26 147
Regels inzake de heffing en de invordering van rijksbelastingen in euro's (Wet overgang belastingheffing in euro's)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

I.1. Inleiding

In het kader van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie (EMU) wordt op 1 januari 1999 de Europese eenheidsmunt, de euro, ingevoerd. Nederland zal deelnemen aan de derde fase van de EMU. De invoering van de euro vindt stapsgewijs plaats. Van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001 (de overgangsperiode) zullen in elk van de deelnemende lid-staten de euro en de nationale valuta als betaalmiddel naast elkaar bestaan. De euro zal tijdens de overgangsperiode uitsluitend beschikbaar zijn in girale vorm, daarna – vanaf 1 januari 2002 – ook in chartale vorm. De nationale valuta's van de deelnemende lid-staten zullen uiterlijk vanaf 1 juli 2002 geen wettig betaalmiddel meer zijn.

De juridische status van de euro – zowel tijdens de overgangsperiode als daarna – wordt nader geregeld in een tweetal Europese verordeningen. In deze verordeningen wordt de invoering van de euro juridisch begeleid. Voorts worden daarin rekenregels gegeven voor de omrekening van de nationale valuta's naar de euro en omgekeerd. De wisselkoersen worden op de aanvangsdatum van de derde fase van de EMU (1 januari 1999) vastgesteld en gefixeerd. Tot slot wordt geregeld dat de continuïteit is gewaarborgd ingeval in wetten, contracten en dergelijke verwijzingen naar valuta's zijn opgenomen.

De wijze waarop de rijksoverheid de overstap naar de euro maakt, sluit bij het voorgaande aan. De ontvangsten en de uitgaven van het Rijk en de administratie daarvan blijven tot 1 januari 2002 in beginsel in guldens luiden. Op 1 januari 2002 wordt overgeschakeld op de euro.

Aan de invoering van de euro is een aantal fiscale aspecten verbonden. Deze hebben betrekking op de wijze waarop het administratieve proces van aangifte, heffing en betaling van belasting, met name tijdens de overgangsperiode, plaatsvindt en op de gevolgen voor het materiële belastingrecht. Ik ben hierop nader ingegaan in de notitie fiscale aspecten invoering euro van 28 januari 1998 (kamerstukken II 1997/98, 25 107, nr. 7). In deze notitie heb ik met betrekking tot een aantal fiscale aspecten wetgeving aangekondigd. Het onderhavige wetsvoorstel voorziet hierin.

Het wetsvoorstel beoogt in de eerste plaats mogelijk te maken dat reeds tijdens de overgangsperiode aangifte wordt gedaan in euro's. Voorts bevat het een regeling voor het vaststellen van belastingaanslagen en beschikkingen op of na 1 januari 2002 met betrekking tot belastingen waarvan de belastingschuld vóór die datum is ontstaan en een regeling met betrekking tot de omrekening van bedragen in guldens naar bedragen in euro's en omgekeerd en de afronding van de omgerekende bedragen. Tevens is een bepaling opgenomen met betrekking tot koerswinsten bij monetaire activa en passiva die bij de introductie van de euro definitief worden. Op het moment waarop de koersen van de valuta's van de deelnemende lid-staten worden vastgesteld ten opzichte van de euro zal het onderlinge koersrisico op die valuta's vervallen. Zoals ik in de eerdergenoemde notitie heb vermeld, ligt het naar mijn oordeel niet voor de hand dat het enkele feit van de invoering van de euro ertoe leidt dat de koerswinsten die daarbij tot uitdrukking komen op monetaire activa en passiva op dat moment dienen te worden belast. Teneinde mogelijke onduidelijkheden op dit punt weg te nemen, is in dit wetsvoorstel een bepaling opgenomen welke bewerkstelligt dat een dergelijke koerswinst pas behoeft te worden belast naar de mate dat de vordering of schuld wordt afgelost. In het onderhavige wetsvoorstel wordt ten slotte een aantal technische wijzigingen voorgesteld in verband met de invoering van de euro en het per 1 januari 1999 vervallen van de vaste voorschotrente en het promessedisconto van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). Het betreft wijzigingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet op de omzetbelasting 1968, de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen, de omzetbelasting en de accijnzen, de Invorderingswet 1990, de Wet op de accijns, de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en de Wet belasting zware motorrijtuigen.

I.2. Heffing en invordering van belasting tijdens en na de overgangsperiode

In de eerdergenoemde notitie fiscale aspecten invoering euro heb ik het scenario geschetst dat de belastingdienst hanteert voor de overgang naar de euro. Het onderhavige wetsvoorstel beoogt de uitvoering van dit scenario wettelijk mogelijk te maken. Het scenario van de belastingdienst ziet op twee perioden: de jaren 1999 tot en met 2001 (de overgangsperiode) en het jaar 2002 en daarna.

