage leveren.
De heer Marijnissen constateert, dat de elektriciteits- en gastarieven
voor grootverbruikers in Nederland momenteel substantieel lager zijn dan het
gewogen gemiddelde in onze buurlanden. Bij deze internationale vergelijking
van energietarieven, wordt echter geen rekening gehouden met de indirecte
energiekosten waarmee grootverbruikers in Nederland worden geconfronteerd.
Zo zijn met nagenoeg alle grootverbruikers meerjarenafspraken gemaakt over
energiebesparingsprogramma's en wordt er thans in overleg met de grootverbruikers
gewerkt aan een zogenoemd benchmarkingprotocol. Voor een reële vergelijking
van de energiekosten waarmee grootverbruikers in Nederland en
daarbuiten worden geconfronteerd, is het noodzakelijk om ook met de kosten
die hieruit voortvloeien rekening te houden. Daarnaast vergt een adequate
beoordeling van de internationale concurrentiepositie van bedrijven een vergelijking
van alle kostenposten en niet slechts van één.
In dit kader is voorts van belang dat binnenkort de elektriciteitsmarkt
voor grootverbruikers wordt geliberaliseerd. de energieprijzen voor groot-verbruikers
zullen daardoor convergeren.
De heer Marijnissen wijst erop dat de grootverbruiker compensatie zou
kunnen worden geboden via een terugsluis in de vorm van subsidies op energiebesparende
investeringen. De mogelijkheden om via subsidies op energiebesparende investeringen
juist de energieintensieve sector compensatie te geven, zijn echter uitermate
beperkt. De energie-intensieve industrie wordt namelijk niet alleen gekenmerkt
door een hoge energie-intensiteit maar ook door een hoge kapitaalintensiteit.
Bij een substantiële heffing wordt de omvang van die heffing snel al
zo groot dat dit niet via subsidies kan worden teruggesluisd. Het gaat bij
een substantiële heffing al gauw om honderden miljoenen. Een dergelijk
bedrag is een veelvoud van de energiebesparende investeringen die jaarlijks
gepleegd kunnenworden.
Daarbij blijft de beleidsmatige wens van dit kabinet overeind om ook voor
grootverbruikers de energiebelasting te verhogen, met dien verstande dat dit
op minstens Europees niveau dient te gebeuren. Nu een Europees energiebelasting,
waarin ook grootverbruikers een plaats hebben, echter nog geen werkelijkheid
is, is het ongewenst om uit het oogpunt van internationale concurrentie thans
in Nederland de energiebelasting voor grootverbruikers verder te verhogen
dan de voorstellen zoals door het kabinet gedaan in het kader van het belastingplan
1999 als eerste stap in de uitvoering van het regeerakkoord. Ik meen de motie
derhalve te moeten ontraden.
De Minister van Financiën,
G. Zalm