nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot verandering
in de Grondwet van de bepalingen over het binnentreden in woningen.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
's-Gravenhage
14 september 1998
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de wet van 12 maart 1998 (Stb.
146) heeft verklaard dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel
in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake
het binnentreden in woningen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Grondwet ondergaat de in de artikelen II en III omschreven veranderingen.
ARTIKEL II
Artikel 12 van de Grondwet komt te luiden:
Artikel 12
1. Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is
alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen
die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen.
2. Voor het binnentreden overeenkomstig het eerste lid zijn voorafgaande
legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist, behoudens
bij de wet gestelde uitzonderingen.
3. Aan de bewoner wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van
het binnentreden verstrekt. Indien het binnentreden in het belang van de nationale
veiligheid of dat van de strafvordering heeft plaatsgevonden, kan volgens
bij de wet te stellen regels de verstrekking van het verslag worden uitgesteld.
In de bij de wet te bepalen gevallen kan de verstrekking achterwege worden
gelaten, indien het belang van de nationale veiligheid zich tegen verstrekking
blijvend verzet.
ARTIKEL III
In artikel 103, tweede lid, van de Grondwet wordt de zinsnede «12,
tweede lid,» gewijzigd in: 12, tweede en derde lid,.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister van Justitie,