De jaren 1999 tot en met 2001

De meeste belastingplichtigen zullen in deze periode geen behoefte hebben om aangifte in euro's te doen. Voor hen verandert er niets; zij kunnen gewoon aangifte in guldens blijven doen. De belastingplichtigen die daaraan wel behoefte hebben, kunnen vanaf 1 januari 1999 aangifte doen in euro's. Het betreft de aangiften die betrekking hebben op tijdvakken of tijdstippen die aanvangen of liggen in de jaren 1999 tot en met 2001. Over perioden die zijn aangevangen vóór 1 januari 1999 dient aangifte te worden gedaan in guldens. Het voornemen bestaat het doen van aangifte in euro's vanaf 1 januari 1999 mogelijk te maken voor in beginsel alle belastingen. Dit zal worden geregeld krachtens een delegatiebevoegdheid welke in het onderhavige wetsvoorstel is opgenomen. Voor de aangiften vermogensbelasting wordt aangesloten bij het regime van de aangiften inkomstenbelasting van het voorafgaande jaar. Voor de vermogensbelasting kan ter zake van het jaar 2000 voor het eerst aangifte in euro's worden gedaan. Het doen van aangifte in euro's is niet uitsluitend voorbehouden aan ondernemers; iedere belastingplichtige kan van die mogelijkheid gebruik maken.

Zowel de elektronische aangiften als de traditionele papieren aangiftebiljetten zullen voor het doen van aangifte in euro's geschikt worden gemaakt. De aangiften zullen dan kunnen worden ingevuld in guldens of in euro's. Voor alle aangiften geldt dat zij slechts in één valutasoort mogen worden ingevuld. Aan het doen van aangifte in euro's zullen in beginsel geen aanvullende administratieve voorwaarden worden gesteld. Een vergunning van de inspecteur is niet nodig.

De belastingwetten zullen tot en met het jaar 2001 uitgaan van guldens. Per 1 januari 2002 worden de in de belastingwetten c.a. voorkomende bedragen in guldens bij wet omgezet in euro's. Tijdens de overgangsperiode staat elk bedrag in guldens in de belastingwetten gelijk aan een bedrag aan euro's. De belastingdienst zal de corresponderende bedragen in euro's door middel van voorlichting kenbaar maken.

De belastingdienst volgt de keuze – gulden of euro – van degene die aangifte doet. De belasting wordt berekend in de valuta waarin aangifte is gedaan en de belastingdienst communiceert zoveel mogelijk in die valuta met de belastingplichtige. Bij aanslagen en beschikkingen die in guldens worden gesteld, zal bovendien bij het eindbedrag waar mogelijk het equivalent in euro's worden vermeld. Daarmee levert de belastingdienst een bijdrage aan het opbouwen van een referentiekader bij een groot deel van de Nederlandse bevolking.

Betaling van een (belasting)schuld zal met ingang van 1 januari 1999 kunnen geschieden in guldens of in (girale) euro's, ongeacht of de (belasting)schuld luidt in guldens of in euro's. Tot 1 januari 2002 zal de belastingdienst vooralsnog geen gestandaardiseerde betalingsmiddelen zoals acceptgiro's in euro's verstrekken. Betaling in euro's zal alleen mogelijk zijn voorzover de banken daar de nodige voorzieningen voor treffen.

Het jaar 2002 en daarna

Belastingaangiften die worden ingeleverd op of na 1 januari 2002, maar die betrekking hebben op tijdvakken of tijdstippen die daarvoor zijn aangevangen of zijn gelegen, kunnen nog worden gedaan in guldens. Zo kan een aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2001, ook als die na verkregen uitstel wordt ingeleverd in januari 2003, in guldens worden gedaan. Aangiften die betrekking hebben op tijdvakken of tijdstippen die aanvangen of liggen in 2002 en later, kunnen uitsluitend nog in euro's worden gedaan. De aangifte vermogensbelasting over 2002 volgt echter het regime van de aangifte inkomstenbelasting over 2001 en kan derhalve nog in guldens worden gedaan.

Aanslagen en beschikkingen die worden gedagtekend na 31 december 2001 luiden steeds in euro's, ook als de aangifte nog is gedaan in guldens. Voorzover die aanslagen en beschikkingen betrekking hebben op de jaren vóór 2002 of op vóór 1 januari 2002 gelegen tijdstippen en ter zake van de aanslagen aangifte is gedaan in guldens, zullen de relevante bedragen zoveel mogelijk in guldens worden vermeld.

Vanaf 1 januari 2002 zal de belastingdienst uitsluitend gestandaardiseerde betalingsmiddelen in euro's verstrekken.

Ter verduidelijking van de beschrijving van het scenario van de belastingdienst volgt hierna een overzicht. In het overzicht wordt onderscheid gemaakt naar belastingen met betrekking tot de periode vóór de overgangsperiode (A) en belastingen met betrekking tot de overgangsperiode (B).

A. belastingen met betrekking tot de periode vóór de overgangsperiode (tijdvakken die eindigen of tijdstippen die zijn gelegen voor 1 januari 1999) en vermogensbelasting ter zake van het kalenderjaar 1999 aangifte: gulden, ongeacht tijdstip aangifte; verwerking van de aangifte door de belastingdienst: gulden, ongeacht tijdstip verwerking; vaststellen belastingaanslag/nemen beschikking: gulden, met ingang van 1 januari 2002 euro; invordering: gulden, met ingang van 1 januari 2002 euro; betaling: gulden, met ingang van 1 januari 1999 keuze gulden of (girale) euro, met ingang van 1 januari 2002 euro (tot uiterlijk 1 juli 2002 ook gulden).

B. belastingen met betrekking tot de overgangsperiode (tijdvakken die aanvangen of tijdstippen die zijn gelegen in de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001) en vermogensbelasting ter zake van het kalenderjaar 2002

aangifte: keuze belastingplichtige gulden of euro, ongeacht tijdstip aangifte;

verwerking van de aangifte door de belastingdienst: valuta van de aangifte (gulden of euro), ongeacht tijdstip verwerking;

vaststellen belastingaanslag/nemen beschikking: valuta van de aangifte (gulden of euro), met ingang van 1 januari 2002 euro;

invordering: valuta van de aangifte (gulden of euro), met ingang van 1 januari 2002 euro, tijdens overgangsperiode dwanginvordering vanaf de uitvaardiging van het dwangbevel in alle gevallen gulden;

betaling: keuze gulden of (girale) euro, met ingang van 1 januari 2002 euro (tot uiterlijk 1 juli 2002 ook gulden).

I.3. Budgettaire consequenties

Het voorliggende wetsvoorstel maakt het voor rijksbelastingen met betrekking tot de overgangsperiode mogelijk dat aangifte wordt gedaan in guldens of in euro's. Daarbij is voor de aangifte in euro's uitgangspunt dat de bedragen in de belastingwetten (in guldens) tegen de per 1 januari 1999 vastgestelde koers van de gulden ten opzichte van de euro (de eurokoers) worden omgerekend en vervolgens rekenkundig afgerond met inachtneming van het aantal decimalen waarin het oorspronkelijke bedrag is gesteld. De belastingdienst zal de bedragen in euro's door middel van voorlichting kenbaar maken. Bedragen die thans in hele guldens luiden, worden dus op hele euro's afgerond en bedragen in centen worden in eurocenten afgerond.

De budgettaire consequenties van dit wetsvoorstel vloeien in de eerste plaats voort uit de afrondingen van de in euro's omgerekende bedragen in de belastingwetten. De budgettaire gevolgen van het omrekenen van de bedragen in de belastingwetten in euro's met inachtneming van het aantal decimalen waarin het oorspronkelijke bedrag is gesteld zullen gering zijn. De definitieve koers van de euro zal overigens pas helderheid verschaffen over welke in euro's omgerekende bedragen in de belastingwetten naar boven en welke naar beneden zullen worden afgerond.

In de tweede plaats zijn er budgettaire effecten als gevolg van het feit dat een belastingplichtige bij het doen van aangifte met betrekking tot de meeste rijksbelastingen alle bedragen in zijn voordeel mag afronden op hele guldens. Ook aanslagen worden in het voordeel van de belastingplichtige afgerond.

Aan de hand van een analyse van het gemiddeld aantal afrondingsmomenten in de belastingaangiften valt af te leiden dat de schatkist daardoor jaarlijks circa f 50 mln aan inkomsten derft. Aangezien de huidige afrondingspraktijk onverkort van toepassing blijft op de aangiften in euro's, zal het bedrag van f 50 mln moeten worden verhoogd met de per 1 januari 1999 vastgestelde koers van de euro. Omgerekend tegen een koers van f 2,22 (mei 1998) resulteert dit in een extra budgettaire derving van maximaal f 60 mln per jaar, waarvan circa f 10 mln aan premies volksverzekeringen. Dan wordt ervan uitgegaan dat alle genoemde aangiften in euro's worden gedaan. De verwachting is echter dat de meeste belastingplichtigen met betrekking tot de overgangsperiode aangifte zullen blijven doen in guldens. Er is verondersteld dat van de maximaal te derven f 50 mln aan rijksbelastingen in 1999 op transactiebasis f 10 mln, in 2000 f 20 mln en in 2001 f 35 mln zal worden gerealiseerd. Over de periode 1999 tot en met 2001 is de belastingderving op kasbasis f 5 mln, f 15 mln respectievelijk f 25 mln.

De budgettaire consequenties vloeien voorts voort uit de uitvoeringskosten van de belastingdienst. De uitvoeringskosten euro van de belastingdienst hebben betrekking op automatisering, communicatie, voorschriften en opleidingen. In de begroting 1998 en de Voorjaarsnota 1998 zijn voor de kosten van de invoering van de euro voor de belastingdienst de volgende bedragen (in miljoenen) opgenomen voor de jaren 1997 tot en met 2002:

199719981999200020012002Totaal
1668312264147

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK I BEGRIPSBEPALING

Artikel 1

In het onderhavige wetsvoorstel worden onder belastingen verstaan belastingen, premies en andere heffingen die worden geheven en ingevorderd door de rijksbelastingdienst met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 (artikel 1, eerste lid). Onder «belastingen» worden derhalve onder meer begrepen de rechten bij invoer en de rechten bij uitvoer als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderscheidenlijk derde lid, van de Douanewet, de premies voor de volksverzekeringen en de provinciale opcenten.

Op grond van artikel 1, tweede lid, is het bij dit wetsvoorstel bepaalde met betrekking tot belastingen mede van toepassing op renten, bestuurlijke boeten, kosten en dergelijke die met betrekking tot belastingen kunnen worden vastgesteld of opgelegd. Het wetsvoorstel ziet derhalve onder meer op heffingsrente, invorderingsrente, revisierente, compenserende interesten, kosten van ambtelijke werkzaamheden, kosten die in rekening worden gebracht volgens de Kostenwet invordering rijksbelastingen en betalingskorting.

HOOFDSTUK II HEFFING EN INVORDERING MET BETREKKING TOT DE OVERGANGSPERIODE

Artikel 2

Aan het onderhavige wetsvoorstel ligt de keuze ten grondslag in de overgangsperiode (1 januari 1999 tot en met 31 december 2001) de gulden uitgangspunt te laten blijven ter zake van de heffing en de invordering van belastingen. In artikel 2, eerste lid, wordt bepaald dat de heffing en de invordering van belastingen met betrekking tot de overgangsperiode plaatsvinden in guldens.

Door in artikel 2, eerste lid, uit te gaan van heffingstijdvakken die aanvangen respectievelijk heffingstijdstippen die liggen in de periode vanaf 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001 wordt op eenvoudige wijze zoveel mogelijk aangesloten bij de duur van de overgangsperiode. De heffing en de invordering vinden met betrekking tot de overgangsperiode in beginsel nog plaats in guldens. De heffing en de invordering vinden reeds geheel of gedeeltelijk plaats in euro's indien de belastingplichtige aangifte doet in euro's (artikel 3). Belastingaanslagen en beschikkingen die niet betrekking hebben op een bepaalde aangifte – bijvoorbeeld een ambtshalve belastingaanslag omdat de aangifte niet is gedaan – worden vastgesteld onderscheidenlijk genomen in guldens.

Voor de heffing van de vermogensbelasting geldt op grond van artikel 2, tweede lid, een van het eerste lid afwijkende periode. De heffing van de vermogensbelasting vindt nog plaats in guldens ter zake van de kalenderjaren 1999, 2000, 2001 en 2002. De reden voor de van artikel 2, eerste lid, afwijkende periode is gelegen in de koppeling die doorgaans bestaat tussen de aangiften inkomstenbelasting en de aangiften vermogensbelasting. Een aangifte vermogensbelasting ter zake van een bepaald jaar volgt daarbij het regime van de aangifte inkomstenbelasting ter zake van het jaar dat daaraan voorafgaat. De invordering vindt nog plaats in guldens ter zake van de kalenderjaren 1999, 2000 en 2001. De invordering van vermogensbelasting ter zake van 2002 zal plaatsvinden in euro's.

Ten overvloede wijs ik erop dat het bovenstaande geen afbreuk doet aan de in artikel 7, vijfde lid, of artikel 17, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 opgenomen bevoegdheid om bij ministeriële regeling toe te staan dat het belastbare bedrag wordt berekend in een andere geldeenheid dan de gulden (Regeling functionele valuta).

Artikel 3

In artikel 3 is de delegatiebepaling opgenomen op basis waarvan zal worden bepaald voor welke belastingen met betrekking tot de overgangsperiode op initiatief van de belastingplichtige de heffing en de invordering geheel of gedeeltelijk kunnen plaatsvinden in euro's. Hiermee kan uitvoering worden gegeven aan het scenario van de belastingdienst zoals beschreven in het algemene deel van deze toelichting. Het volgende dient ter nadere toelichting.

Het voornemen bestaat het doen van aangifte in euro's – in plaats van het doen van aangifte in guldens – vanaf 1 januari 1999 mogelijk te maken voor in beginsel alle belastingen ter zake van tijdvakken die aanvangen onderscheidenlijk tijdstippen die liggen in de periode 1999 tot en met 2001. Uitgangspunt is dat de keuze van degene die aangifte doet – gulden of euro – wordt gevolgd door de belastingdienst.

Indien aangifte wordt gedaan in guldens vinden de verwerking van de aangifte en de communicatie door de belastingdienst plaats in guldens. Belastingaanslagen en beschikkingen luiden dan in guldens. De saldi zullen – ter gewenning aan de overgang op de euro – ook in euro's worden vermeld. De ontvanger betaalt bedragen die in guldens luiden uit in guldens.

Indien aangifte wordt gedaan in euro's vinden de verwerking van de aangifte en de communicatie door de belastingdienst zoveel mogelijk plaats in euro's. Belastingaanslagen en beschikkingen luiden dan in euro's. De ontvanger betaalt bedragen die in euro's luiden uit in (girale) euro's. Tot 2002 zal de dwanginvordering echter met het oog op de automatisering vanaf de uitvaardiging van het dwangbevel nog plaatsvinden in guldens.

Loonbelasting kan op aangifte worden afgedragen in guldens of in euro's ongeacht of de inhouding heeft plaatsgevonden in guldens of in euro's. Omzetbelasting kan op aangifte worden voldaan in guldens of in euro's. Ook het factureren zal plaats kunnen vinden in euro's.

De belastingplichtige heeft bij iedere aangifte de keuze deze te doen in guldens of in euro's. De verwerking vindt plaats in de valuta waarin de desbetreffende aangifte heeft plaatsgevonden. Bij een aangifte in euro's vindt verrekening van bijvoorbeeld ingehouden loonbelasting in guldens of van voorlopige aanslagen of van verliezen die in guldens luiden plaats in euro's.

HOOFDSTUK III HET NA DE OVERGANGSPERIODE VASTSTELLEN VAN BELASTINGAANSLAGEN EN NEMEN VAN BESCHIKKINGEN MET BETREKKING TOT DE PERIODE VOOR DE OVERGANGSPERIODE EN DE OVERGANGSPERIODE

Artikel 4

Vanaf 1 januari 2002 wordt de euro de leidende valuta (de gulden kan dan alleen nog bij wijze van overgangsmaatregel gedurende uiterlijk een half jaar worden gehanteerd als betaalmiddel). Op grond van artikel 4 worden dan alle belastingaanslagen en beschikkingen, ook als deze betrekking hebben op voorgaande tijdvakken of tijdstippen, in euro's vastgesteld. Indien die aanslagen en beschikkingen betrekking hebben op de jaren vóór 2002 en ter zake van de aanslagen aangifte is gedaan in guldens, zullen de relevante bedragen door de belastingdienst daarbij zoveel mogelijk nog in guldens worden vermeld. De invordering van belastingaanslagen en beschikkingen geschiedt vanaf 1 januari 2002 in euro's, ook als de belastingaanslagen en beschikkingen in guldens luiden. Op grond van artikel 14 van verordening nr. 974/98 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 3 mei 1998 over de invoering van de euro (PbEG L 139) wordt een verwijzing naar de gulden in aanslagen en beschikkingen vanaf 1 januari 2002 gelezen als verwijzing naar de euro, overeenkomstig de vaste omrekeningskoers.

HOOFDSTUK IV OMREKENING, AFRONDING EN RECHTSGELDIGHEID

Artikel 5

De omrekening van gulden naar euro en omgekeerd geschiedt met toepassing van verordening nr. 1103/97 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro (PbEG L 162). Op grond van artikel 5 van die verordening geschiedt de afronding na de omrekening van gulden naar euro op eurocenten en de afronding na de omrekening van euro naar gulden op centen of naar de nationale wetgeving of het nationaal gebruik. Artikel 5, eerste lid, van het onderhavige wetsvoorstel nu bepaalt dat bij de omrekening de bedragen rekenkundig worden afgerond met inachtneming van het aantal decimalen waarin het oorspronkelijke bedrag is gesteld. Rekenkundige afronding wil zeggen dat bedragen tot 0,5 gulden of euro naar beneden worden afgerond op gehele guldens of euro's en bedragen gelijk aan of meer dan 0,5 gulden of euro naar boven worden afgerond op gehele guldens of euro's. Deze afronding vindt plaats uit praktische overwegingen. Voor het doen van aangifte alsmede voor de praktische afhandeling door de belastingdienst is afronding gewenst. Daarbij is niet van belang of de aangifte in guldens dan wel in euro's is gedaan. Het bovenstaande heeft tot gevolg dat (kleine) verschillen kunnen ontstaan tussen aangiften in guldens en aangiften in euro's.

De omrekening van bedragen in guldens in bedragen in euro's door op de bedragen in guldens de vaste wisselkoers toe te passen en het resultaat rekenkundig af te ronden kan in bepaalde gevallen leiden tot een ongewenst resultaat. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de vaststelling van de loonbelastingtabellen. Toepassing van de bedoelde omrekening zou betekenen dat de in guldens vastgestelde loonbelastingtabellen bedrag voor bedrag moeten worden omgerekend in euro's. Voor de geautomatiseerde loonadministraties zou dit tot gevolg hebben dat deze, om de inhouding van loonbelasting op een in euro's uitbetaald loon te berekenen, het loon eerst van euro's zouden moeten omrekenen in guldens, om vervolgens aan de hand van de rekenvoorschriften de in te houden loonbelasting in guldens te berekenen en dit bedrag tenslotte weer om te rekenen in euro's. Om deze ongewenste complicatie voor de loonadministraties te kunnen voorkomen is in artikel 5, tweede lid, een delegatiebepaling opgenomen op grond waarvan bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat guldensbedragen die het resultaat zijn van een rekenkundige bewerking kunnen worden omgezet in euro's door die rekenkundige bewerking uit te voeren met behulp van in euro's omgerekende basisbedragen. Voor de loonbelastingtabellen betekent dit dat deze kunnen worden berekend met inachtneming van de met toepassing van het eerste lid in euro's omgerekende bedragen van het schijventarief, de kostenaftrekken en de belastingvrije sommen. De geautomatiseerde loonadministraties kunnen bij uitbetaling van loon in euro's de loonbelastingbedragen dan rechtstreeks berekenen in euro's aan de hand van in euro's gestelde rekenvoorschriften.

De redactie van de delegatiebepaling biedt ook de ruimte om in andere situaties waarin dit nodig wordt geacht van de regel van artikel 5, eerste lid, af te wijken. Gedacht kan hierbij worden aan bedragen waartussen een vaste verhouding bestaat of bedragen die door een rekenkundige bewerking tot stand komen. Voorbeelden van laatstbedoelde bedragen zijn de bedragen aan belasting over de voorgaande schijven in het schijventarief van de loon- en inkomstenbelasting en het schijventarief van het successierecht.

Artikel 6

De belastingdienst zal de saldi van belastingaanslagen en beschikkingen die betrekking hebben op de overgangsperiode en in guldens luiden ook in euro's vermelden. Daarnaast zal de belastingdienst de relevante bedragen van de belastingaanslagen en de beschikkingen die zijn gedagtekend na 31 december 2001 – die derhalve in euro's luiden – in guldens vermelden indien de aanslagen en beschikkingen betrekking hebben op de jaren vóór 2002 en ter zake van de aanslagen aangifte is gedaan in guldens. Artikel 6 bepaalt voor alle zekerheid dat de vermelding van het bedrag in guldens of in euro's de rechtsgeldigheid van de belastingaanslag of de beschikking niet aantast.

HOOFDSTUK V WIJZIGING VAN ENKELE BELASTINGWETTEN C.A.

Artikel 7

Ter uitwerking van artikel 22g van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn in de artikelen 55 en 56 van het Douanebesluit onder meer afrondingsregels opgenomen voor bedragen welke luiden in guldens. Communautair wordt met ingang van 1 januari 1999 bepaald dat wanneer in een rechtsinstrument wordt verwezen naar de nationale munteenheid, deze verwijzing geldig is als ware het een verwijzing naar de euro-eenheid overeenkomstig de omrekeningskoersen. Indien na deze datum in voorkomend geval de in de artikelen 55 en 56 bedoelde guldensbedragen worden uitgedrukt in euro's, zou het efficiencyvoordeel dat met de in die bepalingen vervatte afrondingsregels is beoogd niet worden bereikt. Daarom wordt in artikel 22g van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de toepassing van deze regels thans uitdrukkelijk beperkt tot de gevallen waarin de aldaar bedoelde bedragen luiden in Nederlandse guldens.

De aanpassing van artikel 22h van de Algemene wet inzake rijksbelastingen sluit aan bij het uitgangspunt van deze wet dat met betrekking tot de overgangsperiode de berekening van de rechten bij invoer kan geschieden in guldens dan wel in euro's. Ingevolge artikel 22i van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is dit van overeenkomstige toepassing op de rechten bij uitvoer.

Voor de toelichting op de wijziging van artikel 30f, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt verwezen naar de toelichting op artikel 10 tot en met artikel 12.

Artikel 8

Het huidige artikel 8, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 bepaalt dat, indien de gegevens voor het bepalen van de vergoeding zijn uitgedrukt in een andere munteenheid dan die van Nederland, de wisselkoers wordt vastgesteld overeenkomstig de laatst genoteerde verkoopkoers op het tijdstip waarop de belasting verschuldigd wordt. Zonder nadere voorziening zou deze bepaling ook gelden indien de bedoelde gegevens zijn uitgedrukt in één van de valuta's van de andere lid-staten die deelnemen aan de derde fase van de EMU. Omdat omrekening van een nationale valuta naar een andere nationale valuta binnen de EMU altijd geschiedt via de euro (artikel 4, vierde lid, verordening nr. 1103/97 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 juni 1997 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro (PbEG L 162), wordt in het nieuwe artikel 8, zesde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 bepaald dat alleen indien de gegevens zijn uitgedrukt in een andere munteenheid dan die van Nederland of één van de andere lid-staten die deelnemen aan de derde fase van de EMU, de wisselkoers wordt vastgesteld overeenkomstig de laatst genoteerde verkoopkoers op het tijdstip dat de belasting verschuldigd wordt. Zijn de gegevens uitgedrukt in een van de valuta's van één van de andere deelnemende lid-staten, dan geschiedt de omrekening via de euro. De wisselkoersen van de nationale valuta's van de lid-staten die deelnemen aan de derde fase van de EMU ten opzichte van de euro worden op 1 januari 1999 onherroepelijk vastgesteld. Na de invoering van de euro bestaan er dus vaste omrekeningskoersen tussen de nationale valuta's van de deelnemende lid-staten.

Artikel 9

De aanpassing van artikel 20 van de Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van enkele EEG-heffingen, de omzetbelasting en de accijnzen sluit aan bij het uitgangspunt van deze wet dat met betrekking tot de overgangsperiode de invordering kan geschieden in guldens dan wel in euro's.

Artikel 10 tot en met artikel 12

Op de aanvangsdatum van de derde fase van de EMU (1 januari 1999) vervalt het monetaire beleidsinstrumentarium van DNB. Daarmee vervallen de vaste voorschotrente en het promessedisconto van DNB.

In artikel 30f, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 29 van de Invorderingswet 1990 wordt verwezen naar het promessedisconto van DNB. Het percentage van de heffingsrente (artikel 30f, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) alsmede het percentage van de invorderingsrente (artikel 29 van de Invorderingswet 1990) in een kalenderkwartaal is gelijk aan het op de eerste werkdag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan dat kwartaal gegolden hebbende promessedisconto van DNB, dan wel, indien dit lager is, het naar de gemiddelde koers van die dag door de minister van Financiën berekende, ongewogen gemiddelde effectieve rendement van de laatste drie uitgegeven, op de effectenbeurs te Amsterdam genoteerde staatsleningen waarbij dit effectieve rendement naar beneden wordt afgerond op een vijfvoud van honderdstenprocenten en vervolgens wordt verminderd met 0,5 procentpunt.

In artikel 60, tweede lid, van de Wet op de accijns en artikel 17, zevende lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 wordt verwezen naar de voorschotrente van DNB. Ingeval de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats zekerheid stelt in geld voor de accijns die hij verschuldigd is of kan worden in Nederland dan wel in een andere lid-staat wordt daarover een rente vergoed die gelijk is aan de voorschotrente van DNB (artikel 60, tweede lid, van de Wet op de accijns). Ingeval degene die is toegestaan de belasting van personenauto's en motorrijwielen per tijdvak te voldoen zekerheid stelt in geld wordt daarover eveneens een rente vergoed die gelijk is aan de voorschotrente van DNB (artikel 17, zevende lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992).

Met ingang van 1 januari 1999 zal worden gewerkt met het monetaire beleidsinstrumentarium van de Europese Centrale Bank (ECB) in plaats van met het monetaire beleidsinstrumentarium van DNB. De ECB zal echter geen equivalenten hanteren van de huidige vaste voorschotrente en het huidige promessedisconto van DNB. De meest voor de hand liggende vervanger van zowel de vaste voorschotrente als het promessedisconto van DNB is de depositorente van de ECB omdat naar verwachting de hoogte van de depositorente weinig zal afwijken van de vaste voorschotrente en het promessedisconto. De depositorente zal zijn verbonden aan de depositofaciliteit van de ECB. Die voorziening biedt banken de gelegenheid onbeperkt deposito's aan te houden bij de ECB tegen een tarief dat ligt onder de marktrente van dagelijks opvraagbare tegoeden. Voorgesteld wordt nu in artikel 30f, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 29 van de Invorderingswet 1990 het promessedisconto van DNB te vervangen door de depositorente van de ECB (artikel 7, onderdeel C, en artikel 10) en in artikel 60, tweede lid, van de Wet op de accijns en artikel 17, zevende lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 de voorschotrente van DNB te vervangen door de depositorente van de ECB (artikel 11 en artikel 12, onderdeel 1). Tevens wordt voorgesteld aan artikel 17 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 een achtste lid toe te voegen waarin is bepaald dat het over een kalendermaand te vergoeden rentebedrag wordt berekend naar de rente die geldt bij de aanvang van die maand. Deze bepaling – die thans abusievelijk ontbreekt – is gelijk aan de bepaling van artikel 60, derde lid, van de Wet op de accijns (artikel 12, onderdeel 2).

Artikel 13 en artikel 14

Artikel 25a, tweede en derde lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, alsmede artikel 10, zesde lid, en artikel 14, vierde lid, tweede volzin, van de Wet belasting zware motorrijtuigen geven de mogelijkheid de tarieven voor vrachtauto's in beide genoemde wetten alsmede de korting op teruggaaf van belasting zware motorrijtuigen voor administratiekosten jaarlijks bij ministeriële regeling aan te passen aan wijzigingen in de ecu-koers. Nu met ingang van 1 januari 1999 in Europese regelgeving de ecu plaats zal maken voor de euro met een vaste wisselkoers ten opzichte van de gulden, kunnen beide bepalingen vervallen.

HOOFDSTUK VI OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 15

De wisselkoersen van de nationale munteenheden van de lid-staten die deelnemen aan de derde fase van de EMU ten opzichte van de euro worden op 1 januari 1999 onherroepelijk vastgesteld. Na de invoering van de euro bestaan er dus vaste omrekeningskoersen tussen de nationale munteenheden van de deelnemende lid-staten. Tussen die munteenheden bestaat geen valutarisico meer. Alle bestaande valutakoersverschillen tussen deze munteenheden worden daarmee definitief.

Artikel 15 ziet op niet-gerealiseerde valutawinsten ter zake van vorderingen en schulden die nominaal in de geldeenheid van een deelnemende lid-staat luiden. Van een dergelijke niet-gerealiseerde valutawinst is sprake als de koers van de geldeenheid van een deelnemende lid-staat ten opzichte van de gulden na het verkrijgen van de vordering is gestegen of na het aangaan van de schuld is gedaald, terwijl op grond van goed koopmansgebruik bij het bepalen van de winst nog geen rekening behoefde te worden gehouden met de winst uit hoofde van die koerswijziging. Dit laatste zal in het algemeen het geval zijn bij valutawinsten op vorderingen of schulden met een langlopend karakter. De niet-gerealiseerde valutawinst op een vordering of schuld die luidt in de geldeenheid van een deelnemende lid-staat wordt bij de invoering van de euro definitief. Zonder nadere maatregelen zou deze valutawinst tot uitdrukking komen in de fiscale winst over het laatste jaar voor invoering van de euro. Bij het opmaken van de balans ultimo 1998 zijn immers de omrekeningskoersen bekend. Het voorgestelde artikel 15 staat toe dat dergelijke valutawinsten pas in de fiscale winst tot uiting komen op het moment waarop en naar de mate waarin ter zake van de vorderingen aflossingen worden ontvangen, respectievelijk ter zake van schulden aflossingen worden betaald. Voor de toepassing van artikel 15 worden met aflossingen gelijkgesteld andere handelingen waardoor de schuldvordering onderscheidenlijk de schuld afneemt of verdwijnt als vermogensbestanddeel uit het vermogen van de onderneming (artikel 15, derde lid).

De regeling geldt ook voor valutawinsten ter zake van vorderingen of schulden die zijn toe te rekenen aan vaste inrichtingen in het buitenland. Het gaat dan zowel om de bepaling van de generale winst als om de bepaling van de vrij te stellen vaste inrichtingswinst.

Artikel 16

In artikel 16 is een delegatiebepaling opgenomen voor de tarieven motorrijtuigenbelasting voor vrachtauto's per tijdvak van drie maanden (artikel 25a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994) voor het geval deze door koerswijzigingen zouden leiden tot tarieven die lager zijn dan de tegenwaarde in guldens van de minimumjaartarieven, genoemd in de richtlijn 93/89/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 oktober 1993 (PbEG L 279) betreffende de toepassing door de lid-staten van de belastingen op sommige voor het goederenvervoer over de weg gebruikte voertuigen en van de voor het gebruik van sommige infrastructuurvoorzieningen geheven tolgelden en gebruiksrechten. Tot dusverre bestond de mogelijkheid voor een dergelijke aanpassing per 1 januari van ieder jaar, waarbij werd uitgegaan van de ecu-koers op de eerste werkdag van oktober daaraan voorafgaand. Deze structurele voorziening is na 1 januari 1999 niet langer nodig. Omdat evenwel de minimumtarieven in de richtlijn pas met ingang van 1 januari 1999 ten opzichte van de gulden vaststaan is in de onderhavige delegatiebevoegdheid voorzien, waarvan maximaal één keer gebruik zal behoeven te worden gemaakt.

Artikel 17

In artikel 17 is een delegatiebepaling opgenomen voor de tarieven belasting zware motorrijtuigen (artikel 10 van de Wet belasting zware motorrijtuigen) en de korting op de teruggaaf in verband met administratiekosten (artikel 14 van de Wet belasting zware motorrijtuigen). Afhankelijk van het overleg met de landen die zijn aangesloten bij het verdrag van 9 februari 1994 inzake de heffing van rechten voor het gebruik van bepaalde wegen door zware vrachtwagens (Trb. 1994, 69) zal worden bepaald of de tarieven voor het eurovignet reeds voor het jaar 1999 zullen worden aangepast aan de hoogte van de koers van de euro of dat voor dat jaar daaraan voorafgaand eerst nog één maal gewerkt zal worden met de bestaande verdragsregeling, waarbij de ecu-koers van de eerste werkdag van oktober 1998 maatgevend zou zijn voor de tarieven in 1999. De formulering van dit lid is zodanig gekozen dat beide opties mogelijk zijn.

Artikel 18

Op grond van artikel 7, onderdeel C, en artikel 10 wordt in artikel 30f, vijfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen respectievelijk artikel 29 van de Invorderingswet 1990 het promessedisconto van DNB vervangen door de depositorente van de ECB. Op grond van artikel 11 en artikel 12, onderdeel 1, wordt in artikel 60, tweede lid, van de Wet op de accijns respectievelijk artikel 17, zevende lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 de voorschotrente van DNB vervangen door de depositorente van de ECB. Verwezen zij naar de toelichting op artikel 10 tot en met artikel 12. De depositorente van de ECB zal voor het eerst worden vastgesteld op 4 januari 1999. Naar verwachting zal de op 4 januari 1999 geldende depositorente dicht in de buurt liggen van de vaste voorschotrente en het promessedisconto van DNB die eind 1998 gelden. Met het oog op een vlekkeloze invoering van de euro is evenwel in artikel 18, eerste tot en met vierde lid, een overgangsregeling opgenomen. Deze regeling bewerkstelligt dat de depositorente gedurende de overgangsperiode (1999 tot en met 2001) wordt verlaagd of verhoogd met een bij ministeriële regeling vastgesteld aantal procentpunten indien de op 4 januari 1999 geldende depositorente hoger respectievelijk lager is dan het op 31 december 1998 geldende promessedisconto respectievelijk de op 31 december 1998 geldende vaste voorschotrente. Het percentage van de depositorente kan daarbij nooit lager dan 0 worden. Het bij ministeriële regeling vast te stellen aantal procentpunten is gelijk aan het verschil in percentage tussen de op 4 januari 1999 geldende depositorente en het op 31 december 1998 geldende promessedisconto respectievelijk de op 31 december 1998 geldende vaste voorschotrente. De overgangsperiode biedt de gelegenheid te beoordelen of de depositorente na afloop van de overgangsperiode structureel kan worden gebezigd als vervanger van het promessedisconto en de vaste voorschotrente.

Het over een kalendermaand te vergoeden rentebedrag aan de vergunninghouder van een accijnsgoederenplaats en aan degene die is toegestaan de belasting van personenauto's en motorrijwielen per tijdvak te voldoen indien zij zekerheid hebben gesteld in geld, wordt berekend naar de rente die geldt bij de aanvang van die maand (artikel 60, derde lid, van de Wet op de accijns en artikel 17, achtste lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992). Aangezien de ECB pas op 4 januari 1999 voor het eerst de depositorente zal vaststellen en niet zeker is dat dat geschiedt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 1999 bepaalt artikel 18, vijfde lid, dat het over januari 1999 te vergoeden rentebedrag wordt berekend naar de rente die geldt op 4 januari 1999.

Artikel 19

Het onderhavige wetsvoorstel beoogt te regelen de overgang op de heffing en de invordering van rijksbelastingen in euro's. Aangezien het bij de invoering van de euro om een (zeer) dynamisch proces gaat, is het wenselijk de regelgeving snel te kunnen aanpassen. Daartoe is in artikel 19 een delegatiebepaling opgenomen. In beginsel wordt ervan uitgegaan dat het in deze wet geschapen kader voldoende zal zijn. Het valt echter niet uit te sluiten dat het kader op enig moment aanpassing behoeft als gevolg van niet voorziene omstandigheden.

Artikel 20

Het wetsvoorstel treedt in werking met ingang van 1 januari 1999, de datum waarop de euro wordt ingevoerd. De artikelen 7, onderdeel C, en 10 treden op 1 april 1999 in werking. Het percentage van de heffings- en invorderingsrente is gedurende het eerste kwartaal van 1999 nog gekoppeld aan het promessedisconto van DNB dat geldt op 2 november 1998 (de eerste werkdag van de tweede kalendermaand voorafgaande aan dat kwartaal) en zal met ingang van het tweede kwartaal van 1999 zijn gekoppeld aan de depositorente van de ECB. Artikel 15 treedt op 31 december 1998 in werking. Daarmee wordt bereikt dat het voor de toepassing van artikel 15 niet relevant is of wordt geoordeeld dat het tijdstip waarop de omrekeningskoersen van de valuta's van de deelnemende lid-staten aan de derde fase van de EMU ten opzichte van de euro vaststaan 31 december 1998 dan wel 1 januari 1999 is.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven